15.03.2015 Views

projectbeschrijving haalbaarheidsstudie - Platform Fundering

projectbeschrijving haalbaarheidsstudie - Platform Fundering

projectbeschrijving haalbaarheidsstudie - Platform Fundering

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

FUNDERINGSPROBLEMATIEK<br />

FRIES VEENWEIDEGEBIED<br />

een verkenning naar aard en omvang<br />

en de mogelijkheden voor een aanpak<br />

Provincie Fryslân<br />

januari 2008


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting<br />

blz.<br />

i<br />

1. Inleiding 1<br />

2. Wat is aard en omvang van de funderingsproblematiek? 3<br />

3. Is droogstand van houten funderingen te voorkomen of uit te stellen? 11<br />

4. Wie is/zijn aansprakelijk te stellen? 13<br />

5. Wat zijn bestuurlijke overwegingen voor of tegen een subsidieregeling? 17<br />

6. Welke financiële instrumenten zijn in te zetten? 25<br />

7. Conclusies en aanbevelingen 31<br />

Bijlagen<br />

I. Samenstelling Werkgroep Aanpak <strong>Fundering</strong>sproblematiek Fries<br />

33<br />

Veenweidegebied<br />

II. Second Opinion landsadvocaat bij concept-versie november 2007 35<br />

III. Uitsluitingsgronden die Wetterskip Fryslân hanteert bij het vaststellen<br />

43<br />

van de schadevergoeding


i<br />

Samenvatting<br />

Aard en omvang van de funderingsproblematiek<br />

In het Friese veenweidegebied is sprake van een voortgaand proces van daling van bodem,<br />

slootpeilen en grondwater. Zonder de peilen steeds aan de opgetreden bodemdaling aan te<br />

passen, zou het gebied op den duur onder water komen te staan. Niet alleen landbouwgrond<br />

daalt, ook erven en tuinen doen dat, maar die worden in de regel steeds weer opgehoogd.<br />

Peilaanpassing is dan niet nodig. Toch daalt daar het grondwater; dat komt door de invloed<br />

van de peilaanpassingen die voor landbouw nodig zijn.<br />

Gevolg hiervan is dat houten funderingen op een gegeven moment droog komen te staan.<br />

Die worden dan aangetast door houtrot en verliezen op den duur hun draagkracht.<br />

Scheuren, scheefstand en andere vormen van gebouwschade zijn het gevolg. Vervanging<br />

van een houten fundering door beton kost voor een normale woning gemiddeld € 35 tot<br />

40.000,- euro. De kosten voor herstel van gebouwschade komen voor een normale woning<br />

al gauw op € 10. tot 15.000,- en lopen verder op als men de fundering niet snel vervangt.<br />

Houten funderingen werden tot halverwege vorige eeuw in het veenweidegebied veel<br />

toegepast. In het Friese veenweidegebied gaat het naar schatting om 3.200 panden. Bij een<br />

klein deel daarvan is inmiddels schade aan fundering en gebouw geconstateerd. Bij de<br />

overige panden is dat binnen nu en de komende decennia te verwachten. Om preciezer aan<br />

te geven waar zich dat wanneer voor gaat doen, is meer informatie nodig over<br />

dalingssnelheden en de invloed van hoogwatersloten. Duidelijk is wel dat de schadegevallen<br />

die nu bekend zijn, nog maar het topje van de ijsberg vormen.<br />

Is droogstand van funderingen te voorkomen?<br />

Droogstand van funderingen is in veel gevallen op langere termijn niet te voorkomen. Uitstel<br />

behoort wel tot de mogelijkheden. Hoogwatersloten en hogere zomerpeilen kunnen daar een<br />

bijdrage aan leveren. Dat geldt ook voor hoogwatersloten met extra hoge peilen en<br />

infiltratiedrains, hoewel deze maatregelen vanwege de hoge kosten en onzekere effecten<br />

niet in alle gevallen het overwegen waard zijn. Vervanging van de houten fundering door<br />

beton is de meest zekere en duurzame maatregel om (toename van) schade aan fundering<br />

en gebouw te voorkomen.<br />

Wie is aansprakelijk?<br />

Uit de huidige jurisprudentie blijkt dat het wetterskip niet aansprakelijk is voor de gevolgen<br />

van peilaanpassingen aan autonome bodemdaling. Autonome bodemdaling wordt dan<br />

geïnterpreteerd als de bodemdaling waarvan voorafgaand aan de bodemdaling sprake was.<br />

Peilaanpassingen zijn inherent aan veenweide, burgers hadden dat kunnen weten, de<br />

gevolgen zijn voor eigen verantwoordelijkheid, zo redeneert het wetterskip.<br />

Het wetterskip is wel aansprakelijk voor de gevolgen van peilverlagingen die verder gaan<br />

dan peilaanpassing aan de autonome bodemdaling. Uitzonderingen zijn gevallen waarin<br />

sprake is van voorzienbaarheid (het pand is gekocht na uitvoering van de<br />

schadeveroorzakende ingreep) of verjaring (het is meer dan 20 jaar geleden dat de<br />

schadeveroorzakende ingreep plaats vond, het is meer dan 5 jaar geleden dat de eerste<br />

schade waarneembaar was).<br />

Het gevolg van een peilverlaging is dat een fundering eerder droog valt dan bij<br />

peilaanpassing het geval zou zijn geweest. Een burger moet eerder in een nieuwe fundering<br />

investeren. De rente die hij daardoor mist, bepaalt de hoogte van de schadevergoeding. In<br />

de praktijk betekent dit meestal dat die vergoeding niet meer dan een paar duizend euro<br />

bedraagt.<br />

Andere instanties (rijk, provincie, gemeenten) zijn niet aansprakelijk te stellen. De schade is<br />

ook niet op de landbouwsector te verhalen.


ii<br />

De principes die wetterskip Fryslân hanteert bij de afhandeling van verzoeken om<br />

schadevergoeding zijn conform de wet en de huidige jurisprudentie.<br />

Gevolgen voor burger, overheid en streek<br />

Dat betekent dat de herstelkosten, geheel of grotendeels, voor eigen verantwoordelijkheid<br />

van de burgers zijn. Het gaat daarbij om forse bedragen die de woonlasten aanzienlijk<br />

verhogen. Niet elke burger kan de kosten opbrengen. Ook doet zich het probleem voor dat<br />

geen (aanvullende) hypotheek verstrekt wordt omdat het pand door de funderingschade te<br />

veel in waarde gedaald is. Blijft herstel uit, dan vervalt het pand. Gebeurt dat op grotere<br />

schaal, dan tast dat niet alleen het woongenot van de individuele bewoners aan maar ook de<br />

leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van een wijk of streek. Een ander probleem dat zich<br />

aftekent is dat procedures voor peilaanpassingen aan maaivelddaling steeds moeizamer<br />

verlopen; dat brengt het behoud van een goede drooglegging voor de landbouw in het<br />

geding. Ook is een toenemend aantal schadeclaims te verwachten. De afhandeling daarvan,<br />

in eerste instantie door het wetterskip, in hoger beroep bij de bestuursrechter, kost de<br />

overheden geld terwijl het de burger meestal weinig tot niets oplevert.<br />

Argumenten voor of tegen een subsidieregeling<br />

De overheid hoeft hier niets voor te regelen. Niets of niemand kan dat afdwingen. Er immers<br />

geen sprake van schuld of aansprakelijkheid. Het is geheel aan de overheid zelf om op<br />

vrijwillige basis te kiezen voor dan wel tegen een subsidieregeling voor funderingsherstel.<br />

Belangrijke argumenten tégen een regeling zijn: droogvallen van funderingen is inherent aan<br />

het veenweidegebied, funderingsschade is te voorzien, burgers zijn zelf verantwoordelijk<br />

voor het herstel.<br />

Belangrijke argumenten vóór een subsidieregeling zijn: procedures voor peilaanpassingen<br />

verlopen soepeler, er worden minder schadeclaims ingediend, de leefbaarheid en ruimtelijke<br />

kwaliteit van het veenweidegebied blijfven behouden. Deze argumenten liggen niet in de<br />

sfeer van schuld (daar is juridisch gezien immers geen sprake van) of de belangen van<br />

individuele burgers, maar zijn van algemener belang.<br />

De voordelen van een regeling komen overigens pas goed uit de verf als de burgers een<br />

substantiële tegemoetkoming in de herstelkosten geboden wordt en wanneer veel burgers er<br />

gebruik van (kunnen) maken.<br />

Een gezamenlijke aanpak gewenst<br />

Provincie en gemeenten hebben verantwoordelijkheden voor behoud van de leefbaarheid en<br />

ruimtelijke kwaliteit van het veenweidegebied. Een gezamenlijk belang is ook het behoud van<br />

de mogelijkheid van een goede drooglegging voor de landbouw. Het wetterskip heeft belang<br />

bij soepele procedures en weinig schadeclaims. Daarom is een gezamenlijke regeling van<br />

provincie, gemeenten en wetterskip het meest voor de hand liggend.<br />

Kan een subsidieregeling schadeclaims uitsluiten?<br />

In een subsidieregeling is een bepaling op te nemen dat men alleen voor de regeling in<br />

aanmerking komt als men geen beroep gaat doen op een (aanvullende) schadevergoeding<br />

bij de betrokken (overheids)organen. Dat beidt geen harde garantie dat men van procederen<br />

af zal zien; het zal wel een ontmoedigende werking hebben. De beste garantie voor minder<br />

claims is een ruimhartige regeling.


iii<br />

Risico van precedentwerking is beperkt<br />

Het risico dat een subsidieregeling voor funderingsherstel een precedentwerking zal hebben<br />

naar schade veroorzaakt door andere water- en natuurregelgeving, is beperkt. Voor recente<br />

regelgeving geldt dat eventuele schade goed afgedekt is. Dat geldt bijvoorbeeld voor<br />

waterberging en Natura 200 gebieden. Schade door grondwateroverlast of zetting van klei is<br />

niet goed geregeld. Burgers die daar mee te maken hebben, zouden ook om een regeling<br />

kunnen vragen. Er zijn echter goede argumenten aan te voeren om dat dan af te wijzen: bij<br />

wateroverlast kan de burger het probleem vaak eenvoudig zelf oplossen; waterschap en<br />

gemeente bieden vaak de helpende hand; voor schade door zetting van kleigrond geldt dat<br />

er geen sprake is van voortgaande daling.<br />

Financiële instrumenten en kosten<br />

Een aantal gemeenten in het westen van het land heeft al een subsidieregeling voor<br />

funderingsherstel. Dordrecht is het bekendste voorbeeld. De regeling van Dordrecht biedt<br />

een subsidiebedrag, een goedkope lening en een vangnetregeling voor mensen die niet<br />

meteen met het betalen van rente en aflossing kunnen beginnen. Deze drie opties zijn,<br />

afzonderlijk of in combinatie, wel het meest voor de hand liggend.<br />

Een regeling als in Dordrecht, lopen de kosten, als daar voor de helft van de ca. 3.000<br />

kwetsbare funderingen in Fryslân een beroep op wordt gedaan, op tot € 30 miljoen. Een<br />

regeling die zich beperkt tot een subsidiebedrag voor een derde van de kwetsbare panden<br />

zou € 11.0 miljoen kosten.


1<br />

1. Inleiding<br />

De funderingsproblematiek<br />

Bij tientallen panden in de Echtener- en Groote Veenpolder is de houten fundering door<br />

houtrot aangetast. Scheuren, scheefstand van kozijnen, deuren die niet meer open willen,<br />

muren die verzakken en andere vormen van schade aan de gebouwen zijn hiervan het<br />

gevolg. Met het herstel van deze funderings- en gebouwschade zijn tienduizenden euro’s per<br />

pand gemoeid. Sommige eigenaren stellen het herstel uit omdat men dat niet kan bekostigen<br />

of omdat men vanwege de waardedaling van het pand niet voor een extra hypotheek in<br />

aanmerking komt. Blijft herstel uit, dan vervalt het pand. Gebeurt dat op grotere schaal, dan<br />

tast dat niet alleen het woongenot van de individuele bewoners aan maar ook de<br />

leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van een wijk of streek.<br />

Steeds meer burgers wijzen op een aantoonbare oorzaak van de droogstand van de houten<br />

funderingen, namelijk de peilaanpassingen (voor compensatie aan de opgetreden<br />

maaivelddaling) en peilverlagingen (verlagingen die verder gaan dan peilaanpassingen) die<br />

door de jaren heen in het veenweidegebied uitgevoerd zijn. Zij stellen Wetterskip Fryslân, die<br />

met zijn voorlopers voor het peilbeheer verantwoordelijk is, aansprakelijk voor de schade. Uit<br />

de afhandeling van de schadeclaims, door het wetterskip zelf en door de rechtbank, blijkt dat<br />

de aansprakelijkheid van het wetterskip maar beperkt is. Het merendeel van de kosten voor<br />

herstel van funderings- en gebouwschade is voor eigen rekening van de burgers.<br />

Dit speelt niet alleen in de Echtener- en Groote Veenpolder, er zijn ook schadegevallen<br />

daarbuiten bekend. De verwachting is dat de funderingsproblematiek zich de komende<br />

decennia in toenemende mate en verspreid over het hele veenweidegebied voor gaat doen.<br />

Aanleiding voor deze verkenning<br />

In oktober 2006, bij de behandeling van de heroverweging van het peilbeleid voor het<br />

veenweidegebied, legde het college van gedeputeerde staten de funderingsproblematiek<br />

aan provinciale staten voor. Het college deed daarbij het voorstel dat de provincie, samen<br />

met het wetterskip en de betrokken gemeenten, zou gaan onderzoeken wat de<br />

mogelijkheden zijn om huizenbezitters te stimuleren de houten palen door betonnen<br />

funderingen te vervangen. Een verkenning naar de haalbaarheid van een gezamenlijk<br />

schadepreventiefonds van provincie, wetterskip en gemeenten zou daar onderdeel van<br />

moeten zijn.<br />

Provinciale Staten gingen unaniem met dit voorstel akkoord. De statenfractie van de VVD<br />

drong via een amendement aan op onderzoek “werby ek de presidintwurking oangeande oar<br />

natuer- en wetterbelied oan de oarder komt. Tagelyk komt er in oersjoch fan de kosten dy’t<br />

ien en oar opsmyt, en wa’t de skea bettelet op grûn fan oansprakelijkheid.” Dit amendement<br />

is door de verantwoordelijke gedeputeerde aanvaard en in het onderzoek meegenomen.<br />

Doelstelling van de verkenning<br />

De Belangenvereniging <strong>Fundering</strong>sproblematiek Lemsterland (BVFP Lemsterland) wees<br />

erop dat het geen kwestie is dat burgers gestímuleerd moeten worden om hun funderingen<br />

te vervangen maar dat het er om gaat dat zij daarbij gehólpen worden. “Stimuleren vinden<br />

we hier wat zwak omdat het uitgelegd zou kunnen worden als dat woningeigenaren niet<br />

bereid zouden zijn de fundering te herstellen. De werkelijkheid is dat ze financieel niet in<br />

staat zijn de aangerichte schade te laten herstellen”, zo merkte de vereniging op.<br />

Ook drong de vereniging er op aan de studie niet tot herstel van de fundering te beperken,<br />

maar met herstel van vervolgschade aan gebouwen uit te breiden. Een burger moet immers<br />

voor beide zaken een hypotheek afsluiten en een eventuele regeling zou dan ook op beide<br />

aspecten betrekking moeten hebben.


