TBS-behandeling geprofileerd; een gestructureerde ... - WODC

TBS-behandeling geprofileerd; een gestructureerde ... - WODC TBS-behandeling geprofileerd; een gestructureerde ... - WODC

29.01.2015 Views

p=.001). In Klasse 4 hebben de meeste patiënten meerdere delicten uit één categorie met een strafdreiging van meer dan vier jaar gepleegd. Als gekeken wordt naar de DSM-classificaties 36 zoals ze gebruikt worden in de FPC’s dan blijkt dat de hoofddiagnoses significant verschillend zijn, wat te verwachten was aangezien de LCA daarop is gebaseerd. Alle overige classificaties, waaronder zwakbegaafdheid/zwakzinnigheid, zijn niet significant verschillend tussen de klassen. 37 Patiënten in Klasse 3 hebben wel vaker geen diagnose op As-II dan patiënten in Klasse 5 (F(4,175)=3.2, p=.02). Daarnaast is de gemiddelde GAF-score lager bij patiënten uit Klasse 1 vergeleken met Klasse 2, 4 en 5 en hoger bij patiënten uit Klasse 5 vergeleken met Klasse 3 (F(4,171)=5.4, p=.001). 6.3.2 Toetsing van de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel Opnamefase, diagnostisch onderzoek en risicotaxatie Na oplegging van de tbs-maatregel verblijven patiënten meestal eerst in detentie voordat ze in een tbs-kliniek opgenomen worden. Patiënten in Klasse 2 (m=23.2, sd=14.9) verblijven gemiddeld langer in detentie dan patiënten in Klasse 1 (m=15.2, sd=7.6) (F(4,171)=3.5, p=.01). Het aantal klinieken waar de patiënten verbleven en het voorkomen van een zesjaarsverlenging zijn niet significant verschillend tussen de klassen. De uitvoering van de diagnostiek en de afname van de delictanalyse is niet significant verschillend gebleken tussen de vijf klassen met uitzondering van de SVR-20. 38 De SVR-20 verschilt tussen de klassen (F(4,169)=14.9, p=.001): de SVR-20 is – uiteraard – het frequents ingevuld bij patiënten uit Klasse 4 (81%) vergeleken met alle andere klassen (5-33%). Daarnaast is er ook een significant verschil gevonden tussen Klasse 1 (33%) ten opzichte van Klasse 3 (5%), waarbij in Klasse 1 vaker de SVR-20 werd ingevuld. 36 Het gaat hierbij over alle DSM-classificaties en niet alleen over de hoofddiagnoses. 37 Binnen elke klasse moet men wel alert zijn op de verschillen tussen zwakbegaafde en normaalbegaafde patiënten, omdat dit niet onderscheidend is als variabele. 38 SVR-20: Sexual Violence Risk-20. 136

Sociotherapeutisch milieu en arbeid, vrije tijd en scholing Het sociotherapeutisch milieu kan, door een tekort aan informatie uit de dossiers, helaas niet worden getoetst. Deelname aan arbeid, vrije tijdsbesteding en scholing zijn niet significant verschillend tussen de klassen. Met betrekking tot scholing zijn er wel significante verschillen binnen de klassen (x2=10.7; p=.03). Binnen Klasse 1 en 3 is het percentage patiënten dat wel of geen onderwijs volgt gelijk. Bij de overige klassen is het percentage patiënten dat onderwijs volgt groter dan het percentage dat geen onderwijs volgt. Opgestelde behandeldoelen Tijdens het scoren van de dossiers zijn de opgestelde doelen uit de meest recente behandelplannen genoteerd. Doelen met betrekking tot medicatie en onderwijs blijken de enige doelen die significant verschillen tussen de verschillende klassen. Doelen met betrekking tot onderwijs zijn vaker opgesteld bij patiënten uit Klasse 2 (38%) dan bij patiënten uit Klasse 1, 3 of 4 (respectievelijk 8%, 10% en 0%) (F(4,168)=6.5, p=.001). Doelen met betrekking tot medicatie komen juist vaker voor bij patiënten uit Klasse 3 (56%) dan bij patiënten uit Klasse 2 en 5 (17% en 16%) (F(4,168)=5.3, p=.001). Behandelaanbod en fasering De fase van behandeling waar de patiënten zich in bevinden op het moment van het scoren van de dossiers is niet significant verschillend tussen de klassen. Er zijn wel significante verschillen tussen enkele behandelinterventies. Zo wordt schemagerichte therapie vaker gevolgd door patiënten uit klasse 5 (67%) dan door patiënten uit één van de andere klassen (0-20%) (F(4,67)=4.6, p=.001). Dadergroepen komen volgens de dossiers vaker voor bij patiënten in Klasse 4 (55%) dan bij patiënten uit Klasse 5 (0%) (F(4,56)=3.0, p=.03). Vaardigheidstrainingen met betrekking tot agressiehantering worden vaker gegeven aan patiënten uit Klasse 2 (57%) dan aan patiënten uit Klasse 1, 3 en 4 (respectievelijk 14%, 21% en 13%) (F(4,113)=4.8, p=.001), terwijl vaardigheidstrainingen met betrekking tot psycho-educatie vaker voorkomen bij patiënten uit Klasse 3 (54%) dan 137

