28.01.2015 Views

Wenk Rechtspraak Ondernemingsrecht 2012/3

Wenk Rechtspraak Ondernemingsrecht 2012/3

Wenk Rechtspraak Ondernemingsrecht 2012/3

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

echtspraak ondernemingsrecht RO <strong>2012</strong>/17<br />

geldt. Derhalve zal de voorzieningenrechter het<br />

voorgenomen besluit tot benoeming van Sturkenboom<br />

en Van Gaal als statutair bestuurders schorsen<br />

voor een termijn zoals hierna in het dictum vermeld,<br />

zodat de aandeelhouders de mogelijkheid behouden<br />

om op basis van artikel 2:110 BW een verzoek te<br />

doen tot het houden van een AvA, met als agendapunt<br />

het vertrouwen in de RvC.<br />

De vorderingen onder 3.1., II, III en V zullen gelet<br />

op het hiervoor overwogene onder 4.8 worden afgewezen.<br />

De vorderingen onder 3.1. IV en VI zijn te algemeen<br />

geformuleerd om voor toewijzing in aanmerking<br />

te komen. Bovendien heeft te gelden dat een<br />

dergelijk verbod, dan wel gebod, eerst dan gerechtvaardigd<br />

is als vast staat dat een reële dreiging van<br />

toekomstig onrechtmatig handelen bestaat. Cruijff<br />

c.s. hebben hun vorderingen op dat punt onvoldoende<br />

onderbouwd, zodat deze zullen worden afgewezen.<br />

4.14. De Vennootschap c.s. zullen als de grotendeels<br />

in het ongelijk te stellen partij, gelijk gevorderd<br />

hoofdelijk, in de proceskosten worden veroordeeld.<br />

De kosten aan de zijde van eisers worden begroot<br />

op:<br />

— vaarding dag<br />

€ 90,81<br />

— overige explootkosten<br />

€ 90,81<br />

— griffierecht eiser<br />

sub 1<br />

€ 260<br />

— griffierecht eisers<br />

sub 2–14<br />

€ 560<br />

— salaris advocaat € 1.632 (2 × € 816)<br />

Totaal € 2.633,62<br />

5. De beslissing<br />

De voorzieningenrechter<br />

5.1. schorst het besluit tot de voorgenomen benoeming<br />

van Sturkenboom en Van Gaal tot statutair<br />

bestuurder (lid van de Hoofddirectie) van de Vennootschap<br />

— voor een termijn van drie maanden na heden,<br />

in het geval dat de RvC of de Hoofddirectie binnen<br />

veertien dagen na heden een rechtsgeldige oproeping<br />

doet uitgaan voor een AvA, die zal worden<br />

gehouden op een termijn van zeven weken na de dag<br />

van oproeping, met als agendapunt het al dan niet<br />

opzeggen van het vertrouwen in de RvC, dan wel,<br />

— voor een termijn van vijf maanden na heden,<br />

behoudens de mogelijkheid van verlenging op vordering<br />

in kort geding van de meest gerede partij,<br />

in het geval dat gedaagden niet binnen veertien<br />

dagen na heden aan het vorenstaande uitvoering<br />

geven,<br />

5.2. veroordeelt de Vennootschap c.s. hoofdelijk,<br />

des dat de één betalend de anderen zullen zijn<br />

gekweten, in de proceskosten, aan de zijde van<br />

Cruijff c.s. tot op heden begroot op € 2.633,62,<br />

5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar<br />

bij voorraad,<br />

5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.<br />

RO <strong>2012</strong>/17<br />

RECHTBANK BREDA (VOORZIENINGENRECH-<br />

TER)<br />

23 november 2011, nr. 240951 / KG ZA 11-558<br />

(Mr. Leijten)<br />

BW art. 2:336<br />

LJN BU5680<br />

Uitstoting. Gedwongen aandelenoverdracht. Geschillenregeling.<br />

Kort geding.<br />

Kan een aandeelhouder in kort geding worden<br />

gedwongen zijn of haar aandelen over te dragen<br />

zonder tegenprestatie<br />

P.A.B. Baremans Holding B.V. (Baremans Holding) en<br />

U.J.W.M. Muijs Holding B.V. (Muijs Holding) houden<br />

beiden 50% van de aandelen in de vennootschap Baremans-Muijs<br />

Holding B.V. (de Vennootschap). Baremans<br />

Holding en Muijs Holding zijn beide bestuurder<br />

in de Vennootschap Uiteindelijk aandeelhouders van<br />

Baremans Holding en Muijs Holding (de echtgenoot<br />

respectievelijk de echtgenote) liggen in scheiding. Het<br />

persoonlijke geschil tussen deze partijen resulteert in<br />

zakelijke geschillen op het niveau van de Vennootschap.<br />

Volgens Baremans Holding is de Vennootschap<br />

door handelen van Muijs Holding in een impasse geraakt<br />

en dreigt de opzegging van het krediet van de<br />

ABN AMRO Bank (de Bank), het faillissement en het<br />

verlies van werk voor het personeel. Baremans Holding<br />

en de Vennootschap eisen in kort geding overdracht<br />

van de administratie en overdracht van de aandelen<br />

van de Vennootschap van Muijs Holding tegen een<br />

waarde van € 1 aan eiseressen.<br />

Vzr.: Een gedwongen overdracht van aandelen in kort<br />

geding is slechts onder uitzonderlijke omstandigheden<br />

mogelijk. Aan dergelijke omstandigheden is voldaan<br />

wanneer door het handelen van de aandeelhouder het<br />

belang van de vennootschap zodanig wordt geschaad<br />

dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in<br />

redelijkheid niet langer kan worden geduld. In de onderhavige<br />

zaak is een dergelijke vergaande voorziening<br />

gerechtvaardigd, nu de Bank het lopende krediet stopzet<br />

indien de aandelen niet in handen komen van één<br />

van de twee huidige aandeelhouders. Bij gebreke aan<br />

een reconventionele vordering van Muijs Holding tot<br />

overdracht van de aandelen aan haar, kunnen de aandelen<br />

in de Vennootschap enkel worden toebedeeld<br />

aan Baremans Holding.<br />

Zie ook:<br />

• Hof Amsterdam (OK) 30 maart 2010, ARO<br />

2010/59; JOR 2010/221 (criteria voor uitstoting,<br />

is evenwel geen kort geding procedure);<br />

• Hof Amsterdam 11 maart 2004, JOR 2004/190,<br />

m.nt. C.D.J. Bulten;<br />

• Hof 's‐Gravenhage 31 januari 2006, JOR 2006/<br />

175;<br />

RO Afl. 3 - <strong>2012</strong> 189


RO <strong>2012</strong>/17<br />

• Hof 's‐Hertogenbosch 19 september 2006, RO<br />

2007/27;<br />

• Rb. Breda 12 augustus 2009, RO 2009/70;<br />

• Rb. Breda 13 maart 1998, JOR 1998/61;<br />

• Rb. 's‐Gravenhage 24 maart 2010, RO 2010/51;<br />

• Asser 2‐II, De naamloze en besloten vennootschap,<br />

Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 2009, par.<br />

724;<br />

• C.D.J. Bulten, De geschillenregeling ten gronde,<br />

