05.02.2015 Views

Nibud Studentenonderzoek 2011-2012

Nibud Studentenonderzoek 2011-2012

Nibud Studentenonderzoek 2011-2012

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Mei <strong>2012</strong><br />

<strong>Nibud</strong><br />

<strong>Studentenonderzoek</strong><br />

<strong>2011</strong>-<strong>2012</strong><br />

Een onderzoek naar het financieel gedrag<br />

van studenten in het hoger onderwijs<br />

Auteurs<br />

Daisy van der Burg<br />

Dorian Kreetz<br />

Anna van der Schors


Voorwoord<br />

Dit rapport presenteert de resultaten van het eerste onderzoek dat het <strong>Nibud</strong> specifiek onder studenten in hoger onderwijs<br />

heeft uitgevoerd, het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> <strong>2011</strong>-<strong>2012</strong>. In het rapport komen onderwerpen aan bod als inkomsten,<br />

uitgaven, sparen, schulden en hoe studenten met geld omgaan. Het <strong>Nibud</strong> wil via deze weg alle respondenten die aan het<br />

onderzoek hebben meegewerkt hartelijk bedanken.<br />

De resultaten uit dit onderzoek kunnen niet een-op-een worden vergeleken met de resultaten uit het vooronderzoek<br />

Leengedrag van studenten uit 2010, omdat naast de studenten in het hoger onderwijs ook de mbo-studenten deel<br />

uitmaakten van de onderzoekspopulatie. In de huidige opzet van het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> zijn dit alleen de studenten<br />

in het hoger onderwijs (hbo en wo).<br />

Bij het <strong>Nibud</strong> heeft een groot aantal mensen met plezier aan dit onderzoek gewerkt. Zo zijn ir. Dorian Kreetz, Anna van der<br />

Schors MSc en Daisy van der Burg MSc verantwoordelijk voor de onderzoeksopzet en uitvoering en voor de rapportage en<br />

analyses die hiervoor nodig waren. Daarnaast adviseerde Annemarie Koop MA bij de rapportage en is de redactie verzorgd<br />

door ZIN tekst & redactie.<br />

Het <strong>Nibud</strong> heeft verschillende organisaties ingeschakeld voor het bereiken van de doelgroep om zo voldoende respondenten<br />

binnen te halen. Het <strong>Nibud</strong> wil daarom DUO, WWJB, Studenten.net, SUM, LSVb, ISO, NJR, LKvV, een aantal hogescholen<br />

(onder andere Utrecht, Amsterdam en InHolland Rotterdam) en ‘Slim Studeren = Geld Beheren’ hartelijk bedanken voo r hun<br />

inzet en prettige samenwerking.<br />

Het onderzoeksrapport is mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en Wijzer in<br />

geldzaken.<br />

2


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

3


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen<br />

Financiële opvoeding stopt niet na achttien jaar: ook studenten zijn in grote mate afhankelijk van de financiële bijdrage van<br />

hun ouders en regelingen van de overheid. Toch wordt ineens verwacht dat zij hun eigen financiën regelen, weten waar zij<br />

recht op hebben, en ook met hun financiële verantwoordelijkheid kunnen omgaan.<br />

Maar hoe gaan studenten eigenlijk met hun geld om Dit rapport presenteert de resultaten van het eerste onderzoek dat het<br />

<strong>Nibud</strong> specifiek onder studenten in het hoger onderwijs heeft uitgevoerd, het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> <strong>2011</strong>-<strong>2012</strong>. In het<br />

rapport komen onderwerpen aan bod als inkomsten, uitgaven, sparen, schulden en hoe studenten met geld omgaan. Het<br />

onderzoek is uitgevoerd onder voltijdstudenten in het hoger onderwijs (hbo en wo) in de leeftijd van 16 tot en met 30 jaar.<br />

Inkomsten<br />

Het gemiddelde besteedbare inkomen van een student is 770 euro per maand. Hieronder vallen het geld dat studenten<br />

maandelijks van ouders krijgen (ouderlijke bijdrage), de studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs, rentedragende<br />

lening, collegegeldkrediet), inkomsten uit bijbaantje, overige inkomsten (inkomsten uit stages, eigen bedrijf, inkomsten uit<br />

onregelmatige activiteiten), zorgtoeslag en huurtoeslag. Studenten die nog thuis wonen hebben gemiddeld per maand 535<br />

euro te besteden, uitwonende studenten 915 euro.<br />

Zes op de tien studenten krijgen geld van hun ouders. De gemiddelde bijdrage bedraagt 191 euro per maand.<br />

Thuiswonenden krijgen gemiddeld 100 euro per maand, uitwonenden 233 euro per maand.<br />

Negen op de tien van de studenten ontvangen één of meer vormen van studiefinanciering; 79 procent van de ondervraagde<br />

studenten ontvangt een basisbeurs, 28 procent een aanvullende beurs en 27 procent heeft maandelijks inkomsten via een<br />

rentedragende lening bij DUO. Thuiswonende studenten ontvangen gemiddeld maandelijks 204 euro van DUO, uitwonende<br />

studenten gemiddeld 458 euro per maand.<br />

Bijna zeven op de tien studenten verdienen geld met een bijbaan naast de studie. Per maand gaat het om gemiddeld 354<br />

euro. Thuiswonenden werken net iets vaker dan uitwonenden studenten, en ook hebben hbo-studenten vaker een bijbaan<br />

dan wo-studenten. Hoeveel zij bijverdienen is onder uit- en thuiswonende studenten gelijk.<br />

Ook heeft 35 procent van de studenten overige inkomsten uit bijvoorbeeld stages, een eigen bedrijf of doordat zij geld<br />

verdienen met de verkoop van spullen. Gemiddeld gaat het om 174 euro per maand.<br />

4


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Cijfers van de Belastingdienst wijzen uit dat jongeren over het algemeen veel geld laten liggen door geen belastingaangifte<br />

te doen. Van de studenten die in 2010 een bijbaan hadden, heeft driekwart het afgelopen jaar (<strong>2011</strong>) de belastingaangifte<br />

ingevuld. Iets meer dan één op de tien studenten deed dit niet, omdat zij niet wisten dat dit kon. Naarmate de studenten<br />

ouder worden, komt dit minder vaak voor.<br />

Het zelfde geldt voor de zorgtoeslag. Bij meer dan 80 procent van de studenten van 18 jaar en ouder is het recht op<br />

zorgtoeslag bekend. Opvallend is dat 7 procent aangeeft dat ze het niet ontvangen, omdat ‘de ouders de zorgverzekering<br />

betalen’. Het gebruik van zorgtoeslag neemt wel toe met de leeftijd: van de 18- en 19-jarigen ontvangt 79 procent<br />

zorgtoeslag, terwijl van de 22-plussers 85 procent zorgtoeslag ontvangt.<br />

Studenten hebben een groot gedeelte van hun inkomsten te danken aan de studiefinancieringsmogelijkheden bij DUO.<br />

Daarnaast zorgen zij ervoor dat zij voldoende te besteden hebben, bijvoorbeeld door extra geld te verdienen me t een<br />

bijbaan. Toch laat een aantal van hen geld liggen door geen belastingaangifte te doen en niet op de hoogte te zijn van het<br />

recht op zorgtoeslag. In de praktijk blijkt dat ouders hierin een belangrijke rol vervullen.<br />

Wat kost studeren<br />

Eén op de tien ouders draagt bij in de kosten door middel van een vast bedrag per maand, en zelfs 68 procent betaalt<br />

specifieke uitgavenposten. Het gaat dan voornamelijk om het collegegeld, gevolgd door de zorgverzekering en<br />

studiemateriaal.<br />

Hoeveel er gemiddeld wordt uitgeven aan de mobiele telefoon, huur, boodschappen en uitgaan, kunnen studenten vaak wel<br />

benoemen. De hoogte van verzekeringskosten is bij velen minder bekend: 79 procent weet niet hoeveel de<br />

aansprakelijkheidsverzekering per maand kost en 64 procent is onbekend met de kosten van de reisverzekering. Omdat<br />

deze uitgaven over het algemeen vaker door de ouders worden betaald, weten studenten dit niet goed te benoemen.<br />

Aan bepaalde posten zijn studenten hoe dan ook geld kwijt, zoals studiegerelateerde uitga ven (collegegeld en<br />

studieboeken), de zorgverzekering, kleding en schoenen. Het collegegeld en de zorgverzekering zijn dan ook de posten<br />

waar zij maandelijks het meeste aan uitgeven. Naast deze vaste uitgaven geven zij het vaakst geld uit aan de mobiele<br />

telefoon; drinken, snoep en snacks tussendoor; cadeaus; verzorgingsartikelen en uitgaan.<br />

Gemiddeld geven thuiswonende studenten 603 euro per maand uit en uitwonende studenten 1093 euro. Dit is inclusief de<br />

kostenposten die door de ouders direct worden betaald. Voor uitwonende studenten zijn de woonlasten (huur, energie,<br />

5


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

internetkosten, boodschappen, inboedelverzekering) de grootste kostenpost met gemiddeld 488 euro per maand. Van de<br />

studenten die thuis wonen, draagt slechts één op de drie bij in de kosten (kostgeld).<br />

Sparen<br />

Driekwart van de studenten spaart zelf en/of er wordt voor hen gespaard. Gemiddeld sparen studenten zelf 96 euro per<br />

maand. Van de studenten die niet sparen of waar niet voor wordt gespaard door anderen, heeft de helft ook geen spaargel d.<br />

Toch zijn studenten in het hoger onderwijs over het algemeen spaargericht. Zo vinden zij het belangrijk om te sparen en om<br />

geld achter de hand te hebben. Desondanks vinden studenten sparen lastig. Van de studenten die niet zelf sparen zegt<br />

twee derde te weinig geld te hebben om te kunnen sparen.<br />

Studielening<br />

Van de studenten in dit onderzoek geeft 38 procent aan op dit moment een rentedragende lening te hebben en/of<br />

collegegeldkrediet te hebben aangevraagd. Hiervan heeft 64 procent alleen een rentedra gende lening, ongeveer een kwart<br />

zowel een rentedragende lening als een collegegeldkrediet, en 10 procent alleen een collegegeldkrediet. Per maand lenen<br />

studenten gemiddeld 365 euro. De gemiddelde totale studieschuld bedraagt ten tijde van het onderzoek 10.644 euro.<br />

Wanneer een student vier jaar lang 365 euro leent, zal zijn/haar schuld (exclusief rente) minimaal uitkomen op 17.500 euro.<br />

Cijfers van DUO laten zien dat de totale schuld op het moment van afstuderen de laatste jaren toeneemt. De gemiddelde<br />

schuld van studenten die in 2009 hun studie beëindigden, was in januari <strong>2012</strong> 14.450 euro. Aan de hand van de resultaten<br />

ziet het <strong>Nibud</strong> dat deze trend zich voortzet.<br />

De resultaten uit het <strong>Nibud</strong>-studentenonderzoek <strong>2011</strong>-<strong>2012</strong> komen in grote lijnen overeen met de cijfers van DUO. In<br />

werkelijkheid lenen iets minder studenten in het hoger onderwijs bij DUO dan uit het onderzoek blijkt (33 procent tegen 38<br />

procent). De trend is echter duidelijk te zien. Het gemiddeld leenbedrag per maand is in het <strong>Nibud</strong> -onderzoek iets lager dan<br />

de werkelijke cijfers van DUO, doordat de groep studenten met recht op prestatiebeurs in het onderzoek procentueel iets<br />

groter is dan de werkelijke groep.<br />

De kans op het hebben van een studielening wordt groter naarmate men ouder is, uitwonen d is in plaats van thuiswonend<br />

en als de student met een tweede of volgende opleiding bezig is. Of de student op het hbo of het wo zit, heeft geen invloed<br />

op de kans op de aanwezigheid van een studielening.<br />

6


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Studenten die een basisbeurs en/of een maandelijkse bijdrage van ouders ontvangen, hebben minder kans op een<br />

studielening. Studenten die juist een aanvullende beurs ontvangen, hebben meer kans op een studielening. Als een student<br />

naar het buitenland gaat voor de studie, vergroot dit de kans op een DUO-lening niet. Bestuurservaring daarentegen wel.<br />

Studenten die impulsief zijn, hebben een grotere kans op het hebben van een lening bij DUO. Degenen die sparen<br />

belangrijk vinden, hebben juist een kleinere kans. Of een student bewust met geld bezig is (prijsb ewust en goed let op zijn<br />

uitgaven), blijkt niet van invloed.<br />

De voornaamste reden waarom studenten niet lenen is omdat ze geen grote schulden willen maken. Als tweede wordt<br />

genoemd dat zij geen moeite hebben met rondkomen en daarom geen lening nodig h ebben. Studenten die op dit moment<br />

wel geld lenen van DUO (of geleend hebben) geven aan dat zij lenen omdat zij anders niet rond kunne n komen, maar ook<br />

dat zij lenen om zo het leven leuker te maken.<br />

De resultaten van stellingen over leenvoorwaarden en consequenties bevestigen dat studenten niet goed op de hoogte zijn<br />

van de leenvoorwaarden van DUO. Zo weet de helft van de studenten niet dat je direct rente opbouwt over je lening en werd<br />

slecht gescoord op de stelling over de rentevaste periode na afstuderen. De stellingen met betrekking tot de<br />

langetermijnconsequenties werden beter beantwoord. Respondenten wisten bijvoorbeeld dat hoe langer je over het aflossen<br />

van je schuld doet, hoe meer je betaalt.<br />

Het merendeel van de studenten die lenen geeft aan dat zij liever minder hadden geleend en ervaren hun lening als een<br />

last. Toch zien zij het lenen bij DUO ook als een investering in de toekomst. Lenen bij DUO zou wel te gemakkelijk worden<br />

gemaakt en door leeftijdsgenoten zou te gemakkelijk over lenen worden gedacht: ‘Leeftijdsgenoten denken niet na over de<br />

financiële consequenties op lange termijn’. Toch vindt ruim twee derde zijn eigen leengedrag wel geheel verantwoord, en<br />

maakt de helft van de studenten zich nog niet druk of zij hun lening wel kunnen afbeta len.<br />

Naast een studielening hebben studenten ook andere leningen en schulden. Roodstand is daarvan de belangrijkste. Het<br />

gebruik van creditcards, openstaande rekeningen en kopen op afbetaling komen in mindere mate voor. Van alle<br />

respondenten staat ruim 30 procent (wel eens) rood; 9 procent daarvan staat altijd rood. Deze laatste groep heeft ook een<br />

hogere roodstand dan de respondenten die minder vaak rood staan. Daarnaast hebben respondenten die altijd rood staan,<br />

vaker een studielening bij DUO en lenen per maand meer dan gemiddeld.<br />

7


Omgaan met geld<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Iets minder dan de helft van de studenten heeft moeite met rondkomen. Er is een duidelijk verschil tussen studenten die bij<br />

DUO lenen en studenten die (ook) op een andere manier lenen (bijvoorbeeld bij ouders, vrienden en/of financiële<br />

instellingen). Van degenen die bij DUO lenen komt één op de vijf (zeer) moeilijk rond, van degenen die bij ouders of bij een<br />

financiële instelling lenen is dit één op de drie. Een belangrijke conclusie die hieruit kan worden getro kken, is dat een<br />

studieschuld andere gevolgen heeft voor het financiële gedrag van de studenten dan andere type schulden.<br />

Eén van de <strong>Nibud</strong>-competenties voor goed omgaan met geld is dat iemand overzicht heeft over zijn financiële situatie, zodat<br />

hij inzicht heeft in de mogelijkheden om inkomsten en uitgaven met elkaar in balans te houden. Om dit te kunnen realiseren<br />

moet je over diverse vaardigheden beschikken. Eén van deze vaardigheden is het op orde brengen van de papieren<br />

administratie, het bijhouden van de inkomsten en uitgaven en het controleren van de bankafschriften.<br />

Bijna twee derde van de studenten heeft een geordende administratie, waarbij zij belangrijke papieren in een map, ordner of<br />

speciale lade stoppen. Ook bekijken bijna alle studenten (93 procent) hun bankrekening minimaal één keer per twee weken.<br />

Over het algemeen om het saldo te controleren en in mindere mate om afschrijvingen en rekeningen te controleren: een<br />

kwart doet dit niet. Ook geeft een aantal studenten aan moeite te hebben met het houden van overzicht, onder andere<br />

doordat alles tegenwoordig digitaal is.<br />

Een andere belangrijke competentie voor goed omgaan met geld is dat je in staat bent verantwoord je geld te besteden,<br />

zodat er geen tekorten ontstaan. Het is belangrijk om bewuste keuzes te maken: prijzen en voorwaarden van producten<br />

vergelijken en je niet door alles laten verleiden. Het merendeel van de studenten geeft zijn geld bewust uit. De meeste<br />

studenten vinden dan ook van zichzelf dat ze goed met geld omgaan: 42 procent g eeft zichzelf een acht of hoger als<br />

rapportcijfer, iets meer dan één op de tien geeft zichzelf een onvoldoende (een vijf of lager). Het rapportcijfer dat student en<br />

zichzelf toekennen is overeenkomstig met hun financiële gedrag. Van de studenten die alles weggooien en verder geen<br />

administratie bijhouden, geeft 37 procent zichzelf een onvoldoende als het gaat over hoe ze zelf vinden dat ze met geld<br />

omgaan, tegen 9 procent van degenen die alles geordend opbergen. Zelfinzicht is dus wel aanwezig bij de studente n.<br />

