brief van de staatssecretaris van VROM

Ministerie van Vrom
Directie Externe Veiligheid
Rijnstraat 8
Postbus 30945
2500 GX Den Haag
De besturen van gemeenten en van Interne postcode 637
provincies
www.vrom.nl
Informatie voor het bevoegd gezag Wm ten behoeve van de uitvoering van het
Besluit risico's zware ongevallen 1999
Datum Kenmerk Bijlage(n)
21 juni 2005 EV\2005.122.432 Addendum bij het RIB
Afschrift aan
Arbeidsinspectie MHC, Infomil, VNO NCW, VNCI,
Waterschappen, Riza, Landelijk steunpunt BRZO, Kern
regio co-ordinatoren Brandweer, BRZO IPO coordinatoren,
VI afdelingenhoofden V&R
Geacht bestuur,
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kort over de algemene ontwikkelingen rond
het verbeterprogramma voor de uitvoering van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo ’99) en
specifiek over de gedeeltelijke herziening van het Rapport informatie-eisen Brzo ’99 (CPR-20 ook bekend
als het RIB). Deze gedeeltelijke herziening heeft invloed op de voorgeschreven vijfjaarlijkse evaluatie van
het veiligheidsrapport (VR) door de Brzo-bedrijven en de beoordeling hiervan door het bevoegd gezag Wet
milieubeheer (Wm), het bevoegd gezag voorbereiding rampenbestrijding en de Arbeidsinspectie.
Verbeterprogramma
Het verbeterprogramma is eind 2004 gestart naar aanleiding van de bevindingen uit de
interdepartementale evaluatie van het Brzo ‘99 en het onderzoek van de VROM-Inspectie naar de
uitvoering van het Brzo ‘99 door gemeenten en provincies. Het verbeterprogramma wordt uitgevoerd onder
leiding van een landelijke regiegroep Brzo waarin alle bij het Brzo ‘99 betrokken overheidspartijen en het
bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd. Meer informatie over het verbeterprogramma vindt u op de website
www.slagenvoorveiligheid.nl.
De belangrijkste aandachtspunten binnen het verbeterprogramma zijn:
• Meer nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven.
• Vergroten van de kwaliteit bij de toezichthouders.
• Verbeteren en versterken van de samenwerking tussen de toezichthouders en het 1-loket richting
bedrijven.
• Herziening van de Brzo ‘99 toetsingskaders gericht op uniformiteit en reductie van omvang en het
aantal handreikingen, richtlijnen e.d.

In dit kader wordt met prioriteit gewerkt aan de herziening van CPR 20: Rapport Informatie-eisen Brzo ’99.
Artikel 14, eerste lid, van het Brzo ‘99 schrijft voor dat het VR tenminste eenmaal per vijf jaar door het
bedrijf wordt geëvalueerd en indien nodig bijgewerkt. Voor de meeste bedrijven betekent dit dat die voor 3
februari 2006 de resultaten van de evaluatie en de bijgewerkte onderdelen of het gehele VR aan het
bevoegd gezag moeten zenden. Uit de evaluaties van de uitvoering van het Brzo ’99 is gebleken dat er
behoefte is om de vijfjaarlijkse piekbelasting bij de overheden door het gelijktijdig aanleveren van de
voorgeschreven informatie door bedrijven te reduceren. Samen met de als onvolledig ervaren
toetsingskaders heeft dit er in de 1 e VR-ronde mede toe geleid dat de in het Brzo ’99 gestelde termijnen
door met name de overheden fors zijn overschreden.
Hiernaast is er behoefte aan een kwaliteitsverbetering van de informatie over de risico’s van zware
ongevallen en aan het wegnemen van onduidelijkheden rond inhoud en samenhang van de onderdelen
van het VR. Er is daarom met vertegenwoordigers van alle betrokken overheden en het bedrijfsleven
nagedacht over een gezamenlijke insteek voor de eerst volgende twee vijfjaarlijkse evaluaties van het VR
door bedrijven en de beoordeling hiervan door de verschillende overheden in 2006 (2 e VR-ronde) en
uiterlijk 2011(3 e VR-ronde). Door de ongefaseerde invoering van het Brzo ’99 zijn de bedoelde VR-ronden
in de huidige opzet voor het grootste deel van de bedrijven gelijktijdig zoals hiervoor beschreven. Er zijn
echter ook bedrijven waarvoor de vijfjaarlijkse verplichting tot evaluatie en bijwerking van het VR pas op
een later tijdstip noopt tot actie van het bedrijf. Dit betreft bedrijven die de eerste VR-ronde op een later
tijdstip hebben doorlopen (bijvoorbeeld omdat voor hen de BRZO-verplichtingen pas vanaf 2002 van
toepassing waren) of bedrijven die in de afgelopen jaren een actualisatie van hun VR hebben uitgevoerd in
het kader van een vergunningprocedure. Voor deze bedrijven adviseer ik u per geval te bezien hoe het
beste de uitgangspunten die aan de hierna beschreven systematiek ten grondslag liggen, kunnen worden
toegepast.