2<br />

Er was wel begrip voor deze opstelling van de vereniging en om die reden is de doelstelling<br />

van de verkenning verbreed tot:<br />

Het verkennen van de mogelijkheden om als gezamenlijke overheden -provincie,<br />

wetterskip en gemeenten- bij te dragen aan vervanging van houten funderingen en<br />

herstel van gebouwschade.<br />

Tevens is bekeken of funderingsschade te voorkomen of langdurig uit te stellen is.<br />

Aard en status van deze notitie<br />

Deze notitie geeft de resultaten van de verkenning weer. Verkenning en notitie komen voor<br />

rekening van de ambtelijke dienst van de provincie. Die raadpleegde daarbij medewerkers<br />

van wetterskip Fryslân en een aantal gemeenten als ook een vertegenwoordiger van de<br />

BVFL (zie Bijlage I voor de samenstelling van de klankbordgroep die de verkenning<br />

begeleidde). Bovendien werd een concept-versie van de notitie voor een second opinion aan<br />

de landsadvocaat voorgelegd (zie Bijlage II). In het algemeen kon de landsadvocaat zich in<br />

de inhoud van die concept-notitie vinden. Op onderdelen had hij nog wat opmerkingen; die<br />

zijn in deze definitieve versie van de notitie verwerkt.<br />

Het stuk dat voorligt draagt informatie aan voor een eerste discussie en besluitvorming van<br />

provincie, wetterskip en gemeenten over de wenselijkheid en haalbaarheid om burgers die<br />

met de funderingsproblematiek te maken hebben, of daarmee in de toekomst te maken<br />

krijgen, financieel tegemoet te komen. Over die wenselijkheid en haalbaarheid doet dit stuk<br />

geen uitspraken. Ook wordt geen advies gegeven om wel of geen subsidieregeling in te<br />

voeren. De ambtenaren van de verschillende organisaties zullen hun besturen daarover,<br />

mede op basis van de informatie die deze notitie aandraagt, afzonderlijk gaan adviseren.<br />

Omdat het om een informatiebron voor een eerste gedachtewisseling gaat, zijn niet alle<br />

aspecten tot op de bodem uitgezocht. Wel is getracht zoveel informatie te geven, dat<br />

besturen in staat zijn een go of no-go besluit te nemen. In geval van een go-besluit –<br />

bijvoorbeeld: “we wijzen een bijdrage niet zonder meer van de hand” of: “we voelen hier wel<br />

wat voor” kunnen bepaalde aspecten alsnog verder uitgezocht en uitgewerkt worden.<br />

Leeswijzer<br />

In de volgende hoofdstukken wordt op de volgende vragen ingegaan:<br />

Hoofdstuk 2: Wat is aard en omvang van de funderingsproblematiek in het Friese<br />

veenweidegebied?<br />

Hoofdstuk 3: Is droogstand van houten funderingen te voorkomen of uit te stellen?<br />

Hoofdstuk 4: Wie is/zijn aansprakelijk te stellen?<br />

Hoofdstuk 5: Wat zijn bestuurlijke overwegingen voor en tegen een subsidieregeling?<br />

Hoe zijn (schijnbaar) vergelijkbare gevallen, in Fryslân of elders, afgedaan?<br />

Welke risico’s brengt een eventuele subsidieregeling met zich mee?<br />

Hoofdstuk 6: Welke financiële instrumenten zijn in te zetten, welke haken en ogen zitten<br />

daar aan vast?<br />

Welke voorwaarden kan de overheid aan een subsidieregeling stellen?<br />

Welke kosten zou een subsidieregeling met zich mee brengen?<br />

Het rapport sluit af met conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 7); die aanbevelingen gaan<br />

over andere zaken dan het wel of niet invoeren van een subsidieregeling.


3<br />

2. Wat is aard en omvang van de funderingsproblematiek?<br />

Op basis van bestaande gegevens is een inschatting gemaakt van het aantal panden waarbij<br />

funderingsschade te verwachten is, waar die panden voorkomen en wanneer de schade zich<br />

voor zal doen? 1 .<br />

Aard van de funderingsproblematiek<br />

Tot het midden van de vorige eeuw werden veel panden in het veenweidegebied op houten<br />

palen gefundeerd. Het veen leverde te weinig draagkracht, die moest komen van het zand<br />

onder het veen tot waarin de houten funderingspalen geheid werden. Conform de toenmalige<br />

bouwvoorschriften werd de bovenkant van de houten fundering vaak een halve meter onder<br />

de laagst voorkomende grondwaterstand aangelegd. Dat was bedoeld om het hout nat te<br />

houden.<br />

Aangezien in het veenweidegebied sprake is van een voortgaande daling van bodem,<br />

slootpeilen én grondwater (zie Intermezzo 1) komen de funderingen na verloop van tijd vaak<br />

toch droog te staan. Bij een gemiddelde dalingssnelheid van 0.5 cm per jaar, gebeurt dat na<br />

100 jaar. Zodra een houten fundering droog valt, tijdelijk of permanent, treedt zuurstof toe en<br />

begint houtrot op te treden in het drooggevallen gedeelte. Dat vreet het hout van buiten naar<br />

binnen als het ware weg. Na verloop van tijd verliest de fundering dan zijn draagkracht, met<br />

alle gevolgen voor het gebouw van dien. Een vuistregel is dat zo’n 20 jaar na de eerste<br />

droogstand van de houten fundering schade aan het gebouw zichtbaar wordt. Dat betekent<br />

dat zo’n 120 jaar na de bouw gebouwschade optreedt.<br />

Aantasting door houtrot is in Fryslân de belangrijkste oorzaak van aantasting van houten<br />

funderingen. Daarnaast kunnen negatieve kleef en aantasting door bacteriën de draagkracht<br />

van houten funderingen verminderen. Bij negatieve kleef zakken de palen met de bodem<br />

verder de grond in. Aantasting door bacteriën kan optreden onder anaërobe<br />

omstandigheden, dus bij palen die permanent onder water staan.<br />

Behalve op houten palen werd vroeger ook op staal gefundeerd. Daarbij is sprake van muren<br />

op een breed uitlopende gemetselde funderingsvoet. <strong>Fundering</strong> op staal werd vaak<br />

toegepast bij ondiepe veengronden; de funderingsvoet werd dan op de zandondergrond<br />

aangelegd. Dergelijke funderingen zijn weinig kwetsbaar voor daling van bodem en<br />

grondwaterstanden. Omdat het goedkoper was dan houten palen, werd ook bij dikkere<br />

veenpakketten wel op staal gefundeerd. <strong>Fundering</strong> en gebouw zakken dan mee met de<br />

inklinkende veenbodem. Als de bodem gelijkmatig zakt, is de kans op gebouwschade<br />

beperkt. Bij ongelijkmatigheden in de bodem, of ongelijke belasting van de fundering, is de<br />

kans op ongelijke zakking, en schade aan het pand, groter. De schadegevallen die in<br />

Fryslân bekend zijn, hebben voornamelijk betrekking op panden gefundeerd op hout.<br />

Vanaf circa 1920 werd beton in de funderingen toegepast. Eerst beperkte zich dat vaak tot<br />

de opzetters die op de houten palen kwamen. Vanaf ongeveer 1950 werden die opzetters zo<br />

diep aangelegd, dat droogstand van de houten palen niet waarschijnlijk is. Vanaf 1960-1970<br />

zijn ook de palen van beton. Dat betekent dat alleen bij panden die grofweg vóór 1950<br />

gebouwd zijn, funderingsschade te verwachten is.<br />

1 Voor de beantwoording van vragen over aard en omvang van de funderingsproblematiek is gebruik<br />

gemaakt van de afstudeeropdracht die de heer H. Schouwenaars in het kader van zijn studie aan de<br />

NHL uitvoerde (Aard en omvang van de funderingsproblematiek in de Friese veenweidegebieden,<br />

2007, te downloaden vanaf: www.fryslanleeftmetwater.nl/waterprojecten/funderingsproblematiek.)<br />

Naderhand is een aantal uitgangspunten die Schouwenaars hanteerde verder uitgewerkt of<br />

aangepast.


4<br />

INTERMEZZO 1:<br />

Het peilbeheer van het veenweidegebied door de jaren heen<br />

Om in een veengebied te kunnen wonen en werken, moet het veen drooggelegd worden. Het<br />

grondwater moet minstens een aantal decimeters onder maaiveld blijven, wil de bodem begaanbaar<br />

zijn voor mensen, dieren en machines. Daarvoor is een drooglegging (slootpeil ten opzichte van<br />

maaiveld) nodig van minstens 50-60 cm. Naarmate het grondgebruik intensiever is, is een grotere<br />

drooglegging gewenst.<br />

Gevolg van de drooglegging is dat het veen klinkt (door de afgenomen waterspanning), krimpt<br />

(indroging als een spons) en oxideert (door toetreding van zuurstof). Klink en krimp treden direct na<br />

een peilverlaging op, oxidatie is een proces dat altijd doorgaat. Door al deze processen daalt de<br />

bodem. Om de grondwaterstand voldoende laag te houden, moet het slootpeil aan de opgetreden<br />

bodemdaling worden aangepast. Daardoor dalen grondwater en vervolgens de bodem weer verder.<br />

De inschatting is dat die daling tot het midden van de vorige eeuw enkele mm per jaar bedroeg.<br />

Na de oorlog zette een periode van vernieuwingen in landbouw en waterbeheersing in. De afwatering<br />

van de polders verbeterde door de inzet van sterkere gemalen, later werden die telemetrisch bestuurd.<br />

Ook een strakkere peilbeheersing van de Friese Boezem door de bouw van het Hooglandgemaal in<br />

Stavoren en de sluizen bij Lauwersoog droeg aan een betere afwatering van de polders bij. Een<br />

andere ontwikkeling was dat de slootpeilen werden verlaagd. In grote delen van het Friese<br />

veenweidegebied zit die tegenwoordig op circa 1.0 m. Dat is landbouwkundig gezien een optimum.<br />

Door de lagere slootpeilen kunnen percelen beter afwateren. Dat werd ook bevorderd door de aanleg<br />

van drainage. Door deze veranderingen nam de bodemdaling toe tot 1.0 cm per jaar en meer op dit<br />

moment.<br />

Tegen het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw groeide het inzicht in en de onderkenning<br />

van de nadelen van de voortgaande daling van bodem-slootpeilen-grondwater: natuur verdroogt,<br />

houten funderingen komen droog te staan, waterbeheerskosten zijn hoog.<br />

Met de vaststelling van het eerste waterhuishoudingsplan van de provincie Fryslân in 1990 werd<br />

daarom op een voorzichtiger peilbeleid ingezet. Peilbesluiten werden verplicht en die moesten<br />

vergezeld gaan van een afweging van belangen. Dat zette een rem op de diepte van peilen. De<br />

verdrogingsbestrijding deed zijn intrede. De sloten langs wegen en bebouwing werden niet langer in<br />

peil verlaagd.<br />

Met het tweede waterhuishoudingsplan, dat provinciale staten in 2000 vaststelden, werd de<br />

drooglegging voor landbouw op veen tot een maximum van 90 cm beperkt. En er werd gestart met<br />

praktijkproeven met hoger zomerpeil. Mede op basis daarvan zal de provincie het peilbeleid voor het<br />

veenweidegebied komende jaren opnieuw heroverwegen. Hogere zomerpeilen kunnen het proces van<br />

bodemdaling-peilaanpassing vertragen; stoppen van dat proces lukt alleen als het veen permanent<br />

onder water wordt gezet.<br />

Overigens dalen niet alleen landbouwgronden, maar bijvoorbeeld ook erven van particuliere<br />

woningen. Die worden vaak weer opgehoogd.<br />

Peilbeheer elders<br />

De genoemde vernieuwingen in landbouw en waterbeheer werden overigens niet alleen in het Friese<br />

veenweidegebied doorgevoerd maar ook in andere delen van de provincie en de rest van het land.<br />

Daardoor zijn in de tweede helft van de vorige eeuw in grote delen van het land de grondwaterstanden<br />

met zo’n 30 tot 40 cm gedaald. Op de klei- en zandgronden lijkt nu wel een stabiele situatie bereikt te<br />

zijn; op de veengronden zal die daling, als we daar willen blijven wonen en werken, doorgaan tot het<br />

veen op is.<br />

In de veenweidegebied van West Nederland is men altijd terughoudender geweest met<br />

peilverlagingen. Een drooglegging van 50 tot 60 cm is daar nog steeds gebruikelijk. Om de<br />

bodemdaling te vertragen willen de overheden naar 30-40 cm drooglegging toe. Dat vraagt dan wel<br />

om aanvullende maatregelen om de landbouw in de benen te houden. Daarom voert men momenteel<br />

proeven uit met peilen van 30-40 cm beneden maaiveld in combinatie met drains onder water.<br />

Hoogwatersloten zijn geen algemeen goed in het westen van het land. Vanwege de relatief hoge<br />

polderpeilen voegen ze weinig toe; wel leiden ze tot versnippering van peilvakken; reden men er tot nu<br />

toe geen voorstander van was. Daar lijkt nu een kentering in te komen.