(Serie vanwege het Van der Heijden Instituut deel<br />

108), Deventer: Kluwer 2011, hoofdstuk VII.5.3;<br />

• A.F.J.A. Leijten, ‘Tien jaar uitkoop- en geschillenregeling<br />

(I)’, <strong>Ondernemingsrecht</strong> 1999, p. 238;<br />

• J. Roest, Rechtspersonen, Art 336, aant. 5,<br />

(2008) (losbl.).<br />

Zie anders:<br />

• Hof Amsterdam (OK) 9 augustus 2011, RO<br />

2011/71;<br />

• Rb. Leeuwarden 30 juni 2010, RO 2010/69;<br />

• Rb. 's‐Gravenhage 24 maart 2010, RO 2010/51;<br />

• Rb. Arnhem 19 september 2007, RF 2007/88;<br />

JOR 2007/266;<br />

• Rb. Breda 13 maart 1998, JOR 1998/61, m.nt. C.J<br />

Groffen;<br />

• K.M. Hassel, ‘Geschillenregeling in kort geding’,<br />

in: G. van Solinge, M. Holtzer en A.F.J.A.<br />

Leijten (red.), Geschriften vanwege de Vereniging<br />

Corporate Litigation 2004-2005 (Serie vanwege<br />

het Van der Heijden Instituut deel 82), 2005, p.<br />

109-120.<br />

<strong>Wenk</strong>:<br />

De geschillenregeling is al 23 jaar opgenomen in<br />

afdeling 1 titel 2:8 BW maar wordt weinig gebruikt<br />

(zie A.F.J. A. Leijten, Conflicten rondom de<br />

rechtspersoon (Monografieën vanwege het Van<br />

der Heijden Congres, deel 62); A.E. Driessen, ‘De<br />

geschillenregeling revisited’, <strong>Ondernemingsrecht</strong><br />

2003/581, p. 581-583 en C.D.J. Bulten, ‘Herziening<br />

van de geschillenregeling: grondige verbouwing<br />

of likje verf’, WPNR 2005/6605, p. 45-51). De<br />

tendens om een aandeelhoudergeschil te beslechten<br />

in een enquêteprocedure voor de Ondernemingskamer<br />

lijkt nog steeds een aantrekkelijkere<br />

optie dan de gang naar de bodemrechter met<br />

een vordering uit hoofde van uitstoting of uittreding.<br />

De voorgenomen herziening van het BVrecht<br />

zoals vervat in het inmiddels door de<br />

Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel ter<br />

vereenvoudiging en flexibilisering van het BVrecht<br />

beoogt ook ten aanzien van de geschillenregeling<br />

een aantal wijzigingen door te voeren.<br />

Deze wijzigingen betreffen in hoofdlijnen het vereenvoudigen<br />

en versnellen van de huidige regeling<br />

en de introductie van een procedure tot vereenvoudigde<br />

uittreding. Wellicht dat deze wijzigingen<br />

de geschillenregeling aantrekkelijker maken<br />

(zie bijvoorbeeld A.R.J. Croiset van Uchelen,<br />

‘De nieuwe geschillenregeling: een veelsnijdend<br />

zwaard’, TOP 2007/6, p. 262 en J. Roest, ‘Geschillenregeling’,<br />

WPNR 2007/6731, p. 965. Anders: J.<br />

rechtspraak ondernemingsrecht<br />

H.M. Willems, ‘Geschillen en exitmogelijkheden’,<br />

in: J.M.M. Maeijer e.a., Flexibele rechtsvormen (Serie<br />

vanwege het Van der Heijden Instituut deel<br />

98), Deventer: Kluwer 2008, p. 90-92 en C.D.J.<br />

Bulten, De geschillenregeling ten gronde, p. 29.) Of<br />

deze wijzigingen daadwerkelijk de populariteit<br />

van de geschillenregeling zullen vergroten, moet<br />

de praktijk gaan uitwijzen.<br />

De onderhavige casus betreft een uitstoot bij<br />

wijze van voorlopige voorziening in kort geding.<br />

Hoewel weinig toegepast, lijkt het een praktische<br />

(en snellere) methode om uit een impasse te geraken<br />

dan de reguliere geschillenregeling in een<br />

bodemprocedure.<br />

De voorzieningenrechter van de Rechtbank<br />

Breda buigt zich — onder andere — over een<br />

vordering tot voorlopige uitstoting van een medeaandeelhouder.<br />

Het betreft een lang slepend conflict tussen<br />

een in scheiding liggend echtpaar. Dit conflict had<br />

zich uitgebreid tot de zakelijke sfeer. De echtgenoot<br />

en echtgenote dreven een onderneming<br />

(kledingwinkel) in de Vennootschap, waarin zij<br />

beiden door middel van hun persoonlijke B.V.’s<br />

50% van de aandelen hielden en beiden bestuurder<br />

waren. Als medio 2011 de Bank aangeeft enkel<br />

verdere kredietverlening te verstrekken, indien<br />

financiële gegevens van de Vennootschap worden<br />

verstrekt, escaleert het conflict tussen echtgenoot<br />

en echtgenote. De echtgenote besluit een derde in<br />

te schakelen voor de opstelling van de door de<br />

Bank gevraagde financiële stukken. De identiteit<br />

van deze derde houdt ze geheim voor zowel haar<br />

echtgenoot als de Bank, maar het is geen AA of RA<br />

accountant.<br />

Voor de Bank is na deze gang van zaken de<br />

maat vol. Bij brief van 7 oktober 2011 geeft zij aan<br />

dat naar haar mening de enige oplossing voor het<br />

conflict is dat alle aandelen in de Vennootschap<br />

overgaan op één van de aandeelhouders. Ook de<br />

franchisegever van de Vennootschap meldt zich<br />

vervolgens bij brief van 18 oktober 2011 en geeft<br />

aan dat indien er ‘intern geen orde op zaken<br />

wordt gesteld’ de franchisegever zich het recht<br />

voorbehoudt de franchiseovereenkomst op te<br />

zeggen.<br />

Baremans Holding en de Vennootschap stappen<br />

vervolgens naar de voorzieningenrechter en<br />

vorderen — zakelijk weergegeven — afgifte van de<br />

volledige administratie van de Vennootschap en<br />

daarnaast overdracht door Muijs Holding van de<br />

aandelen in de Vennootschap aan Baremans Holding<br />

tegen betaling van € 1. De voorzieningenrechter<br />

wijst deze vorderingen toe.<br />

De Vennootschap treedt overigens weliswaar<br />

naast Baremans Holding als eiseres op, maar<br />

neemt geen zelfstandige positie in. Op basis van<br />

de wettekst (art. 2:336 lid 2 BW) kan een vordering<br />

tot uitstoting niet worden ingesteld door de<br />

vennootschap (zie voor de (historische) achtergrond<br />

bijvoorbeeld: Kamerstukken 18 905, nr. 3<br />

(MvT) p. 17; Rapport Cie Vennootschapsrecht<br />

190 Afl. 3 - <strong>2012</strong> RO


echtspraak ondernemingsrecht RO <strong>2012</strong>/17<br />

(1975), p. 15-16, en W.D.H. Asser, ‘Het partijbegrip<br />

en binding van uitspraken in vennootschappelijke<br />

procedure’, in: P. van Schilfgaarde e.a.,<br />

Rechtspleging in het ondernemingsrecht (Serie vanwege<br />

het Instituut voor <strong>Ondernemingsrecht</strong> deel<br />