Het rapportcijfer dat zij aan medestudenten toekennen is echter lager. Van de respondenten geeft slechts 9 procent<br />

studiegenoten een 8 of hoger; 22 procent geeft studiegenoten een onvoldoende. Deze resultaten onderschrijven dat<br />

studenten van leeftijdsgenoten vinden dat zij niet nadenken over de financiële consequenties op lange termijn, maar dat zij<br />

hun eigen (leen)gedrag geheel verantwoord vinden.<br />

8


Money Mindsets<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Stichting Weet Wat Je Besteedt (WWJB) heeft op basis van een onderzoek onder ruim 1.100 j ongeren tussen 12 en 25 jaar<br />

geldtypen vastgesteld. Op basis van de antwoorden op de stellingen zijn zes onderscheidende kenmerken te formuleren:<br />

impulsiviteit, statusgerichtheid, behoefte aan controle, onafhankelijkheid, leenaversie en leenbereidheid. Op basis van de<br />

scores op deze zes kenmerken zijn vier verschillende geldtypes te onderscheiden. De jongeren binnen één type denken op<br />

vergelijkbare manier over geldzaken en hebben dezelfde houding ten aanzien van geld ( Money Mindsets, WWJB 2010).<br />

Onder studenten wordt elk geldtype vertegenwoordigd door een kwart van de studenten. Daarmee komen toekomstplanners<br />

vaker voor onder studenten dan onder alle jongeren van 12 tot 25 jaar en trendsetters en regelaars iets minder vaak.<br />

Er is een duidelijk verschil tussen de geldtypen en de manier waarop ze met hun geld omgaan. Trendsetters en<br />

levensgenieters komen minder makkelijk rond, lenen vaker (zowel bij DUO als van anderen), sparen minder vaak en hun<br />

administratie is minder geordend dan bij regelaars en toekomstplanners. Uit het rapportcijfer dat ze zichzelf geven blijkt ook<br />

dat trendsetters en levensgenieters van zichzelf vinden dat ze minder goed met geld om kunnen gaan.<br />

Financiële opvoeding & toekomstvisie<br />

Uit het onderzoek Jongeren en hun financiële verwachtingen (<strong>Nibud</strong>, <strong>2012</strong>) blijkt dat jongeren over het algemeen positief<br />

zijn over het bedrag wat zij verwachten te gaan verdienen als zij 35 jaar zijn. De resultaten uit dit onderzoek tonen aan dat<br />

studenten hun startsalaris over het algemeen overschatten, en dat jongere studenten een positiever beeld hebben bij de<br />

hoogte van hun netto startsalaris dan oudere studenten.<br />

Ook heeft het <strong>Nibud</strong> recent aangetoond dat mensen die van hun ouders geleerd hebben goed met geld om te gaan, een<br />

kleinere kans op financiële problemen hebben (Kans op financiële problemen, <strong>2012</strong>). Van de studenten vindt ruim drie kwart<br />

dat hij of zij goed is opgevoed als het om geld gaat. Ook de resultaten van dit onderzoek tonen in zekere mate aan dat<br />

financiële opvoeding loont: er is een duidelijk verschil tussen hoe iemand financieel is opgevoed en de manier waarop hij<br />

met zijn geld omgaat. Studenten die zeggen financieel goed te zijn opgevoed lenen minder vaak bij DUO en van anderen<br />

dan zij die aangeven een minder goede financiële opvoeding hebben gehad. Ook sparen zij meer, komen makkelijker rond,<br />

houden hun administratie beter bij en geven zichzelf een hoger rapportcijfer voor omgaan met geld.<br />

9


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Aanbevelingen<br />

Met de kabinetsplannen rondom Studeren is Investeren wordt de nadruk gelegd op ‘de student die het maximale uit zijn<br />

studie haalt én oog heeft voor de financiële gevolgen van zijn studiegedrag’. Het doel van de plannen is ook om de<br />

studiefinanciering toekomstbestendig te maken. Een studie is een investering in jezelf en in je eigen toekomst, en daarom<br />

wordt van studenten een eigen bijdrage verwacht.<br />

Het financieel bewustzijn van studenten is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Wat kost studeren, hoe lang mag je over<br />

je studie doen, hoeveel moet er geïnvesteerd worden, wat zijn daarvan de voorwaarden, hoe ga je dat betalen, en hoe sta je<br />

er financieel voor na je studie In de huidige crisisperiode is het niet vanzelfsprekend dat afgestudeerden direct een<br />

passende baan hebben en ook niet dat starters eenvoudig kunnen doorstromen van hun studentenkamer naar een eigen<br />

huis. Het <strong>Nibud</strong> ziet dat studenten weinig inzicht hebben in hoeveel zij na hun studie gaan verdienen en met welke uitgaven<br />

zij te maken krijgen. Daartoe heeft het <strong>Nibud</strong> in 2010 al de Studieleenwijzer ontwikkeld, een online rekenmodule waarmee<br />

studenten zien hoeveel zij per maand moeten aflossen, met welke vaste lasten zij als starter te maken krijgen en hoeveel er<br />

van hun eerste salaris overblijft.<br />

Het <strong>Nibud</strong> vindt het dan ook belangrijk dat betrokken partijen niet alleen ingaan op wetten en regels, maar juist ook zoals<br />

Studeren is Investeren eigenlijk al aangeeft, wat de financiële gevolgen van zijn van het studiegedrag. Studenten zijn als het<br />

gaat om inkomsten in grote mate afhankelijk van de studiefinancieringsmogelijkheden bij DUO, de bijdrage van hun ouders<br />

en een eventuele bijbaan. Een aantal studenten laat nog steeds geld liggen bij de overheid door geen belasting terug te<br />

vragen en geen zorgtoeslag aan te vragen. Voor ouders is hierin de rol weggelegd informatie over deze onderwerpen te<br />

verzamelen en hun kind voor te lichten. Ook betrokken partijen als de Belastingdienst, afdeling Toeslagen en DUO hebben<br />

een rol te vervullen als het gaat om het goed voorlichten van studenten én ouders zodat zij weten waar zij recht op hebben<br />

en hoeveel zij investeren in hun studie. Financiële opvoeding stopt niet met 18 jaar worden. Door de krachten van de<br />

uitvoerings- en voorlichtingsinstanties te bundelen kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het financieel<br />

bewustzijn van de student.<br />

Naar verwachting wordt het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> iedere twee jaar herhaald. De resultaten over hoe studenten met<br />

geld omgaan, hoeveel zij investeren in hun studie, en waaraan zij hun geld uitgeven kunnen op deze manier in de toekomst<br />

worden gemonitord.<br />

10


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

1 Inleiding<br />

1.1 Aanleiding onderzoek<br />

Het vorige kabinet (Rutte) had plannen om het stelsel van studiefinanciering te veranderen met het wetsvoorstel Studeren is<br />

Investeren. De plannen waren gebaseerd op het idee van de ‘investerende student’. Dat is ‘de student die het maximale uit<br />

zijn studie haalt én oog heeft voor de financiële gevolgen van zijn studiegedrag’. In die plannen wordt de basisbeurs<br />

ondergebracht in het sociaal leenstelsel, wordt de terugbetaalperiode verlengd van vijftien naar twintig jaar, wordt het<br />

studentenreisrecht met twee jaar ingekort en wordt een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd. De investerende student<br />

kijkt niet alleen naar wat hij nu moet betalen, maar ook naar de toekomst. Hij laat zich niet afschrikken door de hoogte v an<br />

de studieschuld, maar vormt zich een beeld van wat hij later kan gaan verdienen en per maand moet terugbetalen.<br />

Bij de mislukte Catshuisonderhandelingen is besproken dat de basisbeurs ook voor de bachelorstudenten in het sociaal<br />

leenstelsel zou worden ondergebracht en dat tegelijkertijd de langstudeerdersmaatregel (verhoogd collegegeld voor<br />

studenten met meer dan een jaar vertraging) zou worden teruggedraaid. In het Wandelgang enakkoord dat nadien gesloten<br />

is, komen het wetsvoorstel Studeren is Investeren en de langstudeerdersmaatregel niet meer terug. Bij het ter perse gaan<br />

van dit rapport was nog niet bekend wat er met het wetsvoorstel en de langstudeerdersmaatregel gaat gebeuren.<br />

Het kabinet blijft druk bezig met plannen om het studiefinancieringsstelsel te wijzigen. Het doel van deze aanpassingen is<br />

om de studiefinanciering toekomstbestendig te maken. Een studie is een investering in jezelf en in je eigen toekomst, en<br />

daarom wordt van studenten een eigen bijdrage verwacht.<br />

Financiële opvoeding stopt niet na achttien jaar: ook studenten zijn in grote mate afhankelijk van de financiële bijdrage van<br />

hun ouders en regelingen van de overheid. Het is een periode waarin studenten vaak voor het eerst op eigen benen staan.<br />

Ineens wordt verwacht dat zij hun eigen financiën regelen, weten waar zij recht op hebben, en ook met hun financiële<br />

verantwoordelijkheid kunnen omgaan. Het is een periode waarin alle opgedane financiële educatie en opvoeding in praktijk<br />

wordt gebracht. Uit het <strong>Nibud</strong>-onderzoek van 2010 Leengedrag van studenten kwam naar voren dat studenten tamelijk<br />

onwetend zijn als het gaat om geld lenen tijdens de studie. Ook vinden zij het lastig in te schatten met welke uitgaven zij o p<br />

de langere termijn (na het afronden van de studie) te maken krijgen.<br />

11


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Om de voorlichting voor studenten te kunnen optimaliseren heeft het <strong>Nibud</strong> in 2010 onderzoek gedaan naar het leengedrag<br />

van studenten. Daarbij is de Studieleenwijzer ontwikkeld, waarmee studenten kunnen berekenen hoeveel zij na hun studie<br />

per maand overhouden van hun startsalaris. Omdat de groep ‘studenten’ voor het <strong>Nibud</strong> toen nog vrij onbekend was, is in<br />

2010 een eerste versie van de Studieleenwijzer ontwikkeld. In augustus <strong>2011</strong> is een uitgebreidere variant gelanceerd,<br />

waarmee de student de berekening nog persoonlijker kan maken en meer situaties kan doorrekenen. Door deze uitbreiding<br />

is de Studieleenwijzer voor een grotere doelgroep geschikt en kunnen studenten de gevolgen van hun keuzen overzien.<br />

Dit onderzoeksrapport is een eerste resultaat van het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> onder studenten in het hoger onderwijs<br />

(hbo en wo). Het in 2010 uitgebrachte vooronderzoek Leengedrag van studenten heeft de basis gelegd voor de opzet van<br />

het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong>. De resultaten uit beide onderzoeken kunnen echter door verschil in onderzoekspopulatie<br />

niet met elkaar worden vergeleken; zo maakten de mbo-studenten in het onderzoek Leengedrag van studenten onderdeel<br />

uit van de doelgroep, en richt het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> zich alleen op hbo- en wo-studenten. Het <strong>Nibud</strong><br />

<strong>Studentenonderzoek</strong> wordt gezien als vervolg op het <strong>Nibud</strong> Scholierenonderzoek, en Mbo’ers in geldzaken dat elke twee<br />

jaar door het <strong>Nibud</strong> onder middelbare scholieren en mbo-studenten wordt uitgevoerd. Om de middelbare scholieren te<br />

kunnen volgen in het beroeps- en hoger onderwijs, is een zelfde soort onderzoek onder studenten nodig. Het <strong>Nibud</strong> voert al<br />

geregeld onderzoek uit naar jongeren in het beroepsonderwijs, maar nog niet standaard naar studenten in het hoger<br />

onderwijs.<br />

Het doel van het onderzoek is om cijfers en gegevens over studenten te verzamelen en beschikbaar te stellen, als het gaat<br />

om hun inkomsten, uitgaven en hoe zij met geld omgaan. Daarnaast is het bedoeld om de voorlichting aan studenten te<br />

kunnen optimaliseren en te laten aansluiten op de actuele situatie nu er voor studenten veel verandert.<br />

1.2 Methode van onderzoek<br />

Het onderzoek is uitgevoerd onder voltijdstudenten in het hoger onderwijs (hbo en wo) in de leeftijd van 16 tot en met 30<br />

jaar. De respondenten zijn geworven via diverse websites en nieuwsbrieven. Gedurende de maanden december <strong>2011</strong> tot en<br />

met februari <strong>2012</strong> kon de vragenlijst online worden ingevuld via:<br />

- Melding op de homepage van DUO met een link naar het onderzoek;<br />

- Melding op de website van Studenten.net en in de nieuwsbrief van december en januari;<br />

- Melding op de website van SUM;<br />

- Mailing via NJR, ISO, LSVb en LKvV naar hun leden met een link naar het onderzoek;<br />

12


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

- Melding op studerengeldbeheren.nl en mailing naar de student-trainers van <strong>2011</strong>;<br />

- Melding op <strong>Nibud</strong>.nl en in de nieuwsbrief voor consumenten.<br />

Daarnaast is een aantal hogescholen benaderd om een mailing uit te sturen naar hun studenten met een link naar de<br />

vragenlijst (onder andere Hogeschool Utrecht, Hogeschool InHolland Rotterdam en de Hogeschool van Amsterdam). Onder<br />

alle deelnemers is één maand studiefinanciering (uitwonende beurs) ter waarde van 266,23 euro verloot. Dit heeft<br />

uiteindelijk geleid tot 2942 volledig ingevulde vragenlijsten. Het aantal respondenten is voldoende om signalerende<br />

uitspraken te kunnen doen over hoe zij met geld omgaan. De dataset is uiteindelijk gewogen op de variabelen leeftijd,<br />

geslacht en opleidingsniveau.<br />

1.3 Achtergrondvariabelen<br />

De resultaten zijn uitgesplitst naar diverse achtergrondkenmerken. In deze paragraaf worden de achtergrondkenm erken van<br />

de respondenten verder toegelicht.<br />

Tabel 1 laat zien dat ongeveer een derde van de vragenlijsten is ingevuld door mannen en twee derde door vrouwen. Op de<br />

variabele geslacht is een weging toegepast om de verdeling overeen te laten komen met de gemiddelde verdeling in<br />

Nederland (CBS). Dit betekent dat de antwoorden van de mannen iets zwaarder meetellen in de analyses.<br />

Tabel 1:<br />

Geslacht<br />

Voor weging<br />

%<br />

Verdeling CBS<br />

%<br />

Man 31 49<br />

Vrouw 69 51<br />

Tabel 2 laat zien dat de leeftijd van de respondenten dicht bij de werkelijke situatie gemiddeld in Nederland ligt. De<br />

vragenlijst is naar verhouding minder vaak ingevuld door studenten van 25 en ouder. Ook op deze variabele is een weging<br />

toegepast om de leeftijdsverdeling overeen te laten komen met de gemiddelde verdeling in Nederland.<br />

13


Tabel 2:<br />

Leeftijd<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Voor weging<br />

%<br />

Verdeling CBS<br />

%<br />

18 jaar en jonger 11 12<br />

19 jaar 14 13<br />

20 jaar 18 16<br />

21 jaar 18 15<br />

22 jaar 13 14<br />

23 jaar 11 12<br />

24 jaar 8 9<br />

25 jaar en ouder 7 10*<br />

* Voor deze leeftijdscategorie is in de weging uitgegaan van het percentage 25- en 26-jarigen (CBS).<br />

Tabel 3 laat het opleidingsniveau zien van de respondenten die op dit moment een opleiding volgen. In het algemeen volgen<br />

iets meer studenten een opleiding aan het hbo dan aan de universiteit. De dataset laat een zelfde trend zien, alleen liggen<br />

de percentages dichter bij elkaar. Door een weging op deze variabele toe te passen, is deze verhouding gecorrigeerd.<br />

Tabel 3:<br />

Opleidingsniveau<br />

Voor weging<br />

%<br />

Verdeling CBS<br />

%<br />

Hbo 57 59<br />

Wo 43 41<br />

Van alle respondenten woont meer dan de helft op kamers (tabel 4). De verhouding tussen thuis- en uitwonend in de<br />

dataset ligt iets verder uit elkaar dan het landelijk gemiddelde van de Studentenmonitor (46 en 54 procent, Ministerie van<br />

OCW, 2009). Jongere studenten wonen vaker thuis bij hun ouders dan oudere studenten. Onder wo-studenten is het wonen<br />

op kamers vaker van toepassing dan op hbo-studenten.<br />

14


Tabel 4:<br />

Woonsituatie naar opleidingsniveau (na weging)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

Hbo-studenten<br />

%<br />

Wo-studenten<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

Thuiswonend 81 19 38<br />

Uitwonend 46 54 62<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

Daarnaast is aan de respondenten gevraagd in welke provincie zij op dit moment wonen. Tabel 5 laat de verdeling zien van<br />

in de dataset (na weging) en de verdeling van hbo- en wo-studenten gemiddeld in Nederland volgens cijfers van het CBS.<br />

Hieruit blijkt dat met name studenten uit Utrecht naar verhouding zijn oververtegenwoordigd in de dataset.<br />

4. Sparen en schulden<br />

Tabel 5:<br />

Provincie (na weging)<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Totaal<br />