5<br />

Wat kost herstel van funderings- en gebouwschade?<br />

Uit de schadeclaims die wetterskip Fryslân ontvangt blijkt dat vervanging van een houten<br />

fundering door betonnen palen voor een normale woning gemiddeld zo’n € 37.500,- kost.<br />

Met het herstel van de gevolgschade aan het gebouw is voor een normale woning gemiddeld<br />

zo’n € 12.500,- gemoeid. Daarmee komen de totale herstelkosten uit op € 50.000,-. De<br />

spreiding is herstelkosten is groot: soms blijven die tot de helft van het gemiddelde bedrag<br />

beperkt, in andere gevallen bedragen die meer dan het dubbele; voor een boerderij kunnen<br />

de herstelkosten tot enkele tonnen oplopen. .<br />

Aangezien de kosten voor funderingsherstel veel hoger zijn dan die voor herstel van<br />

gebouwschade, zullen de meeste burgers de fundering niet preventief gaan vervangen maar<br />

daarmee wachten tot gebouwschade zichtbaar is. Hoe langer men dan nog wacht met<br />

funderingsherstel, hoe hoger gebouwschade en herstelkosten zullen oplopen.<br />

Om hoeveel panden gaat het en waar komen die voor?<br />

Kaart 1 geeft de verspreiding van het Friese veenweidegebied over de gemeenten weer. De<br />

kaart is gebaseerd op de bodemkaart 1:50.000 van de Stiboka (de voormalige Stichting<br />

Bodemkartering).<br />

Kaart 1. Ligging Fries veenweidegebied en gemeentegrenzen


6<br />

Tabel 1. Verdeling panden op veen over gemeenten en bouwperiodes<br />

1. Gemeente 2. Totaal<br />

aantal<br />

panden*<br />

3. Aantal<br />

panden<br />

op veen<br />

gebouwd<br />

vóór 1950<br />

4. Aandeel<br />

panden op<br />

veen<br />

gebouwd<br />

vóór 1950<br />

5. Verdeling panden op veen over bouwperiodes<br />

voor<br />

1890<br />

1891-<br />

1900<br />

1901-<br />

1910<br />

1911-<br />

1920<br />

1921-<br />

1930<br />

1931-<br />

1940<br />

1941-<br />

1950<br />

Wymbritseradiel<br />

6.288<br />

946<br />

15 % 160 389 85 78 106 56 72<br />

Weststellingwerf<br />

10.783<br />

891<br />

8,3 % 85 93 44 55 183 318 113<br />

Opsterland<br />

11.770<br />

648<br />

5,5 % 9 52 90 135 175 113 74<br />

Skartsterlan<br />

11.037<br />

460<br />

4,2 % 54 98 48 65 63 83 49<br />

Lemsterland<br />

5.763<br />

397<br />

6,9 % 34 62 58 96 70 31 46<br />

Heerenveen<br />

18.988<br />

203<br />

1,1 % 0 38 32 47 50 25 11<br />

Tytsjerksteradiel<br />

12.898<br />

165<br />

1,3 % 10 38 7 7 76 21 6<br />

Boarnsterhim<br />

8.017<br />

142<br />

1,8 % 16 67 3 5 12 10 29<br />

Smallingerland<br />

23.303<br />

106<br />

0,5 % 7 11 9 20 33 17 9<br />

Gaasterland/<br />

Sleat<br />

4.313<br />

83<br />

1,9 % 14 25 8 20 7 5 4<br />

Totaal 113.160 4.041 3,6 % 389 873 384 528 775 679 413<br />

*: Deze gegevens zijn afkomstig van de internetsite www.fryslan.nl onder het kopje volkhuisvesting,<br />

de cijfers in zijn opgemaakt vóór 01-01-06.<br />

Tabel 2. Onderverdeling panden op veen gebouwd vóór 1950<br />

2.<br />

totaal<br />

3.<br />

met<br />

fundering<br />

op staal<br />

4.<br />

met<br />

fundering<br />

op hout<br />

5.<br />

fundering<br />

al<br />

vervangen<br />

6.<br />

fundering<br />

nog niet<br />

vervangen<br />

Wymbritseradiel 946 133 813 26 787<br />

Weststellingwerf 891 209 682 21 661<br />

Opsterland 648 66 582 18 564<br />

Skarsterlân 460 129 331 10 321<br />

Lemsterland 397 40 357 11 346<br />

Heerenveen 203 110 93 3 90<br />

Tytsjerksteradiel 165 64 101 3 98<br />

Boarnsterhim 142 40 102 3 99<br />

Smallingerland 106 16 90 3 87<br />

Gaasterland/ Sleat 83 18 65 2 63<br />

Totaal 4.041 825 3.216 100 3.116<br />

(100%) (20%) (80%) (3%) (77%)


7<br />

Voor het gebied waarvoor de Stiboka aangeeft dat sprake is van veengrond 2 is uit de WOZgegevens<br />

van de gemeenten bepaald hoeveel panden er voorkomen die vóór 1950 gebouwd<br />

zijn. Dat blijken er iets meer dan 4.000 te zijn. Tabel 1 geeft de verdeling over de gemeenten<br />

en de bouwperiodes weer.<br />

Uitgaande van de huidige diktes van de veenpakketten is geschat hoeveel van die oudere<br />

panden op staal en hoeveel op hout gefundeerd zijn (zie tabel 2) 3 . Panden op staal zijn<br />

verder buiten beschouwing gebleven. Vaak zijn die tot op de ondiepe zandondergrond<br />

gefundeerd, dan is geen schade door bodemdaling te verwachten.<br />

Vermoedelijk is van zo’n 100 panden de houten fundering inmiddels al vervangen. Die 100<br />

panden zijn over de gemeenten verdeeld in verhouding tot het aantal panden die vóór 1890,<br />

dus 120 jaar of langer geleden, gebouwd zijn.<br />

Dan blijven er circa 3.100 panden over waar nu of in de toekomst funderingsschade te<br />

verwachten is.<br />

Tabel 2 geeft aan hoe die panden over de gemeentes verdeeld zijn:<br />

De meeste schadegevallen zijn te verwachten in de gemeenten Wymbritseradiel,<br />

Weststellingwerf en Opsterland, gevolgd door Lemsterland en Skasterlân. In deze<br />

gemeenten staat ruim 80% van de panden met een houten fundering.<br />

De problematiek moet ook spelen in de gemeenten Heerenveen, Tytstjerksteradiel,<br />

Boarnsterhim, Smallingerland en Gaasterlân/Sleat. Daar staat 20% van de kwetsbare<br />

panden.<br />

Wanneer is funderingsschade te verwachten?<br />

Om in te schatten wanneer funderings- en gebouwschade te verwachten was/is, is in eerste<br />

instantie uitgegaan van een bodemdaling van 0.5 cm gemiddeld per jaar over de hele<br />

periode van voor 1900 tot nu. Dan duurt het, bij houten funderingen waarvan de bovenkant<br />

50 cm beneden de laagste grondwaterstand is aangelegd, 100 jaar voor de fundering<br />

droogvalt (zie tabel 3). Nog eens 20 jaar later is gebouwschade te verwachten.<br />

Het is realistischer de dalingssnelheid door de tijd heen te variëren. Daarvoor zijn 2 varianten<br />

bekeken:<br />

variant 1 variant 2 4<br />

daling tot 1960 0.3 cm/jaar 0.4 cm/jaar<br />

daling van 1960 tot 1980 0.6 cm/jaar 0.7 cm/jaar<br />

daling van 1980 tot 2010 1.0 cm/jaar 1.1 cm/jaar<br />

gemiddeld over 1900-2000 0.5 cm/jaar 0.6 cm/jaar<br />

2 Het huidige veenweidegebied is kleiner dan kaart 1 aangeeft. Vooral op de oostelijke overgang van<br />

veen naar zand is sinds de samenstelling van de bodemkaart rond 1970 het veenpakket zo dun<br />

geworden, of helemaal verdwenen, dat daar nu niet langer van veen- maar van zandgrond sprake is.<br />

Vóor de samenstelling van de bodemkaart was het veenweidegebied juist groter. Met de verdwenen<br />

veengronden is in deze verkenning geen rekening gehouden. Ook klei-op-veen, dat is veen met een<br />

kleidek van meer dan 40 cm dik, volgens de definitie een kleigrond, is buiten beschouwing gelaten.<br />

Verder zijn oudere panden in de stads- en dorpskernen niet meegerekend. Het aantal kwtsbare<br />

panden wordt hierdoor onderschat. Schouwenaars licht in zijn rapport toe dat het waarschijnlijk maar<br />

om een beperkte onderschatting gaat.<br />

3 Voor veengronden dunner dan 80 cm is aangehouden dat 45 % van de panden op hout, 55 % op<br />

staal gefundeerd is. Voor de dikkere veenpakketten is dat 90 % op hout, 10 % op staal . Deze<br />

verhoudingen zijn afgeleid uit studies die eerder voor een aantal plaatsen in Fryslân werden<br />

uitgevoerd.<br />

4 Aan deze cijfers kunnen geen rechten worden ontleend.


8<br />

Tabel 3. Overzicht momenten waarop funderingen droogvallen<br />

bouwjaar


9<br />

De toename van de dalingssnelheid vanaf 1960 is toe te schrijven aan verbetering van de<br />

afwatering, de toename vanaf 1980 aan lagere slootpeilen en drainage.<br />

De dalingssnelheden gelden voor landbouwgrond. Zeker vanaf 1980 was het gebruikelijk dat<br />

sloten langs bebouwing bij peilverlagingen in de streek het oude peil hielden. Door deze<br />

hoogwatersloten zal het grondwater rond bebouwing de afgelopen 30 jaar minder gedaald<br />

zijn dan op landbouwgrond. In een aantal subvarianten is aangehouden dat dit verschil 15<br />

cm is; dit is grofweg de helft van de daling op landbouwgrond.<br />

Tabel 3 laat zien dat deze benaderingen het volgende over de omvang van de<br />

funderingsproblematiek uitwijzen:<br />

• Variatie in dalingssnelheden van bodem-slootpeilen-grondwaterstanden en in invloed van<br />

hoogwatersloten geeft ook variatie in hoe lang het duurt dat een fundering droogvalt.<br />

droog valt.<br />

• Bij de varianten waarbij de dalingssnelheid door de jaren heen toeneemt, loopt de<br />

variatie in de momenten van droogstand op tot zo’n 25 jaar (10 jaar voor variatie in<br />

dalingssnelheid, 15 jaar voor variatie in de invloed van hoogwatersloten).<br />

• Zonder beter te weten wat de dalingssnelheid van bodem-slootpeilen-grondwater in de<br />

polders en de invloed van hoogwatersloten rond bebouwing was en is, is geen goede<br />

inschatting te maken van het tijdstip waarop funderingen droogvallen.<br />

• Wel maken de cijfers duidelijk dat zonder invloed van hoogwatersloten praktisch alle<br />

houten funderingen inmiddels deels droog zouden moeten staan of zou dat, gerekend<br />

vanaf 2010, binnen 5 jaar gaan gebeuren (oranje kleur in de tabel)). Bij panden van voor<br />

1890 zou de fundering al (bijna) 20 jaar droog staan en zou ook al gebouwschade<br />

zichtbaar moeten zijn.<br />

• Waar hoogwatersloten er toe geleid hebben dat het grondwater rond bebouwing 15 cm<br />

minder gedaald is dan in de landbouwpolders, zou een groot deel van de funderingen<br />

nog onder water moeten staan (groene kleur in de tabel). Alleen bij een grote<br />

dalingssnelheid zouden de funderingen die voor 1910 aangelegd zijn, kortgeleden<br />

drooggevallen moeten zijn. Gebouwschade is daar dan nog niet aan de orde.<br />

• Hieruit is af te leiden dat de schadegevallen die nu bekend zijn, nog maar het topje van<br />

de ijsberg vormen. De grote bulk aan schadegevallen -zo’n 3.000 - is tussen nu en de<br />

komende decennia te verwachten.


10<br />

Foto, 1, 2 en 3<br />

Voorbeelden van funderingsschade in Heeg.<br />

De houten fundering onder de voorgevels is in 2005,<br />

met subsidie van de gemeente Wymbritseradiel, vervangen<br />

(Bron: S. Jagersma, gemeente Wymbritseradiel)


11<br />

3. Is droogstand van houten funderingen te voorkomen of uit te stellen?<br />

Uit het voorgaande blijkt, dat de schadegevallen die nu bekend zijn, slechts het topje van de<br />

ijsberg vormen. Bij voortzetting van de huidige dalingssnelheid van bodem-slootpeilengrondwater<br />

van circa 1 cm per jaar is de komende decennia bij nog eens een paar duizend<br />

oudere panden funderingsschade te verwachten, en als niet tijdig ingegrepen wordt, ook<br />

schade aan de gebouwen. Dat roept de vraag op of dat te voorkomen is door de funderingen<br />

nat te houden, door de huidige grondwaterstanden te handhaven of te verhogen.<br />

In het algemeen geldt dat dat moeilijk is. Dat blijkt wel uit de huidige praktijk. Het wordt in de<br />

toekomst nog moeilijker omdat door peilaanpassingen, die in de omgeving nodig blijven,<br />

steeds meer grondwater uit bebouwd gebied naar de landbouwpolders weg zijgt. Waar het<br />

veenpakket nu al dun is, en het einde van de bodemdaling in zicht is, zal het grondwater niet<br />

(veel) verder meer dalen. Elders, waar de bodemdaling nog enkele decennia tot enkele<br />

eeuwen door gaat, zal uitstel van het moment waarop de fundering droogvalt in veel gevallen<br />

het enige zijn dat haalbaar is.<br />

Naast gewone hoogwatersloten vallen daarvoor hoogwatersloten met extra hoge peilen en<br />

infiltratiedrains te overwegen. Waarschijnlijk bieden hogere zomerpeilen in het<br />

landbouwgebied het meeste perspectief.<br />

Hoogwatersloten<br />

Praktisch langs alle wegen en langs minstens 75 % van de oudere panden in het<br />

veenweidegebied worden hogere peilen gehanteerd; vaak zijn dat de oude peilen die niet<br />

met de polderpeilen verlaagd zijn. Direct naast een hoogwatersloot zakt het grondwater<br />

minder diep uit. Met de afstand tot die sloot neemt de invloed op het grondwater af. De<br />

invloed van hoogwatersloten wordt ook beperkt door de hoge infiltratieweerstand van de<br />

slootbodems en door de geringe overhoogte van de slootpeilen ten opzichte van de hoogte<br />

van de houten funderingen. Door steeds lagere polderpeilen en een toenemende wegzijging<br />

naar de polders neemt de effectiviteit van hoogwatersloten ook met de jaren af. Nog hogere<br />

peilen zijn niet altijd mogelijk omdat langs de hoogwatersloten ook landbouwpercelen liggen.<br />

Op sommige plaatsen is het nu al zo dat alleen een iets hogere ligging van de slootkanten<br />

voorkomt dat land onder water stroomt.<br />

Hoogwatersloten met extra hoog peil, infiltratiedrains<br />

Nog meer maatwerk kan dan uitkomst bieden.<br />

Langs een cluster of lint van woningen kun je denken aan een hoogwatersloot met rondom<br />

een kade waar water in wordt gepompt en waarin een extra hoog peil wordt ingesteld.<br />

Bredere bufferzones of hele landbouwpolders met hoge peilen zullen meer effect hebben,<br />

maar zijn ook vele malen duurder.<br />

Waar dergelijke hoogwatersloten niet effectief genoeg zijn, of bij verspreid liggende panden,<br />

kun je denken aan infiltratiedrains. Het wetterskip onderzoekt momenteel de effectiviteit<br />

daarvan; in 2008 wordt dat onderzoek afgerond. Wat zich inmiddels al aftekent is dat ook<br />

infiltratiedrains niet altijd effectief genoeg zijn. Er wordt ook wel opgemerkt dat drains<br />

zuurstofrijk water aanvoeren waardoor ze houtrot juist bevorderen.<br />

Aan beide typen maatregelen zijn hoge kosten verbonden. Inclusief de beheerskosten<br />

kunnen die over 25 jaar oplopen tot € 20.000-30.000,- per pand 5 . Dat zijn hoge bedragen<br />

afgezet tegen de kosten van een nieuwe fundering (gemiddeld € 37.500,-) terwijl de effecten<br />

5 Deze bedragen zijn afgeleid uit gegevens van wetterskip Fryslân. Ze liggen in dezelfde ordegrootte als de<br />

bedragen waar onderzoeksbureau Oranjewoud eerder, in opdracht van voormalig waterschap Boarnferd, op uit<br />

kwam.