26), Deventer: Kluwer 1997, p. 57-74). In de literatuur<br />

wordt bepleit dat een vennootschap wel de<br />

mogelijkheid heeft een uitstotingsvordering in te<br />

stellen (zie bijvoorbeeld C.D.J. Bulten, De geschillenregeling<br />

ten gronde, Deventer: Kluwer 2011, p.<br />

119 met literatuurverwijzingen). De voorzieningenrechter<br />

gaat echter voorbij aan dit punt.<br />

Onderhavig vonnis met verstrekkende gevolgen<br />

is gewezen in kort geding. Uitstoting in kort<br />

geding wordt regelmatig afgewezen wegens<br />

complexiteit van de zaak (zie bijvoorbeeld Rb.<br />

Leeuwarden 30 juni 2010, RO 2010/69, Rb. 's‐Gravenhage<br />

24 maart 2010, RO 2010/51 en Rb. Arnhem<br />

19 september 2007, RF 2007/88). In deze<br />

procedure wordt de vordering toegewezen, nu<br />

naar het oordeel van de voorzieningenrechter de<br />

situatie dusdanig dringend is dat een vergaande<br />

voorlopige voorziening gerechtvaardigd: opzegging<br />

van de kredietfaciliteit door de bank dreigt<br />

en deze zal, daarover zijn partijen het eens, leiden<br />

tot het faillissement van de Vennootschap. Het<br />

laten meewegen van deze externe factor, die ziet<br />

op de continuïteit van de Vennootschap, is in lijn<br />

de rechtspraak ten aanzien van uitstoot in kort<br />

geding.<br />

De voorzieningenrechter anticipeert op een<br />

eventuele uitkomst van een uitstotingsprocedure<br />

ten gronde en maakt daarbij een opmerkelijke<br />

afweging, nu uitdrukkelijk de positie van Muijs<br />

Holding als bestuurder in overweging wordt genomen.<br />

De voorzieningenrechter acht van doorslaggevend<br />

belang de omstandigheid dat de echtgenote<br />

voor het opstellen van de financiële stukken<br />

een derde heeft ingeschakeld zonder deze<br />

persoon bekend te maken . Hierdoor handelt de<br />

echtgenote (strikt genomen; Muijs Holding) in<br />

strijd met de essentiële verplichting van de gezamenlijke<br />

bestuurders jegens elkaar. Dit gedrag van<br />

de echtgenote zou echter — bij een strikte interpretatie<br />

van de wettekst — geen rol mogen spelen.<br />

Uit de toelichting op de wettekst van art. 2:336<br />

BW volgt immers dat het gedrag in de hoedanigheid<br />

van aandeelhouder voorligt voor beoordeling.<br />

De strikte en vigerende interpretatie hiervan is<br />

dat enkel het gedrag in hoedanigheid van aandeelhouder<br />

tot uitstoting kan leiden (zie bijvoorbeeld<br />

OK 10 april 2003, ARO 2003/71; JOR 2003/<br />

144, m.nt Bulten (Hoffmann), OK 27 oktober 1994,<br />

TVVS 1995, p. 76-77 (Muller/Muts) en OK 30 maart<br />

2010, ARO 2010/59; JOR 2010/221 (Elf) en Rb.<br />

Leeuwarden 30 juni 2010, RO 2010/69).<br />

De voorzieningenrechter heeft evenwel voornamelijk<br />

het gedrag van Muijs Holding in haar<br />

hoedanigheid van bestuurder meegewogen.<br />

Daarover zegt de voorzieningenrechter nog wel<br />

dat een schorsing van Muijs Holding de impasse<br />

toch niet zou oplossen, nu het conflict zich dan<br />

naar de AVA zou verplaatsen. De vordering van<br />

Baremans Holding tot schorsing van Muijs Holding<br />

als bestuurder wordt dan ook niet toegewezen.<br />

Wellicht ziet de voorzieningenrechter<br />

daar een rol weggelegd voor Baremans Holding<br />

na overdracht van alle aandelen aan haar.<br />

Opgemerkt zij wel dat geen reconventionele<br />

vordering was ingesteld door Muijs Holding tot<br />

overdracht van de aandelen in de Vennootschap<br />

van Baremans Holding aan haar, waardoor de<br />

voorzieningenrechter zich niet hoefde te buigen<br />

over de vraag welk van de twee aandeelhouders<br />

van de Vennootschap het geheel aan aandelen<br />

diende te verkrijgen. De voorzieningenrechter<br />

merkt echter op dat voor de beantwoording van<br />

de vraag naar wie de aandelen in de Vennootschap<br />

moeten overgaan, de omstandigheden een<br />

rol spelen dat 1. de echtgenoot altijd de feitelijke<br />

leiding heeft gehad in de onderneming, 2. het<br />

personeel in de onderneming enkel met de echtgenoot<br />

verder willen en 3. de positie van de Vennootschap<br />

kan worden versterkt, nu de echtgenoot<br />

nog twee gelijke ondernemingen drijft.<br />

Vonnis in kort geding van 23 november 2011<br />

in de zaak van<br />

1. P.A.B. Baremans Holding BV, te Etten-Leur,<br />

2. Baremans-Muijs Holding BV, te Etten-Leur, eiseressen<br />

in conventie, verweersters in reconventie,<br />

adv. mr. J. van Oijen te Etten-Leur,<br />

tegen<br />

1. Gedaagde, te Etten-Leur,<br />

2. U.J.W.M. Muijs Holding BV, te Etten-Leur,<br />

3. Donella BV, te Etten-Leur, gedaagden in conventie,<br />

eiseressen in reconventie, adv. mr. J.E. de Wijn te<br />

Amsterdam.<br />

Voorzieningenrechter:<br />

(...)<br />

2. Het geschil<br />

2.1. Eiseressen vorderen in conventie, bij vonnis,<br />

uitvoerbaar bij voorraad, na wijziging van eis:<br />

I. gedaagden hoofdelijk, althans gedaagde, althans<br />

Muijs Holding, althans Donella BV te veroordelen<br />

om binnen acht dagen na betekening van dit<br />

vonnis de volledige administratie van Baremans-<br />

Muijs BV af te geven ten kantore van de accountant<br />

van de vennootschap van Baremans Holding, DRV<br />

Accountants en Belastingadviseurs aan het Cosunpark<br />

20 te Breda, althans ten kantore van de raadsman<br />

van eiseressen aan de Bredaseweg 161 te Etten-<br />

Leur, welke administratie bestaat uit:<br />

— alle inkoopfacturen en kostenfacturen met datum<br />

1 januari 2010 t/m 31 december 2010 en met<br />

datum 1 januari t/m de datum van dit vonnis;<br />

— alle bankafschriften over 2010 en 2011, ABN<br />

AMRO 6155.73.983;<br />

— de kasbladen van de kas van 1 januari 2010 t/m<br />

31 december 2010 en van 1 januari 2011 t/m de<br />

datum van dit vonnis;<br />

RO Afl. 3 - <strong>2012</strong> 191


RO <strong>2012</strong>/17<br />

— alle kopieën van investeringen in 2010 en 2011;<br />

— de voorraadlijst per 31 december 2010 tegen<br />

inkoopwaarde goederen exclusief btw en per datum<br />

van dit vonnis;<br />

— het afschrift ter zake de lening ABN AMRO<br />