%<br />

Verdeling CBS<br />

%<br />

Zuid-Holland 20 22<br />

Noord-Holland 18 17<br />

Utrecht 16 9<br />

Gelderland 12 11<br />

Noord-Brabant 11 13<br />

Groningen 8 6<br />

Overijssel 5 6<br />

Limburg 5 6<br />

Friesland 3 3<br />

Drenthe 1 2<br />

Zeeland 1 1<br />

Flevoland 1 2<br />

15


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Tabel 6:<br />

Startjaar studie (na weging)<br />

Totaal<br />

%<br />

<strong>2011</strong> 23<br />

2010 19<br />

2009 18<br />

2008 15<br />

2007 10<br />

2006 7<br />

2005 4<br />

2004 en eerder 4<br />

Uit tabel 6 is af te lezen in welk jaar de respondenten zijn gestart met hun studie. Daarnaast is aan studenten gevraagd of<br />

zij op dit moment één of meerdere studies volgen (tabel 7). Van alle respondenten volgt 4 procent een tweede opleiding.<br />

Tabel 7:<br />

Aantal opleidingen (na weging)<br />

Totaal<br />

%<br />

Eén opleiding 96<br />

Twee of meer opleidingen tegelijkertijd 4<br />

Verder geeft ruim een kwart van de respondenten aan dat zij eerder zijn gestart met een opleiding, maar dat zij deze niet<br />

hebben afgerond (tabel 8). Voor bijna de helft is dit de eerste opleiding die zij volgen. Van de respondenten geeft 16 procent<br />

aan een mbo-opleiding te hebben afgerond, 4 procent heeft een hbo-opleiding afgerond en 6 procent een universitaire<br />

opleiding. Bij ‘anders’ werd onder andere genoemd dat men twee opleidingen tegelijkertij d volgt, al een propedeuse heeft<br />

gehaald of een pre-master doet of heeft afgerond.<br />

16


Tabel 8:<br />

Eerder een studie gevolgd (na weging)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Totaal<br />

%<br />

Nee, dit is mijn eerste opleiding 49<br />

Ja, maar die opleiding heb ik niet afgerond 26<br />

Ja, ik heb een mbo-opleiding afgerond 16<br />

Ja, ik heb een universitaire opleiding afgerond 6<br />

Ja, ik heb een hbo-opleiding afgerond 4<br />

Anders 3<br />

1.4 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 komen de inkomsten van de hbo- en wo-studenten aan bod, in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op hun<br />

gemiddelde uitgaven en uitgavenposten. De resultaten op het gebied van sparen, maar ook van lenen en schulden, zijn te<br />

lezen in hoofdstuk 4. Hoe studenten omgaan met geld wordt vervolgens weergegeven in hoofdstuk 5, gevolgd door<br />

resultaten met betrekking tot tijdsbesteding en andere (studie)activiteiten in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt afgesloten<br />

met conclusies en aanbevelingen.<br />

Veel bedragen worden weergegeven inclusief of exclusief nullen. Exclusief nul betekent dat het alleen om de groep<br />

studenten gaat die daadwerkelijk geld uitgeven aan een bepaalde uitgavenpost, of bepaalde inkomsten hebben<br />

(bijvoorbeeld een studielening). Staat er inclusief nul dan gaat het om het gemiddelde van de gehele groep hbo - en wostudenten.<br />

Het resultaat in de tabellen wordt op de volgende wijze weergegeven:<br />

Gewoon Er zijn minimaal vijftig waarnemingen per cel en de waarde verschilt (indien van toepassing) significant van<br />

gemiddeld en binnen het kenmerk (bijvoorbeeld man ten opzichte van vrouw).<br />

Schuin De waarde verschilt niet significant van gemiddeld en binnen het kenmerk.<br />

- Er zijn minder dan vijftig waarnemingen in de cel.<br />

0 De waarde is 0.<br />

n.v.t. Niet van toepassing.<br />

17


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

2 Inkomsten<br />

Het gemiddelde besteedbare inkomen van een student is 770 euro per maand (zie tabel 9). Hieronder vallen het geld dat<br />

studenten maandelijks van ouders krijgen (ouderlijke bijdrage), de studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs,<br />

rentedragende lening, collegegeldkrediet), inkomsten uit bijbaantje, overige inkomsten (inkomsten uit stages, eigen bedrijf,<br />

inkomsten uit onregelmatige activiteiten), zorgtoeslag en huurtoeslag.<br />

Tabel 9:<br />

Gemiddeld besteedbaar inkomen maand, naar achtergrondkenmerken<br />

Hbo-studenten<br />

€<br />

Wo-studenten<br />

€<br />

Totaal<br />

€<br />

Geslacht Man 737 903 805<br />

Vrouw 708 782 738<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 526 633 562<br />

20-21 jaar 711 796 741<br />

22-23 jaar 815 921 862<br />

24 jaar of ouder 962 975 969<br />

Woonsituatie Thuiswonend 544 496 535<br />

Uitwonend 914 915 915<br />

Totaal 722 841 770<br />

Het besteedbaar inkomen van thuiswonende hbo-studenten ligt circa 50 euro hoger dan dat van thuiswonende wostudenten.<br />

Bij uitwonenden studenten is er geen verschil tussen hbo’ers en wo’ers in het besteedbaar inkomen. Er is een<br />

groot verschil in het inkomen van uitwonende en thuiswonende studenten. Eén van de verklaring en hiervoor is dat<br />

uitwonenden een hogere basisbeurs ontvangen dan thuiswonende studenten. In de volgende paragrafen wordt specifiek<br />

ingegaan op de verschillende inkomstenbronnen.<br />

18


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

2.1 Geld van ouders<br />

In totaal krijgen zes op de tien studenten geld van hun ouders. Er zijn meer wo-studenten die geld krijgen dan hbostudenten:<br />

71 procent tegen 52 procent. Van de uitwonenden krijgt 65 procent geld van de ouders tegen 51 procent van de<br />

thuiswonenden. Bij thuiswonende studenten wordt waarschijnlijk meer direct door ouders betaald, bijvoorbeeld het eten en<br />

de energierekening; uit paragraaf 3.5 blijkt namelijk dat veel thuiswonende studenten geen kostgeld betalen. Mannelijke en<br />

vrouwelijke studenten krijgen even vaak geld van hun ouders.<br />

Tabel 10: Maandelijkse bijdrage van ouders (exclusief 0)<br />

Hbo-studenten<br />

€<br />

Wo-studenten<br />

€<br />

Totaal<br />

€<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 115 194 147<br />

20-21 jaar 159 235 194<br />

22-23 jaar 166 239 208<br />

24 jaar of ouder 184 265 237<br />

Woonsituatie Thuiswonend 94 121 100<br />

Uitwonend 201 252 233<br />

Totaal 149 233 191<br />

De meeste studenten die geld van hun ouders krijgen, krijgen dit als een vast bedrag per maand. Van alle studenten krijgt<br />

43 procent elke maand of elk kwartaal een vast bedrag; 17 procent krijgt op onregelmatige tijden een bedrag.<br />

Gemiddeld krijgen studenten 191 euro per maand van hun ouders, zie tabel 10. Een groot verschil is zichtbaar tussen het<br />

bedrag dat thuiswonenden krijgen (100 euro per maand) en uitwonenden (233 euro per maand). Zowel voor thuiswonende<br />

als uitwonende hbo’ers is de ouderlijke bijdrage maandelijks lager dan voor wo-studenten. Mannelijke en vrouwelijke<br />

studenten krijgen per maand ongeveer even veel van hun ouders.<br />

19


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

2.2 Studiefinanciering<br />

Studiefinanciering<br />

Iedere hbo- en wo-student die voor zijn 30ste is begonnen met de opleiding heeft in principe recht op een prestatiebeurs<br />

(zie exacte voorwaarden op www.duo.nl). De prestatiebeurs bestaat uit de basisbeurs en de aanvullende beurs. Het recht<br />

op de basisbeurs en de aanvullende beurs geldt voor de nominale studieduur. In regel is dat vier jaar, maar soms ook<br />

langer (bijvoorbeeld voor veel technische en medische studies). De hoogte van de aanvullende beurs is afhankelijk van het<br />

inkomen van de ouders. Studenten kunnen tot slot geld lenen bij DUO. Het totaal van de prestatiebeurs en de lening heet<br />

studiefinanciering. Op hoeveel studiefinanciering studenten maximaal recht hebben, is afhankelijk van hun woonsituatie en<br />

het niveau van hun opleiding. Een uitwonende student op het hbo of wo kan maximaal de volgende bedragen ontvangen/<br />

lenen (tot 31 augustus <strong>2012</strong>):<br />

Bedragen per maand geldig van september <strong>2011</strong> t/m 31 augustus <strong>2012</strong> (www.duo.nl)<br />

Uitwonend<br />

€<br />

Thuiswonend<br />

€<br />

Basisbeurs 266,23 95,61<br />

Aanvullende beurs 242,76 222,84<br />

Rentedragende lening 285,70 285,70<br />

Collegegeldkrediet (max.) 142,75 142,75<br />

Totaal 937,44 746,90<br />

Een student die geen recht (meer) heeft op de aanvullende beurs en/of de basisbeurs, kan deze bedragen lenen. In totaal<br />

kan niet meer geleend worden dan het totale budget van (in dit geval) 937,44 euro of 746,90 euro.<br />

Negen op de tien studenten ontvangen één of meer vormen van studiefinanciering; 79 procent van de ondervraagde<br />

studenten ontvangt een basisbeurs, 28 procent een aanvullende beurs en 27 procent heeft maandelijks inkomsten via een<br />

rentedragende lening bij DUO, ziet tabel 11. Duidelijk te zien is dat met de leeftijd, het percentage studenten met een<br />

basisbeurs afneemt. Dit heeft te maken met de duur van de studie; hoe ouder, hoe groter de kans dat men meer jaren<br />

studeert dan het recht op een basisbeurs. Hbo-studenten ontvangen vaker een basisbeurs en aanvullende beurs dan wostudenten.<br />

Wo-studenten hebben daarentegen weer vaker een rentedragende lening. In paragraaf 4.2 wordt verder<br />

ingegaan op de schulden van studenten bij DUO.<br />

20


Tabel 11:<br />

Percentage studenten met studiefinanciering, naar vorm studiefinanciering<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Basisbeurs<br />

%<br />

Aanvullende<br />

beurs<br />

%<br />

Collegegeldkrediet<br />

%<br />

Rentedragende<br />

lening DUO<br />

%<br />

Totaal<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 96 29 9 13 99<br />

20-21 jaar 93 30 10 22 97<br />

22-23 jaar 71 28 9 36 85<br />

24 jaar of ouder 43 21 16 43 72<br />

Opleidingsniveau Hbo 83 33 10 23 92<br />

Wo 72 19 13 33 86<br />

Woonsituatie Thuiswonend 85 30 7 13 93<br />

Uitwonend 74 26 13 36 88<br />

Totaal 79 28 11 27 90<br />

%<br />

De hoeveelheid inkomsten uit studiefinanciering verschilt niet tussen mannen en vrouwen. Thuis wonende studenten<br />

ontvangen beduidend minder studiefinanciering dan uitwonende studenten (zie tabel 12). Dat is onder andere te verklaren<br />

uit het feit dat een uitwonende beurs hoger is dan een thuiswonende beurs (zie kader over studiefinanciering).<br />

Ook is er een duidelijk verschil naar leeftijd te zien: hoe ouder, hoe hoger de inkomsten. De hoogte van de basisbeurs en<br />

aanvullende beurs nemen niet toe met de leeftijd: de toename is het gevolg van een stijging van de hoogte van de<br />

rentedragende lening. Zo is in tabel 32 in paragraaf 4.2 te zien dat het bedrag dat studenten per maand lenen, toeneemt<br />

met de leeftijd.<br />

Opvallend is dat hbo-studenten gemiddeld 90 euro per maand minder inkomsten uit studiefinanciering ontvangen dan wo -<br />

studenten. Dit komt doordat hbo-studenten vaker thuis wonen (zie paragraaf 1.3) en minder vaak een rentedragende lening<br />

hebben dan wo-studenten (zie tabel 11).<br />

21


Tabel 12:<br />

Maandelijkse inkomsten uit studiefinanciering, naar achtergrondkenmerken<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

Hbo-studenten<br />

€<br />

Wo-studenten<br />

€<br />

Totaal<br />

€<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 234 311 260<br />

20-21 jaar 307 366 328<br />

22-23 jaar 389 463 421<br />

24 jaar of ouder 461 546 503<br />

Woonsituatie Thuiswonend 203 206 204<br />

Uitwonend 456 460 458<br />

Totaal 323 413 358<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

2.3 Bijbaan<br />

Bijna zeven op de tien studenten hebben een bijbaantje naast hun studie. Er is geen verschil naar geslacht en leeftijd.<br />

Thuiswonenden werken net iets vaker dan uitwonenden studenten: 73 procent tegen 69 procent. Naar opleidingsniveau zijn<br />

ook duidelijke verschillen zichtbaar: van de hbo-studenten werkt 71 procent, tegen 62 procent van de wo-studenten. De<br />

gemiddelde inkomsten uit het bijbaantje van hbo’ers en wo’ers verschilt daarentegen niet. Gemiddeld verdienen studenten<br />

354 euro per maand (zie tabel 13). Met de leeftijd nemen de inkomsten uit de bijbaan toe, van gemiddeld 241 euro per<br />

maand voor studenten van 19 jaar of jonger, tot 570 euro voor studenten van 24 jaar of ouder. Mannen verdienen net iets<br />

meer dan vrouwen.<br />

22


Tabel 13: Gemiddelde inkomsten uit een bijbaan, naar achtergrondkenmerken (exclusief 0)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Totaal<br />

€<br />

Geslacht Man 374<br />

Vrouw 335<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 230<br />

20-21 jaar 307<br />

22-23 jaar 392<br />

24 jaar of ouder 532<br />

Woonsituatie Thuiswonend 314<br />

Uitwonend 381<br />

Totaal 354<br />

2.4 Overige inkomsten<br />

Van alle studenten heeft 35 procent overige inkomsten: 12 procent heeft inkomen uit een stage, 2 procent uit een eigen<br />

bedrijf en 23 procent doordat zij onregelmatig extra geld verdienen met activiteiten (bijvoorbeeld verkoop van spullen).<br />

Mannen verdienen iets vaker op deze manier geld dan vrouwen (38 tegen 32 procent). Hbo-studenten hebben ook vaker<br />

dergelijke overige inkomsten dan wo-studenten: 37 tegen 31 procent. Tussen uitwonende en thuiswonende studenten en<br />

tussen studenten van verschillende leeftijden is geen verschil zichtbaar.<br />

Gemiddeld verdient een student 174 euro per maand met de overige inkomstenbronnen (zie tabel 14). Deze gemiddelde<br />

inkomsten verschillen niet tussen mannen en vrouwen, maar wel tussen studenten met verschillende leeftijd, woonsituatie<br />

en opleidingsniveau.<br />

23


Tabel 14: Maandelijkse inkomsten uit overige inkomsten, naar achtergrondkenmerken (exclusief 0)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

Hbo-studenten<br />

€<br />

Wo-studenten<br />

€<br />

Totaal<br />

€<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 111 119 113<br />

20-21 jaar 197 118 174<br />

22-23 jaar 214 151 186<br />

24 jaar of ouder 258 199 232<br />

Woonsituatie Thuiswonend 160 133 156<br />

Uitwonend 219 150 185<br />

Totaal 190 147 174<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

2.5 Belastingaangifte en toeslagen<br />

Studenten werken vaak niet fulltime en hebben daardoor mogelijk recht op belastingteruggave. Van alle studenten die op dit<br />

moment een bijbaantje hebben, had 5 procent vorig jaar geen bijbaan. Van degenen die toen wel een bijbaan hadden, heeft<br />

77 procent het afgelopen jaar de belastingaangifte ingevuld. Iets meer dan één op de tien studenten deed dit niet, omdat zij<br />

niet wisten dat dit kon. Tabel 15 laat zien dat de onbekendheid onder studenten van 19 jaar of jonger veel groter is dan bij<br />

studenten van 22 jaar of ouder. Onder de eerste groep wist 23 procent niet dat aangifte gedaan kon worden, tegen 5<br />

procent van de studenten van 22 en 23 jaar oud. Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen hbo’ers en<br />

wo’ers wat betreft de bekendheid met de mogelijkheid belastingaangifte te doen als je inkomsten hebt. Zij deden even vaak<br />

aangifte.<br />

24


Tabel 15:<br />

Percentage studenten met bijbaan dat afgelopen jaar belastingaangifte heeft gedaan, naar leeftijd<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

t/m 19 jaar<br />

%<br />

20-21 jaar<br />

%<br />

22-23 jaar<br />

%<br />

24 jaar of<br />

ouder<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

Nee, ik wist niet dat dat kon 23 12 5 7 12<br />

Nee, want ik betaal geen belasting 24 12 10 6 13<br />

Ik heb de belastingaangifte ingevuld,<br />

14 12 4 4 9<br />

maar niet opgestuurd (kreeg geen<br />

geld terug)<br />

Ik heb de belastingaangifte ingevuld<br />

en opgestuurd<br />

38 67 81 84 68<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Aan de studenten van 18 jaar en ouder is gevraagd of zij zorgtoeslag ontvangen. Bij meer dan 80 procent van de studenten<br />

van 18 jaar en ouder is het recht op deze toeslag bekend (zie tabel 16). Opvallend is dat 7 procent aangeeft dat ze het niet<br />

ontvangen, omdat ‘de ouders de zorgverzekering betalen’. Wie de zorgverzekering betaalt, staat echter los van het recht op<br />

zorgtoeslag. De toeslag is persoonsgebonden en jongeren moeten zelf zorgtoeslag aanvragen, ook als zij de<br />

zorgverzekering niet zelf betalen.<br />

Hbo-en wo-studenten ontvangen even vaak zorgtoeslag; ook de verklaring waarom ze geen zorgtoeslag ontvangen is<br />

vergelijkbaar. Het gebruik van zorgtoeslag neemt wel toe met de leeftijd: van de 18 - en 19-jarigen ontvangt 79 procent<br />

zorgtoeslag, terwijl van de 22-plussers 85 procent zorgtoeslag ontvangt. Er is geen verschil in de bedragen die studenten<br />

krijgen. Gemiddeld ontvangen ze 68 euro per maand aan zorgtoeslag. Dit is gelijk aan het maximale bedrag aan zorgtoeslag<br />

dat een alleenstaande kan ontvangen.<br />

25


Tabel 16:<br />

Percentage studenten van 18 jaar of ouder dat zorgtoeslag ontvangt<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Totaal<br />

