Het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd tot 16 jaar - Universiteit ...
Het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd tot 16 jaar - Universiteit ... Het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd tot 16 jaar - Universiteit ...
discussieerde relatie tussen kiesgerechtigde leeftijd en opkomst blijkt bij nadere beschouwing bijzonder complex. Argument 6a: Als men de kiesgerechtigde leeftijd verlaagt, gaat de opkomst bij verkiezingen op korte termijn omhoog omdat jongeren gemiddeld vaker stemmen dan kiezers van 18 jaar en ouder. Een hogere opkomst is goed. Daarom moeten jongeren kunnen stemmen. Dit argument wordt nauwelijks verdedigd. Alom wordt aangenomen dat opkomst onder 16- en 17-jarigen in ieder geval nu nog lager zal zijn dan de gemiddelde opkomst in de bevolking en dat dus het totale opkomstpercentage omlaag zal gaan. Uiteraard leggen vooral tegenstanders van verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd nadruk op dit punt (Cowley & Denver, 2004). Terecht merken Chan en Clayton op dat dit tegenargument alleen hout snijdt als het opkomstpercentage een relevante grootheid is (Chan & Clayton, 2006). Men kan zich afvragen of dat zo is, omdat twee verschillende groepen kiezers met elkaar worden vergeleken. Weliswaar daalt het opkomstpercentage bij verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd, maar het absolute aantal kiezers (en daarmee het aantal mensen dat direct bij de politieke besluitvorming is betrokken) stijgt. Het is de vraag of een verandering van het opkomstpercentage door toelating van nieuwe groepen wel zo relevant is. Men pleit ook niet voor een verhoging van de kiesgerechtigde leeftijd om het opkomstpercentage te laten toenemen. Veranderingen in opkomstpercentages zijn eigenlijk alleen relevant als het om dezelfde groep kiezers gaat. Dat de opkomst bij de oorspronkelijke groep omhoog gaat, wordt ook wel eens naar voren gebracht; Argument 6b: Als men de kiesgerechtigde leeftijd verlaagt, gaat de opkomst bij verkiezingen op korte termijn omhoog omdat ouders van jeugdige stemmers dan gemiddeld vaker stemmen. Een hogere opkomst is goed. Daarom moeten jongeren kunnen stemmen. Dit argument wordt zelden gebruikt in het politieke debat, maar we kwamen het onder meer tegen in een uitvoerig en uitgebreid onderbouwd Amerikaans pleidooi voor het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd. 123 Dit argument lijkt ook behoorlijk goed te zijn onderbouwd met empirisch onderzoek, hoewel die onderbouwing vooral bestaat uit de waarneming dat civic education en schaduwverkie- 34
zingen kinderen en jongeren stimuleren met hun ouders over politiek te spreken en dat dit vervolgens invloed heeft op de opkomst van hun ouders. Of deelname door jongeren aan echte verkiezingen een groter effect heeft, wordt uit dit onderzoek niet duidelijk. De bewering dat jongeren systematisch en altijd minder vaak zullen stemmen dan de rest van de bevolking wordt soms wel in twijfel getrokken. Argument 7a: Als men de kiesgerechtigde leeftijd verlaagt, gaat de opkomst onder jongeren bij verkiezingen op langere termijn omhoog. Politici zullen zich namelijk meer richten op wat jongeren bezighoudt (zie argument 9) en omdat er meer naar ze geluisterd wordt, gaan jongeren op termijn vaker stemmen. Een hoge opkomst onder jongeren bij verkiezingen is goed. Daarom moeten jongeren kunnen stemmen. Argument 7a is lastig te duiden. Het is in deze vorm ook niet zozeer een argument voor verlaging, als wel een argument om een bewering van tegenstanders van verlaging (de negatieve variant van bewering 6a) te ontkrachten. Omdat jongeren van 16 en 17 jaar nu niet stemmen, is het argument impliciet een erkenning van het feit dat jongeren niet zo vaak zullen stemmen als oudere kiezers, op het moment dat zij stemrecht krijgen. Meer in het algemeen wordt vaak het argument gehoord dat: Argument 7b: Als men de kiesgerechtigde leeftijd verlaagt, gaan de politieke belangstelling, de politieke betrokkenheid en de politieke competentie van 16- en 17-jarigen omhoog. Jongeren houden zich meer met politiek bezig als ze mogen stemmen. Een grotere politieke belangstelling onder 16- en 17-jarigen is gewenst. Daarom moeten jongeren kunnen stemmen. ‘We must not be content to assess the present political competence of sixteen and seventeen-year-olds, but should ask how competent they would be if they were enfranchised’ (Chan & Clayton, 2006: 553). Er wordt dus verondersteld dat jongeren tussen de 16 en 17 jaar vooralsnog niet of minder geïnteresseerd en competent zijn, omdat er nu nog geen rekening met ze wordt gehouden. Als er rekening met ze wordt gehouden, worden ze vanzelf competent en geïnteresseerd. Dit argument staat dus in nauw verband met het hiervoor genoemde argument 4a. 35
- Page 1: Het verlagen van de kiesgerechtigde
- Page 4 and 5: © 2010 H. van der Kolk, C.W.A.M. A
- Page 6 and 7: 4.3 Oostenrijkse deelstaatverkiezin
- Page 8 and 9: overzicht van de landen waar een de
- Page 10 and 11: Zoals we al eerder gesteld hebben,
- Page 12 and 13: Discussies in Ierland Indonesië Ne
- Page 14 and 15: 2.2 Selectie en analyse methode voo
- Page 16 and 17: parlement waarin wordt voorgesteld
- Page 18 and 19: lende rechten en plichten van jonge
- Page 20 and 21: voor het kiesrecht van buitenlander
- Page 22 and 23: Als SPÖ en ÖVP na de verkiezingen
- Page 24 and 25: maanden uitgebreid met diverse orga
- Page 26 and 27: omdat ze geen binding hebben ontwik
- Page 28 and 29: voornamelijk nationaal of regionaal
- Page 30 and 31: empirische bewering wordt eerst beo
- Page 32 and 33: Hoewel dit argument veel wordt gebr
- Page 34 and 35: Argument 4a: In een democratie moet
- Page 36 and 37: Als specificatie van het argument d
- Page 40 and 41: Naast argumenten die specifiek betr
- Page 42 and 43: 3.3 Argumenten gebaseerd op verwach
- Page 45 and 46: 4 Maken jongeren gebruik van hun ni
- Page 47 and 48: 4.3 Oostenrijkse deelstaatverkiezin
- Page 49: zoeken richten zich alleen op jonge
- Page 52 and 53: vragen is gebruik gemaakt van besta
- Page 54 and 55: Simon, J., & Merrill, B.D. (1989).