55.94.37.161 per 31 december 2010 en per datum<br />

van dit vonnis;<br />

— openstaande postenlijst crediteuren per 31 december<br />

2010 en per datum van dit vonnis;<br />

— openstaande postenlijst debiteuren per 31 december<br />

2010 en per datum van dit vonnis;<br />

— kolommenbalans van 1 januari 2010 tot en met<br />

31 december 2010 en van 1 januari 2011 t/m de<br />

datum van dit vonnis;<br />

— alle grootboekkaarten van 1 januari 2010 t/m 31<br />

december 2010 en van 1 januari 2011 t/m de datum<br />

van dit vonnis;<br />

— de BTW aangiften 2010 en 2011 zoals tot op<br />

heden ingediend bij de Belastingdienst;<br />

— de loonjournaalpost 2010 en 2011;<br />

— aangiftes loonheffing 2010 en 2011;<br />

op verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per<br />

dag dat gedaagden in gebreke blijven om aan dit<br />

vonnis te voldoen;<br />

II. primair: Muijs Holding te veroordelen om<br />

binnen acht dagen na betekening van dit vonnis alle<br />

door haar gehouden geplaatste aandelen in het kapitaal<br />

van Baremans-Muijs Holding aan Baremans<br />

Holding te leveren voor een voorlopige koopsom<br />

van € 1, op verbeurte van een dwangsom van<br />

€ 5.000 voor iedere dag of iedere keer dat Muijs<br />

Holding in gebreke blijft aan deze leveringsverplichting<br />

te voldoen onder bepaling dat dit vonnis in<br />

plaats kan treden van de voor de levering vereiste<br />

(rechts-)handelingen, onder bepaling, dat in de leveringsakte<br />

ten gunste van Muijs Holding een pandrecht<br />

zal zijn gevestigd tot zekerheid van de betaling<br />

van de koopsom die dient te worden vastgesteld op<br />

basis van artikel 14 van de statuten van Baremans-<br />

Muijs Holding waarbij eiseressen zullen worden gelast<br />

hun medewerking te verlenen aan de prijsvaststelling;<br />

subsidiair: Muijs Holding te veroordelen om binnen<br />

acht dagen na betekening van dit vonnis alle<br />

door haar gehouden aandelen in Baremans-Muijs<br />

Holding over te dragen aan Baremans Holding ten<br />

titel van beheer onder bepaling dat onder beheershandeling<br />

tevens dient te worden begrepen het uitoefenen<br />

van stemrechten op de betreffende aandelen,<br />

waarbij de overdracht ten titel van beheer zal<br />

plaatsvinden voor de duur van een door eiseressen<br />

te entamener procedure ex artikel 2:336 BW, welke<br />

procedure zal worden ingesteld binnen vier weken<br />

na dagtekening van dit vonnis, totdat door de rechter<br />

door middel van een in kracht van gewijsde gegaan<br />

vonnis of arrest omtrent de vordering tot uitstoting<br />

zal zijn beslist, onder bepaling dat dit vonnis<br />

in de plaats kan komen van de voor overdrachtshandelingen<br />

vereiste rechtshandelingen;<br />

meer subisidiair: Muijs Holding te schorsen als<br />

gezamenlijk bevoegd bestuurder van Baremans-<br />

Muijs Holding BV voor de duur van de procedure ex<br />

rechtspraak ondernemingsrecht<br />

artikel 2:336 BW, totdat door een rechter door middel<br />

van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis<br />

over de vordering van eiseressen is beslist, onder<br />

bepaling dat Baremans Holding binnen vier weken<br />

na dit vonnis een procedure ex artikel 2:336 BW<br />

jegens Muijs Holding start en voorts onder bepaling<br />

dat dit vonnis in de plaats treedt/kan treden van de<br />

voor uitschrijving van Muijs Holding als gezamenlijk<br />

bevoegd bestuurder van Baremans Muijs Holding uit<br />

de Kamer van Koophandel benodigde (rechts-)handelingen;<br />

III. gedaagden te veroordelen in de kosten van<br />

de onderhavige procedure.<br />

2.2. Gedaagde, Muijs Holding en Donnella BV<br />

vorderen in reconventie, bij vonnis, uitvoerbaar bij<br />

voorraad,<br />

1. een peildatum vast te stellen in het belang van de<br />

waardebepaling van aandelen van partijen in het<br />

belang van een vermogensrechtelijke afrekening;<br />

2. een constructief overleg tussenpartijen te gelasten<br />

in bijzijn en gesteund door deskundigen en<br />

daartoe de zaak aan te houden in het belang van<br />

het uiteindelijke oordeel van de voorzieningenrechter;<br />

3. te gelasten dat partijen de financiële onkosten<br />

van het financieel onderzoek gezamenlijk dragen;<br />

4. Baremans Holding en Baremans-Muijs Holding<br />

te gelasten met onmiddellijke ingang na dagtekening<br />

van dit vonnis de onttrokken kasgelden zoals<br />

genoemd in productie 19 op de rekening van Baremans-Muijs<br />

terug te storten;<br />

5. Baremans Holding en Baremans-Muijs Holding<br />

te veroordelen in de proceskosten van gedaagde,<br />

Muijs Holding en Donnella BV inhoudende de onkosten<br />

voor zowel de advocaat als de ondernemingsadviseur;<br />

6. Baremans Holding en Baremans-Muijs Holding<br />

te gelasten met een dwangsom van € 5.000 per dag<br />

voor iedere keer dat zij geen gevolg geven aan het<br />

nakomen van het vonnis na de dag van betekening.<br />

2.3. Partijen hebben de vorderingen over en<br />

weer gemotiveerd weersproken.<br />

2.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna,<br />

voor zover van belang, nader ingegaan.<br />

3. De beoordeling<br />

3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken<br />

stellingen en de overgelegde producties<br />

wordt uitgegaan van de navolgende feiten:<br />

— Baremans Holding wordt bestuurd door ‘Partner<br />

van’. Baremans Holding houdt 50% van de aandelen<br />

in Baremans-Muijs Holding. De overige 50% in Baremans-Muijs<br />

Holding wordt gehouden door Muijs<br />

Holding. Muijs Holding wordt bestuurd door haar<br />

enig aandeelhouder, mevrouw gedaagde. Baremans<br />

Holding en Muijs Holding zijn gezamenlijk bevoegd<br />

bestuurder van Baremans-Muijs Holding.<br />

— Baremans-Muijs Holding houdt het volledig geplaatste<br />

aandelenkapitaal in Baremans-Muijs BV.<br />

— Baremans-Muijs BV exploiteert de winkel ‘Gerry<br />

Weber Bergen op Zoom BV’, binnen een franchise-<br />

192 Afl. 3 - <strong>2012</strong> RO


echtspraak ondernemingsrecht RO <strong>2012</strong>/17<br />

formule op grond waarvan Gerry Weber kleding<br />