%<br />

Ja 82<br />

Nee, die ontvangen mijn ouders voor mij 7<br />

Nee, mijn ouders betalen mijn zorgverzekering 7<br />

Nee, ik heb het wel berekend, maar ik heb hier geen recht op 1<br />

Nee, ik verwacht dat ik hier geen recht op heb 1<br />

Nee, ik woon nog thuis 1<br />

Nee, ik wist niet dat dat kon 1<br />

Anders 1<br />

Van de uitwonende studenten ontvangt 22 procent huurtoeslag (zie tabel 17). Twee op de vijf ontvangen het niet, omdat ze<br />

niet in een zelfstandige woonruimte, maar op kamers wonen. In de categorie ‘anders’ is een veel gegeven antwoord dat de<br />

student in een koopwoning woont en daardoor geen recht heeft op huurtoeslag. Sommige geven aan dat de huur te hoog is<br />

of dat het inkomen van de samenwonende partner te hoog is om recht te hebben op huurtoeslag. Opvallend is dat zes<br />

personen bij ‘anders’ aangeven: ‘ik ben nog jonger dan 23 jaar (en heb dus geen recht op huurtoeslag)’. Voor jongeren<br />

onder de 23 jaar gelden inderdaad andere regels met betrekking tot de maximale huurgrens, maar het betekent niet dat zij<br />

geen recht hebben op huurtoeslag. Gemiddeld ontvangt een student die huurtoeslag krijgt 122 euro per maand: dit verschilt<br />

niet tussen hbo- en wo-studenten.<br />

Tabel 17:<br />

Percentage uitwonende studenten dat huurtoeslag ontvangt<br />

Totaal<br />

%<br />

Ja 22<br />

Nee, ik woon op kamers 42<br />

Nee, ik heb het berekend, maar ik heb hier geen recht op 17<br />

Nee, ik verwacht dat ik hier geen recht op heb 10<br />

Nee, anders 7<br />

Nee, ik wist niet dat dat kon 2<br />

26


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

3 Uitgaven<br />

3.1 Bijdrage van ouders<br />

Aan alle respondenten is gevraagd of bepaalde uitgaven door hun ouders worden betaald en om welke uitgaven het dan<br />

gaat. Het gaat om de uitgaven waarvan de kosten door de ouders worden betaald, zonder dat de student iets terug hoeft t e<br />

betalen en die waarbij de studenten geen bedrag per maand krijgen om de uitgaven zelf te bekostigen.<br />

Van de ouders draagt 22 procent niet bij aan de kosten van hun kind. Dit betekent dat zij geen specifieke uitgavenposten<br />

voor hun kind betalen en ook geen (vast) bedrag per maand bijdragen. Eén op de tien ouders draagt bij door middel van een<br />

vast bedrag per maand. Het percentage ouders dat geen specifieke uitgaven betaalt en al dan niet een vast bedrag per<br />

maand geeft, neemt toe met de leeftijd. Ouders betalen vaker geen specifieke posten voor uitwonende studenten dan voor<br />

thuiswonende. Ouders die wel specifieke posten betalen (zie tabel 18), betalen het vaakst collegegeld (47 procent), gevolgd<br />

door de zorgverzekering (39 procent) en studiemateriaal (37 procent). Voor alle uitgavenposten geldt dat hoe ouder<br />

studenten worden, hoe minder vaak de ouders die posten betalen. Ouders van thuiswonende studenten betalen meer<br />

kostenposten dan ouders van uitwonende studenten. Voor de uitwonende studenten betaalt 17 procent van de ouders de<br />

kamerhuur. De kostenposten waar ouders aan bijdragen verschillen nauwelijks tussen mannen en vrouwen.<br />

Tabel 18:<br />

Percentage ouders dat bijdraagt aan de uitgavenposten wanneer studenten deze uitgaven hebben<br />

Thuiswonend<br />

%<br />

Uitwonend<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

Huur voor kamer/woning - 17 -<br />

Collegegeld 50 45 47<br />

Studieboeken en readers/syllabi 43 33 37<br />

Zorgverzekering 45 35 39<br />

Inboedelverzekering - 18 -<br />

Aansprakelijkheidsverzekering 47 22 32<br />

Internet/tv-abonnement - 8 -<br />

Kosten mobiele telefoon - 8 -<br />

Telefoonverzekering 13 8 10<br />

Reisverzekering 49 34 39<br />

27


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

3.2 Bekendheid met de hoogte van de uitgaven<br />

Aan alle hbo- en wo-studenten is gevraagd hoeveel zij zelf en, indien van toepassing, hun ouders per maand besteden aan<br />

verschillende uitgavenposten. Dit om de totale kosten van ‘studeren’ te kunnen bepalen. In totaal zijn 34 uitgavenposten<br />

voorgelegd. Uitwonende studenten kregen daar vijf posten bij in verband met hun woonlasten. De studenten die aangaven<br />

dat zij aan een bepaalde uitgavenpost geld besteden, konden aangeven hoeveel dat per maand is, of als zij dit niet wisten<br />

‘weet niet’ aanklikken. In totaal gaf 18 procent aan dat zij van alle uitgaven wist hoeveel zij daar gemiddeld per maand aan<br />

uitgeven; hierin zijn geen verschillen naar achtergrondkenmerken te onderscheiden.<br />

De overige 82 procent kon voor één of meerdere posten de hoogte van de uitgaven niet noemen. Gemiddeld kon men voor<br />

vier tot vijf uitgavenposten (4,6) geen bedrag invullen. Hierin is geen verschil te onderscheiden naar opleidingsniveau en<br />

woonsituatie. Wel blijkt dat studenten van 24 jaar of ouder beter op de hoogte zijn van hun uitgaven dan studenten van 19<br />

jaar of jonger. Ook blijken vrouwen iets beter op de hoogte van hoeveel zij per maand uitgeven dan mannelijke studenten<br />

(4,2 tegen 4,8 uitgavenposten).<br />

Tabel 19:<br />

Uitgavenposten waarbij minder dan een kwart van de studenten op de hoogte is van het bedrag dat zij hieraan besteden<br />

Uitgavenpost<br />

Totaal<br />

%<br />

Aansprakelijkheidsverzekering 79<br />

Reisverzekering 64<br />

Inboedelverzekering 52<br />

Telefoonverzekering 51<br />

Games en computeraccessoires 40<br />

Vakantie 39<br />

Hobby's 38<br />

Recreatie 37<br />

Kleine gadgets en accessoires 34<br />

Boeken (geen studieboeken) 28<br />

Accessoires (sieraden, riem, sjaal et cetera) 27<br />

Bij het berekenen van de gemiddelde kosten van studenten is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat een<br />

groot deel van de studenten niet op de hoogte is van al hun uitgaven. Hoeveel zij gemiddeld uitgeven aan de mobiele<br />

28


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

telefoon, huur, boodschappen en uitgaan, kunnen zij vaak wel benoemen. De hoogt e van verzekeringskosten is bij velen<br />

minder bekend; 79 procent weet niet hoeveel de aansprakelijkheidsverzekering per maand kost en 64 procent is onbekend<br />

met de kosten van de reisverzekering. Een verklaring is dat de ouders deze uitgaven over het algemeen betalen. Tabel 19<br />

toont de uitgavenposten waarbij meer dan een kwart van de studenten die geld uitgeven aan desbetreffende uitgave, niet<br />

kan aangeven hoeveel dat is.<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

3.3 Gemiddelde kosten<br />

Gemiddeld geven thuiswonende studenten 603 euro per maand uit en uitwonende studenten 1.093 euro, inclusief de kosten<br />

die door de ouders worden betaald (tabel 20). Bij uitwonende studenten nemen de gemiddelde uitgaven toe met de leeftijd;<br />

bij thuiswonende studenten blijven ze nagenoeg gelijk. Alleen thuiswonende studenten van 19 jaar of jonger geven per<br />

maand minder uit. Daarnaast geven de mannen gemiddeld meer uit dan de vrouwelijke studenten, en wo’ers meer dan<br />

hbo’ers.<br />

Tabel 20: Gemiddelde kosten per maand, naar achtergrondkenmerken<br />

Thuiswonend<br />

€<br />

Uitwonend<br />

€<br />

Totaal<br />

€<br />

Geslacht Man 630 1133 924<br />

Vrouw 576 1061 890<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 545 941 701<br />

20-21 jaar 641 1030 855<br />

22-23 jaar 631 1088 952<br />

24 jaar of ouder 623 1231 1145<br />

Opleidingsniveau Hbo 618 1120 862<br />

Wo 548 1070 967<br />

Totaal 603 1093 906<br />

29


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

3.4 Bestedingen per uitgavenpost<br />

Tabel 21 toont de gemiddelde kosten naar achtergrondkenmerken voor een aantal uitgavencategorieën. De volgende<br />

categorieën worden daarbij onderscheiden:<br />

- Studie: collegegeld, studieboeken en readers/syllabi, studiespullen (schriften, printkosten, pennen);<br />

- Uiterlijk: kleding en schoenen, accessoires (sieraden, riemen, sjaals), verzorgingsartikelen (gel, make-up,<br />

shampoo), kapper;<br />

- Contributies en abonnementen: contributies voor sport, vereniging, muziek, abonnementen op tijdschriften en<br />

krant, goede doelen;<br />

- Vervoer: openbaar vervoer, kosten auto en/of scooter (benzine, onderhoud, verzekering);<br />

- Vrije tijd: uitgaan/stappen, uit eten, recreatie, vakantie, hobby’s;<br />

- Kosten op jezelf wonen (voor uitwonende student): huur, internetkosten, boodschappen, inboedelverzekering.<br />

Tabel 21: Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (alle studenten, exclusief 0)<br />

Studiekosten<br />

€<br />

Uiterlijk<br />

€<br />

Contributies en<br />

abonnementen<br />

€<br />

Vervoer<br />

€<br />

Vrije tijd<br />

Geslacht Man 207 77 32 59 161<br />

Vrouw 204 85 29 40 101<br />

€<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 220 79 29 39 104<br />

20-21 jaar 204 81 33 45 133<br />

22-23 jaar 191 79 29 47 133<br />

24 jaar of ouder 209 86 32 64 151<br />

Opleidingsniveau Hbo 214 86 32 59 131<br />

Wo 194 74 30 35 127<br />

Woonsituatie Thuiswonend 228 88 33 61 126<br />

Uitwonend 192 77 30 42 132<br />

Totaal 205 81 31 48 130<br />

30


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Tabel 22 en 23 tonen ook deze uitgavencategorieën, alleen dan specifiek voor respectievelijk thuiswonende en uitwonende<br />

studenten. Mannen en vrouwen geven ongeveer evenveel uit aan studiekosten. Vrouwen zijn per maand iets meer kwijt aan<br />

uitgaven aan hun uiterlijk, terwijl mannen juist veel meer dan vrouwen uitgeven aan vrije tijd (uitgaan, uit eten, hobby’s).<br />

Hbo-studenten geven aan uitgaven als studie, uiterlijk en vervoer iets meer uit dan wo -studenten. Deze verschillen in<br />

opleidingsniveau zijn iets kleiner als het gaat om uitwonende hbo- en wo-studenten. De gemiddelde maandelijkse<br />

vrijetijdsuitgaven en woonlasten (voor uitwonende studenten) zijn vergelijkbaar.<br />

Tabel 22: Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (thuiswonende studenten, exclusief 0)<br />

Studiekosten<br />

€<br />

Uiterlijk<br />

€<br />

Contributies en<br />

abonnementen<br />

€<br />

Vervoer<br />

€<br />

Vrije tijd<br />

€<br />

Geslacht Man 231 84 34 77 155<br />

Vrouw 224 92 31 47 97<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 235 83 29 50 104<br />

20-21 jaar 231 88 39 64 144<br />

22-23 jaar 213 95 30 64 138<br />

24 jaar of<br />

ouder<br />

217 99 30 88 128<br />

Opleidingsniveau Hbo 231 91 33 65 129<br />

Wo 213 77 32 43 116<br />

Totaal 228 88 33 61 126<br />

Voor uitwonende studenten zijn de woonlasten de grootste kostenpost; gemiddeld 488 euro per maand (zie tabel 23). Aan<br />

de andere categorieën geven zij gemiddeld minder uit dan thuiswonende studenten. Zo besteedt een thuiswonende student<br />

gemiddeld 228 euro per maand aan studiekosten, terwijl een uitwonende hier 192 euro aan uitgeeft.<br />

31


Tabel 23: Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (uitwonende studenten, exclusief 0)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Studiekosten<br />

€<br />

Uiterlijk<br />

€<br />

Contributies en<br />

abonnementen<br />

€<br />

Vervoer<br />

€<br />

Vrije tijd<br />

€<br />

Kosten op<br />

jezelf<br />

wonen<br />

€<br />

Geslacht Man 190 72 31 51 164 500<br />

Vrouw 194 82 29 36 103 478<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 198 74 28 26 105 422<br />

20-21 jaar 185 77 29 35 125 460<br />

22-23 jaar 183 74 29 41 132 484<br />

24 jaar of<br />

ouder<br />

207 84 33 60 155 563<br />

Opleidingsniveau Hbo 196 82 31 54 134 493<br />

Wo 190 74 29 34 130 484<br />

Totaal 192 77 30 42 132 488<br />

3.5 Meest voorkomende uitgavenposten<br />

Aan bepaalde posten zijn studenten sowieso geld kwijt, zoals studiegerelateerde uitgaven (collegegeld en studieboeken), de<br />

zorgverzekering, kleding en schoenen. Bij andere uitgaven hebben studenten meer keuze of ze hier geld aan uitgeven, de<br />

zogenaamde niet-verplichte uitgaven. In tabel 24 staan de tien populairste niet-verplichte uitgaven. Hierbij gaat het niet om<br />

de hoogte van het bedrag dat studenten hier aan uitgeven, maar om het percentage studenten dat er geld aan uitgeeft.<br />

Deze top 10 is nagenoeg gelijk voor alle studenten, ongeacht hun achtergrondkenmerken (geslacht, opleidingsniveau,<br />

leeftijd, woonsituatie). Alleen mannelijke studenten en studenten op de universiteit besteden vaker geld aan contributies dan<br />

aan uiterlijke accessoires. Voor studenten van 24 jaar of ouder zijn recreatie en een aansprakelijkheidsverzekering vaker<br />

een uitgavenpost dan uiterlijke accessoires en de kapper. Voor uitwonenden zijn kleine gadgets en accessoires voor in huis<br />

een vaker genoemde uitgavenpost dan uitgaven aan hobby’s.<br />

32


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

De minst populaire uitgavenposten, waar minder dan 30 procent van de studenten geld aan uitgeeft, zijn games en<br />

computeraccessoires, abonnementen (voor tijdschriften en krant), roken en drugs en uitgaven voor auto en/of scooter<br />

(benzine, onderhoud en verzekeringen).<br />

Tabel 24: Top 10 uitgavenposten van niet-verplichte uitgaven, inclusief het gemiddelde bedrag per maand (exclusief 0)<br />

Uitgavenpost<br />

Studenten met deze<br />

uitgavenpost<br />

%<br />

Gemiddelde uitgaven<br />

per maand<br />

€<br />

Mobiele telefoon* 98 32<br />

Drinken, snoep, snacks tussendoor 92 30<br />

Cadeaus 91 17<br />

Verzorgingsartikelen 89 15<br />

Uitgaan 88 57<br />

Kapper 73 12<br />

Uit eten 73 28<br />

Vakantie 69 83<br />

Uiterlijke accessoires (sieraden, riemen, sjaals etc) 65 12<br />

Hobby's 63 28<br />

* Onbedoeld hebben thuiswonende studenten niet kunnen aangeven hoe hoog de maandelijkse mobiele telefoonkosten zijn. Deze zijn nu uitsluitend van<br />

uitwonende studenten bekend.<br />

Aan uitwonende studenten is daarnaast gevraagd naar uitgaven die zijn gerelateerd aan het ‘op je zelf wonen’, te weten de<br />

huur (inclusief gas/water/elektra), boodschappen, inboedelverzekering en uitgaven aan internet. Alle uitwonenden hebben<br />

kosten aan de huur en boodschappen. Zeven van de tien uitwonende studenten geven geld uit aan een internetaansluiting.<br />