- Page 56 and 57: Alle gegevens zijn gecontroleerd do
- Page 58 and 59: 40. Dat het stuk bij het schrijven
- Page 60 and 61: 72. Kamerstuk 14223, bevattende gro
- Page 62 and 63: 100. Een volledig verslag van dit d
- Page 64: aangeven wanneer mensen in diverse
discussieer<strong>de</strong> relatie tussen kiesgerechtig<strong>de</strong> <strong>leeftijd</strong> en opkomst blijkt bij na<strong>de</strong>re<br />
beschouwing bijzon<strong>de</strong>r complex.<br />
Argument 6a: Als men <strong>de</strong> kiesgerechtig<strong>de</strong> <strong>leeftijd</strong> verlaagt, gaat <strong>de</strong> opkomst bij<br />
verkiezingen op korte termijn omhoog omdat jongeren gemid<strong>de</strong>ld vaker stemmen<br />
dan kiezers <strong>van</strong> 18 <strong>jaar</strong> en ou<strong>de</strong>r. Een hogere opkomst is goed. Daarom<br />
moeten jongeren kunnen stemmen.<br />
Dit argument wordt nauwelijks ver<strong>de</strong>digd. Alom wordt aangenomen dat opkomst<br />
on<strong>de</strong>r <strong>16</strong>- en 17-jarigen in ie<strong>de</strong>r geval nu nog lager zal zijn dan <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
opkomst in <strong>de</strong> bevolking en dat dus het <strong>tot</strong>ale opkomstpercentage omlaag zal<br />
gaan. Uiteraard leggen vooral tegenstan<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> verlaging <strong>van</strong> <strong>de</strong> kiesgerechtig<strong>de</strong><br />
<strong>leeftijd</strong> nadruk op dit punt (Cowley & Denver, 2004). Terecht merken Chan en<br />
Clayton op dat dit tegenargument alleen hout snijdt als het opkomstpercentage een<br />
rele<strong>van</strong>te grootheid is (Chan & Clayton, 2006). Men kan zich afvragen of dat zo<br />
is, omdat twee verschillen<strong>de</strong> groepen kiezers met elkaar wor<strong>de</strong>n vergeleken.<br />
Weliswaar daalt het opkomstpercentage bij verlaging <strong>van</strong> <strong>de</strong> kiesgerechtig<strong>de</strong> <strong>leeftijd</strong>,<br />
maar het absolute aantal kiezers (en daarmee het aantal mensen dat direct bij<br />
<strong>de</strong> politieke besluitvorming is betrokken) stijgt. <strong>Het</strong> is <strong>de</strong> vraag of een veran<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> het opkomstpercentage door toelating <strong>van</strong> nieuwe groepen wel zo rele<strong>van</strong>t<br />
is. Men pleit ook niet voor een verhoging <strong>van</strong> <strong>de</strong> kiesgerechtig<strong>de</strong> <strong>leeftijd</strong> om<br />
het opkomstpercentage te laten toenemen. Veran<strong>de</strong>ringen in opkomstpercentages<br />
zijn eigenlijk alleen rele<strong>van</strong>t als het om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> groep kiezers gaat.<br />
Dat <strong>de</strong> opkomst bij <strong>de</strong> oorspronkelijke groep omhoog gaat, wordt ook wel eens<br />
naar voren gebracht;<br />
Argument 6b: Als men <strong>de</strong> kiesgerechtig<strong>de</strong> <strong>leeftijd</strong> verlaagt, gaat <strong>de</strong> opkomst bij<br />
verkiezingen op korte termijn omhoog omdat ou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> jeugdige stemmers dan<br />
gemid<strong>de</strong>ld vaker stemmen. Een hogere opkomst is goed. Daarom moeten jongeren<br />
kunnen stemmen.<br />
Dit argument wordt zel<strong>de</strong>n gebruikt in het politieke <strong>de</strong>bat, maar we kwamen het<br />
on<strong>de</strong>r meer tegen in een uitvoerig en uitgebreid on<strong>de</strong>rbouwd Amerikaans pleidooi<br />
voor het <strong>verlagen</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kiesgerechtig<strong>de</strong> <strong>leeftijd</strong>. 123 Dit argument lijkt ook behoorlijk<br />
goed te zijn on<strong>de</strong>rbouwd met empirisch on<strong>de</strong>rzoek, hoewel die on<strong>de</strong>rbouwing<br />
vooral bestaat uit <strong>de</strong> waarneming dat civic education en schaduwverkie-<br />
34