wordt verkocht.<br />

— De administratie van Baremans-Muijs BV wordt<br />

verzorgd door Donnella BV, welke vennootschap<br />

bestuurd wordt door gedaagde. Mevrouw Gedaagde<br />

is enige aandeelhoudster van deze vennootschap.<br />

— ‘Partner van’ en gedaagde zijn gehuwd, maar<br />

leven gescheiden. Vanaf het najaar 2010 bevinden<br />

‘Partner van’ en gedaagde zich in een diepgaand<br />

conflict over hun kinderen. Zij schrijven elkaar in<br />

dat kader over en weer een persoonlijkheidsstoornis<br />

toe. Forensische mediation is in dit conflict ingezet<br />

en nog lopende. Zeer kortgeleden is de echtscheidingsprocedure<br />

gestart.<br />

— Medio 2011 heeft de ABN AMRO Bank financiële<br />

gegevens geëist als voorwaarde voor verdere kredietverlening<br />

aan Baremans-Muijs BV.<br />

— De financiële stukken van Baremans-Muijs BV<br />

werden steeds opgesteld door DRV Accountants en<br />

Belastingadviseurs.<br />

— Gedaagde heeft zonder overleg met en zonder<br />

toestemming van ‘Partner van’ in 2011 een derde<br />

ingeschakeld voor de opstelling van de door de ABN<br />

AMRO Bank gevraagde financiële stukken. Deze<br />

derde is geen AA of RA accountant .<br />

— Bij brief van 30 augustus 2011 heeft gedaagde de<br />

concept financiële verslaglegging van Baremans-<br />

Muijs BV over het boekjaar 2010 aan de ABN AMRO<br />

Bank gezonden.<br />

— Gedaagde heeft noch aan ‘Partner van’, noch aan<br />

de ABN AMRO Bank bekend willen maken wie deze<br />

stukken had opgesteld.<br />

— Bij brief van 7 oktober 2011 heeft de ABN AMRO<br />

aan Baremans-Muijs BV, ter attentie van de heer<br />

‘Partner van’ en mevrouw gedaagde, het volgende<br />

geschreven:<br />

‘Als gevolg van relatieproblemen tussen u beiden,<br />

waardoor er risico's zijn ontstaan ten aanzien<br />

van de continuïteit van uw bedrijf, is de<br />

kredietfaciliteit van Baremans-Muijs BV onder<br />

speciale aandacht van de bank gekomen en dientengevolge<br />

ondergebracht bij afdeling Bijzonder<br />

Beheer. Inmiddels hebben er gesprekken plaatsgevonden<br />

met u beiden waarin u ieder een eigen<br />

strekking heeft gegeven over de actuele problematiek.<br />

Wij hebben hierbij nadrukkelijk te kennen<br />

gegeven beslist geen partij te willen worden<br />

in het conflict, maar het wel noodzakelijk te<br />

vinden dat er op heel korte termijn een oplossing<br />

hiervoor wordt gevonden. De huidige conflictsituatie<br />

heeft, zoals u allebei heeft aangegeven,<br />

uitwerking op de ontwikkelingen in het bedrijf<br />

wat wij al bank niet acceptabel vinden.<br />

Wij hebben u dan ook verzocht uiterlijk 1 oktober<br />

met een oplossing te komen. Naar onze mening<br />

kan deze alleen bewerkstelligd worden als<br />

alle aandelen naar één persoon overgaan. Inmiddels<br />

is 1 oktober gepasseerd en hebben wij van u<br />

nog niet vernomen op welke wijze u de huidige<br />

impasse zult gaan doorbreken. De heer ‘Partner<br />

van’ en de advocaat van de heer ‘Partner van’<br />

hebben ons telefonisch benaderd en ons op de<br />

hoogte gebracht van hun visie over de actuele<br />

stand van zaken. Wij hebben hierna tot twee keer<br />

toe getracht contact te krijgen met de heer J. Dols,<br />

de raadsman van mevrouw gedaagde, maar wij<br />

zijn ondanks toezeggingen niet door hem teruggebeld.<br />

Nogmaals benadrukken wij dat wij geen rol in<br />

het conflict tussen u beiden willen spelen waardoor<br />

persoonlijke argumenten voor ons niet<br />

meespelen in de besluitvorming ten aanzien<br />

van voortzetting van de kredietfaciliteit. Het huidige<br />

discontinuïteitsrisico van het bedrijf, wat<br />

feitelijk door u beiden is aangegeven, vinden wij<br />

echter niet langer acceptabel.<br />

Wij verzoeken u dan ook ons uiterlijk binnen 2<br />

weken, dat is 19 oktober a.s., te informeren over<br />

op welke wijze de activiteiten binnen het bedrijf<br />

voortgezet gaan worden. Indien wij hierop geen<br />

(acceptabele) reactie hebben vernomen zullen<br />

wij genoodzaakt zijn, in afwachting van een oplossing,<br />

tot nader order het kredietgebruik te<br />

blokkeren.<br />

Wij hopen dat dit laatste niet nodig zal zijn.’<br />

— Bij brief van 18 oktober 2011 heeft Gerry Weber<br />

Nederland BV aan Baremans-Muijs BV, ter attentie<br />

van de heer ‘Partner van’ en mevrouw gedaagde, het<br />

volgende geschreven:<br />

‘Namens jullie franchisegever Gerry Weber International<br />

A.G. bericht ik jullie, dat uw franchisegever<br />

zeer bezorgd is over de gang van zaken<br />

binnen Baremans-Muijs BV. Jullie hebben ons op<br />

de hoogte gebracht van het feit, dat de recentelijk<br />

ontstane betalingsachterstanden zijn veroorzaakt,<br />

door het feit dat jullie met elkaar als medebestuurders<br />

niet meer door één deur kunnen.<br />

Wij betreuren een en anders, maar wij wensen<br />

natuurlijk niet het slachtoffer te worden van interne<br />

verdeeldheid. Hoewel de ontstane betalingsachterstanden<br />

tot op heden iedere keer<br />

(deels) ongedaan zijn gemaakt na acties van<br />

onze zijde, achten wij die betalingsachterstanden<br />

niet langer acceptabel: een en ander zou<br />

voor ons een te groot risico met zich kunnen<br />

meebrengen.<br />

Daarnaast zijn er verschillende inzichten in de<br />

inkoop waardoor geen eenduidige afstemming is<br />

en wellicht een reden is waarom de omzet onder<br />

druk staat.<br />

Resumerend: indien intern geen orde op zaken<br />

wordt gesteld en er wederom betalingsachterstanden<br />

ontstaan, dan behouden wij ons het<br />

recht voor om de franchiseovereenkomst met<br />

inachtneming van de contractuele bepalingen<br />

op te zeggen.’<br />

in conventie<br />

Vordering tot overdracht van aandelen.<br />

3.2. Aan de vordering tot overdracht van de<br />

aandelen leggen eiseressen ten grondslag dat er<br />

sprake is van zodanig uitzonderlijke omstandigheden<br />

dat een gedwongen aandelenoverdracht gerechtvaardigd<br />

en mogelijk is. Partijen verkeren<br />

RO Afl. 3 - <strong>2012</strong> 193


RO <strong>2012</strong>/17<br />