Niet elke uitwonende student blijkt een inboedelverzekering te hebben: 64 procent van de uitwonenden geeft hier geld aan<br />

uit.<br />

Aan de studenten die thuis wonen is gevraagd of zij kostgeld betalen. Twee derde van de respondenten doet dat niet. Wel<br />

geeft 23 procent van de thuiswonende studenten aan regelmatig boodschappen te doen. Ook draagt 11 procent een bedrag<br />

per maand bij in de kosten. De studenten die kostgeld betalen, dragen gemiddeld 153 euro per maand bij. Een aantal<br />

respondenten betaalt fors meer, waardoor het gemiddelde hoger ligt dan de mediaan (101 euro per maand). Het aantal<br />

studenten dat kostgeld betaalt loopt duidelijk op met de leeftijd. Van de studenten van 24 jaar of ouder betaalt 28 procent<br />

33


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

kostgeld, tegen 8 procent van de studenten van 19 jaar of jonger. Het aandeel studenten dat meebetaalt aan de<br />

boodschappen is in de genoemde oudere leeftijdscategorie eveneens groter dan in de jongere leeftijdscategorie; 38 ten<br />

opzichte van 14 procent. Er is geen significant verschil waarneembaar tussen de hbo - en wo-studenten.<br />

3.6 De hoogste bestedingen per uitgavenpost<br />

In tabel 25 staan de uitgavenposten waar studenten het meeste geld aan besteden. Aan de meeste van de uitgavenposten<br />

uit deze top 10 geeft het merendeel van de studenten geld uit. Alleen aan roken en dr ugs en aan de uitgaven aan de<br />

auto/scooter (benzine, onderhoud en verzekering) blijkt 21 procent van de studenten geld uit te geven. Onder ‘niet<br />

genoemde uitgaven’ wordt herhaaldelijk ‘rijlessen, lenzen, huisdier, bibliotheek of sport’ genoemd.<br />

De uitgaven waar gemiddeld maandelijks het meeste geld aan wordt besteed, zijn voor alle studenten hetzelfde; alleen de<br />

volgorde binnen deze top 10 verschilt af en toe. Zo geven studenten van 24 jaar of ouder gemiddeld 101 euro per maand uit<br />

aan benzine en onderhoud van de auto, onder studenten van 19 jaar of jonger (die deze uitgavenpost hebben) is dit 58 euro<br />

per maand. Mannelijke studenten geven meer uit aan uitgaan dan vrouwen; 75 euro tegen 40 euro per maand. De rokende<br />

wo-studenten geven hier gemiddeld 43 euro per maand aan uit. Dit is minder dan hun uitgaven aan kleding en uitgaan, die<br />

rond de 53 euro per maand liggen.<br />

Tabel 25: Uitgavenposten met hoogste uitgaven per maand (exclusief 0)<br />

Uitgavenpost<br />

Gemiddelde uitgaven per maand<br />

€<br />

Collegegeld 143<br />

Zorgverzekering 106<br />

Studieboeken en readers/syllabi 84<br />

Vakantie 83<br />

Benzine + onderhoud auto/scooter 71<br />

Roken en drugs 60<br />

Kleding en schoenen 58<br />

Uitgaan 57<br />

Andere niet genoemde uitgaven 56<br />

Verzekering auto/scooter 39<br />

34


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

3.7 Kosten van ‘op jezelf wonen’<br />

In tabel 26 staan de gemiddelde uitgaven per maand die uitsluitend uitwonende studenten hebben. Gemiddeld geven zij aan<br />

341 euro per maand aan huur kwijt te zijn. Uitwonende hbo-studenten betalen gemiddeld 350 euro per maand; wo-studenten<br />

333 euro. Aan boodschappen zijn ze ongeveer evenveel kwijt. Mannen besteden iets meer aan de boodschappen dan<br />

vrouwen (161 tegen 144 euro per maand). Met de leeftijd nemen de uitgaven aan huur en boodschappen van de uitwonende<br />

studenten toe. Uitwonende studenten van 20-21 jaar zijn gemiddeld 323 euro per maand kwijt aan huur en 142 euro aan de<br />

boodschappen. Bij studenten van 24 jaar of ouder zijn deze maandelijkse kosten 385 euro respectievelijk 177 euro.<br />

Tabel 26: Uitgavenposten met hoogste uitgaven per maand (exclusief 0)<br />

Uitgavenpost<br />

Gemiddelde uitgaven per maand<br />

€<br />

Huur 341<br />

Boodschappen 152<br />

Internet en tv 22<br />

Inboedelverzekering 7<br />

Aan de studenten die thuis wonen is gevraagd om een schatting te geven hoeveel het per maand zou kosten om op kamers<br />

te wonen. Uit tabel 27 blijkt dat 60 procent van de thuiswonende studenten de totale kosten voor huur, energie,<br />

verzekeringen en boodschappen lager schatten dan 600 euro per maand, 40 procent denkt dat het meer dan 600 euro per<br />

maand kost. De ingeschatte kosten van de thuiswonende studenten komen overeen met de daadwer kelijk kosten die<br />

uitwonende studenten hebben opgegeven voor het op zichzelf wonen. De gemiddelde uitgaven aan ‘op jezelf wonen’ komen<br />

uit op 488 euro per maand (zie tabel 23).<br />

35


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

Tabel 27:<br />

Bedrag per maand<br />

€<br />

Verwachte maandelijkse kosten aan op jezelf wonen, volgens thuiswonende studenten<br />

Totaal<br />

%<br />

0 – 300 3<br />

301 – 400 12<br />

401 – 500 26<br />

501 – 600 19<br />

601 – 700 14<br />

701 – 800 14<br />

801 – 900 8<br />

901 – 1000 4<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

36


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

4 Sparen en schulden<br />

4.1 Sparen<br />

Van alle hbo- en wo-studenten spaart 69 procent zelf een bedrag per maand, en 19 procent geeft aan dat de ouders of<br />

anderen voor ze sparen. Van de respondenten spaart 26 procent niet zelf en wordt er voor hen ook niet door anderen<br />

gespaard (tabel 28). Onder mannen, oudere studenten en uitwonende studenten komt vaker voor dat er helemaal niet wordt<br />

gespaard, dan onder vrouwen, jonge studenten en studenten die nog thuis wonen. Hoe ouder iemand is, hoe minder vaak<br />

de ouders of anderen voor hem sparen.<br />

Tabel 28:<br />

Percentage studenten dat spaart of waarvoor wordt gespaard (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Totaal<br />

%<br />

Ik spaar zelf 69<br />

Mijn ouders of anderen sparen voor mij 19<br />

Ik spaar niet zelf en anderen sparen ook niet voor mij 26<br />

In tabel 29 staat het percentage studenten dat zelf spaart naar achtergrondkenmerken weergegeven. De studenten die niet<br />

zelf sparen, maar waarvoor wordt gespaard en de studenten die helemaal niet sparen zijn hierin niet meegenomen.<br />

Gemiddeld sparen studenten zelf 96 euro per maand.<br />

Het percentage mannen dat zelf spaart is lager dan dat van vrouwen; 64 procent tegen 74 procent. Het gemiddelde bedrag<br />

dat zij per maand sparen is wel hoger; 105 euro tegen 89 euro. Het percentage studenten dat spaart neemt af met de<br />

leeftijd. Zo spaart 37 procent van de studenten van 24 jaar en ouder niet, tegen 23 procent van de s tudenten van 19 jaar of<br />

jonger. Het totale spaarbedrag neemt wel toe met de leeftijd. Tussen hbo- en wo-studenten is geen verschil zichtbaar in het<br />

aantal studenten dat spaart en het bedrag dat zij per maand sparen. Het totale spaarbedrag van wo -studenten is wel ruim<br />

1.400 euro hoger dan het totale spaarbedrag van hbo-studenten.<br />

Studenten die bij DUO lenen, sparen minder vaak dan studenten die geen lening hebben: 58 procent tegen 80 procent.<br />

37


Tabel 29: Percentage studenten dat zelf spaart en gemiddeld bedrag per maand (exclusief 0)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Aantal<br />

%<br />

Bedrag per maand<br />

€<br />

Totaal spaarbedrag<br />

€<br />

Geslacht Man 64 105 5.247<br />

Vrouw 74 89 3.894<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 77 81 3.950<br />

20 – 21 jaar 70 94 4.307<br />

22 – 23 jaar 66 110 4.757<br />

24 jaar en ouder 63 106 5.408<br />

Opleiding Hbo 70 98 3.930<br />

Wo 68 94 5.364<br />

Woonsituatie Thuiswonend 76 100 4.194<br />

Uitwonend 65 94 4.732<br />

Totaal Gemiddelde 69 96 4.522<br />

Om meer te weten te komen over hoe studenten tegen sparen aankijken en hoe zij hiermee omgaan, is aan alle<br />

respondenten een aantal stellingen over sparen voorgelegd. Uit tabel 30 kan worden opgemaakt dat studenten in het hoger<br />

onderwijs over het algemeen spaargericht zijn. Bijna alle studenten (90 procent) vinden het belangrijk om te sparen, (ook)<br />

om te zorgen dat ze geld achter de hand te hebben. De meeste studenten (68 procent) houden ook rekening met de<br />

toekomst en richten zich niet alleen op de korte termijn. Als ze geen geld achter de hand hebben, maken de meesten zich<br />

zorgen. Het merendeel (74 procent) vindt het zonde om geld van de rekening te halen en probeert het geld dat ze van de<br />

spaarrekening halen zo snel mogelijk weer aan te vullen (69 procent). Ondanks dat zij sparen belangrijk vinden, vindt 40<br />

procent van de studenten sparen wel lastig.<br />

38


Tabel 30:<br />

Stellingen sparen<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Helemaal<br />

mee<br />

oneens<br />

%<br />

Meer<br />

oneens<br />

dan eens<br />

%<br />

Meer<br />

eens dan<br />

oneens<br />

%<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

Ik vind het zonde om geld van mijn spaarrekening te<br />

4 10 27 47 12<br />

halen<br />

Als ik geld van mijn spaarrekening haal, probeer ik het<br />

4 12 24 45 16<br />

zo snel mogelijk weer aan te vullen<br />

Ik richt me alleen op de korte termijn. De toekomst wijst<br />

30 38 19 9 5<br />

zichzelf wel uit<br />

Als ik geen geld achter de hand heb, maak ik me zorgen 3 11 29 51 6<br />

Ik zet geld op mijn spaarrekening, maar haal het er vaak<br />

22 26 23 17 12<br />

ook weer snel van af (omdat ik anders geld te kort kom)<br />

Ik vind het moeilijk om te sparen 26 35 30 10 -<br />

Ik wil graag sparen, zodat ik wat geld achter de hand heb 1 6 42 50 -<br />

Ik vind het belangrijk om geld te sparen 1 8 45 45 -<br />

%<br />

N.v.t.<br />

%<br />

Vrouwen vinden sparen vaker belangrijk dan mannen om geld achter de hand te hebben (97 tegen 88 procent). Daarnaast<br />

vinden vrouwen het vaker zonde om geld van de spaarrekening te halen, vullen zij hun spaarrekening sneller weer aan, zijn<br />

zij minder op de korte termijn gericht en maken zij zich sneller zorgen als zij geen geld achter de hand hebben dan mannen.<br />

Mannen geven zelf ook aan dat ze het moeilijker vinden om te sparen; 43 procent tegen 37 procent van de vrouwen.<br />

Jonge en oudere studenten, hbo-en wo-studenten en thuis- en uitwonende studenten vinden het allemaal even belangrijk<br />

om te sparen. Wel geven studenten van 24 jaar of ouder aan het moeilijker te vinden om te sparen dan studenten van 19<br />

jaar of jonger (46 procent tegen 34 procent). Ook vinden deze jongere studenten het vaker zonde om geld van hun<br />

spaarrekening te halen als ze er net geld op hebben gezet, dan de studenten van 24 jaar en ouder. Zij geven dan ook aan<br />

minder snel geld van hun spaarrekening te halen. Uitwonende studenten richten zich vaker op de korte termijn, vinden het<br />

minder vaak zonde om geld van de spaarrekening af te halen en vullen het ook minder snel weer aan dan thuiswonende<br />

studenten. Tussen hbo- en wo-studenten bestaan nagenoeg geen significante verschillen als het gaat om sparen.<br />

39


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Van de studenten die niet sparen of waar niet voor wordt gespaard door anderen, heeft 52 procent ook geen spaargeld. Aan<br />

de studenten die hebben aangegeven dat zij niet zelf sparen, is gevraagd waarom zij niet sparen. Twee derde geeft aan<br />

daar te weinig geld voor te hebben (zie tabel 31).<br />

Tabel 31:<br />

Redenen waarom studenten niet sparen (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Totaal<br />

%<br />

Ik heb te weinig geld om te kunnen sparen 67<br />

Ik heb het geld hard nodig om van rond te komen 60<br />

Ik spaar wel, maar alleen in de maanden dat ik extra inkomsten had 27<br />

Het lukt mij niet. Ik geef het geld te makkelijk uit 22<br />

Ik geef het geld liever nu uit 12<br />

Ik weet niet waarvoor ik zou moeten sparen 7<br />

4.2 Lenen bij DUO<br />

In tabel 11, paragraaf 2.2, is het aantal respondenten beschreven dat een rentedragende lening of collegegeldkrediet heef t<br />

bij DUO. Van alle studenten in het hoger onderwijs geeft 38 procent aan op dit moment een rentedragende lening te hebben<br />

en/of collegegeldkrediet te hebben aangevraagd. Figuur 1 laat zien dat van deze 38 procent:<br />

- 64 procent alleen een rentedragende lening heeft;<br />

- Ongeveer een kwart zowel een rentedragende lening als een collegegeldkrediet heeft;<br />

- 10 procent alleen een collegegeldkrediet heeft.<br />

Figuur 1: Percentage studenten met een rentedragende lening en/of collegegeldkrediet<br />

40


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Studenten kunnen online via ‘Mijn DUO’ wijzigingen bijhouden en ook het bedrag opgeven dat zij per maand willen lenen. In<br />

totaal heeft 48 procent van de respondenten een studieschuld bij DUO. Tabel 32 en 33 geven weer hoeveel studenten<br />

gemiddeld per maand lenen en hoe hoog hun totale studieschuld bedraagt. In tabel 32 zijn de resultaten uitgesplitst naar<br />

achtergrondkenmerken en in tabel 33 naar inkomstenbronnen.<br />

Tabel 32:<br />

Respondenten met een studieschuld, leenbedrag per maand en totale studieschuld op dit moment (bedragen excl.0)<br />

Totaal<br />

%<br />

Bedrag per maand<br />

€<br />

Totale schuld<br />

€<br />

Geslacht Man 51 380 12.122<br />

Vrouw 46 347 8.917<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 26 273 1.888<br />

20 – 21 jaar 41 301 5.394<br />

22 – 23 jaar 61 364 9.402<br />

24 jaar en ouder 73 470 20.441<br />

Opleiding Hbo 44 336 9.882<br />

Wo 55 396 11.513<br />

Woonsituatie Thuiswonend 31 289 4.909<br />

Uitwonend 59 386 12.338<br />

Startjaar studie 2006 en eerder 77 518 22.525<br />

2007-2008 52 343 9.734<br />

2009-2010 42 299 5.215<br />

<strong>2011</strong> 36 308 5.616<br />

Totaal Gemiddeld 48 365 10.644<br />

41


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Van de studenten met een studieschuld bij DUO weet 11 procent niet hoe hoog het gemiddelde bedrag per maand is dat zij<br />

lenen (of leenden). Voor zowel het leenbedrag per maand als de totale studieschuld geldt dat alleen de studenten zijn<br />

meegenomen die wisten hoe hoog het maandbedrag en de totale schuld was. Hoe ouder de student en hoe eerder hij<br />

begonnen is met zijn studie, des te hoger de totale studieschuld. De gemiddelde totale studieschuld bedraagt 10.644 euro.<br />

Per maand lenen studenten gemiddeld 365 euro.<br />

Studenten die geen basisbeurs en aanvullende beurs (meer) krijgen, kunnen die bedragen lenen bij DUO. Tabel 33 laat zien<br />

dat de studieschuld van respondenten die geen recht meer hebben op de basisbeurs of de aanvullende beurs aanzienlijk<br />

hoger is dan van respondenten die daar nog wel recht op hebben. Respondenten die geen geld van hun ouders krijgen en/of<br />

geen bijbaan hebben, lenen gemiddeld een hoger bedrag per maand en hebben ook een grotere totale studieschuld.<br />

