Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Wonen - Nationaal Archief
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Concept Rapport Domein (Zorg voor) <strong>Wonen</strong> – februari 2011<br />
In de woningbehoefte van jongeren werd deels voorzien door de bouw van woningen<br />
voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens. In 1975 lanceerde staatssecretaris<br />
Marcel van Dam de Nota ‘Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens’,<br />
waarin het voornemen werd geuit om landelijk 110.000 HATAeenheden te bouwen.<br />
Hiervoor werd een subsidieregeling voor woningcorporaties getroffen, waarmee tot 1985<br />
ongeveer 77.000 HATAeenheden, ook wel Van DamAeenheden genoemd, zijn gebouwd.<br />
Ook in de studentenhuisvesting veranderde veel. Tot in de jaren zestig woonden de<br />
meeste studenten thuis of bij een hospita. Doordat de universiteiten sterk groeiden,<br />
groeide ook de behoefte aan studentenhuisvesting. Woningcorporaties hadden hier lange<br />
tijd echter weinig aandacht voor, waarop studentenorganisaties en universiteitsbesturen<br />
de handen ineen sloegen. Met financiële steun van het ministerie van Onderwijs werden<br />
via stichtingen voor studentenhuisvesting grote aantallen studentenwoningen ontwikkeld.<br />
De koppeling tussen universiteiten en de verantwoordelijkheid voor studentenhuisvesting<br />
kwam vanaf eind jaren zeventig ter discussie te staan, waarna deze in 1986 overging<br />
naar het ministerie van VROM. De stichtingen voor studentenhuisvesting gingen<br />
vervolgens in de jaren negentig, al dan niet na een fusie, als zelfstandige<br />
woningcorporaties fungeren. [Stichting DUWO, 2010: 10A14; Rabobank, 2006: 13]<br />
Sinds de jaren negentig is, onder andere door de opkomst van grote hogescholen, het<br />
aantal studentensteden sterk uitgebreid. In plaatsen waar geen bijzondere voorzieningen<br />
voor studentenhuisvesting waren, zijn sommige ‘reguliere’ woningcorporaties een actieve<br />
rol gaan spelen als aanbieder van kamers en woningen. [Interview Wilke]<br />
Ondanks alle inspanningen bleef in de meeste steden wel kamernood bestaan. Oorzaken<br />
hiervoor waren onder meer de groei van het aantal studenten, het achterblijven van<br />
(sociale) woningbouwprogramma’s, een gebrek aan doorstroming van afgestudeerden<br />
naar de reguliere woningmarkt, afname van de woningmarkt door herstructurering van<br />
de (binnen)steden en de afname van de particuliere woningmarkt. In 2003 was de acute<br />
nood zelfs zo hoog, dat studentenwoningcorporaties en gemeenten overgingen tot het<br />
inrichten van onder meer slooppanden, zeecontainers, verlaten asielzoekerscentra en<br />
ziekenhuizen als studentenverblijf. [Rabobank, 2006: 7, 14] Aan de andere kant richten<br />
studentenwoningcorporaties zich steeds meer op het realiseren van zelfstandige<br />
woonruimte voor studenten. Deze zijn vaker dan vroeger geïnteresseerd in een<br />
zelfstandige woning en als ze voor onzelfstandige woonruimte kiezen, willen ze liefst in<br />
een kleinere groep wonen dan vroeger het geval was. [Rabobank, 2006: 9, 31; Laagland,<br />
2010: 29A34]<br />
Bij woningbehoefte wordt in de eerste plaats gekeken naar huishoudens. Niet iedereen<br />
wilde echter als 'eigen huishouden’ wonen. Na het uit de mode raken van communes<br />
ontstond sinds 1969 een beweging om te komen tot faciliteiten voor gezamenlijk wonen.<br />
In 1977 werd in Hilversum het eerste project gerealiseerd. Sindsdien is het aantal<br />
woonprojecten gestaag gegroeid; tot 2005 waren dat er naar schatting tussen de 75 en<br />
100. Daarbij was sprake van grote diversiteit, zowel voor wat betreft volume (projecten<br />
van drie huishoudens tot 160), de mate van gezamenlijkheid en de striktheid van de<br />
toegangsregelingen. [website lvcw]<br />
Er waren ook vormen van wonen waarbij niet zo zeer uit sociale maar uit ecologische<br />
overwegingen werd samengewerkt. In de jaren negentig en nul ontstonden ecologische<br />
projecten en wijken, waar duurzaam bouwen en wonen in de praktijk werd gebracht. In<br />
het algemeen ging het om zelfstandige woningen, maar veelal met gemeenschappelijke<br />
voorzieningen als tuinen en groen. [website Omslag]<br />
Een andere alternatieve vorm was wonen op het water, in een woonboot. Oorspronkelijk<br />
werd dit gerekend onder de sociaal minder wenselijke keuzen. De Wet woonwagens en<br />
woonschepen uit 1918 werd voorbereid door een staatscommissie onder leiding van J.<br />
Domela Nieuwenhuis, en was in wezen bedoeld als een aanvulling op het Wetboek van<br />
Strafrecht ter bestrijding van landloperij en bedelarij. Deze wet is pas in 1999 vervangen<br />
10