thans in een impasse, die moet worden doorbroken,<br />

aldus eiseressen. Zij stellen daartoe dat bij een ongewijzigde<br />

situatie opzegging volgt van het bankkrediet,<br />

faillissement van de vennootschap en verlies<br />

van werk voor het personeel.<br />

3.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat<br />

een gedwongen overdracht van aandelen in kort<br />

geding slecht onder uitzonderlijke omstandigheden<br />

mogelijk is. Aan dergelijke omstandigheden is voldaan<br />

wanneer door het handelen van de aandeelhouder<br />

het belang van de vennootschap zodanig<br />

wordt geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap<br />

in redelijkheid niet langer kan<br />

worden geduld.<br />

3.4. De voorzieningenrechter zal allereerst de<br />

vraag beantwoorden of de situatie dusdanig dringend<br />

is dat een vergaande voorlopige voorziening<br />

gerechtvaardigd is.<br />

3.5. De brief van de ABN AMRO Bank van 7<br />

oktober 2011 is helder. Vóór 19 oktober 2011 moest<br />

er een passende oplossing zijn, waarbij de bank als<br />

enige passende oplossing zag dat een van partijen de<br />

aandelen aan de ander zou overdragen.<br />

Gedaagden hebben aangevoerd dat de bank na<br />

19 oktober de kredietfaciliteit is blijven bieden en<br />

dat de bank dus kennelijk is teruggekomen op de<br />

inhoud van genoemde brief.<br />

Desgevraagd hebben gedaagden medegedeeld<br />

dat de ABN AMRO Bank niet schriftelijk aan hen heeft<br />

medegedeeld van standpunt te zijn veranderd. Inhoudelijk<br />

hebben zij ook niet gesteld wie namens de<br />

bank, wanneer en op welke wijze een gewijzigde<br />

opstelling zou hebben overgebracht.<br />

Eiseressen hebben gesteld dat zij de ABN AMRO<br />

Bank hebben verzocht om de uitkomst van dit kort<br />

geding af te wachten alvorens uitvoering te geven<br />

aan genoemde brief. De bank zou hierin hebben<br />

bewilligd, en dit vormt volgens hen de verklaring<br />

voor het voortzetten van het krediet na 19 oktober<br />

2011.<br />

Nu nader afwijkend bericht van de ABN AMRO<br />

Bank ontbreekt, is de gelding van die brief uitgangspunt<br />

voor de beoordeling. De verklaring van eiseressen<br />

voor de voortzetting van het bankkrediet na 19<br />

oktober 2011 is aannemelijk.<br />

Beide partijen stellen eensluidend dat opzegging<br />

van het bankkrediet leidt tot faillissement van de<br />

vennootschap Baremans-Muijs BV.<br />

Gedaagden lijken te willen stellen, en met vordering<br />

2 in reconventie te illustreren, dat herstel van de<br />

verhoudingen mogelijk is op zakelijk niveau. Eiseressen<br />

achten dit onmogelijk.<br />

De voorzieningenrechter oordeelt deze verwachting<br />

illusoir in het licht van de feiten. In het<br />

zéér diepgaande conflict over de kinderen heeft zelfs<br />

forensische mediation tot op heden niet geholpen. In<br />

de akte van antwoord is gedaagde zelf wederom zeer<br />

negatief over ‘Partner van’ en accentueert zij opnieuw<br />

haar stelling over de persoonlijkheidsstoornis.<br />

rechtspraak ondernemingsrecht<br />

Bovendien ontbreekt de tijd om pogingen in die<br />

richting te doen nu het ultimatum van de ABN AMRO<br />

Bank er ligt en feitelijk al qua tijdsduur is opgerekt.<br />

Daarmee is duidelijk dat een vergaande voorziening<br />

gerechtvaardigd is.<br />

Schorsing van Muijs Holding als bestuurder lost<br />

de impasse niet op, want het conflict zal zich dan<br />

naar de AVA verplaatsen.<br />

Voor alle partijen in dit kort geding moet duidelijk<br />

zijn geweest dat de kernvraag zou worden naar<br />

wie van hen de aandelen zouden moeten overgaan.<br />

In dat licht verdient aandacht dat gedaagden niet<br />

hebben gevorderd de aandelen aan Muijs Holding te<br />

doen overgaan. Zij hebben van hun kant dus géén<br />

vordering ingesteld die het voortbestaan van de<br />

vennootschap in deze concrete situatie veilig stelt.<br />

Dit leidt op zich al tot de conclusie dat alleen de<br />

gevorderde overdracht van de aandelen aan Baremans<br />

Holding dit belang kan veilig stellen.<br />

Ten positieve, en ten overvloede, pleiten daar<br />

ook de navolgende onbetwiste omstandigheden<br />

voor:<br />

— ‘Partner van’ had en heeft altijd de feitelijke bedrijfsleiding<br />

gevoerd in de winkel van Baremans-<br />

Muijs BV in Bergen op Zoom.<br />

— Het winkelpersoneel, een zestal personen, wil<br />

niet met gedaagde, maar wel met ‘Partner van’ doorgaan.<br />

— Toewijzing van de aandelen aan ‘Partner van’<br />

versterkt de positie van de winkel, omdat voorraaduitwisseling<br />

plaats kan vinden met de twee andere<br />

kledingwinkels van ‘Partner van’ in Etten-Leur.<br />

Onder deze omstandigheden is de in conventie gevorderde<br />

overdracht van aandelen gerechtvaardigd.<br />

In de eerste plaats als ordemaatregel die onontkoombaar<br />

is in het belang van de vennootschap. In<br />

de tweede plaats als beslissing die overeenkomt met<br />

een te verwachten uitkomst van een procedure op<br />

grond van art. 2:336 BW. Gronden voor deze verwachting<br />

zijn:<br />

— Baremans Holding bezit méér dan de vereiste<br />

aandelen in Baremans-Muijs Holding.<br />

— de ABN AMRO Bank heeft medio 2011 als voorwaarde<br />

voor voortzetting van de kredietfaciliteit om<br />

financiële stukken gevraagd, en gedaagde heeft zonder<br />

overleg met en zonder toestemming van ‘Partner<br />

van’ een derde ingeschakeld voor de opstelling van<br />

deze financiële stukken, zonder aan de ABN AMRO<br />

Bank en ‘Partner van’ bekend te willen maken wie<br />

deze stukken had opgesteld. Dit gedrag van gedaagde<br />

was in strijd met de verplichting tot gezamenlijke<br />

besluitvorming op een zeer belangrijk onderwerp.<br />

Bovendien stelde het de relatie met de ABN<br />

AMRO Bank in gevaar. Enerzijds door de breuk met<br />

het eerder ingeschakelde accountantskantoor, anderzijds<br />

door de identiteit van de opsteller van de<br />

gegevens niet te willen vermelden. Dit eenzijdig<br />

handelen van gedaagde maakt ook aannemelijk dat<br />