Tabel 33:<br />

Percentage studenten met een studieschuld, leenbedrag per maand en totale studieschuld op dit moment, naar<br />

inkomstenbron (bedragen exclusief 0)<br />

Totaal<br />

%<br />

Bedrag per maand<br />

€<br />

Totale schuld<br />

€<br />

Inkomsten Alleen basisbeurs (BB) 38 317 6.741<br />

Aanvullend (AV) 52 288 7.205<br />

Geen BB en geen AV 73 514 19.727<br />

Ouders 45 347 8.354<br />

Geen geld ouders 53 388 13.528<br />

Bijbaan 47 349 9.361<br />

Geen bijbaan 50 394 13.165<br />

Ouders & bijbaan 44 326 7.779<br />

Geen geld ouders & geen<br />

56 412 18.825<br />

bijbaan<br />

42


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

4.2.1 Reden wel of geen studielening<br />

De voornaamste reden waarom studenten niet lenen is omdat ze geen grote schulden willen maken (68 procent). Als<br />

tweede noemt ongeveer de helft van de studenten dat ze geen moeite hebben met rondkomen en daarom geen lening nodig<br />

hebben. Bij ‘anders’ werd voornamelijk genoemd dat er geleend wordt bij de ouders (zie tabel 34).<br />

Tabel 34:<br />

Redenen om geen studielening te nemen (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Totaal<br />

%<br />

Ik wil geen grote schulden maken 68<br />

Ik heb geen moeite met rondkomen, ik heb dus geen lening nodig 51<br />

Het wordt afgeraden door mijn ouders 35<br />

Ik ben bang dat ik het straks niet kan terugbetalen 20<br />

Ik vind een studielening te duur 14<br />

Anders 4<br />

Tabel 35:<br />

Hoe kijken studenten aan tegen lenen bij DUO (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Totaal<br />

%<br />

Ik heb die lening nodig, anders kan ik écht niet rondkomen 65<br />

Ik zou misschien best met iets minder toe kunnen 27<br />

Ik leen omdat dat het leven gewoon relaxter en leuker maakt 22<br />

Ik gebruik mijn lening om naar het buitenland op stage te kunnen of af te studeren 13<br />

Ik spaar van mijn lening zodat ik na mijn studie geld achter de hand heb 13<br />

Ik leen omdat de voorwaarden gunstig zijn, maar eigenlijk heb ik het niet per se nodig 12<br />

Anders, namelijk 5<br />

Als de mogelijkheid door de overheid wordt geboden, dan vind ik ook dat ik er gebruik<br />

4<br />

van moet maken<br />

Lenen bij DUO vind ik geen probleem, als ik het straks niet kan betalen wordt mijn<br />

4<br />

schuld toch kwijtgescholden<br />

43


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

Aan de studenten die op dit moment geld lenen van DUO (naast een eventuele basisbeurs en aanvullende beurs) of<br />

geleend hebben, is gevraagd hoe zij tegen het lenen bij DUO aankijken (tabel 35). Van deze studenten geeft 65 procent aan<br />

dat ze de lening echt nodig hebben of hadden, omdat ze anders niet rond kunnen of konden komen. Ruim een kwart geeft<br />

aan dat ze wel met wat minder toekunnen of konden, en iets minder dan een kwart geeft aan dat zij lenen of leenden om het<br />

leven leuker te maken.<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

4.2.2 Kennis en mening lenen DUO<br />

Om de kennis van studenten over lenen bij DUO te testen, is hen een aantal stellingen voorgelegd waarvan zij moesten<br />

aangeven of deze ‘juist’ of ‘onjuist’ waren. Tabel 36 laat zien hoe de respondenten hierop scoorden, inclusief het aantal<br />

studenten dat geen antwoord wist te geven op de vraag. Het beste wordt gescoord op de stellingen die gaan over de<br />

consequenties van lenen. Zo wist 71 procent het goede antwoord te geven op de stelling dat als je een huis wilt gaan kopen,<br />

je ook rekening moet houden met je studieschuld. Ook weet 83 procent dat hoe langer je over het aflossen van je schuld<br />

doet, hoe meer je betaalt.<br />

Tabel 36:<br />

Kennisvragen studielening (goed of fout beantwoord)<br />

Goed<br />

%<br />

Fout<br />

%<br />

Weet ik niet<br />

%<br />

Je betaalt pas rente over je studieschuld als je bent afgestudeerd<br />

49 29 21<br />

(onjuist)<br />

Als je een huis wilt gaan kopen, hoef je geen rekening te houden met je<br />

71 14 15<br />

studieschuld (onjuist)<br />

Het maakt niet uit hoe lang je doet over het aflossen van je schuld, je<br />

83 7 10<br />

betaalt in totaal toch evenveel (onjuist)<br />

De rente van een lening bij DUO is aftrekbaar van de belasting (onjuist) 33 16 51<br />

De rente van je lening bij DUO verandert na je afstuderen ieder jaar<br />

(onjuist)<br />

29 29 41<br />

Daarentegen zijn studenten minder goed op de hoogte als het gaat om de leenvoorwaarden van DUO. Zo weet maar bijna<br />

de helft van de respondenten dat je direct rente opbouwt over je lening, en niet pas als je bent afgestudeerd. Het minst werd<br />

gescoord op de bewering dat de rente van de lening ieder jaar na afstuderen verandert. Slechts 29 procent heeft deze vraag<br />

44


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

goed beantwoord. Het percentage dat ‘weet niet’ heeft ingevuld, is bij deze stelling dan ook ho og. De respondenten die niet<br />

lenen bij DUO geven in het algemeen minder vaak het goede antwoord dan de studenten die wel lenen bij DUO.<br />

Als laatste is naar mening van de studenten gevraagd over het lenen bij DUO en lenen in het algemeen (tabel 37). Van alle<br />

respondenten is 55 procent het er (helemaal) mee eens dat lenen bij DUO te gemakkelijk wordt gemaakt. Ongeveer<br />

hetzelfde percentage (56 procent) ziet het lenen bij DUO als een investering in de toekomst. Driekwart van de respondenten<br />

vindt dat leeftijdsgenoten te gemakkelijk over lenen denken en 69 procent is van mening dat leeftijdsgenoten niet over de<br />

financiële consequenties op lange termijn nadenken.<br />

3. Uitgaven<br />

Tabel 37:<br />

Stellingen lenen bij DUO<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Lenen bij DUO wordt te gemakkelijk<br />

gemaakt<br />

Lenen bij DUO is niet erg, dat is een<br />

investering in de toekomst<br />

Er wordt door leeftijdsgenoten te<br />

gemakkelijk gedacht over lenen<br />

Leeftijdsgenoten denken niet na over<br />

de financiële consequenties op lange<br />

termijn van een lening bij DUO<br />

Als je moet lenen, kun je niet met geld<br />

omgaan<br />

Helemaal<br />

mee oneens<br />

%<br />

Meer oneens<br />

dan eens<br />

%<br />

Meer eens<br />

dan oneens<br />

%<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

%<br />

Weet ik niet /<br />

geen mening<br />

%<br />

8 22 32 23 16<br />

9 28 38 18 8<br />

3 14 33 42 9<br />

4 15 35 34 12<br />

32 45 18 4 -<br />

45


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

4.3 Rood staan<br />

Tabel 38 laat zien dat 71 procent van de respondenten nooit rood staat. Daarvan kan 53 procent ook niet rood staan. Van<br />

de respondenten die wel (eens) rood staan, neemt het gemiddelde bedrag dat zij per keer rood staan toe met de frequentie<br />

van roodstand.<br />

Tabel 38:<br />

Mate van rood staan<br />

Gemiddeld<br />

€<br />

Mediaan<br />

€<br />

Totaal<br />

%<br />

Altijd, (bijna) elke dag 956 700 9<br />

Regelmatig, meestal een paar dagen per maand 262 200 6<br />

Af en toe 115 100 7<br />

Zelden 52 20 9<br />

Nooit, maar ik heb wel de mogelijkheid om rood te staan - - 18<br />

Nooit, want ik kan niet rood staan - - 53<br />

Aan de studenten die rood kunnen staan, is gevraagd wat de reden daarvan is (tabel 39). Van de respondenten geeft 34<br />

procent aan dat dat voor de zekerheid is, voor het geval zij een keer krap zitten. Van de studenten die (bijna) altijd rood<br />

staan zegt 62 procent de extra ruimte nodig te hebben om rond te kunnen komen. Van de studenten die regelmatig rood<br />

staan, doet 47 procent dat omdat ze anders niet rondkomen en kan 26 procent rood staan voor het geval dat zij een keer<br />

krap zitten. Het grootste gedeelte van de studenten dat af en toe of zelden rood staat, heeft aangegeven dat zij rood kunnen<br />

staan in geval van nood (voor de zekerheid). Bijna de helft van de studenten die nooit rood staan maar wel de mogelijkheid<br />

hebben, geeft aan hier niet over nagedacht te hebben (‘de bank bood het aan’). Bij ‘anders’ wordt voornamelijk genoemd:<br />

om te voorkomen dat automatische incasso’s niet afgeschreven kunnen worden.<br />

46


Tabel 39:<br />

Redenen om rood te staan<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Totaal<br />

%<br />

Voor de zekerheid, mocht ik een keertje krap zitten 34<br />

Anders kom ik niet rond, ik heb die extra financiële ruimte nodig 23<br />

Niet over nagedacht, de bank bood het aan 21<br />

Makkelijk/handig 11<br />

Anders, namelijk 11<br />

Onderzocht is of er een verband is tussen de frequentie waarmee de respondenten rood staan en een e ventuele lening bij<br />

DUO. Tabel 40 laat zien dat 88 procent van de respondenten die (bijna) altijd rood staan, ook leent bij DUO. Van de<br />

respondenten die regelmatig of af en toe rood staan, leent respectievelijk 79 en 66 procent. Van de respondenten die niet<br />

rood (kunnen) staan, leent 41 procent. De respondenten die altijd rood staan, lenen hogere bedragen bij DUO dan<br />

respondenten die minder vaak rood staan.<br />

Tabel 40:<br />

Aantal leners en gemiddeld bedrag per maand (DUO), naar mate van roodstand<br />

Totaal<br />

%<br />

Bedrag per maand<br />

€<br />

Altijd, (bijna) elke dag 88 447<br />

Regelmatig, meestal een paar dagen per maand 79 426<br />

Af en toe 66 384<br />

Zelden 54 322<br />

Nooit, maar ik heb wel de mogelijkheid om rood te staan 31 379<br />

Nooit, want ik kan niet rood staan 41 325<br />

4.4 Overige schulden<br />

Behalve naar leningen bij DUO is ook gevraagd of respondenten geld lenen van anderen, zoals van familie en vrienden of<br />

van een financiële instelling. Eén op de tien studenten geeft aan geld van anderen te lenen. In tabel 41 is weergegeven van<br />

wie zij in dat geval geld lenen. Het gemiddelde schuldbedrag van dit type lening bedraagt 1.214 euro. Het grootste gedeelte<br />

geeft aan geld van zijn of haar ouders te lenen (61 procent).<br />

47


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

Tabel 41:<br />

Percentage studenten dat op dit moment (ook) geld leent van anderen of van een financiële instelling (meerdere<br />

antwoorden mogelijk)<br />

Totaal<br />

%<br />

Van ouders 61<br />

Bij een bank of andere financiële instelling (niet roodstaan) 15<br />

Van vriend/vriendin 11<br />

Van overige familie 8<br />

Van vrienden of kennissen 6<br />

Van de studentenvereniging of studievereniging 5<br />

Bij een winkel/postorderbedrijf 3<br />

Overig 6<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Daarnaast is gevraagd of er sprake is van openstaande rekeningen, producten die op afbetaling zijn gekocht of dat er<br />

sprake is van andere betalingsachterstanden. Van alle respondenten geeft 89 procent a an dat dit niet het geval is. Tabel 42<br />

laat zien dat kopen op afbetaling en openstaande rekeningen van de zorgverzekering de meest voorkomende schulden zijn.<br />

Bij ‘anders’ werden onder andere ‘een schuld bij ouders’ en ‘huurachterstand’ genoemd. De 11 procent van de studenten die<br />

wel één van de achterstanden uit tabel 42 hebben, hebben gemiddeld een totale betalingsachterstand van 458 euro.<br />

Tabel 42:<br />

Percentage studenten met betalingsachterstanden (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Totaal<br />

%<br />

Ik heb een product op afbetaling gekocht 27<br />

Ik heb openstaande rekeningen voor de zorgverzekering 24<br />

Ik heb openstaande rekeningen voor de mobiele telefoon 14<br />

Ik heb boetes die al betaald hadden moeten zijn 16<br />

Ik heb een betalingsachterstand van mijn creditcardrekening en/of klantenkaart 12<br />

Ik heb nog andere openstaande rekening(en), namelijk: 39<br />

48


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

4.5 Overzicht schulden<br />

Tabel 43 laat het gemiddelde schuldbedrag zien van respondenten die hebben aangegeven een bepaalde schuld te hebben.<br />

Tabel 43: Gemiddeld schuldbedrag (exclusief 0)<br />

Bedrag<br />

€<br />

Studieschuld bij DUO 10.644<br />

Lening bij anderen 1.214<br />

Betalingsachterstanden 458<br />

Roodstand 428<br />

In dit hoofdstuk over lenen is naar verschillende vormen van leningen gevraagd:<br />

- Lening bij DUO;<br />

- Lening bij anderen (familie, vrienden, financiële instellingen);<br />

- Overige leningen/betalingsachterstanden;<br />

- Roodstand: altijd of regelmatig.<br />

Gekeken is hoeveel van deze verschillende soorten leningen een student in totaal heeft (tabel 44). Van alle studenten geeft<br />

44 procent aan helemaal geen lening te hebben. Verder heeft onder andere 36 procent één type lening, en gaf 2 procent<br />

van alle studenten aan alle genoemde soorten leningen te hebben.<br />

Tabel 44:<br />

Aantal soorten leningen dat een student heeft, naar aanwezigheid van type lening<br />

Aantal leningen<br />

Studenten met DUOlening<br />

%<br />

Studenten die altijd of<br />

regelmatig roodstaan<br />

%<br />

Studenten die lenen<br />

van anderen<br />

%<br />

Totaal<br />

0 - - - 44<br />

1 61 9 28 36<br />

2 25 48 34 13<br />

3 11 31 22 5<br />

4 4 12 15 2<br />

%<br />

49


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Van de studenten met een lening bij DUO, is dit voor de meesten (61 procent) ook de enige lening. Slechts 4 procent van<br />

deze studenten heeft alle vormen van leningen. Dit is anders voor studenten die lenen van anderen, en voor studenten die<br />

regelmatig of altijd roodstaan. Van degenen die frequent roodstaan, is dit voor 9 procent de enige schuld; 48 procent heeft<br />

daarnaast nog één van de andere drie soorten schulden en 12 procent van deze groep heeft alle vormen van leningen.<br />

Een lening bij DUO gaat dus niet direct gepaard met vele andere typen leningen/schulden. Regelmatig of altijd roodstaan is<br />

daarentegen wel een signaal dat er waarschijnlijk ook andere schulden aanwezig zijn.<br />

Om inzicht te krijgen in de kenmerken die direct van invloed zijn op de aanwezigheid van een studielening, is een<br />

multivariate analyse toegepast. Door alle mogelijke verklarende variabelen tegelijkertijd mee te nemen, kan worden bepaald<br />

welke kenmerken daadwerkelijk van invloed zijn op het hebben van een lening bij DUO, zonder dat andere kenmerken daar<br />

(indirect) de oorzaak van zijn. Tabel 45 toont de resultaten van een logistische regressie. Met deze analysetechniek wordt<br />

de kans voorspeld dat een ‘gebeurtenis’ (het hebben van een lening bij DUO) zich gaat voordoen. Het maakt inzichtelijk<br />

welke kenmerken van de student de kans op het hebben van een lening bij DUO vergroten. De kenmerken waarvan met<br />

grote betrouwbaarheid gesteld kan worden dat zij van invloed zijn op de kans dat een student een lening bij DUO heeft, zijn<br />

weergegeven met een (+)+ en een (-)-. Als in de tweede kolom niets staat aangegeven, dan heeft dit kenmerk geen invloed<br />

op de kans op een studielening. Een positief teken betekent dat met dit kenmerk de kans op de aanwezigheid van een<br />

studielening vergroot; een negatief teken geeft aan dat de aanwezigheid van dit kenmerk de kans op een studielening wordt<br />

verkleind.<br />

Tabel 45: De invloed van kenmerken op de kans dat een student een lening bij DUO heeft (N=2912; Nagelkerke R 2 =0.247)<br />

Kenmerk<br />

Achtergrondkenmerken<br />

Invloed***<br />

Leeftijd ++<br />

Universitaire opleiding (referentie = hbo)*<br />

Uitwonend (referentie = thuiswonend) ++<br />

Vrouw (referentie = man)<br />

Eerste opleiding van de student --<br />

Inkomensvormen**<br />

Heeft een bijbaantje<br />

Ontvangt maandelijkse bijdrage van ouders --<br />

Ontvangt basisbeurs --<br />

Ontvangt aanvullende beurs ++<br />

50


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

(vervolg tabel 45)<br />

Houding en vaardigheden**<br />

Invloed***<br />

Is impulsief +<br />

Is bewust bezig waar geld aan wordt besteed<br />

Is prijsbewust<br />

Vindt sparen belangrijk --<br />

Geeft geld direct uit ++<br />

Heeft een geordende administratie -<br />

Ervaringen tijdens studietijd**<br />

Heeft buitenlandervaring<br />

Heeft bestuurservaring ++<br />

Constante -<br />

* Referentie geeft de groep aan waarmee vergeleken is<br />

** Bij deze kenmerken wordt de groep die wel over een bepaald kenmerk beschikt vergeleken met de groep die het kenmerk niet beschikt<br />