2 e VR-ronde
In de landelijke regiegroep Brzo ’99 is afgesproken om de 2 e VR-ronde zoveel mogelijk te beperken tot de
veranderingen binnen de inrichting ten opzichte van 2001, een kwalitatieve verbetering van de
scenariobeschrijvingen -waarbij het bedrijf beziet of de huidige scenario’s op basis van de laatste inzichten
moeten worden aangepast- en eventueel eerder gemaakte individuele afspraken tussen het bevoegd
gezag en het bedrijf over aanpassing van het VR. Het Brzo ’99 biedt hiertoe ook de mogelijkheid. Ik acht
deze beperking in de evaluatie en in het bijwerken van het Veiligheidsrapport een voor deze 2 e ronde
verdedigbare invulling van artikel 14, eerste lid, van het BRZO ‘99.
Gelet op de korte termijn tot aan deze 2 e VR-ronde is gekozen om de laatste inzichten met betrekking tot
scenariobeschrijvingen te verwerken in een addendum op het RIB, vooruitlopend op een gehele herziening
van het RIB begin 2006. U vindt het addendum als bijlage bij deze brief. Hiernaast wordt gewerkt aan een
geünificeerd rekenmodel dat zal worden voorgeschreven voor het maken van kwantitatieve risico analyses
(QRA). Dit geünificeerde model zal echter net als het geheel herzien RIB pas begin 2006 beschikbaar zijn
en derhalve effectief zijn voor de evaluatie en beoordeling van de VR’s in de 3 e VR-ronde.
3 e VR-ronde
Waar voor de 2 e VR-ronde de nadruk gelegd wordt op een verbetering van de scenariobeschrijvingen en
het halen van de in het Brzo ’99 gestelde termijnen door bedrijven en overheden, zullen voor de 3 e ronde
de risicoberekeningen en de overige onderdelen van het VR meer aandacht moeten krijgen. Indien er nu
geen concrete aanleiding is, zoals bijvoorbeeld een significante wijziging van de inrichting met bijbehorend
Ministerie van VROM 21 juni 2005 EV\2005.122.432 Pagina 2/4

Wm-procedure tot aanpassing van de vergunning, zou het (opnieuw) uitvoeren van risicoberekeningen
zoveel mogelijk moeten worden vermeden door uit te gaan van de bestaande berekeningen totdat het
nieuwe geünificeerde rekenmodel beschikbaar is.
Addendum op het RIB
De gedeeltelijke herziening van het RIB door middel van het addendum bestaat uit de onderdelen
scenario’s en de opzet, indeling en onderlinge samenhang van de verschillende onderdelen van het VR.
Met het addendum wordt alvast voor een deel tegemoet gekomen aan de behoefte uit de praktijk aan
verduidelijking. Het gaat hierbij om verduidelijking van het doel en de onderlinge samenhang van de
diverse soorten scenario’s met voorbeelden en de relatie tot andere Brzo ’99-verplichtingen en wat van de
verschillende onderdelen van het VR mag worden verwacht en hoe dubbelingen kunnen worden
voorkomen.
Wanneer begin 2006 de gehele herziening van het RIB (CPR 20) is afgerond zal deze worden opgenomen
in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) als PGS 6, omdat de Commissie Preventie van Rampen
door gevaarlijke stoffen (CPR) inmiddels is opgeheven. Het huidige RIB in combinatie met het addendum,
en later PGS 6, zijn een advies aan het betrokken bevoegd gezag, de Arbeidsinspectie, de brandweer en
(indirect) de Brzo-bedrijven, waarvan op basis van gelijkwaardigheid kan worden afgeweken. Wanneer een
bedrijf bijvoorbeeld met vergelijkbare, uitgebreidere of een betere opzet van de scenario’s werkt en dit kan
motiveren, dan is dat toegestaan.