zij geen (volledige) openheid ter zake de administratie<br />

van de vennootschap heeft verschaft aan<br />

‘Partner van’. Ook dit was een essentiële verplichting<br />

van de gezamenlijke bestuurders jegens elkaar.<br />

194 Afl. 3 - <strong>2012</strong> RO


echtspraak ondernemingsrecht RO <strong>2012</strong>/17<br />

— Muijs Holding laat na om aan de rechter realistische<br />

oplossingen aan te reiken die de vennootschap<br />

zouden kunnen redden.<br />

Dit zijn gedragingen van Muijs Holding die het belang<br />

van de vennootschap zodanig schaden dat het<br />

voortduren van haar aandeelhouderschap in redelijkheid<br />

niet langer kan worden geduld.<br />

Overdracht ten titel van beheer zou passend zijn<br />

bij uitzicht op herstel van de verhouding of bij uitzicht<br />

op toewijzing van aandelen aan Muijs Holding.<br />

Het eerste is illusoir. Het tweede is niet gevorderd,<br />

en, indien al ooit gevorderd, niet te verwachten.<br />

Positief perspectief ontbreekt dus, waardoor deze<br />

modaliteit niet passend voorkomt.<br />

De vordering sub 1 is, op grond van het voorgaande,<br />

toewijsbaar. Vermoedelijk hebben de over<br />

te dragen aandelen een hogere waarde dan de voorlopige<br />

koopsom van € 1. Beide partijen stellen immers<br />

dat de onderneming levensvatbaar is. Dit zou<br />

aanleiding kunnen geven voor het eisen van enig<br />

bedrag aan depot onder de notaris, naast het pandrecht<br />

tot zekerheid voor het eventuele restant van<br />

de te bepalen koopsom. Anderzijds hebben gedaagden<br />

hierover geen wensen geformuleerd. Een depot<br />

wordt daarom niet ambtshalve als eis geformuleerd.<br />

Vordering tot afgifte administratie.<br />

3.6. Eiseressen leggen aan hun vordering tot<br />

afgifte van de administratie ten grondslag dat het<br />

belang van de vennootschap Baremans-Muijs BV<br />

met zich meebrengt dat er thans een door een accountantskantoor<br />

samengestelde jaarrekening<br />

komt, zodat de financiële positie van deze vennootschap<br />

duidelijk wordt. Om tot deze jaarrekening te<br />

komen, dient de door de vennootschap aangewezen<br />

accountant over de administratie te beschikken.<br />

DRV is in het verleden door de vennootschap aangewezen<br />

en de relatie met DRV is door de vennootschap<br />

ook niet opgezegd, zodat DRV ook thans de<br />

jaarrekening dient op te stellen.<br />

Baremans Holding had en heeft uit hoofde van<br />

het mede-bestuurderschap recht op toegang tot en<br />

inzage in de volledige administratie van Baremans-<br />

Muijs BV. Nu in het voorgaande is geoordeeld dat<br />

Muijs Holding haar aandelen in Baremans-Muijs<br />

Holding aan Baremans Holding dient over te dragen,<br />

staat de bevoegdheid en noodzaak voor beide eiseressen<br />

om te kunnen beschikken over de originele<br />

administratie vast. Of, zoals gedaagden stellen, eiseressen<br />

steeds afschriften hebben ontvangen verliest<br />

daardoor belang. Zij hebben thans, na deze uitspraak,<br />

recht op de originele administratie. Deze<br />

vordering komt, bij gebrek aan verdere betwisting,<br />

voor toewijzing in aanmerking.<br />

3.7. Proceskosten.<br />

gedaagde, Muijs Holding en Donnella BV zullen als<br />

de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten<br />

worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van<br />

Baremans Holding en Baremans-Muijs Holding worden<br />

begroot op:<br />

— dagvaarding € 94,81<br />

— griffierecht € 560<br />

— salaris advocaat € 816<br />

Totaal € 1.470,81<br />

in reconventie<br />

3.8. De vordering sub 1 is onvoldoende onderbouwd.<br />

Gesteld noch gebleken is dat de bewuste<br />

aandelen in Baremans-Muijs Holding deel uitmaken<br />

van enige gemeenschap tussen de beide aandeelhouders,<br />

twee vennootschappen. De personen ‘Partner<br />

van’ en gedaagde zijn gehuwd, maar zijn juridisch<br />

te onderscheiden van deze vennootschappen.<br />

Bovendien staat onweersproken vast dat zij buiten<br />

enige gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Deze<br />

vordering behoort te worden afgewezen.<br />

Nu in conventie wordt bevolen dat gedaagden de<br />

administratie aan eiseressen dienen af te geven alsmede<br />

dat Muijs Holding haar aandelen in Baremans-<br />

Muijs Holding dient over te dragen aan Baremans<br />

Holding, komen de overige vorderingen in reconventie<br />

reeds daarom al niet meer voor toewijzing in<br />

aanmerking.<br />

3.9. Gedaagde, Muijs Holding en Donnella zullen<br />

als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten<br />

worden veroordeeld. De kosten aan de zijde<br />

van Baremans Holding en Baremans-Muijs Holding<br />

worden begroot op nihil.<br />

4. De beslissing<br />

De voorzieningenrechter<br />

in conventie<br />

4.1. veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen<br />

acht dagen na betekening van dit vonnis de<br />

volledige administratie van Baremans-Muijs BV af<br />

te geven ten kantore van de accountant van de<br />

vennootschap van Baremans Holding, DRV Accountants<br />

en Belastingadviseurs aan het Cosunpark 20 te<br />

Breda, althans ten kantore van de raadsman van<br />

eiseressen aan de Bredaseweg 161 te Etten-Leur,<br />

welke administratie bestaat uit:<br />

— alle inkoopfacturen en kostenfacturen met datum<br />

1 januari 2010 t/m 31 december 2010 en met<br />

datum 1 januari t/m de datum van dit vonnis;<br />

— alle bankafschriften over 2010 en 2011, ABN<br />

AMRO 6155.73.983;<br />

— de kasbladen van de kas van 1 januari 2010 t/m<br />

31 december 2010 en van 1 januari 2011 t/m de<br />

datum van dit vonnis;<br />

— alle kopieën van investeringen in 2010 en 2011;<br />

— de voorraadlijst per 31 december 2010 tegen<br />

inkoopwaarde goederen exclusief btw en per datum<br />

van dit vonnis;<br />

— het afschrift ter zake de lening ABN AMRO<br />

55.94.37.161 per 31 december 2010 en per datum<br />

van dit vonnis;<br />

— openstaande postenlijst crediteuren per 31 december<br />

2010 en per datum van dit vonnis;<br />

— openstaande postenlijst debiteuren per 31 december<br />