*** ++ positief effect; significant op 1%-niveau/ + :positief effect; significant op 5%-niveau<br />

-- negatief effect; significant op 1%-niveau/ - :negatief effect; significant op 5%-niveau<br />

De resultaten laten zien dat de kans op het hebben van een studielening groter wor dt naarmate men ouder is, uitwonend is<br />

in plaats van thuiswonend en als de student met een tweede of volgende opleiding bezig is. Of de student op het hbo of het<br />

wo zit, heeft geen invloed op de kans op de aanwezigheid van een studielening.<br />

Studenten die een basisbeurs en/of een maandelijkse bijdrage van ouders ontvangen, hebben minder kans op een<br />

studielening. Studenten die juist een aanvullende beurs ontvangen, hebben meer kans op een studielening. Als een student<br />

naar het buitenland gaat voor de studie, vergroot dit de kans op een DUO-lening niet. Bestuurservaring daarentegen wel.<br />

Studenten die impulsief zijn, hebben een grotere kans op het hebben van een lening bij DUO. Degenen die sparen<br />

belangrijk vinden, hebben juist een kleinere kans. Of een student bewust met geld bezig is (prijsbewust en goed let op zijn<br />

uitgaven), blijkt niet van invloed.<br />

51


Tabel 46:<br />

Stellingen zorgen over leningen door studenten die een lening hebben<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Helemaal mee<br />

oneens<br />

%<br />

Meer oneens<br />

dan eens<br />

%<br />

Meer eens<br />

dan oneens<br />

%<br />

Helemaal mee<br />

eens<br />

%<br />

Weet ik niet /<br />

geen mening<br />

%<br />

Ik maak mij nog niet druk of ik<br />

20 28 26 20 6<br />

mijn lening(en) wel kan afbetalen<br />

Ik had liever minder geleend 11 16 28 36 9<br />

Mijn leengedrag is geheel<br />

5 19 41 28 8<br />

verantwoord<br />

Mijn lening(en) ervaar ik als een<br />

9 24 33 28 7<br />

last<br />

Ik zou best meer kunnen werken<br />

33 30 18 11 8<br />

om minder te hoeven lenen<br />

Voordat ik de lening(en) heb<br />

afgesloten heb ik gekeken wat mij<br />

die straks gaat (/gaan) kosten<br />

17 24 26 24 10<br />

Aan de studenten die een lening of schuld hebben is een aantal stellingen over lenen voorgelegd (tabel 46). Hieruit blijkt dat<br />

bijna de helft van de respondenten zich nog niet druk maakt of zij hun lening wel kunnen afbetalen. Ruim twee derde vindt<br />

zijn eigen leengedrag geheel verantwoord, terwijl paragraaf 4.2.2 ook liet zien ‘dat drie kwart van de respondenten vindt dat<br />

leeftijdsgenoten te makkelijk denken over lenen en 69 procent is van mening dat leeftijdsgenoten niet over de financiële<br />

consequenties op lange termijn nadenken’. Toch zegt ook 64 procent dat zij liever minder hadden geleend en ervaart 71<br />

procent zijn lening als een last. In het algemeen geeft 29 procent aan meer te kunnen werken, om zo minder te hoeven<br />

lenen. (Slechts) de helft heeft voor het afsluiten van de lening gekeken wat het straks gaat koste n om de lening terug te<br />

betalen.<br />

52


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

5 Omgaan met geld<br />

5.1 Rondkomen en geld tekort<br />

Tabel 47 laat zien dat een kwart van de respondenten (zeer) gemakkelijk rond komt en dat 28 procent aangeeft dat zij<br />

eerder gemakkelijk kunnen rondkomen dan moeilijk. Iets minder dan de helft (47 procent) heeft moeite met rondkomen. Van<br />

de thuiswonende studenten geeft 57 procent aan (gemakkelijk) rond te kunnen komen tegen 51 procent van de uitwonende<br />

studenten. De studenten van 19 jaar of jonger kunnen ook gemakkelijker rondkomen dan studenten van 24 jaar of ouder: 58<br />

procent tegen 44 procent.<br />

Tabel 47:<br />

Hoe goed kom je maandelijks rond<br />

Totaal<br />

%<br />

Zeer moeilijk 5<br />

Moeilijk 11<br />

Eerder moeilijk dan gemakkelijk 31<br />

Eerder gemakkelijk dan moeilijk 28<br />

Gemakkelijk 19<br />

Zeer gemakkelijk 7<br />

Studenten die geld lenen, komen moeilijker rond dan studenten die niet lenen. Ook spaarders komen beter rond dan niet -<br />

spaarders (zie tabel 48). Er is een duidelijk verschil tussen studenten die bij DUO lenen en studenten die (ook) op een<br />

andere manier lenen (bijvoorbeeld bij ouders, vrienden en/of financiële instellingen). Van degenen die bij DUO lenen komt<br />

21 procent (zeer) moeilijk rond. Van degenen die bij ouders of bij een financiële instelling lenen komt 33 procent (zeer)<br />

moeilijk rond.<br />

53


Tabel 48:<br />

Rondkomen, naar spaar- en leengedrag van studenten<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

(Zeer) moeilijk<br />

%<br />

Eerder moeilijk<br />

dan makkelijk<br />

%<br />

Eerder makkelijk<br />

dan moeilijk<br />

%<br />

(Zeer) makkelijk<br />

Lenen bij DUO Wel 21 35 27 17<br />

Niet 12 26 29 34<br />

Lenen bij anderen Wel 33 39 23 6<br />

Niet 14 30 29 28<br />

Sparen Wel 11 28 30 32<br />

Niet 23 34 26 18<br />

Totaal 16 31 28 26<br />

%<br />

Tabel 49:<br />

Percentage studenten dat geld tekort komt<br />

Nooit<br />

%<br />

Soms<br />

%<br />

Regelmatig<br />

%<br />

Leeftijd 19 of jonger 31 54 15<br />

20 of 21 jaar 25 53 22<br />

22 of 23 jaar 23 56 21<br />

24 jaar of ouder 18 54 28<br />

Opleiding Hbo 23 53 24<br />

Wo 28 56 16<br />

Woonsituatie Thuiswonend 30 51 19<br />

Uitwonend 21 55 22<br />

Totaal 25 54 21<br />

54


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

Uit tabel 49 komt naar voren dat een kwart van de studenten nooit geld tekort komt en één op de vijf regelmatig.<br />

Uitwonenden komen vaker geld tekort dan thuiswonende studenten, en hbo-studenten komen vaker geld tekort dan wostudenten.<br />

Tussen mannen en vrouwen bestaan geen significante verschillen.<br />

Van de studenten die (zeer) moeilijk rondkomen, komt 63 procent ook regelmatig geld tekort (tabel 50). Van de studenten<br />

die bij DUO lenen, geeft 14 procent aan nooit geld tekort te komen, tegen 35 procent van degenen die niet bij DUO lenen.<br />

2. Inkomsten<br />

Tabel 50:<br />

Mate van geld tekort, naar financieel gedrag<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Nooit<br />

%<br />

Soms<br />

%<br />

Regelmatig<br />

%<br />

Rondkomen (Zeer) moeilijk 2 35 63<br />

Eerder moeilijk dan makkelijk 6 64 30<br />

Eerder makkelijk dan moeilijk 24 71 5<br />

(Zeer) makkelijk 63 36 1<br />

Lenen bij DUO Niet 35 52 13<br />

Wel 14 57 29<br />

Lenen bij anderen Niet 27 55 18<br />

Wel 6 45 48<br />

Sparen Niet 18 52 29<br />

Wel 30 55 14<br />

Totaal 25 54 21<br />

55


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Aan degenen die soms of regelmatig geld te kort komen is, gevraagd wat zij in dat geval doen (tabel 51). Veel studenten<br />

gaan in die gevallen verstandig met hun geld om: ze halen geld van hun spaarrekening, gaan meer werken of doen niks<br />

(want: op = op). Toch geeft ook één op de vier aan wel eens geld aan de ouders te vragen in dergelijke situatie en een kwart<br />

staat dan rood.<br />

Tabel 51:<br />

Mogelijkheden bij geld tekort (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Totaal<br />

%<br />

Ik gebruik geld van mijn spaarrekening 53<br />

Ik vraag geld aan mijn ouders 37<br />

Ik ga meer werken 34<br />

Ik doe niets, want op = op 34<br />

Ik ga rood staan op de bank 24<br />

Ik vraag geld aan vrienden (of broers/zussen) 9<br />

Anders 7<br />

Ik koop met mijn creditcard 6<br />

Ik koop op afbetaling 2<br />

Ik vraag geld aan de studie- en/of studentenvereniging 1<br />

Aan alle studenten is de stelling voorgelegd: ‘als ik geld tekort kom, ga ik geld besparen’. Hier was 32 procent van de<br />

respondenten het volledig mee eens en 54 procent het meer eens dan oneens.<br />

5.2 Inzicht en overzicht<br />

Eén van de competenties voor goed omgaan met geld is dat iemand overzicht heeft over zijn financiële situatie, zodat hij<br />

inzicht heeft in de mogelijkheden om inkomsten en uitgaven met elkaar in balans te houden. Om dit te kunnen realiseren<br />

moet je over diverse vaardigheden beschikken. Eén van deze vaardigheden is het op orde brengen van de papieren<br />

administratie, het bijhouden van de inkomsten en uitgaven en het controleren van de bankafschriften.<br />

Bijna alle studenten (93 procent) bekijkt zijn bankrekening minimaal één keer per twee weken; slechts één procent doet dit<br />

(bijna) nooit. Er blijken geen verschillen tussen verschillende achtergrondkenm erken van studenten te bestaan (tabel 52).<br />

56


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

Tabel 52:<br />

Mate waarin studenten op hun bankrekening kijken<br />

Totaal<br />

%<br />

Iedere dag 20<br />

Minimaal 1 keer per week 54<br />

1x in de 2 weken 19<br />

Ongeveer 1x per maand 6<br />

Minder dan 1x per maand 1<br />

(Bijna) nooit 1<br />

Ik heb geen eigen bankrekening


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

de geldzaken op: 23 procent bewaart alle belangrijke papieren op één grote berg, 7 procent gooit alles weg en 6 procent<br />

laat de ouders de administratie voor hen bijhouden.<br />

Tabel 54:<br />

Manieren waarop de administratie wordt bijgehouden, naar achtergrondkenmerken<br />

Ik bewaar alles op<br />

een grote berg<br />

%<br />

Heb ik niet, ik gooi<br />

alles weg<br />

%<br />

Ik stop alles<br />

geordend weg<br />

%<br />

Mijn ouders<br />

houden mijn<br />

administratie bij<br />

%<br />

Geslacht Man 27 8 59 6<br />

Vrouw 20 5 70 6<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 21 6 62 11<br />

20 – 21 jaar 23 8 64 6<br />

22 – 23 jaar 26 5 65 4<br />

24 jaar en ouder 25 6 68 1<br />

Opleiding Hbo 22 7 64 7<br />

Wo 25 6 65 4<br />

Woonsituatie Thuiswonend 19 6 66 9<br />

Uitwonend 26 7 63 4<br />

Totaal 23 7 64 6<br />

Vrouwen hebben vaker hun administratie op orde dan mannen (70 tegen 59 procent). Mannen bewaren vaker alles op een<br />

grote berg of gooien alles weg. Het percentage studenten dat alles weggooit is 7 procent. Bij bijna één op de tien<br />

thuiswonende studenten wordt de administratie nog door de ouders bijgehouden . Hoe ouder men wordt, hoe minder vaak<br />

ouders de administratie bijhouden.<br />

Aan de studenten zijn nog een aantal stellingen voorgelegd over de financiële administratie die zij voeren. Negen op de tien<br />

studenten betalen hun rekeningen op tijd. Uit tabel 55 blijkt dat de meeste studenten niet exact bijhouden hoeveel ze<br />

58


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

uitgeven, maar dit ‘globaal’ doen. Het merendeel (70 procent) geeft echter wel aan overzicht te hebben hoeveel en waaraan<br />

ze geld besteden. Ook controleert driekwart altijd of rekeningen en afschrijvingen kloppen.<br />

Tabel 55:<br />

Stellingen over overzicht en inzicht in geldzaken<br />

Helemaal<br />

mee oneens<br />

%<br />

Meer oneens<br />

dan eens<br />

%<br />

Meer eens<br />

dan oneens<br />

%<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

%<br />

Ik ben netjes in het betalen van rekeningen 2 7 35 57<br />

Ik betaal mijn rekening altijd op tijd 2 8 28 62<br />

Ik controleer altijd of mijn rekening en<br />

6 18 35 41<br />

afschrijvingen kloppen<br />

Ik heb overzicht over hoeveel en waaraan ik mijn<br />

7 23 43 27<br />

geld uitgeef<br />

Als de financiële administratie niet op orde is, geeft<br />

6 16 40 38<br />

mij dat een onrustig gevoel<br />

Door digitale rekeningen is het moeilijk om overzicht<br />

te houden<br />

39 33 18 10<br />

Vrouwen houden de financiële administratie beter bij dan mannen: ze betalen rekeningen vaker op tijd en controleren vaker<br />

de rekeningen en afschrijvingen. Vrouwen hebben ook vaker dan mannen een onrustig gevoel als de financiële administratie<br />

niet op orde is. Ze vinden het lastiger om overzicht te houden door digitale rekeningen dan mannen. Tussen de<br />

verschillende leeftijdscategorieën bestaan nauwelijks verschillen. Dit geldt oo k voor de woonsituatie en het<br />

opleidingsniveau.<br />

59


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

5.3 Verantwoord geld besteden<br />

Een andere belangrijke competentie voor goed omgaan met geld is dat je in staat bent verantwoord je geld te besteden,<br />

zodat er geen tekorten ontstaan. Het is belangrijk om bewuste keuzes te maken: prijzen en voorwaarden van producten<br />

vergelijken en je niet door alles laten verleiden.<br />

Het merendeel van de studenten geeft zijn geld bewust uit. Zo blijkt uit tabel 56 dat 89 procent van de studenten op de prijs<br />

letten voordat ze iets kopen, en kijkt 94 procent van de studenten of zij het kunnen betalen voordat ze iets groots/duurs<br />

kopen. Een kwart van de studenten koopt vaak spullen die ze eigenlijk niet nodig hebben. Van de studenten geeft 78<br />

procent aan dat studenten hard werken en het daarom ook verdienen om leuke dingen te kunnen doen.<br />

4. Sparen en schulden<br />

Tabel 56:<br />

Stellingen over bewust uitgeven<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Helemaal<br />

mee<br />

oneens<br />

%<br />

Meer<br />

oneens<br />

dan eens<br />

%<br />

Meer eens<br />

dan<br />

oneens<br />

%<br />

Helemaal<br />

mee eens<br />

%<br />

Ik let altijd op de prijs als ik iets koop 3 8 39 50<br />

Als ik iets groots/duurs wil kopen, bekijk ik eerst of ik dat kan<br />

betalen<br />

1 5 21 73<br />

Voordat ik een verzekering of abonnement afsluit, vergelijk ik<br />

2 7 25 66<br />

verschillende aanbieders met elkaar<br />

Ik houd mij bewust bezig met waar ik mijn geld aan uitgeef 2 17 49 32<br />

Ik koop vaak spullen die ik eigenlijk niet nodig heb<br />

24 51 19 6<br />

(impulsaankopen)<br />

Als ik geld heb, geef ik het direct uit 37 46 14 3<br />

Als ik wat geld krijg, denk ik meteen aan wat ik daarvan kan<br />

26 42 25 7<br />

kopen<br />

Ik vind het leuk om veel spullen te kopen 11 34 41 14<br />

Studenten werken hard, dan verdien je het ook om leuke dingen<br />

te kunnen doen (bijvoorbeeld vakantie, uitgaan, iets leuks<br />

kopen)<br />

3 18 46 32<br />

60


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Er zijn geen verschillen naar leeftijd en de woonsituatie. Wel zijn er verschillen naar opleidingsnive au en tussen mannen en<br />

vrouwen. Studenten van de universiteit besteden hun geld bewuster dan hbo-studenten: ze letten meer op prijzen en of ze<br />

wel of niet in staat zijn iets te kunnen kopen. Hbo’ers zijn impulsiever: ze geven vaker aan spullen te kopen die ze eigenlijk<br />

niet nodig hebben (28 procent tegen 21 procent van de wo’ers) en geven vaker geld dat ze hebben direct uit (20 procent<br />

tegen 13 procent van de wo’ers).<br />

De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn wat dubbel. Enerzijds letten vrouwelijke s tudenten iets meer op de prijs als<br />

ze iets kopen dan mannen (92 procent tegen 86 procent) en letten ze vaker op of ze iets wel kunnen betalen (96 procent<br />

tegen 92 procent van de mannen. Anderzijds doen vrouwen wel vaker impulsaankopen dan mannen (29 procen t tegen 22<br />

procent).<br />

5.4 Omgaan met geld<br />

De meeste studenten vinden van zichzelf dat ze goed met geld omgaan: 42 procent geeft zichzelf een acht of hoger als<br />

rapportcijfer voor de manier waarop zij met geld omgaan (tabel 57). Iets meer dan één op de tien (13 procent) geeft zichzelf<br />

een onvoldoende (een vijf of lager). Studenten op het hbo geven zichzelf een lager cijfer dan studenten op de universiteit:<br />

