Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Concept Rapport Domein (Zorg voor) <strong>Wonen</strong> – februari 2011<br />
wenken afgeschaft als subsidievoorwaarde. In 1992 trad het Bouwbesluit in werking,<br />
waarin alleen minimale eisen werden gesteld aan de ruimte in de woning en de indeling<br />
ervan vrijwel volledig werd vrijgelaten. Aan de voorzieningen in de woning, zoals sanitair,<br />
isolatie, binnenklimaat en later ook toegankelijkheid en duurzaamheid, werden wel hoge<br />
eisen gesteld. Hiermee werd de kwaliteit van een groot deel van de nieuwbouw niet<br />
langer volledig door de overheid gestuurd, maar binnen door de overheid gestelde<br />
randvoorwaarden door de markt bepaald. [SCP, 1998: 529A531]<br />
Niet alleen de woningkwaliteit werd gedifferentieerder, ook de woningen zelf. De<br />
voorkeur voor een eengezinswoning bleef onveranderd groot, ondanks een daling van het<br />
aantal gezinnen met kinderen. De woningvoorkeuren van paren zonder kinderen zijn<br />
namelijk steeds meer gaan lijken op die van gezinnen met kinderen. [SCP, 1998: 506A<br />
507] Qua uiterlijk en indeling van woningen ontstond steeds meer differentiatie, mede<br />
als gevolg van het particulier opdrachtgeverschap, hoewel het aantal woningen dat op<br />
deze manier tot stand kwam vooralsnog beperkt bleef. Wel sprak de overheid in 2002 het<br />
voornemen uit om het aantal in particulier opdrachtgeverschap gebouwde woningen op<br />
termijn te vergroten tot eenderde van de nieuw te bouwen woningen, hoewel dat in de<br />
praktijk nog niet werd gehaald. [Beleidsnota VROM, 2000: 88]<br />
Naast de eengezinswoningen en de appartementen in flatgebouwen deden ook nieuwe<br />
soorten woningen hun intrede. Zo kregen steeds vaker oude monumentale panden, zoals<br />
kerken, pakhuizen, watertorens, ziekenhuizen en loodsen, een nieuwe bestemming<br />
doordat er appartementen in werden gebouwd. Daarnaast kwamen er steeds meer<br />
woningen specifiek voor ouderen en jongeren.<br />
Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig was het overheidsbeleid er op gericht ouderen<br />
zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Doordat de bevolking tegelijkertijd<br />
vergrijsde, groeide de behoefte aan ouderenwoningen sterk. Het aantal ouderenwoningen<br />
steeg tussen 1990 en 2002 van 175.000 naar bijna een half miljoen. [Kullberg en Ras,<br />
2004: 19A21] In toenemende mate werden daarbij ook diensten en zorg geleverd, zoals<br />
thuisverpleging. Daarnaast ontstonden nieuwe voorzieningen als woonzorgcomplexen.<br />
Door de verbeterde voorzieningen gingen ouderen steeds vaker pas naar een<br />
verzorgingsA of verpleeghuis, wanneer zij daadwerkelijk niet meer voor zichzelf konden<br />
zorgen. Het aantal bewoners van verzorgingshuizen dat, met uitzondering van enige<br />
huishoudelijke verzorging, niet hulpbehoevend was, daalde tussen 1975 en 2001 dan ook<br />
van circa zestig tot iets meer dan twintig procent. [SCP 1998: 312A314; CBS]<br />
Aanpassingen aan de woning konden (deels) vergoed worden via de Wet Voorzieningen<br />
Gehandicapten (WVG), die in 1994 van kracht werd. Vooral in huurwoningen werden<br />
grote of kleine voorzieningen aangebracht, zoals aangepaste drempels, beugels,<br />
verbrede deuren, trapliften of hellingbanen. Hierdoor was in 2004 al ruim 10% van alle<br />
woningen geschikt gemaakt voor mensen met een handicap of lichamelijke beperkingen.<br />
[Kullberg en Ras, 2004: 18]<br />
Daarnaast deed de levensloopbestendige woning zijn intrede. Onder deze<br />
overkoepelende term vallen allerlei typen woningen, die als kenmerk hebben dat ze<br />
geschikt zijn of eenvoudig geschikt gemaakt kunnen worden voor bewoning tot op hoge<br />
leeftijd, ook in geval de bewoners fysiek gehandicapt of chronisch ziek worden. Dit geldt<br />
bijvoorbeeld voor de zogenaamde nultredenwoning, waarbij keuken, sanitair, woonkamer<br />
en tenminste één slaapkamer zich op dezelfde woonlaag bevinden. Hierbij gaat het niet<br />
alleen om galerijflats: bijna de helft van de ruim één miljoen nultredenwoningen bestaat<br />
uit eengezinswoningen (eventueel met aanbouw), bungalows, villa’s, boerderijen en<br />
tuindershuizen. [Kullberg en Ras, 2004: 9]. Andere levensloopbestendige woningen zijn<br />
bijvoorbeeld rolstoelwoningen, die niet speciaal voor rolstoelgebruikers worden gebouwd<br />
maar door brede deuropeningen en het ontbreken van drempels daar wel geschikt voor<br />
zijn, en zogenaamde kangoeroewoningen, waarbij twee zelfstandige wooneenheden door<br />
middel van een inpandige verbinding aan elkaar gekoppeld zijn, zodat ouderen of<br />
mensen met een handicap zelfstandig kunnen blijven wonen dankzij de mantelzorg die<br />
door de familie vanuit de andere woning wordt verleend.<br />
9