TBS-behandeling geprofileerd; een gestructureerde ... - WODC
TBS-behandeling geprofileerd; een gestructureerde ... - WODC
TBS-behandeling geprofileerd; een gestructureerde ... - WODC
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
(n=22.181) die <strong>een</strong> <strong>behandeling</strong> kregen en controlegroepen bestaande uit<br />
zedendelinquenten die g<strong>een</strong> <strong>behandeling</strong> kregen. Behandelde plegers<br />
van seksueel misbruik vertonen op lange termijn 37% minder recidive<br />
dan de controlegroepen. Medische <strong>behandeling</strong>en, zoals chirurgische<br />
castratie en hormonale medicatie, lieten <strong>een</strong> groter positief effect zien met<br />
betrekking tot recidivevermindering dan psychologische en psychosociale<br />
interventies. In <strong>een</strong> studie van Polak en Nijman (2005) zijn eerste ervaringen<br />
in <strong>een</strong> tbs-kliniek met libidoremmende medicatie bij seksueel delictplegers<br />
beschreven. Zij vonden <strong>een</strong> daling van het aantal seksuele incidenten<br />
in de kliniek en <strong>een</strong> vermindering van agressieve gedragingen. Zij<br />
concluderen dat libidoremmende medicatie zeker overwogen moet worden<br />
bij zedendelinquenten die <strong>een</strong> zeer hoog risico op recidive hebben, maar<br />
zijn voorzichtig in hun conclusie vanwege het kleine aantal onderzochte<br />
patiënten.<br />
Wanneer gekeken wordt naar de psychologische interventieprogramma’s,<br />
dan laat cognitieve gedragstherapie de beste resultaten<br />
zien (V<strong>een</strong> & De Ruiter, 2005). De klassieke gedragstherapie blijkt<br />
even<strong>een</strong>s werkzaam te zijn. Niet-gedragsmatige <strong>behandeling</strong>en, zoals<br />
psychodynamische therapieën, laten g<strong>een</strong> significante effecten zien. Uit de<br />
studie van Lösel en Schmuckel blijkt ook dat het niet uitmaakt of de therapie<br />
individueel of in groep wordt gegeven. Lösel en Schmuckel (2005) hebben<br />
weinig studies gevonden die betrekking hebben op specifieke groepen<br />
plegers. Jeugdige seksueel delictplegers zouden minder recidiveren na<br />
het volgen van <strong>een</strong> cognitieve gedragstherapie dan volwassen seksueel<br />
delictplegers. Cognitieve gedragstherapie zou minder effectief zijn bij<br />
incestplegers, waarbij rekening moet worden gehouden met de invloed<br />
van de natuurlijke lage recidive bij incestplegers. Slechts vijf studies<br />
hadden betrekking op verkrachters en bij deze groep blijkt dat cognitieve<br />
gedragstherapie weinig effectief is. Plegers die de <strong>behandeling</strong> voortijdig<br />
stoppen, hebben <strong>een</strong> dubbele kans op terugval. Vergelijkbare resultaten<br />
zijn gevonden door Brandes en Cheung (2009) die ook clinici bevroegen.<br />
Onder clinici wordt de meeste ondersteuning gevonden voor de cognitieve<br />
gedragstherapie - inclusief voor jeugdige seksueel delictplegers (zie ook Van<br />
79