Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Concept Rapport Domein (Zorg voor) <strong>Wonen</strong> – februari 2011<br />
wel effect gehad. Het is echter niet mogelijk gebleken om echt in te grijpen in de<br />
voorkeur van velen voor een meer landelijk woonmilieu. Bijna de helft van de<br />
woningbouw in die periode heeft in de kleinere gemeenten plaatsgevonden. [SCP, 1998:<br />
527A528]<br />
Waar het Rijk zelf sterk heeft gestuurd zijn de uitkomsten niet onbetwist gunstig. De<br />
rekenmodellen bij het afsluiten van de convenanten voor VinexAwijken gingen uit van 33<br />
woningen per hectare, met maximaal 30% sociale woningbouw. In de praktijk werd 80%<br />
van de woningen als eengezinskoopwoning gerealiseerd. Dichte bebouwing, kleine tuinen<br />
en weinig parkeerplaatsen waren het gevolg van de al krappe planning én een groot<br />
aandeel eengezinswoningen, terwijl de voorgespiegelde voorzieningen voor openbaar<br />
vervoer slechts in beperkte mate gerealiseerd werden. [Heijmans, 2010]<br />
Ook de mogelijkheden om de intenties van de Vinex te bewaken bleken beperkt. De<br />
rijksoverheid heeft het toezicht gelegd bij provincies en gemeenten wat niet altijd het<br />
beoogde resultaat had. De rode contouren voor woningbouw zijn overschreden. Grenzen<br />
tussen stad en platteland zijn vervaagd; landschappelijk wonen tastte, bijvoorbeeld in de<br />
vorm van 'witte schimmel' de aantrekkelijkheid van het landschap aan. [SCP, 2004: 523<br />
A 525]<br />
Begin jaren nul verschenen twee nieuwe rijksnota's. De Nota Mensen, Wensen, <strong>Wonen</strong><br />
(2000), gaf een visie op het wonen in de 21 e eeuw. Na alle inspanningen gericht op<br />
decentralisatie van beleid naar gemeenten en verzelfstandiging van woningcorporaties,<br />
eind jaren tachtig en jaren negentig, zou nu de burger centraal komen te staan, om deze<br />
kwaliteit en keuzevrijheid te bieden. Het Rijk zag zichzelf als betrokken partner van de<br />
lokale en regionale uitvoerders, vanuit zijn specifieke deskundigheid en visie en zijn<br />
positie als wetA en regelgever. Een bijzonder aandachtspunt was het verbeteren van<br />
stedelijke woonkwaliteit, onder andere door potentiële vertrekkers een alternatief in de<br />
eigen wijk te bieden. Om een en ander te realiseren zouden in de periode 2000 A 2010<br />
ondermeer 225.000 woningen worden gesloopt om ruimte te maken voor verbetering en<br />
150.000 kleine woningen worden samengevoegd tot 75.000 grote. [Nota <strong>Wonen</strong> 2000]<br />
In de periode 1999A2001 werd de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening voorbereid. Deze<br />
nota is nooit formeel vastgesteld. In de concepten werd veel aandacht gegeven aan<br />
contouren rondom (nu alle) steden en dorpen, waarbinnen bebouwing mocht<br />
plaatsvinden en aan de ontwikkeling van stedelijke netwerken, waarin A gestimuleerd<br />
met rijkssubsidie A samenwerkende gemeenten afspraken zouden maken over de locatie<br />
van grote nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen en recreatiegebieden. De taak van de<br />
provincies op het gebied van planvorming zou worden versterkt. De rijksoverheid zelf<br />
wees geen nieuwe woningbouwlocaties aan, maar noemde wel een aantal 'richtingen': in<br />
de Bollenstreek, op het terrein van het vliegkamp Valkenburg, en aan de randen van het<br />
Groene Hart.<br />
In plaats van de Vijfde Nota werd in 2004 de Nota Ruimte gepresenteerd. Hierin stelde<br />
het Rijk de verantwoordelijkheid voor gebiedsontwikkeling en woningbouwprojecten weer<br />
uitdrukkelijk bij gemeenten en provincies te zullen leggen, waarbij het rijk een<br />
stimulerende en controlerende rol zou uitoefenen. Deze nota is in 2006 van kracht<br />
geworden.<br />
Een van de punten waar in de Nota Ruimte aandacht aan werd geschonken was het<br />
kleine kernenbeleid. In de jaren zeventig, tachtig en negentig was de aandacht van het<br />
rijk en de provincies vooral gericht geweest op versterking van woonfunctie in steden of<br />
stedelijke agglomeraties; bouwen in landelijk gebied werd zo veel mogelijk beperkt. Dit<br />
had – in combinatie met sociale, economische en bestuurlijke ontwikkelingen<br />
(herindeling) A er toe geleid dat het draagvlak voor allerlei voorzieningen in kleine kernen<br />
als scholen, winkels, postagentschappen, openbaar vervoer, etcetera sterk was<br />
afgenomen. [Mak 1996]<br />
In de Nota Ruimte werd geconstateerd dat het economisch draagvlak en de vitaliteit van<br />
de landelijke gebieden onder druk stonden. Een oplossing daarvoor zou zijn om op<br />
grotere schaal woningbouw in kleine kernen toe te staan, ten hoogste op het niveau van<br />
de natuurlijke bevolkingsgroei en voor regionale en lokale bedrijvigheid. Om ‘verstening’<br />
van het platteland tegen te gaan dienden daarbij de uitgangspunten van het<br />
27