12<br />

vooraf onzeker zijn. De uitwerking is vaak niet goed vooraf te voorspellen, dat geeft lange<br />

tijd onzekerheid, achteraf kan een investering een desinvestering blijken te zijn.<br />

Per geval kan een afweging in kosten en baten worden gemaakt. In individuele gevallen,<br />

met hoge herstelkosten en een positieve verwachting over de effectiviteit, kan een<br />

hoogwatersloot met extra hoog peil of infiltratiedrain een goede maatregel zijn. In veel<br />

gevallen zal dat echter discutabel zijn. Dan is vervanging van de houten fundering toch de<br />

meest duurzame oplossing.<br />

Hogere zomerpeilen<br />

Bij een geleidelijke invoering van hogere zomerpeilen worden de zomerpeilen pas weer aan<br />

de opgetreden bodemdaling aangepast als de drooglegging ’s zomers tot 60-70 cm<br />

afgenomen is. Dat betekent in veel gebieden een uitstel van aanpassing van zomerpeilen<br />

met één tot enkele decennia. Gedurende die tijd blijft ook het grondwater rond de bebouwing<br />

op het huidige niveau. In de zomer althans, maar dat is voor houtrot de meest kritische<br />

periode. Om de drooglegging van 60-70 cm te handhaven, zijn na verloop van tijd wel weer<br />

peilaanpassingen nodig, maar minder vaak dan bij een drooglegging van 90 cm het geval is.<br />

Hogere zomerpeilen bieden voor funderingen dus zowel op de korte als de langere termijn<br />

voordelen. Het korte termijn voordeel is nog groter bij een snelle invoering van hogere<br />

zomerpeilen. Daarbij worden de huidige peilen actief opgezet tot een drooglegging van 60-70<br />

cm. Als dat over grote oppervlakten gebeurt, zou dat rond bebouwing zelfs tot enige stijging<br />

van het grondwater kunnen leiden.<br />

Momenteel wordt met praktijkproeven onderzocht wat landbouwkundig gezien de<br />

mogelijkheden zijn om met hogere zomerpeilen te werken. De discussie daarover zal<br />

waarschijnlijk niet eerder dan in 2009 plaatsvinden.<br />

Hoe ver gaat de zorgplicht van het wetterskip?<br />

Een interessante vraag in dit verband is ook hoever de zorgplicht van het wetterskip gaat om<br />

voor bebouwing juiste condities te scheppen: wat is nog een gewone waterschapstaak,<br />

waartoe is het wetterskip niet te verplichten? Daarvoor moet eerst de vraag beantwoord<br />

worden hoever de aansprakelijkheid van het wetterskip gaat. Dat gebeurt in het volgende<br />

hoofdstuk. Daar komt ook de vraag over de zorgplicht opnieuw aan de orde.<br />

Onderzoek naar innovatieve technieken?<br />

Er wordt wel geopperd te onderzoeken of met innovatieve technieken funderingsschade te<br />

voorkomen is. Dan wordt zowel gedoeld op technieken om grondwaterstanddalingen te<br />

voorkomen als op technieken om ook bij droogstand houtrot te voorkomen. Wat het eerste<br />

betreft is wetterskip Fryslân met het onderzoek naar infiltratiedrains daar al mee aan de slag.<br />

Wellicht is het zinvol meer van dat soort onderzoek te doen. Er is ook twijfel om redenen die<br />

hierboven ook al gemeld zijn: maatregelen blijken vaak toch duur in verhouding tot<br />

herstelkosten van funderings- en gebouwschade terwijl de effectiviteit vooraf moeilijk te<br />

voorspellen is.


13<br />

4. Wie is/zijn aansprakelijk te stellen?<br />

Het waterschap is niet aansprakelijk voor gevolgen van peilaanpassingen aan<br />

autonome bodemdaling<br />

De kosten die de burger voor herstel van funderings- en gebouwschade moet maken, blijken<br />

moeilijk te verhalen. De jurisprudentie over schadegevallen in Fryslân en elders in het land<br />

wijst tot nu toe uit dat het wetterskip niet aansprakelijk is voor schade die voorvloeit uit<br />

peilaanpassingen aan zogenaamde autonome bodemdaling. Droogvallen van funderingen<br />

door peilaanpassing aan autonome bodemdaling is inherent aan veenweide, en dus<br />

voorzienbaar, en het is de burger zelf die daar verantwoordelijk voor is, zo redeneert de<br />

bestuursrechter 6 .<br />

De schadecommissie die het wetterskip over schadegevallen adviseert interpreteert<br />

autonome bodemdaling als de bodemdaling waarvan in het verleden, in de periode<br />

voorafgaand aan de schadeveroorzakende peilverlaging, sprake was.<br />

Het waterschap is wel verantwoordelijk voor gevolgen van peilverlagingen die verder<br />

gaan dan peilaanpassing aan autonome bodemdaling<br />

Dat ligt anders wanneer de peilverlagingen verder gaan dan aanpassing aan autonome<br />

bodemdaling. Door die peilverlagingen dalen de grondwaterstanden rond bebouwing sneller.<br />

Dat gebeurt zowel direct na het uitvoeren van die peilverlagingen als op de langere termijn.<br />

Bij lagere peilen daalt de bodem immers sneller, dat betekent dat ook sneller weer een<br />

peilaanpassing nodig is. <strong>Fundering</strong>en krijgen daardoor eerder met droogstand en houtrot te<br />

maken.<br />

Voor de consequenties van die versnelling –dus niet voor het feit dat schade optreedt, maar<br />

alleen voor het gegeven dat schade éérder optreedt- is het wetterskip aansprakelijk te<br />

stellen, zo wijst de jurisprudentie uit. Dat betreft dan overigens alleen de consequenties voor<br />

het funderingsherstel. De kosten voor herstel van de gebouwschade zijn volgens de<br />

jurisprudentie niet op het waterschap te verhalen 7 .<br />

Het wetterskip is ook alleen aansprakelijk te stellen voor peilverlagingen die uitgevoerd zijn<br />

ná de aankoop van een huis. Van de gevolgen van ingrepen die vóór de aankoopdatum<br />

plaatsvonden had de burger op de hoogte kunnen zijn (voorzienbaarheid van schade) en die<br />

zijn daarom voor eigen rekening. Tot dat oordeel kwam de bestuursrechter kortgeleden bij de<br />

behandeling van een Friese schadekwestie.<br />

Bovendien hanteert het wetterskip verjaringstermijnen: wanneer op het moment dat de<br />

schadeclaim wordt ingediend de schadeveroorzakende ingreep meer dan 20 jaar geleden<br />

plaats vond en/of de schade meer dan 5 jaar waarneembaar was, keert het wetterskip geen<br />

vergoeding uit.<br />

De schade die een burger van een peilverlaging ondervindt, zijn op het wetterskip te<br />

verhalen via de schadevergoedingsprocedure op grond van de Wet op de Waterhuishouding.<br />

6 De landsadvocaat tekent daar het volgende bi aan: “Het feit dat schade als gevolg van<br />

peilaanpassingen aan autonome bodemdaling vaak niet vergoed hoeft te worden vanwege het<br />

voorzienbaarheidsaspect, ontslaat het wetterskip echter niet (geheel) van het maken van een<br />

belangenafweging bij ieder peilbesluit en van het -onder omstandigheden- nemen van preventieve<br />

maatregelen, ook die ter voorkoming van schade als gevolg van inklinking door autonome<br />

ontwikkeling.” Het wetterskip geeft daar vooral uitvoering aan door langs bebouwing hoogwatersloten<br />

aan te leggen en in stand te houden.<br />

7 De landsadvocaat merkt hier over op dat dit onder omstandigheden zeker opgaat, maar dat deze<br />

uitzonderingsgrond niet zo algemeen geformuleerd kan worden.


14<br />

Andere instanties zijn niet aansprakelijk<br />

Andere instanties als rijk, provincie, gemeenten of de landbouwsector zijn niet aansprakelijk<br />

te stellen voor de gevolgen van peilaanpassingen of peilverlagingen. De schade vloeit<br />

immers niet voort uit besluiten of activiteiten van deze instanties. Een bestuursrechterlijke<br />

noch een civiel-rechterlijke procedure heeft dan zin, met uitzondering van bijvoorbeeld een<br />

situatie waarin sprake is van onzorgvuldig rioolbeheer. Daar is een gemeente aansprakelijk<br />

voor te stellen.<br />

Schade niet op landbouw te verhalen<br />

In veel gevallen is funderingsschade te herleiden tot peilverlagingen die uitgevoerd zijn voor<br />

de landbouw. De boeren hebben er voordeel van, de burgers zit met de schade. Er zijn<br />

echter geen wettelijke mogelijkheden om de schade op de boeren te verhalen. De<br />

gedupeerde burger kan de boeren er niet op aanspreken, het waterschap kan de<br />

schadevergoedingen niet van de boeren terugvorderen. Ook de nieuwe waterwet voorziet<br />

hier niet in. Op het gebied van de ruimtelijke ordening kan dat, met de nieuwe ro-wetgeving,<br />

wel. Zo kan een gemeente bijvoorbeeld afspreken dat bij een bestemmingsplanwijziging voor<br />

de bouw van aan appartementencomplex, eventuele claims voor planschade voor rekening<br />

van de projectontwikkelaar komen. Op het gebied van water kan dat niet.<br />

Hoogte schadevergoeding<br />

De hoogte van de schadevergoeding wordt vastgesteld volgens de redenatie: er moet x jaar<br />

eerder in een nieuwe fundering geïnvesteerd worden, de rentederving over die x jaar en het<br />

te investeren bedrag, is de schadevergoeding die de burger toekomt. In de praktijk resulteert<br />

dit er in dat het wetterskip in de meeste gevallen maximaal enkele duizenden euro’s uitkeert.<br />

Omgerekend komt dat neer op 5 tot 10 % van de € 37.500,- die vervanging van de fundering<br />

gemiddeld kost. Wrang is dat de kosten die het wetterskip maakt voor advisering op<br />

technisch en juridisch gebied in veel gevallen een veelvoud is van wat de burgers<br />

ontvangen, als die al wat krijgen.<br />

Rechter en landsadvocaat onderschrijven schadeafhandeling wetterskip Fryslân<br />

Bovenstaande is afgeleid uit de afhandeling van schadeclaims die bij Wetterskip Fryslân<br />

binnenkomen. Beroepszaken wijzen uit dat het wetterskip hierbij correct handelt, dat wil<br />

zeggen overeenkomstig de wet en de huidige jurisprudentie. Ook de landsadvocaat laat zich<br />

hier instemmend over uit. De schade-afhandeling van de het wetterskip, inclusief de<br />

principes die daarvoor het uitgangspunt vormen, worden in een apart kader (Intermezzo 4)<br />

nader toegelicht.<br />

Schadeclaims in West Nederland vooral voor gemeenten<br />

In de veenweidegebieden in West Nederland is nauwelijks sprake van claims voor<br />

funderingsschade door peilverlagingen. Peilverlagingen, die verder gaan dan<br />

peilaanpassingen aan bodemdedaling, past men daar niet toe; schade door<br />

peilaanpassingen maken weinig kans op een vergoeding. Er lopen wel schadegevallen, niet<br />

zozeer voor de buitengebieden maar voor de stedelijke kernen, zoals in Zaanstad, Haarlem,<br />

Schiedam en, meest bekend, Dordrecht. In deze gevallen wordt de schade niet op het<br />

peilbeheer maar op andere oorzaken teruggevoerd, zoals lekke riolen die als drains het<br />

grondwater afvoeren. Het zijn dan ook niet de waterschappen, maar de gemeenten die daar<br />

op aangesproken worden. Hoe men daar mee omgaat, komt in het volgende hoofdstuk aan<br />

de orde.


15<br />

Hoe ver gaat de zorgplicht van het wetterskip?<br />

Het wetterskip is aansprakelijk voor de gevolgen van peilverlagingen die verder gaan dan<br />

peilaanpassing aan autonome bodemdaling. Dat kan het wetterskip afhandelen met een<br />

schadevergoeding. Maatregelen die de effecten vande peilverlagingen compenseren kunnen<br />

daar een alternatief voor zijn. Het wetterskip heeft daar dus een keus in.<br />

Het wetterskip is niet aansprakelijk te stellen voor de gevolgen van peilaanpassingen aan<br />

autonome bodemdaling. Dat betekent dat het wetterskip ook niet zonder meer te verplichten<br />

is tot maatregelen om die gevolgen te compenseren; wel mag verecaht worden dat het<br />

wetterskip van geval tot geval beoordeelt wat de mogelijkheden zijn en die meeneemt in de<br />

belangenafweging.<br />

Aanleg en onderhoud van infiltratiedrains op particuliere erven is geen waterschapstaak.


