Onderzoek funderingen - Gemeente Dordrecht
Onderzoek funderingen - Gemeente Dordrecht
Onderzoek funderingen - Gemeente Dordrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
voorgelegd. 61 In een verantwoording kan het aantal aanschrijvingen en ondertekende<br />
intentieverklaringen worden vastgelegd en/of de gemiddelde kwaliteit van de woningen.<br />
3.5 Grenzen aan gedogen<br />
De keerzijde van handhaven is gedogen. (Albers, 2004)<br />
Wanneer een eigenaar niet bereid is om zelf de noodzakelijke voorzieningen te treffen, mogen B<br />
en W een dwangsom opleggen of bestuursdwang toepassen, aldus de VNG. 62 In haar nota<br />
‘grenzen aan gedogen’ van oktober 1996, gaat de minister van justitie een stap verder. Zij vindt<br />
dat overheidsorganen moeten optreden. Immers “wettelijke voorschriften worden niet voor<br />
niets gemaakt.” Omdat overheidsorganen in heel wat situaties het niet-naleven van<br />
voorschriften gedogen 63 én de aandacht voor dit verschijnsel sterk is toegenomen, heeft de<br />
minister over dit onderwerp een nota geschreven. 64 In deze nota licht zij de bedoelingen van de<br />
wetgever toe. “De beginselen van onze rechtsstaat vereisen, dat het aangewezen<br />
bestuursorgaan actief toeziet op naleving van wetten en bij overtreding passende en effectieve<br />
handhavingmaatregelen treft.”<br />
Met andere woorden, wetten zijn niet vrijblijvend, maar vormen een neerslag van de<br />
rechtsnormen die de samenleving noodzakelijk acht. In de ogen van de minister heeft de<br />
overheid dan ook de plicht om deze wetten te handhaven. Zij verwoordt dit als volgt: “de<br />
beginselen van de rechtsstaat omvatten niet alleen een samenstel van waarborgen tegenover<br />
de overheid, maar ook een rechtsplicht voor diezelfde overheid tot rechtshandhaving.” Deze<br />
‘rechtsplicht’ heeft de wetgever echter in nagenoeg geen van de door haar uitgevaardigde<br />
teksten vastgelegd. Dit omdat handhaving in uitzonderlijke gevallen achterwege mag blijven. 65<br />
Bijvoorbeeld in een overgangssituatie (wijziging van de wetgeving).<br />
De minister somt limitatief op in welke gevallen gedogen aanvaardbaar is. Het moet gaan om<br />
uitzonderingsgevallen die beperkt zijn in omvang en tijd, er moet een kenbare en zorgvuldige<br />
belangenafweging plaatsvinden 66 én het geformuleerde gedoogbeleid moet zijn voorgelegd aan<br />
het volksvertegenwoordigende lichaam (dat wil zeggen de raad). Zij gaat ervan uit dat de<br />
gemaakte afweging uitdrukkelijk wordt vastgelegd in een gedoogbeschikking.<br />
De minister eindigt haar nota met de conclusie dat “op de overheid de plicht rust op de naleving<br />
van wetten toe te zien en bij niet-naleving in beginsel tot handhaving over te gaan.” Daar de<br />
Raad van State in haar uitspraken 67 tot hetzelfde oordeel komt 68 , kan hier niet gesproken<br />
worden van een nieuwe interpretatie van de wet.<br />
In haar artikel ‘de beginselplicht tot handhaven, een stoelendans tussen rechter en bestuur’,<br />
geeft ook Albers antwoord op de vraag of bestuursorganen mogen of moeten handhaven. Na<br />
bestudering van diverse wetteksten moet Albers, evenals de minister erkennen dat de wetgever<br />
aan bestuursorganen een ‘bevoegdheid met beleidsvrijheid’ toekent. Dit houdt in dat een<br />
bestuursorgaan, nadat zij een overtreding heeft geconstateerd, zelf mag beslissen of zij een<br />
handhavingsbesluit neemt. 69 Niettemin heeft de Raad van State eind jaren negentig, in een tijd<br />
dat er sprake was van een grootschalige gedoogcultuur en een handhavingtekort, deze<br />
beleidsvrijheid ingeperkt. 70 Albers refereert hierbij aan de Lisse-uitspraak uit 1998. 71 In haar<br />
24