Differentiatie 3 e VR-ronde
Ik ga ervan uit dat het in de 2 e VR-ronde beperkt herzien van het VR ertoe zal leiden dat u als bevoegd
gezag een bedrijf eerder dan 2011 zal verzoeken om aanpassing van het VR op basis van artikel 14,
tweede lid 2, van het Brzo ‘99. Dit artikel geeft u de mogelijkheid om in overleg met de Arbeidsinspectie en
de brandweer een bedrijf te verzoeken tot het toezenden van een herzien VR zodra nieuwe feiten en
kennis over veiligheid en de evaluatie van risico’s daartoe aanleiding geven. Ik beschouw het beschikbaar
komen van het geünificeerd rekenmodel en de herziening van het RIB in PGS 6 als voldoende aanleiding
voor het bevoegd gezag om gebruik te kunnen maken van dit artikel. De 3 e VR-ronde wordt daarmee voor
deze bedrijven naar voren gehaald. Omdat gekozen is om dit te doen in combinatie met een beperkte
insteek voor de 2 e VR-ronde steunt VNO-NCW deze benadering.
U kunt als bevoegd gezag Wm samen met de Arbeidsinspectie en de brandweer de eerder genoemde
piekbelasting reduceren door niet alle bedrijven tegelijk te verzoeken om aanpassing van het VR. Bij de
overwegingen van het bevoegd gezag Wm, de Arbeidsinspectie en de brandweer om hierin te
differentiëren behoren zaken als kwaliteit van het bestaande VR, niveau van risicobeheersing bij het
bedrijf, de risico’s van het bedrijf in relatie tot de omgeving en de voorbereiding op de rampenbestrijding te
worden meegewogen. Indien de aanstaande vijfjaarlijkse evaluatie bij een individueel bedrijf, ondanks het
voornemen om de 2 e VR-ronde te beperken, toch leidt tot een geheel nieuwe QRA, dan ligt het in de rede
om dit individuele bedrijf niet eerder dan na 5 jaar in de 3 e VR-ronde te verzoeken om een nieuwe QRA.
Doorlooptijden
In het najaar wordt een wijzigingsbesluit van het Brzo ’99 gepubliceerd welke naar verwachting nog dit jaar
van kracht zal worden waardoor onder andere de verplichting tot een gezamenlijke inspectie voorafgaand
aan een oordeel over het VR komt te vervallen. Samen met de hiervoor beschreven gezamenlijke
afspraken rond de 2 e VR-ronde verwacht ik hierdoor een aanzienlijke verbetering ten aanzien van het
Ministerie van VROM 21 juni 2005 EV\2005.122.432 Pagina 3/4

ealiseren van de wettelijke doorlooptijden tijdens de 2 e VR-ronde. Door het spreiden en naar voren halen
van de 3 e VR-ronde en de dan beschikbare overige resultaten van het verbeterprogramma zal deze
problematiek voor de 3 e VR-ronde geheel zijn opgelost.
Informeren van de bedrijven
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om aan te aankondigen dat op 21 en 22 juni 2005 twee
bijeenkomsten worden georganiseerd om de Brzo-bedrijven te informeren over de resultaten van het
Verbeterprogramma Uitvoering Brzo ’99 in vervolg op de regioconferenties voor overheden eerder dit jaar.
Voor de bijeenkomsten voor de bedrijven zullen ook enkele vertegenwoordigers van het bevoegd gezag,
de Arbeidsinspectie en de brandweer worden uitgenodigd. Ik wil u tenslotte verzoeken om de Brzobedrijven
in uw gebied te informeren over de in deze brief beschreven insteek ten aanzien van de 2 e en 3 e
VR-ronde en deze door te laten werken in individuele afspraken die u hierover maakt met de bedrijven. Bij
vragen naar aanleiding van deze brief kunt u desgewenst contact opnemen met de heer ir. R. Plarina van
de directie Externe Veiligheid (070 339 4844).
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
drs. P.L.B.A. van Geel
Ministerie van VROM 21 juni 2005 EV\2005.122.432 Pagina 4/4