16<br />

INTERMEZZO 4:<br />

Toelichting afhandeling schadeclaims door wetterskip Fryslân<br />

Rechtmatige en onrechtmatige daad<br />

Verzoeken om schadevergoeding komen bij het waterschap onder verschillende benamingen binnen,<br />

zoals claims, aansprakelijkstellingen en verzoeken om schadevergoeding. In alle gevallen is<br />

onderscheid te maken in verzoeken om schadevergoeding door onrechtmatige of rechtmatige daad.<br />

Indien de schade verband houdt met onrechtmatig handelen, bijvoorbeeld door een fout van het<br />

waterschap (zoals een verkeerde bediening van een kunstwerk) of onzorgvuldigheid (gebrekkige<br />

belangenafweging), kan de zaak vallen onder de aansprakelijkheidsverzekering. Het waterschap<br />

stuurt de claim dan door naar haar verzekering of doet de claim zelf af.<br />

Indien de schade het gevolg is van rechtmatig handelen, dus voortkomt uit rechtmatige besluiten van<br />

het waterschap, bijvoorbeeld een peilbesluit dat op correcte wijze tot stand is gekomen, handelt het<br />

waterschap die af op grond van de artikel 40 van de wet op de waterhuishouding voorzover het gaat<br />

om schade die wordt veroorzaakt door peilbesluiten, het schadevergoedingsartikel in de keur van het<br />

waterschap, de nadeelcompensatieverordening van het waterschap en de<br />

Schadevergoedingsregeling Gebouwschade door Peilbeheer. Die regels zijn als volgt.<br />

Alleen onevenredige schade komt voor vergoeding in aanmerking.<br />

Eerste uitgangspunt is dat schade door rechtmatig handelen in principe door de burger zelf gedragen<br />

moet worden. Elke burger moet een zeker ongerief en/of financieel nadeel dulden als gevolg van de<br />

omstandigheid dat hij met anderen op een beperkt grondgebied leeft. Nadeel dat geacht wordt te<br />

behoren tot het normaal maatschappelijk risico komt niet voor vergoeding in aanmerking.<br />

Dit neemt niet weg dat zich ten aanzien van een individu feiten en omstandigheden kunnen voordoen<br />

waardoor deze dermate zwaar wordt getroffen dat dit nadeel redelijkerwijs niet te zijnen laste kan<br />

blijven. Het moet gaan om onevenredig nadeel. Daarmee wordt gedoeld op buiten het<br />

maatschappelijk risico vallende en op een beperkte groep burgers drukkende schade.<br />

Schade door peilaanpassing komt niet voor vergoeding in aanmerking<br />

Voor schade door peilbeheer is het onderscheid in schade door peilaanpassing aan de autonome<br />

maaiveldsdaling en verdergaande peilverlaging van belang.<br />

Schade door aanpassing van de peilen aan de maaiveldsdaling komt voor rekening van de burger<br />

(Raad van State 9 augustus 1996, AB 1996/434 en 16 november 2005, Rechtbank Leeuwarden 29<br />

september 2006,05/2007). Iedere burger dient bij aanschaf of bouw van zijn woning met de gevolgen<br />

van de maaiveldsdaling of inklinking van het veen rekening te houden door daarop te anticiperen, is<br />

de redenatie.<br />

Schade die het gevolg is van peilverlagingen die verder gaan dan nodig is om maaiveldsdaling te<br />

volgen, zogenaamde diepontwateringen van landbouwgronden, komen wel voor vergoeding in<br />

aanmerking.<br />

Uitgangspunten voor vergoeding<br />

Bij houten paalfunderingen vergelijkt het waterschap de droogstand per jaar voor de situatie met en<br />

zonder de ingreep waarvoor het waterschap verantwoordelijk was. Vervolgens kan berekend worden<br />

hoe het aantastingsproces verlopen is met behulp van een grafiek die het verband aangeeft tussen<br />

droogstand en houtrotsnelheid. Berekend wordt hoeveel het moment waarop herstel van de houten<br />

paalfundering noodzakelijk is, door de ingreep vervroegd is.<br />

Het aandeel van het waterschap is gelijk aan de extra kosten welke gepaard gaan met het eerder<br />

moeten uitvoeren van de herstelmaatregelen. De extra kosten worden afgekocht op basis van de<br />

contante waarde bij een effectieve rente (marktrente minus loon- en prijsstijgingen) van 3%. Dit<br />

percentage wordt bij diverse afkoopsituaties gehanteerd en is gebaseerd op een renteontwikkeling<br />

over een lange reeks van jaren.<br />

Uitsluitingsgronden<br />

Bij het vaststellen van de vergoeding zijn verder een aantal uitsluitingsgronden cq beperkingen van<br />

belang. Die zijn opgenomen in Nadeelcompensatieverordening. De toepassing hiervan leidt er toe dat<br />

schade niet altijd wordt vergoed en wanneer zij wordt vergoed, het altijd zal gaan om een deel van de<br />

schade. Het gaat hierbij om zaken als voorzienbaarheid van schade, verjaring en anderszins<br />

verzekerd zijn van vergoeding van schade. Bijlage III geeft een nadere toelichting.


17<br />

5. Wat zijn de bestuurlijke overwegingen voor of tegen een tegemoetkoming?<br />

Nog eens: wat is het probleem?<br />

In hoofdstuk 2 is aangegeven dat uit de verkenning naar de aard en omvang van de<br />

funderingsproblematiek blijkt dat voor een paar duizend panden in het Friese<br />

veenweidegebied verwacht wordt dat ze vroeg of laat met schade aan de houten fundering<br />

te maken krijgen. Met de vervanging van die fundering is voor een normale woning<br />

gemiddeld € 37.500,- per pand gemoeid. Als men niet tijdig vervangt, is er het risico van<br />

gebouwschade; het herstel daarvan bedraagt voor een normale woning gemiddeld<br />

€ 12.500,- en kan verder oplopen als men de fundering niet snel vervangt.<br />

In hoofdstuk 3 is toegelicht dat droogstand van houten funderingen wel uitgesteld maar, in<br />

veel gevallen, niet voorkomen kan worden. Vroeg of laat zal de houten fundering vervangen<br />

moeten worden.<br />

In hoofdstuk 4 kwam aan de orde dat de herstelkosten niet of nauwelijks op anderen te<br />

verhalen zijn. Wetterskip Fryslân is alleen voor vervroeging van schade aansprakelijk te<br />

stellen. Dat wordt door de rechter onderschreven. Andere partijen, zoals de provincie of<br />

gemeente, zijn ook niet aansprakelijk te stellen.<br />

Dat betekent dat de herstelkosten, geheel of grotendeels, voor eigen verantwoordelijkheid<br />

van de burgers zijn. Het gaat daarbij om forse bedragen die de woonlasten aanzienlijk<br />

verhogen. Niet elke burger kan de kosten opbrengen. Ook doet zich het probleem voor dat<br />

geen (aanvullende) hypotheek verstrekt wordt omdat het pand door de funderingschade te<br />

veel in waarde gedaald is. Blijft herstel uit, dan vervalt het pand. Gebeurt dat op grotere<br />

schaal, dan tast dat niet alleen het woongenot van de individuele bewoners aan maar ook de<br />

leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van een wijk of streek. Een ander probleem dat zich<br />

aftekent is dat procedures voor peilaanpassingen aan maaivelddaling steeds moeizamer<br />

verlopen. Dat brengt het behoud van een goede drooglegging voor de landbouw in het<br />

geding. Ook is een toenemend aantal schadeclaims te verwachten. De afhandeling daarvan,<br />

in eerste instantie bij het wetterskip, in hoger beroep bij de bestuursrechter, kost de overheid<br />

geld, terwijl het de burger vaak weinig tot niets oplevert.<br />

Wel of geen regeling: de keus is aan de overheid<br />

De overheid hoeft hier niets voor te regelen. Niets of niemand kan dat afdwingen. Er immers<br />

geen sprake van schuld of aansprakelijkheid. Het is geheel aan de overheid zelf om op<br />

vrijwillige basis te kiezen voor dan wel tegen een subsidieregeling om burgers die met<br />

funderingsschade te makken hebben, financieel tegemoet te komen. Er zijn zowel<br />

argumenten voor als tegen zo’n regeling aan te voeren. Onderstand overzicht geeft daar een<br />

(niet perse uitputtende) opsomming van.<br />

Overwegingen<br />

De belangrijkste argumenten tégen een regeling zijn: droogvallen van funderingen is inherent<br />

aan het veenweidegebied, funderingsschade is te voorzien, burgers zijn zelf verantwoordelijk<br />

voor het herstel. De burger moet zich daar dan wel bewust van zijn. Dat lijkt nog niet in<br />

voldoende mate het geval. Er zou op dat punt meer aan voorlichting kunnen worden gedaan.<br />

Dat bevordert ook dat burgers tijdig beginnen te sparen voor funderingsherstel dat vroeg of<br />

laat is. Ook de verplichte invoering van een funderingslabel kan hier aan bijdrage.<br />

Voorlichting en funderingslabel kunnen overigens wel tot gevolg hebben dat risicovolle<br />

panden aanzienlijk in waarde dalen. Voordat de overheid hier aan begint, zou nader<br />

onderzoek naar ernst en omvang van de funderingsproblematiek in de verschillende delen<br />

van het veenweidegebied dan ook op zijn plaats zijn.


18<br />

Overzicht van argumenten voor of tegen een subsidieregeling<br />

voor herstel van funderings- en gebouwschade<br />

Voor<br />

Tegen<br />

Een subsidieregeling vermindert de druk op<br />

de discussies over peilaanpassingen die<br />

nodig blijven zolang er veen is. Het is<br />

daardoor makkelijker om een goede<br />

drooglegging voor de landbouw te<br />

behouden.<br />

Dat landbouw hiervan profiteert, klopt niet;<br />

peilaanpassingen voorkomen alleen dat het<br />

voor de landbouw steeds slechter wordt.<br />

Een subsidieregeling vermindert besteding<br />

van overheidsgeld aan juridische<br />

procedures en technische advisering die<br />

daarvoor nodig is. Er zijn in Fryslân en<br />

daarbuiten al voldoende rechtszaken<br />

geweest die uitwijzen dat procederen over<br />

de schuldvraag alleen maar kosten met zich<br />

meebrengt maar niets oplevert.<br />

Met een geleidelijke invoering van hoog<br />

zomerpeil zijn peilaanpassingen met 20 jaar<br />

uit te stellen. Daardoor blijven van veel<br />

panden de funderingen minstens 100 jaar<br />

nat/ Langer nathouden hoeft niet. De<br />

levensduur van een pand is gemiddeld<br />

immers ook niet meer dan 100 jaar.<br />

Of hogere zomerpeilen te combineren zijn<br />

met een sterke landbouw die de provincie in<br />

het veenweidegebied wil handhaven, wordt<br />

momenteel nog onderzocht.<br />

Een subsidieregeling draagt bij aan behoud<br />

van de leefbaarheid en de ruimtelijke<br />

kwaliteit van het veenweidegebied:<br />

verpaupering van woningen en aantasting<br />

van het woningbestand van gemeentes<br />

wordt voorkomen;<br />

ook voor andere bewoners in de buurt blijft<br />

de woonomgeving aantrekkelijk;.<br />

Het aspect van de ruimtelijke kwaliteit speelt<br />

vooral als het gaat om de lintbebouwing die<br />

karakteristiek is voor het veenweidegebied.<br />

Dat in het veenweidegebied gewoon<br />

gewoond en gewerkt kan worden, cq. dat<br />

het veenweidegebied leefbaar is en blijft, is<br />

van groot openbaar belang. Dat hebben alle<br />

partijen -provincie, wetterskip, gemeentensteeds<br />

ondersteund, onder andere door in<br />

te stemmen met landinrichtingsplannen en<br />

peilbesluiten. Een grote groep burgers heeft<br />

hier profijt van. Daar staat een kleine groep<br />

burgers tegenover die er nadeel van<br />

ondervindt. Dat nadeel kan maar voor een<br />

klein deel via de juridische weg<br />

gecompenseerd worden.<br />

Of een burger bij aanschaf van een pand<br />

financieel voordeel heeft gehad bij het risico<br />

van funderingsschade, is nog maar de<br />

vraag, het risico van funderingsschade<br />

speelt nog zelden een rol bij aan- en<br />

verkoop van panden.<br />

Het stukje hiernaast gaat er vanuit dat veel<br />

burgers niet in staat zijn de fundering te<br />

vervangen. Vraag is of het inderdaad om<br />

grote aantallen gaat. Als dat niet zo is, dan<br />

is er voor de overheid ook minder winst in<br />

leefbaarheid en kwaliteit van de ruimte te<br />

behalen.<br />

<strong>Fundering</strong>sschade is nu eenmaal de<br />

consequentie van wonen in een<br />

veenweidegebied, die schade is te voorzien,<br />

de herstelkosten zijn voor de eigen<br />

verantwoordelijkheid van de burger.<br />

Het risico van funderingsschade werkte in<br />

de aankoopprijs door, de burger heeft daar<br />

bij aanschaf van de woning financieel<br />

voordeel bij gehad.