2010 en per datum van dit vonnis;<br />

— kolommenbalans van 1 januari 2010 tot en met<br />

31 december 2010 en van 1 januari 2011 t/m de<br />

datum van dit vonnis;<br />

RO Afl. 3 - <strong>2012</strong> 195


RO <strong>2012</strong>/18<br />

— alle grootboekkaarten van 1 januari 2010 t/m 31<br />

december 2010 en van 1 januari 2011 t/m de datum<br />

van dit vonnis;<br />

— de BTW aangiften 2010 en 2011 zoals tot op<br />

heden ingediend bij de Belastingdienst;<br />

— de loonjournaalpost 2010 en 2011;<br />

— aangiftes loonheffing 2010 en 2011;<br />

4.2. veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan<br />

eiseressen een dwangsom te betalen van € 5.000<br />

voor iedere dag dat zij niet aan de in 4.1 uitgesproken<br />

veroordeling voldoen, tot een maximum van<br />

€ 50.000 is bereikt,<br />

4.3. veroordeelt Muijs Holding BV om binnen<br />

acht dagen na betekening van dit vonnis alle door<br />

haar gehouden aandelen in Baremans-Muijs Holding<br />

BV over te dragen aan Baremans Holding BV<br />

voor een voorlopige koopsom van € 1, onder bepaling<br />

dat in de leveringsakte ten gunste van Muijs<br />

Holding BV een pandrecht zal zijn gevestigd tot<br />

zekerheid van de betaling van de koopsom die dient<br />

te worden vastgesteld op basis van artikel 14 van de<br />

statuten van Baremans-Muijs Holding BV waarbij<br />

eiseressen worden gelast hun medewerking te verlenen<br />

aan de prijsvaststelling,<br />

4.4. veroordeelt Muijs Holding BV om aan Baremans<br />

Holding BV een dwangsom te betalen van<br />

€ 5.000 voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan<br />

de in r.o. 4.3 omschreven leveringsverplichting te<br />

voldoen, tot een maximum van € 50.000 is bereikt,<br />

4.5. bepaalt dat dit vonnis in plaats kan treden<br />

van de voor de levering vereiste (rechts-) handelingen,<br />

4.6. veroordeelt gedaagden in de proceskosten,<br />

aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op<br />

€ 1.470,81,<br />

4.7. verklaart dit vonnis in conventie tot zover<br />

uitvoerbaar bij voorraad,<br />

in reconventie<br />

4.8. wijst de vorderingen af,<br />

4.9. veroordeelt eiseressen in de proceskosten,<br />

aan de zijde van verweersters tot op heden begroot<br />

op nihil,<br />

RO <strong>2012</strong>/18<br />

RECHTBANK HAARLEM (VOORZIENINGENRECH-<br />

TER)<br />

9 december 2011, nr. 186265 / KG ZA 11-477<br />

(Mr. Th. S. Röell)<br />

BW art. 2:240<br />

LJN BU7748<br />

Vertegenwoordigingsbevoegdheid.<br />

Kan een zelfstandig handelend bestuurder namens<br />

de vennootschap een andere bestuurder in<br />

rechte betrekken indien de bestuurders slechts<br />

gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd zijn<br />

rechtspraak ondernemingsrecht<br />

Sam Beheer B.V. en A Beheer B.V. zijn beiden zowel<br />

aandeelhouder als bestuurder van RSVO Online B.V. Op<br />

een bepaald moment komen Sam Beheer en A Beheer<br />

overeen hun samenwerking via RSVO Online te beëindigen.<br />

Nadat Sam Beheer in totaal voor een bedrag van<br />

€ 57.850 namens RSVP Online overboekingen aan zichzelf<br />

doet o.v.v. 'voorschot management vergoeding',<br />

neemt A Beheer een bestuursbesluit waarbij namens<br />

RSVO Online wordt besloten tot het instellen van een<br />

incasso kort geding jegens Sam Beheer. Sam Beheer<br />

verweert zich tegen de vordering van RSVO Online door<br />

te stellen dat RSVO Online niet-ontvankelijk is, omdat<br />

zij niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd. Sam Beheer<br />

doet hierbij een beroep op art. 17 lid 2 van de statuten<br />

van RSVO Online waaruit volgt dat A Beheer en Sam<br />

Beheer uitsluitend de gezamenlijke bevoegdheid tot<br />

vertegenwoordiging hebben.<br />

Rb.: In gevolge art. 2:240 BW vertegenwoordigt het<br />

bestuur de vennootschap en komt die vertegenwoordigingsbevoegdheid<br />

mede aan iedere bestuurder toe,<br />

tenzij de statuten bepalen dat die bevoegdheid behalve<br />

aan het bestuur slechts toekomt aan één of meerdere<br />

bestuurders. De statuten van RSVO Online bepalen in<br />

art. 17 lid 1 dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid<br />

aan twee gezamenlijk handelende bestuurders toekomt<br />

en in lid 2 van dat artikel dat in alle gevallen<br />

waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft<br />

met één of meer bestuurders de vennootschap niettemin<br />

alleen door twee gezamenlijk handelende bestuurders<br />

kan worden vertegenwoordigd. De rechtbank<br />

concludeert dan ook dat RSVO Online niet door<br />

één bestuurder vertegenwoordigd kon worden. Het<br />

argument van A Beheer dat een redelijke uitleg van de<br />

statuten met zich brengt dat vertegenwoordiging door<br />

één bestuurder plaats kan vinden nu er in plaats van<br />

drie bestuurders (zoals bij oprichting van RSVO Online<br />

het geval was) slechts twee bestuurders zijn, wordt<br />

door de rechtbank niet gevolgd. Ook het standpunt<br />

van A Beheer dat het overtreden van de vertegenwoordigingsbevoegdheid<br />

slechts interne werking heeft,<br />

vindt geen gehoor bij de rechtbank.<br />

Zie ook:<br />

• HR 9 juli 1990, NJ 1991/51 (Sluis);<br />

• HR 5 januari 1979, NJ 1979/317 (Slijkerman/<br />

Volkshogeschool 't Oldörp);<br />

• E.E.G. Gepken-Jager, Sdu Commentaar <strong>Ondernemingsrecht</strong>,<br />

Den Haag: Sdu 2008, BW art. 2:240;<br />

• Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuwe Weme<br />

2‐II*, De naamloze en besloten vennootschap, Deventer:<br />

Kluwer 2009, nr. 396-399;<br />

• VanAsser/<br />

der Grinten/Maeijer 2 ‐II*, Vertegenwoordiging<br />

en Rechtspersoon, Deventer: W.E.J.<br />

Tjeenk Willink 1997, nr. 80-111 en 120-124;<br />

• P. van Schilfgaarde/J. Winter, Van de BV en de<br />

NV, Deventer: Kluwer 2009, p. 187-198;<br />

• P. van Schilfgaarde, in: De dubbelrol in het<br />

vennootschapsrecht, (Serie Instituut <strong>Ondernemingsrecht</strong><br />

Groningen, deel 16), Deventer: Kluwer<br />

1993, p. 23-32.<br />

196 Afl. 3 - <strong>2012</strong> RO

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!