16 procent van de hbo’ers geeft zichzelf een onvoldoende tegen 9 procent van de wo’ers. Terwijl van de wo’e rs 45 procent<br />

zichzelf een acht of hoger geeft, tegen 39 procent van de hbo’ers. Jongens vinden dat ze slechter omgaan met geld dan<br />

meisjes. Van de jongens geeft 16 procent zichzelf een onvoldoende tegen 10 procent van de meisjes. Van de meisjes geeft<br />

44 procent zichzelf een acht of hoger; dit doet 39 procent van de jongens.<br />

Tabel 57:<br />

Zelfrapportage (rapportcijfer van 1 t/m 10) over omgaan met geld, naar manier waarop student met geld omgaat<br />

Onder de 6<br />

%<br />

6 of 7<br />

%<br />

8 of hoger<br />

%<br />

Geld tekort Nooit 1 30 69<br />

Soms 11 52 37<br />

Regelmatig 32 45 22<br />

Rondkomen (Zeer) moeilijk 28 40 32<br />

Eerder moeilijk dan makkelijk 18 57 25<br />

Eerder makkelijk dan moeilijk 8 51 41<br />

(Zeer) makkelijk 4 28 68<br />

61


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

(vervolg tabel 57) Onder de 6<br />

%<br />

6 of 7<br />

%<br />

8 of hoger<br />

%<br />

Administratie Ik bewaar alles op een grote berg 19 51 30<br />

Heb ik niet, ik gooi alles weg 37 41 23<br />

Alles stop ik geordend weg 9 44 48<br />

Mijn ouders houden mijn administratie bij 14 47 39<br />

Sparen Niet 21 49 31<br />

Wel 7 42 51<br />

Lenen bij anderen Niet 12 45 44<br />

Wel 25 49 26<br />

Totaal 13 45 42<br />

Het rapportcijfer dat studenten zichzelf toekennen is overeenkomstig met het financiële gedrag. Van de studenten die alles<br />

weggooien en verder geen administratie bijhouden, geeft 37 procent zichzelf een onvoldoende als het gaat over hoe ze zelf<br />

vinden dat ze met geld omgaan, tegen 9 procent van degenen die alles geordend opbergen. Zelfinzicht is dus wel aanwezig<br />

bij de studenten.<br />

Er bestaat een discrepantie tussen het rapportcijfer dat studenten zichzelf geven en het cijfer dat ze studiegenoten geven<br />

als het gaat om omgaan met geld. Het rapportcijfer aan medestudenten ligt lager. Van de respondenten geeft slechts 9<br />

procent studiegenoten een 8 of hoger; 22 procent geeft studiegenoten een onvoldoende. Het merendeel van d e studenten<br />

(69 procent) beoordeelt het geldgedrag van studiegenoten met een 6 of 7.<br />

62


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

5.5 Money Mindsets<br />

Stichting Weet Wat Je Besteedt (WWJB) heeft op basis van een onderzoek onder ruim 1.100 jongeren tussen 12 en 25 jaar<br />

geldtypen vastgesteld. De jongeren kregen allerlei stellingen voorgelegd over geld. Op basis van de antwoorden op de<br />

stellingen konden zes onderscheidende kenmerken worden geformuleerd: impulsiviteit, statusgerichtheid, behoefte aan<br />

controle, onafhankelijkheid, leenaversie en leenbereidheid. Op basis van de scores op deze zes kenmerken zijn vier<br />

verschillende geldtypes te onderscheiden. De jongeren binnen één type denken op vergelijkbare manier over geldzaken en<br />

hebben dezelfde houding ten aanzien van geld (Money Mindsets, WWJB 2010).<br />

Tabel 58:<br />

Geldtypen, naar achtergrondkenmerken<br />

Trendsetter<br />

%<br />

Regelaar<br />

%<br />

Levensgenieter<br />

%<br />

Toekomstplanner<br />

%<br />

Geslacht Man 37 20 21 22<br />

Vrouw 20 28 29 24<br />

Woonsituatie Thuiswonend 31 24 20 25<br />

Uitwonend 26 24 28 21<br />

Opleiding Hbo 31 23 24 23<br />

Wo 24 26 27 23<br />

Totaal 28 24 25 23<br />

In dit onderzoek onder studenten zijn dezelfde stellingen meegenomen als in het onderzoek van Weet Wat je Besteedt,<br />

zodat gekeken kan worden in welke verhouding de geldtypen onder studenten voorkomen. Uit het onderzoek va n WWJB<br />

bleek dat van alle jongeren tussen de 12 en 25 jaar, 30 procent trendsetter is, 29 procent regelaar, 25 procent<br />

levensgenieter en 16 procent toekomstplanner. In tabel 58 is te zien dat onder studenten elk geldtype ongeveer even vaak<br />

voorkomt: elk geldtype wordt vertegenwoordigd door een kwart van de studenten. Daarmee komen toekomstplanners vaker<br />

voor onder studenten dan onder alle jongeren van 12 tot 25 jaar en trendsetters en regelaars iets minder vaak.<br />

63


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Naar leeftijd van de studenten zijn er geen verschillen in geldtypen. Tussen mannen en vrouwen zijn wel grote verschillen<br />

zichtbaar. Tabel 58 laat zien dat mannelijke studenten vaker trendsetter zijn dan vrouwelijke studenten. De vrouwen zijn<br />

weer vaker regelaar en levensgenieter. Op het hbo komen iets meer trendsetters voor dan op de universiteit (31 tegen 24<br />

procent). Wo-studenten zijn iets vaker levensgenieter dan hbo-studenten (27 tegen 24 procent).<br />

Er is een duidelijk verschil tussen de geldtypen en de manier waarop ze met hun geld omgaan, z ie tabel 59. Trendsetters en<br />

levensgenieters komen minder gemakkelijk rond, lenen vaker (zowel bij DUO als van anderen), sparen minder vaak en hun<br />

administratie is minder geordend dan bij regelaars en toekomstplanners. Uit het rapportcijfer dat ze zichzelf geven blijkt ook<br />

dat trendsetters en levensgenieters van zichzelf vinden dat ze minder goed met geld om kunnen gaan.<br />

Tabel 59:<br />

Geldtypen, naar manier waarop student met geld omgaat<br />

Trendsetter<br />

%<br />

Regelaar<br />

%<br />

Levensgenieter<br />

%<br />

Toekomstplanner<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

Lenen bij DUO Niet 47 61 41 59 52<br />

Wel 53 39 59 41 48<br />

Lenen van<br />

anderen<br />

Niet 88 92 84 92 89<br />

Wel 12 8 16 8 11<br />

Sparen Niet 53 38 52 34 45<br />

Wel 47 63 48 66 55<br />

Rapportcijfer Lager dan 6 22 5 21 3 13<br />

6 of 7 48 41 53 38 45<br />

8 of hoger 30 55 26 59 42<br />

Rondkomen (Zeer) moeilijk 19 13 21 11 16<br />

Eerder moeilijk<br />

35 24 38 24 31<br />

dan makkelijk<br />

Eerder makkelijk<br />

28 28 26 29 28<br />

dan moeilijk<br />

(Zeer) makkelijk 18 34 15 36 25<br />

64


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

(vervolg tabel 59)<br />

Administratie<br />

Ik bewaar alles op<br />

een grote berg<br />

Heb ik niet, ik<br />

gooi alles weg<br />

Ik stop alles<br />

geordend weg<br />

Mijn ouders<br />

houden mijn<br />

administratie bij<br />

Trendsetter<br />

%<br />

Regelaar<br />

%<br />

Levensgenieter<br />

%<br />

Toekomstplanner<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

31 18 27 16 23<br />

9 5 7 4 6<br />

52 72 62 74 64<br />

8 5 4 6 6<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

5.6 Financiële opvoeding en toekomstvisie<br />

Het <strong>Nibud</strong> heeft recent aangetoond dat mensen die van hun ouders geleerd hebben goed met geld om te gaan, een kleinere<br />

kans op financiële problemen hebben (Kans op financiële problemen, <strong>2012</strong>). Uit tabel 60 blijkt dat ruim drie kwart van de<br />

studenten vindt dat hij goed is opgevoed als het om geld gaat. Opvallend is dat dit percentage bij studenten van 24 jaar en<br />

ouder een stuk lager ligt, namelijk op 66 procent.<br />

Tabel 60:<br />

Wel/niet goed opgevoed thuis als het om geld gaat<br />

Totaal<br />

%<br />

Ja 77<br />

Gaat wel 19<br />

Nee 4<br />

Weet ik niet


Tabel 61:<br />

Financiële opvoeding, naar de manier waarop de student met geld omgaat<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Ja<br />

%<br />

Gaat wel<br />

%<br />

Nee<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

Lenen bij DUO Niet 56 41 24 52<br />

Wel 44 59 76 48<br />

Lenen van<br />

anderen<br />

Niet 90 84 85 89<br />

Wel 10 16 15 11<br />

Sparen Niet 42 54 57 44<br />

Wel 58 46 43 55<br />

Rondkomen (Zeer) moeilijk 14 22 36 16<br />

Eerder moeilijk dan<br />

28 37 40 31<br />

makkelijk<br />

Eerder makkelijk dan<br />

29 27 12 28<br />

moeilijk<br />

(Zeer) makkelijk 29 14 12 25<br />

Administratie Ik bewaar alles op een<br />

21 30 34 24<br />

grote berg<br />

Heb ik niet, ik gooi alles<br />

5 10 14 7<br />

weg<br />

Ik stop alles geordend<br />

67 55 47 64<br />

weg<br />

Mijn ouders houden mijn<br />

administratie bij<br />

6 5 5 6<br />

Rapportcijfer Lager dan 6 8 27 42 13<br />

6 of 7 43 55 37 45<br />

8 of hoger 49 17 21 42<br />

66


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

Uit het onderzoek Jongeren en hun financiële verwachtingen (<strong>Nibud</strong>, <strong>2012</strong>) blijkt dat jongeren in het algemeen positief<br />

gestemd zijn over het bedrag wat zij verwachten te gaan verdienen als zij 35 jaar zijn. Van deze jongeren verwachtte 36<br />

procent zelfs meer dan 3000 euro netto in de maand te verdienen. Om te kijken of de inscha tting van het inkomen voor net<br />

afgestudeerden realistisch is, is deze vraag ook aan studenten in het hoger onderwijs voorgelegd.<br />

↑<br />

%<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

→ Geschat netto maandinkomen<br />

Figuur 2:<br />

Percentage studenten dat netto maandinkomen schat dat zij zullen verdienen als starter<br />

Ruim een kwart van de studenten geeft aan geen idee te hebben hoeveel zij na hun studie gaan verdienen. Deze<br />

respondenten hebben dan ook geen schatting gemaakt. Op basis van de cijfers van het Research Centre for Education and<br />

the Labour Market valt te verwachten dat een afgestudeerde hbo’er ongeveer 1.450 euro per maand netto zal gaan<br />

verdienen en een wo’er ongeveer 1.750 euro netto. Figuur 2 en tabel 62 laten zien dat studenten hun startsalaris<br />

overschatten. Jongere studenten hebben een positiever beeld bij de hoogte van hun netto startsalaris dan oudere<br />

studenten.<br />

67


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Tabel 62:<br />

Geschat netto startsalaris, naar achtergrondkenmerken<br />

Gemiddeld bedrag<br />

€<br />

Geslacht Man 2322<br />

Vrouw 1997<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 2312<br />

20 – 21 jaar 2242<br />

22 – 23 jaar 2044<br />

24 jaar of ouder 2069<br />

Opleidingsniveau Hbo 2063<br />

Wo 2325<br />

Totaal 2164<br />

68


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

6 Tijdsbesteding<br />

6.1 Activiteiten<br />

Aan de respondenten is gevraagd of ze tijd besteden aan bepaalde activiteiten (tabel 63). Deze activiteiten zijn gericht op<br />

de tijd die wordt besteed aan de studie (studeren, volgen colleges) en/of gericht zijn op vrijetijdsbesteding.<br />

Tabel 63:<br />

Percentage studenten dat tijd besteed aan een activiteit<br />

Totaal<br />

%<br />

Studeren / werken aan opdrachten / leren 93<br />

Volgen van (werk)colleges / lessen op school 84<br />

Sporten / hobby's 78<br />

Werken / bijbaan 69<br />

Uitgaan 54<br />

Stage lopen 24<br />

Studenten- en/of studievereniging 24<br />

Aan de studenten die hebben aangegeven tijd te besteden aan een activiteit is daarnaast gevraagd hoeveel u ur zij hieraan<br />

besteden (tabel 64). Uit de resultaten blijkt dat tussen mannen en vrouwen weinig verschillen bes taan. Mannen besteden<br />

per week één uur meer aan uitgaan en twee uur meer aan sporten en hobby’s dan vrouwen. Gemiddeld besteden ze een<br />

uur minder aan studeren. Met de leeftijd neemt het aantal uur dat studenten besteden aan colleges af, maar het aantal uur<br />

dat zij zelf studeren of werken aan opdrachten en dat zij naast hun studie werken (bijbaan) en stage lopen neemt juist toe.<br />

Uitwonende studenten volgen gemiddeld per week iets minder college, maar studeren iets meer en besteden meer uur aan<br />

stage dan studenten die thuis wonen. Dit geldt ook voor het aantal uur dat zij besteden aan een studenten- of<br />

studievereniging.<br />

69


Tabel 64: Aantal uren dat studenten besteden aan activiteiten (exclusief 0)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Volgen<br />

van<br />

colleges<br />

Studeren Werken /<br />

bijbaan<br />

Stage Uitgaan Sporten /<br />

Hobby’s<br />

Studenten /<br />

studievereniging<br />

Geslacht Man 16 15 12 26 8 9 10<br />

Vrouw 15 16 12 23 7 7 8<br />

Leeftijd t/m 19 jaar 18 14 10 15 7 8 7<br />

20-21 jaar 15 15 11 24 7 8 11<br />

22-23 jaar 13 17 12 27 7 8 10<br />

24 jaar en<br />

ouder<br />

13 18 15 28 7 8 8<br />

Woonsituatie Thuis 17 15 12 22 7 8 5<br />

Uit 14 16 12 26 7 8 10<br />

Opleiding Hbo 16 14 12 23 7 8 8<br />

Wo 14 17 11 28 7 8 10<br />

Totaal 15 16 12 24 7 8 9<br />

70


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

6.2 Bestuurservaring<br />

Aan de respondenten is gevraagd of zij tijdens hun studie bestuurservaring hebben opgedaan bij een studie - of<br />

studentenvereniging (tabel 65). Een kwart van de studenten geeft aan bestuurservaring te hebben opgedaan, van de<br />

overige studenten zegt 17 procent dat zij dit nog wel willen doen.<br />

Tabel 65:<br />

Bestuurservaring opgedaan tijdens studie<br />

Totaal<br />

%<br />

Nee 60<br />

Nog niet, maar dat wil ik nog wel doen 17<br />

Ja 23<br />

Tabel 66 toont aan dat studenten die bestuurservaring hebben opgedaan, vaker bij DUO lenen en minder vaak sparen, dan<br />

studenten zonder bestuurservaring.<br />

Tabel 66:<br />

Bestuurservaring, naar lenen bij DUO en sparen<br />

Wel bestuurservaring<br />

%<br />

Geen bestuurservaring<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

Lenen bij DUO Niet 36 57 52<br />

Wel 64 43 48<br />

Sparen Niet 50 42 45<br />

Wel 50 58 55<br />

6.3 Buitenlandervaring<br />

Tot slot is gevraagd of studenten studie-ervaring hebben opgedaan in het buitenland. Een derde geeft aan dit nog niet te<br />

hebben gedaan, maar dit wel van plan te zijn (tabel 67). Meer dan de helft geeft aan geen ervaring te hebben opgedaan en<br />

hier ook geen plannen voor te hebben.<br />

71


Tabel 67:<br />

Ervaring opgedaan in het buitenland tijdens studie (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting, conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

1. Inleiding<br />

2. Inkomsten<br />

3. Uitgaven<br />

4. Sparen en schulden<br />

5. Omgaan met geld<br />

6. Tijdsbesteding<br />

Totaal<br />

%<br />

Nee 52<br />

Nog niet, maar ik wil nog wel naar het buitenland voor mijn studie 33<br />

Ja, ik heb in het buitenland vakken gevolgd 8<br />

Ja, ik heb in het buitenland stage gelopen 8<br />

Ja, ik heb mijn scriptie in het buitenland geschreven 2<br />

Tabel 68 laat zien dat studenten die in het buitenland studie-ervaring hebben opgedaan, vaker bij DUO lenen en minder<br />

vaak sparen, dan studenten zonder buitenlandervaring.<br />

Tabel 68:<br />

Buitenlandervaring, naar lenen bij DUO en sparen<br />

Wel buitenlandervaring<br />

%<br />

(Nog) geen<br />

buitenlandervaring<br />

%<br />

Totaal<br />

%<br />

Lenen bij DUO Niet 39 54 52<br />

Wel 61 46 48<br />

Sparen Niet 49 44 45<br />

Wel 51 56 55<br />

72

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!