p=.001). In Klasse 4 hebben de meeste patiënten meerdere delicten uit één<br />

categorie met <strong>een</strong> strafdreiging van meer dan vier jaar gepleegd.<br />

Als gekeken wordt naar de DSM-classificaties 36 zoals ze gebruikt<br />

worden in de FPC’s dan blijkt dat de hoofddiagnoses significant verschillend<br />

zijn, wat te verwachten was aangezien de LCA daarop is gebaseerd. Alle<br />

overige classificaties, waaronder zwakbegaafdheid/zwakzinnigheid,<br />

zijn niet significant verschillend tussen de klassen. 37 Patiënten in Klasse 3<br />

hebben wel vaker g<strong>een</strong> diagnose op As-II dan patiënten in Klasse 5<br />

(F(4,175)=3.2, p=.02). Daarnaast is de gemiddelde GAF-score lager bij<br />

patiënten uit Klasse 1 vergeleken met Klasse 2, 4 en 5 en hoger bij patiënten<br />

uit Klasse 5 vergeleken met Klasse 3 (F(4,171)=5.4, p=.001).<br />

6.3.2 Toetsing van de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel<br />

Opnamefase, diagnostisch onderzoek en risicotaxatie<br />

Na oplegging van de tbs-maatregel verblijven patiënten meestal eerst in<br />

detentie voordat ze in <strong>een</strong> tbs-kliniek opgenomen worden. Patiënten in<br />

Klasse 2 (m=23.2, sd=14.9) verblijven gemiddeld langer in detentie<br />

dan patiënten in Klasse 1 (m=15.2, sd=7.6) (F(4,171)=3.5, p=.01). Het<br />

aantal klinieken waar de patiënten verbleven en het voorkomen van <strong>een</strong><br />

zesjaarsverlenging zijn niet significant verschillend tussen de klassen.<br />

De uitvoering van de diagnostiek en de afname van de delictanalyse is<br />

niet significant verschillend gebleken tussen de vijf klassen met uitzondering<br />

van de SVR-20. 38 De SVR-20 verschilt tussen de klassen (F(4,169)=14.9,<br />

p=.001): de SVR-20 is – uiteraard – het frequents ingevuld bij patiënten uit<br />

Klasse 4 (81%) vergeleken met alle andere klassen (5-33%). Daarnaast is er<br />

ook <strong>een</strong> significant verschil gevonden tussen Klasse 1 (33%) ten opzichte<br />

van Klasse 3 (5%), waarbij in Klasse 1 vaker de SVR-20 werd ingevuld.<br />

36<br />

Het gaat hierbij over alle DSM-classificaties en niet all<strong>een</strong> over de hoofddiagnoses.<br />

37<br />

Binnen elke klasse moet men wel alert zijn op de verschillen tussen zwakbegaafde<br />

en normaalbegaafde patiënten, omdat dit niet onderscheidend is als variabele.<br />

38<br />

SVR-20: Sexual Violence Risk-20.<br />

136

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!