19<br />

Dat een investering in een nieuwe fundering<br />

de waarde van het pand vermeerdert,<br />

waardoor de burger die investering weer<br />

terug verdient, is niet altijd het geval.<br />

Bovendien zal het terugverdieneffect niet<br />

altijd 100% zijn.<br />

Investering in een nieuwe fundering<br />

vermeerdert de waarde van het pand, de<br />

burger verdient die investering weer terug.<br />

Een subsidieregeling draagt er aan bij dat<br />

panden hun waarde behouden.<br />

Omdat herstel van de fundering vaak<br />

aanleiding zal zijn om ook andere<br />

verbeteringen aan de woning uit te voeren,<br />

zullen de panden in waarde toenemen.<br />

Verbetering van woningen gefundeerd op<br />

hout houdt ook de waarden van omliggende<br />

panden op peil.<br />

Een subsidieregeling voorkomt dat panden<br />

in waarde dalen en een tariefsverhoging<br />

nodig is om de WOZ-inkomsten van<br />

gemeenten en wetterskip op peil te houden.<br />

Voor panden op hout dient de noodzaak van<br />

funderingsherstel zich eerder aan dan bij<br />

panden op klei of zand. Het<br />

funderingsherstel is ook ingrijpender en dus<br />

duurder omdat een fundering op palen<br />

nodig is.<br />

Het gaat om oude woningen, die zijn na<br />

verloop van tijd nu eenmaal aan grondig<br />

herstel toe.<br />

Daar is nog aan toe te voegen: er zijn<br />

zoveel problemen, de overheid kan niet<br />

alles oplossen, andere problemen hebben<br />

een hogere prioriteit.<br />

Voor burgers waarvoor funderingsherstel nu of binnenkort al aan de orde is, is het te laat om<br />

nog een substantieel bedrag te sparen. Sommige burgers zullen daar überhaupt niet aan<br />

toekomen. Voor hen zou een subsidieregeling mogelijk uitkomst beiden.<br />

De overheid zou de argumenten vóór een subsidieregeling niet zozeer moeten zoeken in<br />

schuld (daar is juridisch gezien immers geen sprake van) of zieligheid van burgers (er zijn<br />

meer zielige burgers, bijvoorbeeld degenen die -meer- zorg nodig hebben) maar veel meer<br />

in de voordelen van algemeen belang die een regeling biedt. De belangrijkste voordelen zijn<br />

dan: soepele procedures voor peilaanpassingen, minder schadeclaims, behoud van de<br />

leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het veenweidegebied.<br />

Die voordelen komen overigens pas goed uit de verf als het om een regeling gaat die<br />

burgers een substantiële tegemoetkoming in de herstelkosten geeft en wanneer veel burgers<br />

er gebruik van (kunnen) maken. Als het alleen een extraatje is voor burgers die ook zonder<br />

regeling de fundering wel vervangen, schiet de regeling zijn doel voorbij.<br />

Een gezamenlijke aanpak gewenst<br />

Provincie en gemeenten hebben verantwoordelijkheden voor behoud van de leefbaarheid en<br />

ruimtelijke kwaliteit van het veenweidegebied. Een gezamenlijk belang is ook het behoud van<br />

de mogelijkheid van een goede drooglegging voor de landbouw.


20<br />

Het wetterskip heeft belang bij soepele procedures en weinig schadeclaims. Een<br />

subsidieregeling biedt het wetterskip verder het voordeel dat kosten voor<br />

hoogwatervoorzieningen in de toekomst minder snel zullen stijgen.<br />

Daarom is een gezamenlijke regeling van provincie, gemeenten in het veenweidegebied en<br />

wetterskip het meest voor de hand liggend.<br />

Een gezamenlijke regeling heeft het voordeel dat de kosten gedeeld kunnen worden.<br />

Voordeel van een gezamenlijke aanpak is ook dat die minder kans biedt om de regeling toch<br />

als een schuldbekentenis op te vatten en die ene overheid die de regeling instelt, alsnog<br />

aansprakelijk te gaan stellen.<br />

In het westen van het land zijn het gemeenten die een subsidieregeling voor de aanpak van<br />

de funderingsproblematiek ingevoerd hebben. Dordrecht staat hier om bekend, maar ook<br />

andere steden als Haarlem, Zaanstad en Schiedam hebben een regeling. Provincie of<br />

waterschappen zijn hierbij niet in beeld. De problematiek is ook wel wat anders. Daar gaat<br />

het om funderingsproblemen in binnensteden waar niet alleen het peilbeheer maar ook<br />

andere oorzaken aan ten grondslag liggen. In Dordrecht worden lekkende riolen die als<br />

drains het grondwater afvoeren als belangrijke oorzaak van de problemen gezien. Voor<br />

Dordrecht waren het tegengaan van verpaupering, het zorgen voor aantrekkelijke<br />

vestigingsvoorwaarden en het behouden van de leefbaarheid van de oude wijken redenen<br />

voor de regeling.<br />

Kan een subsidieregeling schadeclaims uitsluiten?<br />

De verwachting is dat bij een ruimhartige regeling minder burgers een schadeclaim bij het<br />

wetterskip zullen indienen. Dat doe je immers niet zo maar, dat vraagt tijd, geld en veel<br />

doorzettings- en incasseringsvermogen van de burger. Vraag is of een regeling<br />

schadeclaims helemaal kan uitsluiten: mag je burgers er voor laten tekenen dat ze bij een<br />

regeling afzien van procederen? Dat voorkomt dat het wetterskip tweemaal geld uitgeeft:<br />

eerst aan een regeling én later nog eens aan een procedure.<br />

Er lijken wel mogelijkheden om dat te voorkomen. Zo is in de Overeenkomst Bodemdaling<br />

Aardgaswinning Fryslân 2006 opgenomen dat wanneer burgers of bedrijven voor een<br />

schadevergoeding van de NAM in aanmerking willen komen, men toe moet treden tot de<br />

regeling (artikel 9.b). Daarmee verbindt men zich er aan om geen (aanvullende)<br />

schadevergoeding bij de betrokken (overheids)organen te claimen. Als men niet tekent,<br />

betekent dat geen schadevergoeding op basis van de regeling. Als men wel tekent, en een<br />

vergoeding ontvangt, nemen de organisaties later geen claims voor een hogere vergoeding<br />

in behandeling. Het is dus het een of het ander. Ook de bodemdalingsregeling in Groningen<br />

kent zo’n bepaling.<br />

Of de bedoelde bepaling uiteindelijk (en in elk individueel geval) in rechte stand houdt is de<br />

vraag, nu over dit onderwerp nog geen jurisprudentie bekend is, zo merkt de landsadvocaat<br />

op. Maar, voegt de landsadvocaat toe, een dergelijke bepaling zal zeker een<br />

ontmoedigende werking hebben.<br />

Hoe is in (schijnbaar) vergelijkbare gevallen met schade omgegaan<br />

Hieronder wordt voor een aantal (schijnbaar) vergelijkbare gevallen aangegeven hoe met<br />

schade wordt omgegaan.<br />

• Bodemdaling door gas- of zoutwinning: Als een burger te maken heeft met schade<br />

door delfstoffenwinning, kan hij op grond van de Mijnwet de partij die het gas of zout wint,<br />

daar op aanspreken. Bij autonome bodemdaling ontbreekt een partij die aansprakelijk te<br />

stellen is.


21<br />

• Dijkbreuk in Wilnis: In Wilnis bezweek een aantal jaren geleden een veenkade met<br />

grote wateroverlast en schade tot gevolg. De rechtbank van Amsterdam oordeelde daar<br />

29/11/2006 over dat het hoogheemraadschap hier niet in het onderhoud en beheer van<br />

de veenkade tekort geschoten is. Het hoogheemraadschap had niet al het mogelijke<br />

gedaan om de doorbraak te voorkomen maar gelet op de omvang van het beheersgebied<br />

en de daarin gelegen waterkeringen, toch voldoende zorgvuldig gehandeld.<br />

Waterschappen zijn, zo blijkt uit deze uitspraak, in geval van voldoende zorgvuldig<br />

handelen, niet aansprakelijk voor schade. In Wilnis hebben particulieren een financiële<br />

tegemoetkoming gekregen uit 3 bronnen, namelijk:<br />

o<br />

De opstalverzekering van particulieren; funderingsschade is echter niet te<br />

verzekeren.<br />

o De Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen (mei 1998) op<br />

basis waarvan het rijk een schadevergoeding kan geven bij rampen; daarvan is<br />

alleen sprake bij onzekere gebeurtenissen waarop de WTS betrekking op heeft, dat<br />

was in Wlinis het geval maar geldt niet voor funderingschade.<br />

o Een steunfonds dat door particulier initiatief tot stand kwam, hieruit is schade vergoed<br />

die niet onder de WTS viel.<br />

• Houtrot in Dordrecht: bij een paar honderd panden in de binnenstad van Dordrecht is<br />

de houten fundering al zo ernstig aangetast, dat die dringend vervangen moeten worden.<br />

De oorzaken van funderingsschade in Dordrecht zijn complex, burgers spanden<br />

schadeprocedures tegen de gemeente Dordrecht aan, maar die leverden hen niets op.<br />

De gemeente is tot nu toe niet aansprakelijk gebleken. De gemeenteraad heeft<br />

desondanks op een tegemoetkoming van de burgers aangedrongen. Sinds 2001 heeft de<br />

gemeente een regeling, die wordt in zie hoofdstuk 6 nader toegelicht.<br />

• Bodemsanering<br />

Voor bodemverontreinigingen die gesaneerd móeten worden maar waarvoor geen<br />

veroorzakende partij aansprakelijk te stellen is, is er een subsidieregeling van het rijk.<br />

Zowel particulieren als bedrijven komen voor deze regeling in aanmerking, zij het onder<br />

verschillende voorwaarden. Er zijn parallellen te trekken met de funderingsproblematiek:<br />

in beide gevallen is er geen aansprakelijke partij, een relatief kleine groep wordt<br />

gedupeerd door iets wat nu en/of in het verleden maatschappelijk aanvaardbaar is of was<br />

en die groep krijgt te maken met hoge herstelkosten.<br />

Wat zijn de juridische kansen en risico’s<br />

De praktijk heeft uitgewezen dat de juridische weg burgers niet of amper helpt. De kans die<br />

er ligt is juist om buiten de juridische weg om, met alle partijen samen, de burger de<br />

helpende hand toe te steken en een maatschappelijk probleem op te lossen.<br />

Zoals aan elke regeling zitten daar ook risico’s aan vast. Het is zaak om die met een goed<br />

doortimmerde verordening zoveel mogelijk af te vangen. De risico’s hebben betrekking op<br />

eventuele precedentwerking naar andere schadekwesties maar ook op de uitvoering van een<br />

regeling.


22<br />

Foto’s van funderingsherstel in Echten<br />

(bron: Vereniging voor <strong>Fundering</strong>sproblematiek in Lemsterland)


23<br />

Mogelijke precedenten<br />

De verwachting is dat een regeling voor funderingsschade geen precedentwerking zal<br />

hebben naar schade veroorzaakt door recente water- en natuurregelgeving. De<br />

aansprakelijkheid voor die schade is namelijk goed geregeld.<br />

Voor bijvoorbeeld schade door aanwijzing van landbouwgrond tot waterbergingsgebied kan<br />

een eigenaar de gemeente of het waterschap aansprakelijk stellen. De gemeente die de<br />

bestemming tot waterbergingsgebied vaststelde, is op grond van de Wet Ruimtelijke<br />

Ordening voor de planschade aan te spreken. Voor de wateroverlastschade die optreedt<br />

wanneer een gebied daadwerkelijk onder water wordt gezet, kan de boer op grond van de<br />

schaderegeling die de noordelijke waterschappen samen opstelden, een beroep op<br />

Wetterskip Fryslân doen.<br />

Ook de aansprakelijkheid voor schade door een naastgelegen natuurgebied is vastgelegd.<br />

Zo is eventuele planschaduwwerking van een landbouwgebied door de aanwijzing van een<br />

naastgelegen natuurgebied tot Natura 2000 gebied, geregeld in de Natuurbeschermingswet.<br />

Ondervindt zo’n landbouwgebied vernattingsschade doordat het naastgelegen natuurgebied<br />

vernat wordt, dan kan de boer daar het wetterskip op aanspreken; die is immers<br />

verantwoordelijk voor het peilbeheer en het peilbesluit.<br />

Dit ligt anders voor schade door grondwateroverlast of zetting van kleigrond; dat is niet goed<br />

geregeld. De verschillen met de funderingsproblematiek zijn echter zodanig dat er goede<br />

redenen zijn om eventuele subsidieverzoeken af te wijzen. Het risico van een<br />

precedentwerking is dan ook beperkt. De landsadvocaat merkt in dat verband opdat<br />

wanneer bij de toelichting op de regeling aandacht wordt besteed aan de achtergronden van<br />

de totstandkoming van de regeling, naar zijn mening niet gevreesd hoeft te worden dat de<br />

regeling als schuldbekentenis wordt gezien of precedentwerking zou hebben op andere<br />

terreinen.<br />

Van schade door grondwateroverlast is sprake wanneer kruipruimtes door te hoge<br />

grondwaterstanden langdurig onder water staan waardoor vocht opkruipt in vloeren en<br />

wanden. Dat komt op verschillenden plaatsen in Fryslân voor. Het verschil met de<br />

funderingsproblematiek is dat de problemen minder ingrijpend zijn: ze noodzaken niet tot<br />

vervanging van funderingen. De burger kan het probleem vaak zelf aanpakken door<br />

grondwater af te voeren met een drain rond het huis of een pompje in de kruipruimte. Als het<br />

probleem in een hele straat of buurt speelt, is de praktijk dat gemeente en wetterskip aan<br />

een oplossing mee werken. Om deze redenen zijn eventuele verzoeken om een<br />

subsidieregeling voor schade door grondwateroverlast af te wijzen.<br />

Van schade door zetting van kleigrond kan sprake zijn bij panden die op staal gefundeerd<br />

zijn en die door ongelijke zetting van de kleiondergrond scheef gaan staan en scheuren gaan<br />

vertonen. De zetting kan veroorzaakt zijn door de belasting van het pand zelf zijn, maar ook<br />

door een peilverlaging. Gebouwschade door zetting van kleigrond is in Fryslân niet bekend<br />

als een veel voorkomend probleem. Het verschil met de funderingsproblematiek is dat er<br />

geen sprake is van een toenemend probleem: het kleigebied heeft in het algemeen meer dan<br />

voldoende drooglegging, er is geen sprake van een voortgaand proces van daling van<br />

bodem, grondwater en peilen. Om deze redenen zijn eventuele verzoeken van burgers voor<br />

een subsidieregeling voor schade door zetting van kleigrond af te wijzen.


24<br />

Uitvoeringsrisico<br />

Een regeling kan zo opgetuigd worden met randvoorwaarden en allerlei uitzonderingen<br />

daarop, waarop voor- en/of achteraf getoets moet worden, dat de uitvoering veel tijd en geld<br />

kost. Een flink deel van het bedrag dat de overheden in een subsidieregeling steken, komt<br />

dan niet bij de burger, maar bij die overheid zelf en adviesbureaus terecht. Zo gaat in<br />

Dordrecht 25 % van de 30 miljoen euro die de gemeente in de subsidieregeling steekt, naar<br />

de uitvoering. Dat kan minder door minder regels te stellen. Het risico daarvan is dat er wel<br />

eens subsidie terecht komt bij iemand die daar niet helemaal recht op heeft. Het is zaak om<br />

bij de invoering van een subsidieregeling balans te zoeken in een strakke regeling enerzijds<br />

en het laag houden van de uitvoeringskosten anderzijds.


