15.11.2012 Views

Het grote magazine van kleine Weller sprookjes

Het grote magazine van kleine Weller sprookjes

Het grote magazine van kleine Weller sprookjes

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De mensen in het dorp zeiden dat ze niet meer<br />

had gesproken sinds haar vader was omgekomen<br />

bij de ramp <strong>van</strong> 1911. “Vanavond neem ik een<br />

cadeau voor je mee,” had hij nog gezegd. Toen<br />

was hij vertrokken.<br />

De meeste slachtoffers werden nooit gevonden.<br />

Zij lagen nog steeds diep onder de grond, ergens<br />

in één <strong>van</strong> de ingestorte gangen. Voor eeuwig<br />

mijnwerkers.<br />

Met haar moeder en de andere dorpelingen had<br />

ze dagenlang vergeefs gewacht, gehoopt en<br />

gebeden. Toen het zoeken werd gestaakt, was zij<br />

naar de slaapkamer <strong>van</strong> haar ouders gegaan en<br />

had zij het zondagse hemd <strong>van</strong> haar vader uit de<br />

kast gepakt. Haar moeder vond haar op de rand<br />

<strong>van</strong> het bed, haar handen vastgeklemd aan het<br />

kledingstuk, starend naar iets dat er niet meer<br />

was en ook nooit meer zou komen.<br />

De weduwe had het café in het hart <strong>van</strong> Brunssum<br />

voortgezet en Élise hielp haar. Ze was mooi<br />

geworden. Haar ogen waren groot, groen en<br />

weemoedig en haar blonde haren hingen dik en<br />

weelderig tot op haar schouders. Veel mijnwerkers<br />

bewonderden haar schoonheid, maar ze was<br />

ongenaakbaar. Zonder iets te zeggen, zette zij<br />

het bier op hun tafeltjes.<br />

Op een lentedag in 1923 zou hij voor het eerst<br />

afdalen. Hij stond in de rij voor de schacht te<br />

wachten tot het zijn beurt was om in de lift te<br />

stappen. Bleek stak zijn gezicht af tegen het<br />

gitzwarte haar. Een oude koempel die naast hem<br />

stond, legde zijn hand op zijn schouder.<br />

“Maak je niet druk, jongen. Er gebeurt je niks.<br />

Binnen een paar dagen ben je eraan gewend.”<br />

Enrico keek hem aan: “De Hades,” zei hij zacht.<br />

Lei keek hem niet begrijpend aan. De jonge man<br />

verduidelijkte zichzelf. “De hel, de onderwereld.”<br />

Lei zuchtte en keek naar de grond. “Jij bent toch<br />

de oudste <strong>van</strong> Carlo?”<br />

“Klopt.”<br />

“Dan kan ik me voorstellen dat je bang bent,<br />

maar dat hoeft niet. Dat soort rampen gebeurt<br />

maar één keer.”<br />

Enrico keek naar de lucht. Hij wou dat hij op een<br />

<strong>van</strong> de voorbij drijvende stapelwolken kon stappen<br />

om weg te vliegen. Toen kwam de lift boven en<br />

de rij in beweging. Zwijgend en opeengepakt<br />

daalden de mannen af in het duister.<br />

Lei wees naar een plek aan het einde <strong>van</strong> een<br />

doodlopende gang. Om daar te komen, moesten<br />

ze een stuk kruipen. Toen ze er waren, begonnen<br />

ze de wand met hun houwelen te bewerken.<br />

<strong>Het</strong> werk was zwaar, zwaarder dan Enrico had<br />

verwacht. Al na een half uur vervloekte hij zwart,<br />

zwetend en zwijgend de dag dat hij <strong>van</strong> school<br />

was gegaan om de kost te verdienen. En hij<br />

dacht aan Élise, <strong>van</strong> wie hij hield, maar die hij<br />

nooit zou krijgen. Zijn woede stopte hij in zijn<br />

slagen, die harder en harder werden. Precies op<br />

het moment dat hij wilde stoppen om de berg<br />

steenkool aan zijn voeten af te voeren, begaf de<br />

wand het. Enrico dook ineen, een schreeuw<br />