25<br />

6. Welke financiële instrumenten zijn in te zetten?<br />

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van financiële instrumenten die de overheid in zou kunnen<br />

zetten als tegemoetkoming naar burgers die met funderings- en gevolgschade te maken<br />

hebben. Deze instrumenten zijn afzonderlijk maar ook in combinatie met elkaar in te zetten.<br />

Voor elk instrument is aangegeven welke haken en ogen daar voor de burger en/of de<br />

overheid aan kleven.<br />

Aan het eind van dit hoofdstuk worden enkele rekenvoorbeelden gegeven van wat een<br />

regeling de overheid zou kunnen kosten. Die kosten zijn mede afhankelijk van het aantal<br />

burgers dat daar een beroep op kan doen; dan hebben we het over de voorwaarden. Daar<br />

wordt ook al wat van gezegd.<br />

Voor dit hoofdstuk is vooral geput uit de subsidieregeling voor funderings- en cascoherstel<br />

van de gemeente Dordrecht. Het kader op de volgende bladzijde geeft in het kort weer hoe<br />

die regeling eruit ziet en wat die de gemeente Dordrecht kost. De Stichting Stimuleringsfonds<br />

Volkshuisveting Nederlandse Gemeenten (SVN) voert de regeling voor Dordrecht uit. Deze<br />

bank werkt ook voor provincies. Zo is de SVN betrokken bij de startersregeling van de<br />

provincie Limbuirg. Ook uitbesteding aan een commerciële bank behoort tot de<br />

mogelijkheden.<br />

Analoog aan de regeling in Dordrecht zou je ook voor de Friese situatie kunnen<br />

denken aan de volgende financiële instrumenten:<br />

1. Een eenmalige subsidie<br />

Een vast bedrag, dus onafhankelijk van schade of inkomen,<br />

Voordeel voor de overheid is dat het gaat om een eenmalige actie, het is duidelijk waar de<br />

overheid aan begint en ook de uitvoering vraagt weinig werk.<br />

Zo’n eenmalige subsidie zal voor een aantal burgers, mogelijk een grote groep, niet<br />

voldoende zijn omdat men het resterende bedrag niet op kan brengen: of omdat men de<br />

rente over een extra hypotheek niet op kan brengen en/of omdat het huis, mede door de<br />

waardevermindering door het funderingsprobleem, te weinig onderpand heeft.<br />

Een subsidiebedrag dat afhankelijk is van de hoogte van de herstelkosten of van het<br />

inkomen van de eigenaar, is een variant hierop. De uitvoering hiervan is duurder.<br />

2. Een aantrekkelijke lening<br />

Tot een maximaal bedrag, tegen een lage rente, bijvoorbeeld de 2% die Dordrecht hanteert,<br />

voor een maximum uitleentermijn van 25 jaar.<br />

Deze maatregel stelt meer burgers in staat de schade te herstellen.<br />

Ook bij deze maatregel weet de overheid van te voren wat de kosten zullen zijn. Nadeel is de<br />

lange doorlooptijd, de uitvoering vraagt meer tijd, er kunnen problemen met de betaling van<br />

rente en aflossing ontstaan en er moet gedurende 25 jaar geld beschikbaar worden gesteld<br />

voor een zogenaamd revolving fund.<br />

3. Een vangnetregeling<br />

Als 2, met de mogelijkheid voor burgers die financieel erg moeilijk zitten -starters, bejaardende<br />

betaling van rente en aflossing over een periode uit te stellen. Als men dan alsnog niet<br />

aan de financiële verplichtingen kan voldoen, moet het pand verkocht worden.<br />

Deze maatregel stelt nog meer burgers in staat de schade te herstellen. Extra nadelen voor<br />

de overheid zijn dat een inkomens- en vermogenstoets nodig is en het risico van niet terug<br />

kunnen betalen is groter.


26<br />

INTERMEZZO 5:<br />

Subsidieregeling funderings- en cascoherstel gemeente Dordrecht<br />

Algemeen<br />

Sinds 2001 heeft de gemeente Dordrecht een subsidieregeling voor funderings- en cascoherstel. De<br />

regeling duurt tot 2011. De oorzaken van funderingsschade in Dordrecht zijn complex met diverse<br />

oorzaken. Schadeprocedures leverden burgers niets op. De gemeente is tot nu toe niet aansprakelijk<br />

gebleken maar wil desondanks de gedupeerde burgers de helpende hand toesteken. Het gaat in<br />

Dordrecht vooral om blokken met aaneengesloten panden, die moeten bloksgewijs hersteld worden,<br />

wat betekent dat iedereen mee moet doen. De regeling heeft daarom tot doel elke burger in staat te<br />

stellen de schade aan fundering en pand te herstellen. De regeling is uitgewerkt in een plan van<br />

aanpak, een verordening, een programma van eisen en een programma van aanbevelingen en<br />

normen, allemaal te vinden op de site www.dordrecht.nl/funderingen.<br />

Hoe ziet de regeling er uit?<br />

De regeling bevat de volgende onderdelen:<br />

1. een subsidie van:<br />

€ 6.800 voor herstel van funderings- en cascoschade<br />

€ 1.400 voor vaststelling van de funderingsschade (eerste onderzoek)<br />

€ 1.400 voor vaststelling van de cascoschade en de totale herstelkosten (tweede onderzoek)<br />

€ 1.400 voor procesbegeleiding eerste fase<br />

€ 1.800 voor procesbegeleiding tweede fase<br />

(de procesbegeleiding is o.a. belangrijk om alle eigenaren binnen een bouwblok mee te krijgen)<br />

€ 12.800,- in totaal.<br />

2. een “zachte” lening, voor maximaal € 70.000,-, tegen 2% en een looptijd van maximaal 25 jaar.<br />

3. een “zachte” lening voor maximaal € 5.000.-, tegen 2% met een looptijd van maximaal 15 jaar<br />

voor het herstel van de casco schade.<br />

4. een vangnetregeling voor burgers die zich met 1, 2 en 3 nog geen herstel kunnen veroorloven; dat<br />

houdt in dat men aflossing en rente van de onder 2 genoemde lening 10 tot 15 jaar mag uitstellen;<br />

na die termijn moet de situatie zo veranderd zijn, dat men de opgebouwde rente en aflossing wel<br />

kan betalen; het betreft hier vaak oudere mensen, die na verloop van tijd hun woning verkopen of<br />

juist jonge mensen die eerst de kop van hun hypotheek er af moeten hebben.<br />

Bovenstaande geldt voor urgente gevallen die voor 2015 hersteld moeten zijn; voor minder urgente<br />

gevallen is de regeling soberder.<br />

De maximale leensom is dus € 75.000.- De hypotheek is op annuïteiten basis<br />

Belangrijke voorwaarden:<br />

Alleen particuliere woningeigenaren komen voor de regeling in aanmerking.<br />

Het totaal aan leningen mag niet meer bedragen dan de waarde van het pand.<br />

De herstelkosten moeten in redelijke verhouding staan tot de waarde van het pand en de verwachtte<br />

levensduur.<br />

<strong>Fundering</strong> en casco moeten doelmatig hersteld worden.<br />

Kosten gemeente:<br />

Onderzoek en monitoring grondwater, funderingen en urgentie herstel<br />

Subsidies ( 650 panden a € 12.787,-<br />

Rentederving leningen (niet iedereen leent het maximum bedrag)<br />

Uitvoeringskosten (o.a. ambtelijk apparaat, SVN)<br />

BTW<br />

Totaal<br />

€ 9.0 miljoen<br />

€ 8.3 miljoen<br />

€ 4.0 miljoen<br />

€ 7,7 miljoen<br />

€ 1.0 miljoen<br />

€ 30.0 miljoen<br />

Dekking kosten:<br />

Rijksbijdrage<br />

Bijdrage Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing<br />

Bouwfonds<br />

Strategische Investeringen<br />

Totaal<br />

€ 2.5 miljoen<br />

€ 3.0 miljoen<br />

€ 9.0 miljoen<br />

€ 15.5 miljoen<br />

€ 30.0 miljoen<br />

De Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN) verstrekt de<br />

leningen. De gemeente heeft daarvoor geld in een revolving fund gestort. Daaruit worden leningen<br />

met hypothecaire zekerheid verstrekt.


27<br />

Andere suggesties die op tafel zijn gekomen:<br />

4. Garantstelling door de overheid bij het afsluiten van een hypotheek<br />

Risico’s voor de overheid: een ongedekte lening. Dordrecht sluit leningen bij onvoldoende<br />

onderpand uit, banken zullen hier ook niet aan mee willen werken.<br />

5. Renteloze lening<br />

De overheid betaalt de rente. De burger hoeft die niet terug te betalen.<br />

Maakt schadeherstel voor nog meer burgers mogelijk. Drijft de kosten voor de overheid op.<br />

6. Btw-vrijstelling; vraag is of provincie, waterschap of gemeente daartoe wel bevoegd zijn.<br />

7. Gesubsidieerde werkgelegenheidsprojecten voor langdurig werklozen: leveren die<br />

voldoende kwaliteit? Vraagt om een organisatie die dat op zich neemt, dat kost ook<br />

geld.<br />

8. Quantumkorting bedingen door gezamenlijk offerets aan te vragen; vraagt om een<br />

projectmatige opzet.<br />

9. Een subsidiefonds waaruit herstel van funderingen en gebouwschade maar ook<br />

preventieve maatregelen als aanleg van infiltratiedrains gesubsidieerd kunnen worden.<br />

Voorwaarden<br />

Uiteraard gelden voor elke regeling voorwaarden. Zo zal aangetoond moeten worden dat de<br />

fundering ook daadwerkelijk en degelijk vervangen wordt zodat sprake is van een structurele<br />

oplossing van het probleem. Een andere voorwaarde zou kunnen zijn dat subsidies of<br />

vergoedingen die uit andere hoofde mogelijk zijn, op het subsidiebedrag in mindering<br />

worden gebracht. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan Rijksmonumenten waarvoor<br />

een voordelige lening uit het Nationaal Restauratie Fonds mogelijk is. Die mogelijkheid biedt<br />

ook het Prins Bernard Cultuurfonds; daar komen panden voor in aanmerking die tijdens het<br />

Monumenten Inventarisatie Project door de provincie geïnventariseerd zijn.<br />

Ook is van belang wie er wel of niet op beroep op de regeling kan doen. Daarbij gaat het om<br />

keuzes als:<br />

• Geldt de regeling alleen voor panden waar de fundering nog vervangen moet worden of<br />

ook voor panden waar dat al gebeurd is?<br />

• Geldt de regeling alleen voor particuliere woningen of ook voor gebouwen van bedrijven 8 ,<br />

instellingen en overheden;<br />

• Staat de regeling voor alle aanvragers open, ongeacht het aantal, of stelt de overheid<br />

een grens aan het bedrag dat beschikbaar is en geldt: wie het eerst komt die het eerst<br />

maalt?<br />

Verder zijn zaken van belang als:<br />

• Gaat het om vaste of inkomensafhankelijke bedragen?<br />

• Gaat het om vaste of schade-afhankelijke bedragen?<br />

• Staat een regeling voor een korte of lange periode open?<br />

Op deze en andere voorwaarden gaat deze rapportage niet verder in. Dat is pas aan de orde<br />

wanneer de overheden besluiten een subsidieregeling in te voeren. Hoe die regeling er dan<br />

precies uit komt te zien, moet dan worden vastgelegd in een subsidieverordening.<br />

Wat zou een regeling voor het Friese veenweidegebied de verschillende partijen<br />

kosten?<br />

Om inzicht te geven in wat een regeling voor herstel van funderings-en gebouwschade de<br />

overheden zou kunnen gaan kosten, zijn enkele rekenvoorbeelden uitgewerkt. Daarbij is van<br />

de volgende scenario’s uitgegaan:<br />

8 De landsadvocaat gaat in zijn reactie uitgebreid in op de vraag of subsidie voor herstel van funderings- en<br />

gebouwschade aan bedrijven gezien kan worden als ongeoorloofde staatssteun. Zie Bijlage III.


28<br />

Scenario 1, een ruime regeling:<br />

Regeling:<br />

Deze regeling omvat een vaste subsidie van € 10.000,-; een lening van<br />

maximaal € 50.000,- voor 2 % en maximaal 25 jaar; en een vangnetregeling<br />

en geldt voor een periode van 10 jaar.<br />

Kosten p.p.: Per pand zijn de kosten gemiddeld € 18.750,-:<br />

€ 10.000,- aan subsidie,<br />

gemiddeld € 6.250,- aan rentederving, bij een gemiddelde lening van<br />

€ 25.000,- en een rentederving van 2%,<br />

€ 2.500,- aan uitvoeringskosten, bij een sobere uitvoering;<br />

hierbij zijn geen extra kosten voor de vangnetregeling gerekend.<br />

Deelname:<br />

Totale kosten: € 30 miljoen.<br />

De regeling staat open voor particuliere woningeigenaren,<br />

ook voor panden die al hersteld zijn, mits uitgevoerd na 2000 en doelmatig<br />

herstel aangetoond kan worden.<br />

Om uiteenlopende redenen (pand is het niet meer waard, desinteresse,<br />

ouderdom eigenaren, de mogelijkheid om van een andere regeling gebruik te<br />

maken, niet kunnen voldaan aan voorwaarde van doelmatig herstel enz.)<br />

wordt er als volgt van de regeling gebruik gemaakt:<br />

25 % van de 100 al herstelde panden; 50% van de overige circa 3.100<br />

panden. In totaal gaat het dan om circa 1.600 panden, dat is de helft van alle<br />

kwetsbare panden.<br />

Scenario 2, een beperkte regeling:<br />

Regeling:<br />

Deze sobere regeling bestaat uit een vast subsidiebedrag van € 10.000,- per<br />

pand.<br />

Kosten p.p.: Per pand zijn de kosten € 11.000,-:<br />

€ 10.000,- aan subsidie<br />

€ 1.000,- aan uitvoeringskosten.<br />

Deelname:<br />

Totale kosten: € 11.000,-.<br />

De regeling geldt niet voor panden waarvan de fundering al hersteld is.<br />

Op deze regeling wordt voor 1.000 woningen, dat is een derde van de<br />

kwetsbare panden.<br />

REKENVOORBEELD 1<br />

Kosten scenario 1 scenario 2<br />

Subsidie 16.0 miljoen 10.0 miljoen<br />

rentederving leningen 10.0 miljoen -<br />

uitvoering 4.0 miljoen 1.0 miljoen<br />

totaal<br />

30.0 miljoen 11.0 miljoen<br />

Onderstaand overzicht geeft een voorbeeld van hoe deze kosten verdeeld zouden kunnen<br />

worden:<br />

REKENVOORBEELD 2<br />

verdeelsleutel scenario 1 scenario 2<br />

provincie 50 % € 1.50 miljoen/jaar € 0.55 miljoen/jaar<br />

gemeenten samen 25 % € 0.75 miljoen/jaar € 0.28 miljoen/jaar<br />

wetterskip 25 % € 0.75 miljoen/jaar € 0.28 miljoen/jaar<br />

totaal 100% € 3.0 miljoen/jaar € 1.1 miljoen/jaar


29<br />

Voor de gemeenten zou moeten gelden dat betaald wordt naar rato van het aantal burgers<br />

uit de gemeente dat een beroep op de regeling doet. Gebeurt dat in dezelfde verhouding als<br />

de oude panden over de gemeenten verdeeld zijn (zie tabel 2) dan betekent dat dat de<br />

gemeentelijke bijdragen bij scenario 1 uiteenlopen van € 172.500,-/jaar voor Wymbritseradiel<br />

(23%) tot € 15.000,- /jaar voor Gaasterlân/Sleat (2%). Bij scenario 2 is dat ongeveer een<br />

derde daarvan.<br />

In bovenstaand rekenvoorbeeld is het rijk als subsidieverstrekker buiten beeld gebleven. De<br />

gemeente Dordrecht ontvangt wel een rijksbijdrage. Het is de moeite waard om ook voor<br />

Fryslân bij het ministerie van VROM na te trekken wat de mogelijkheden zijn. Zo zou kunnen<br />

worden nagegaan of bij een projectmatige aanpak van funderingsherstel gebruik kan worden<br />

gemaakt van bestaande subsidieregelingen van VROM, zoals het Investeringsbudget<br />

Stedelijke Vernieuwing. Vanwege de bijdrage aan de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van<br />

het platteland beidt wellicht ook het Investeringsbudget Landelijk Gebied mogelijkheden.


31<br />

7. Conclusies en aanbevelingen<br />

Conclusies<br />

1. Zonder beter te weten wat de dalingssnelheid van bodem-slootpeilen-grondwater in de<br />

polders en de invloed van hoogwatersloten rond bebouwing was en is, is geen goede<br />

inschatting te maken van het tijdstip waarop funderingen droogvallen.<br />

2. Duidelijk is wel dat de schadegevallen die nu bekend zijn, het topje van de ijsberg<br />

vormen. Bij voortzetting van het huidige peilbeleid, zijn de komende decennia rond de<br />

3.000 nieuwe schadegevallen te verwachten.<br />

3. Herstel van gebouwschade kost slechts een deel van herstel van funderingsschade.<br />

Daarom loopt een burger geen groot risico wanneer funderingsherstel uitgesteld wordt tot<br />

de eerste gebouwschade zichtbaar wordt.<br />

4. Droogstand van funderingen is in veel gevallen op langere termijn niet te voorkomen.<br />

Uitstel behoort wel tot de mogelijkheden. Hoogwatersloten en hogere zomerpeilen<br />

kunnen daar een bijdrage aan leveren. Dat geldt ook voor hoogwatersloten met extra<br />

hoog peil en infiltratiedrains, hoewel deze maatregelen vanwege de hoge kosten en<br />

onzekere effecten niet in alle gevallen het overwegen waard zijn.<br />

5. Vervanging van de houten fundering door beton is de meest zekere en duurzame<br />

maatregel om (toename van) schade aan het gebouw te voorkomen.<br />

6. De principes die wetterskip Fryslân hanteert bij de afhandeling van verzoeken om<br />

schadevergoeding zijn conform de wet en de huidige jurisprudentie, zo wijst ook de<br />

second opinion van de landsadvocaat uit.<br />

7. Schadeprocedures leveren de burger in de meeste gevallen niets, of hooguit een<br />

klein deel van de totale herstelkosten op.<br />

8. Belangrijke argumenten vóór een subsidieregeling voor funderingsherstel zijn:<br />

procedures voor peilaanpassingen verlopen soepeler, er worden minder schadeclaims<br />

ingediend, de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het veenweidegebied blijven<br />

behouden.<br />

9. Belangrijke argumenten tegen een subsidieregeling zijn: dat houten funderingen op een<br />

gegeven moment droog komen te staan, is inherent aan het veenweidegebied. Die<br />

schade is te voorzien en voor de eigen verantwoordelijkheid van de burgers.<br />

10. De voordelen van een subsidieregeling voor herstel van funderingsschade komen pas<br />

goed uit de verf als het om een substantiële tegemoetkoming in de kosten gaat waar veel<br />

burgers gebruik van maken.<br />

11. Het risico dat het wetterskip zowel voor een subsidieregeling als voor schadeprocedures<br />

kosten moet maken is in te perken door burgers te laten intekenen op een regeling<br />

waarin is vastgelegd dat van procederen wordt afgezien.<br />

12. Het risico dat een subsidieregeling voor schade door houtrot precedenten schept voor<br />

verzoeken om regelingen voor andere (gebouw)schade, is beperkt. Schade door recente<br />

water- en natuurregelgeving is goed geregeld. Schade door grondwateroverlast is<br />

meestal minder ingrijpend en relatief goedkoop zelf te verhelpen. Aan schade door<br />

zetting van kleigrond ligt geen voortgaand dalingsproces aan ten grondslag.<br />

13. Met een subsidieregeling zijn hoge kosten gemoeid. Bij een regeling als de gemeente<br />

Dordrecht heeft, lopen de kosten, aangenomen dat daar voor de helft van de circa 3.200<br />

kwetsbare panden in het Friese veenweidegebied een beroep op wordt gedaan, over een<br />

periode van 10 jaar op tot € 30 miljoen.


32<br />

Aanbevelingen<br />

1. Om meer zicht te krijgen op hoeveel panden met funderings- en gebouwschade te<br />

maken krijgen, en waar en wanneer zich dat voor gaat doen, wordt aanbevolen om met<br />

steekproefsgewijze opgravingen te achterhalen wat de huidige toestand qua grondwater<br />

en aantasting door houtrot is. Op basis daarvan kunnen dan voorspellingen voor het hele<br />

veenweidegebied worden gedaan.<br />

2. Verder is het aan te bevelen dat de overheden met een voorlichtingscampagne meer<br />

bekendheid aan de funderingsproblematiek geven. Daarbij zouden burgers uitdrukkelijk<br />

op hun eigen verantwoordelijkheid gewezen moeten worden. Dit stelt hen in staat tijdig te<br />

gaan sparen voor het funderingsherstel dat vroeg of laat nodig is.<br />

3. Voorstellen 1 en 2 zouden bij voorkeur in samenhang met elkaar uitgevoerd moeten<br />

worden: geef voorlichting over de problematiek in het algemeen, betrek vervolgens de<br />

streek bij het onderzoek, gebruik de resultaten van het onderzoek vervolgens in een<br />

tweede ronde aan voorlichtingsactiviteiten.<br />

4. Ook valt de invoering van een funderingslabel te overwegen. Dit houdt in dat bij aan- en<br />

verkoop van gebouwen verplicht een funderingsonderzoek wordt uitgevoerd.<br />

5. Dat hogere zomerpeilen het moment van droogstand van funderingen uit kunnen stellen,<br />

is een punt dat bij de heroverweging van het peilbeleid voor het veenweidegebied<br />

meegnomen moet worden.<br />

6. Of (verder) onderzoek naar innovatieve technieken waarmee houtrot te voorkomen is<br />

zinvol is, zou in overleg met onderzoekinstituten en adviesbureaus die hierin deskundig<br />

zijn, bekeken moeten worden.<br />

7. Bij een go-besluit voor een subsidieregeling is het raadzaam te achterhalen in hoeverre<br />

een beroep kan worden gedaan op bestaande fondsen als het Investeringsfonds<br />

Stedelijke Vernieuwing, het Investeringsfonds Landelijk Gebied en subsidiepotten die de<br />

provincie voor volkshuisvesting en ruimtelijke kwaliteit heeft.


33<br />

BIJLAGE I<br />

Samenstelling Klankbordgroep Notitie <strong>Fundering</strong>sproblematiek<br />

Provincie Fryslân<br />

Wetterskip FrYslân<br />

Gemeente Lemsterland<br />

Gemeente Tytsjerksteradiel<br />

Gemeente Wymbritseradiel<br />

Belangenvereniging<br />

<strong>Fundering</strong>sproblematiek<br />

Lemsterland<br />

Truus Steenbruggen<br />

Jan Luinstra<br />

Hans Roescher<br />

D. van Dijk<br />

S. Poepjes<br />

G. Scherstra<br />

S. Jagersma<br />

K. van den Brink


BIJLAGE II<br />

Second opinion van de Landsadvocaat<br />

35


43<br />

BIJLAGE III<br />

Uitsluitingsgronden die Wetterskip Fryslân bij het vaststellen van de schadevergoeding<br />

hanteert<br />

a. Normaal maatschappelijk risico<br />

Wonen in het veengebied brengt nu eenmaal het risico van schade door peilaanpassingen met zich<br />

mee. Bovendien zijn alle oude panden na verloop van tijd aan grondig herstel toe. Om die reden<br />

brengt het waterschap een periode van 2 ½ jaar in mindering op de berekende vervroeging van het<br />

moment waarop herstel door diepontwatering noodzakelijk is (zie hiervoor). Hoewel het vaststellen<br />

van de hoogte van een korting altijd arbitrair is, heeft het waterschap deze korting vastgesteld<br />

rekening houdend met de techniek en de jurisprudentie (gangbaar zijn kortingen tussen 10% en 40%<br />

van de berekende schadevergoeding).<br />

De korting is geen vast percentage van de schadevergoeding. Indien de resterende<br />

levensverwachting zonder ingrepen van het waterschap al gering was, dan acht het waterschap het<br />

gerechtvaardigd om een relatief hoge korting toe te passen omdat ook zonder ingrepen van het<br />

waterschap de fundering reeds op korte termijn vervangen had moeten worden. De volgende<br />

rekenvoordelen verduidelijken dit: indien een fundering over 2 ½ jaar vervangen had moeten worden<br />

en dit moment wordt vervroegd naar heden, dan is de korting 100%; is het vervangingsmoment door<br />

toedoen van het waterschap met 10 jaar vervroegd, dan bedraagt de korting 28%; op 20 jaar is het<br />

16%, op 30 jaar 12%. De raad van State heeft in een uitspraak van 2 mei 2007 (200608103)<br />

geoordeeld dat die aftrek redelijk is.<br />

b. Voorzienbaarheid c.q actieve en passieve risicoaanvaarding<br />

Denkbaar is dat de eigenaar van het pand op het moment dat hij zijn investering deed, in het<br />

algemeen het moment van bouw of aankoop van het pand op de hoogte was van peilwijzigingen. De<br />

lijn van de rechtspraak is dat peilwijzigingen welke hebben plaatsgevonden voor de aankoop van een<br />

woning bij de berekening van de schadevergoeding buiten beschouwing kunnen blijven (Raad van<br />

State 9 augustus 1996, AB 1996/434 en 16 november 2005, Rechtbank Leeuwarden 29 september<br />

2006,05/2007).<br />

c. Anderszins verzekerd zijn van vergoeding van de schade<br />

Denkbaar is dat de schade op andere wijze kan worden vergoed. Zo kan een vergoeding in natura<br />

worden aangeboden bijvoorbeeld door het aanbieden van een infiltratievoorziening die schade<br />

vermindert of voorkomt of door de toekenning van subsidies. Indien het pand een monument is, zal<br />

subsidie door Monumentenzorg mogelijk zijn. Die subsidie kan dan in mindering worden gebracht op<br />

de berekende schadevergoeding. Schade behoeft niet tweemaal te worden vergoed. De<br />

landsadvocaat merkt in dat verband op: “Ook van derden ontvangen vergoedingen, al dan niet<br />

specifiek gericht op vergoeding van deze schade, kunnen hierbij betrokken worden (zie bijvoorbeeld<br />

ABRS 15 maart 2006, nr. 200506528/1). Reeds hierom is vrijwel onmogelijk dat een gerechtigde twee<br />

maal succesvol aanspraak kan maken op een vergoeding.<br />

d. Schadebeperkingsplicht<br />

Gevolgschade aan het pand (scheuren, scheefstand) doordat de fundering niet tijdig wordt hersteld,<br />

komt niet voor vergoeding in aanmerking.<br />

e. Voordeelsverrekening<br />

Indien een peilwijziging niet alleen nadeel (schade aan een pand) tot gevolg heeft maar ook voordeel,<br />

kan er een verrekening plaatsvinden. Peilverlagingen worden in het algemeen gerealiseerd voor de<br />

landbouw. Grotere drooglegging betekent meer draagkracht van gronden en hogere opbrengsten. Bij<br />

schade aan boerderijen kan aldus een verrekening plaatsvinden. Het feit dat het voordeel van de<br />

peilverlaging door meerderen wordt genoten doet daaraan niet af. Diverse uitspraken van de<br />

bestuursrechter laten zien dat een genoten voordeel ook mag worden verrekend indien het voordeel<br />

wordt genoten door meerdere personen, zelfs als het voordeel door een ieder wordt genoten (Raad<br />

van State, 4 december 2002, AB 2003,91).<br />

f. Verjaring<br />

Hiervoor is aangegeven dat een verzoek om schadevergoeding kan zijn gebaseerd op de wet op de<br />

waterhuishouding, de keur of de nadeelcompensatieverordening.<br />

Bij al die gevallen kan het waterschap zich beroepen op verjaring van vorderingen. De regelgeving<br />

onderscheidt een termijn van 5 jaar en een termijn van 20 jaar. Een vordering moet worden gedaan


44<br />

uiterlijk 5 jaar na het ontstaan van de schade; 20 jaar na het plaats vinden van de<br />

schadeveroorzakende gebeurtenis (bijvoorbeeld een peilverlaging) vervalt de vordering in ieder geval,<br />

ook als nog geen schade is opgetreden.<br />

De verjaringsregeling, met name de 20 jaarstermijn, brengt met zich mee dat in veel gevallen geen<br />

aanspraak op schadevergoeding kan worden gedaan. De schadeveroorzakende peilverlagingen -zo<br />

blijkt uit de behandeling van de verzoeken- dateren namelijk veelal van voor het jaar 1990.<br />

g. Bagatelschade<br />

Een laatste beperking is dat schade onder de € 1.000,- niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!