smorend in zijn armen. Stenen, lichte en zware,<br />

vielen op zijn rug en benen. Vervolgens daalde<br />

een wolk gruis en stof op hem neer.<br />

Opeens werd het stil. “Lei,” riep hij, “Lei!” maar<br />

er kwam geen reactie. Hij probeerde overeind te<br />

komen, maar het lukte niet. Zijn benen zaten<br />

klem. Pijn had hij niet. Hij kon zijn tenen nog<br />

bewegen. Er was dus niets gebroken. De stukken<br />

steen moesten zo zijn gevallen dat hij vast was<br />

komen te zitten. En in zijn positie – hij lag op<br />

zijn buik – kon hij er niet bij. “Lei!” schreeuwde<br />

hij weer, maar opnieuw was er geen teken <strong>van</strong><br />

leven. Waar was hij nou? Zou hij ook bedolven<br />

zijn? Of had hij op tijd weg kunnen komen? Hij<br />

probeerde om zich heen te kijken. In het schaarse<br />

licht <strong>van</strong> zijn lamp zag hij niets anders dan<br />

opgestapeld puin. Geen gaten, geen openingen.<br />

Alleen achter hem misschien, maar dat kon hij<br />

niet zien. Een paniekgolf overspoelde hem. Hij<br />

deed weer een wanhopige poging los te komen,<br />

maar het was vergeefs. Hij liet zijn hoofd weer op<br />

zijn armen zakken. Allerlei gedachten spookten<br />

door hem heen. Hij maakte zichzelf verwijten.<br />

Hij had nooit <strong>van</strong> school moeten gaan. Waarom<br />

was hij niet bij een boer gaan werken, zoals zijn<br />

moeder hem had gesmeekt? Lekker buiten,<br />

bedauwde kersen plukken, regendruppels en<br />

zonnestralen op zijn gezicht en veel frisse lucht.<br />

Bidden, dacht hij plotseling, ik moet bidden.<br />

“Santa Barbara, red mij, help mij, alstublieft,<br />

haal me hieruit,” prevelde hij.<br />

Plotseling hoorde hij achter zich een soort<br />

geschuifel. Zijn hart maakte een sprong. “Rustig<br />

maar,” zei iemand. “Ik haal je hier uit.” Hij keek<br />

om. Een mijnwerker die hem eerder niet was<br />

opgevallen, begon de stenen <strong>van</strong> zijn benen te<br />

halen. Meteen daarna voelde hij hoe de druk op<br />

hem werd verlicht. Hij was vrij. De man hielp<br />

hem overeind en wees met zijn lamp naar een<br />

gat. “Als je daar doorheen kruipt, kom je weer<br />

bij je kameraden. Ze zijn allemaal ongedeerd.”<br />

“U gaat toch mee?”<br />

“Nee, ik moet de boel opruimen.”<br />

“Enrico greep zijn hand. “Hoe kan ik u ooit<br />

bedanken?”<br />

De man pakte iets uit één <strong>van</strong> de zakken <strong>van</strong> zijn<br />

ouderwets ogende jas en stak het Enrico toe.<br />

“Ga naar het café en geef dit aan het meisje,”<br />

zei hij. “Zeg dat het <strong>van</strong> Sjors is.”<br />

Die avond ging Enrico naar het café. Zonder iets<br />

te zeggen, stapte hij op Élise af en gaf haar de<br />

ketting met de groene smaragd. “Dit is <strong>van</strong> Sjors,”<br />

zei hij. Verstijfd <strong>van</strong> schrik staarde zij een tijdje<br />

naar het sieraad in haar handen. Toen keek ze op.<br />

De tranen rolden over haar wangen, maar voor<br />

het eerst in lange tijd zag ze iemand.<br />

Roland Mans is schrijver <strong>van</strong> de 10+-boeken <strong>Het</strong><br />

Verdwijnboek, De Gele Trui en De Uilenvlucht.<br />

Binnenkort verschijnt Sep en de Mosasaurus,<br />

een prenten- en voorleesboek. De twee laatstgenoemde<br />

boeken spelen zich geheel af in<br />

Limburg. Surf naar: www.rolandmans.nl.<br />

dertig eenendertig <strong>Weller</strong><strong>magazine</strong> <strong>sprookjes</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!