27.01.2015 Views

Voeding

Voeding

Voeding

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Voeding</strong><br />

Hoofdstuk3<br />

<strong>Voeding</strong><br />

In dit hoofdstuk behandelen we de voeding van hond en kat, iets dat in het<br />

algemeen en zeker ook in een dierentehuis van zeer groot belang is,<br />

aangezien een goede gezondheid en een goede voeding heel veel met elkaar te<br />

maken hebben. Ook met het oog op voorlichting aan onze klanten over de<br />

juiste voeding van hun dieren, is kennis van de voedingsleer een noodzaak.<br />

Allereerst zal een aantal basisbegrippen aan de orde komen, zoals voedingsstoffen,<br />

spijsvertering en stofwisseling, waarna sommige aspecten van de<br />

voedingsleer, zoals energiebehoeften, hoofdbestanddelen van de voeding en<br />

voedingsfouten wat nader worden uitgediept. Zo wordt er bv. ingegaan op<br />

de verschillende voedingsbehoeften van hond en kat; dit o.a. om genoemde<br />

voedingsfouten te voorkomen. Een hond stelt andere eisen aan zijn voeding<br />

dan een kat. Hierna komen de verschillende soorten voer aan bod. Bij de<br />

behandeling van de voeding voor hond en kat komt zowel de voorbereiding<br />

thuis als in een dierentehuis aan de orde. Ten slotte gaan we in op het belang<br />

van hygiëne bij het bereiden en bewaren van voeding.<br />

Even voor de duidelijkheid: de in dit hoofdstuk in een kader en/of in een<br />

kleiner lettertype geplaatste tabellen en gegevens zijn bedoeld ter illustratie;<br />

ze vormen geen leerstof.<br />

<strong>Voeding</strong>sleer<br />

Waaruit is voeding opgebouwd Wat zijn voedingsstoffen en waar dienen ze<br />

voor Wellicht kan de volgende definitie wat helderheid brengen.<br />

<strong>Voeding</strong>sstof<br />

Een voedingsstof is een voedend bestanddeel dat door maag en darmen wordt<br />

opgenomen en aan het bloed wordt afgegeven. We kunnen de voedingsstoffen<br />

onderscheiden naar functie of naar hun (chemische) samenstelling/eigenschappen.<br />

Naar functie onderscheiden we:<br />

- brandstoffen; deze verschaffen het lichaam de nodige energie<br />

- bouwstoffen; deze zijn nodig voor de opbouw, de groei en het herstel van<br />

het lichaam en voor de vervanging van lichaamscellen<br />

- beschermende stoffen; deze dragen zorg voor de weerstand van het lichaam<br />

en voor een goed verloop van de lichaamsfuncties.<br />

Naast de zes soorten voedingsstoffen uit afb. 1 heeft het lichaam ook water<br />

nodig. Water is onontbeerlijk als oplos- en transportmiddel. Zonder water zou<br />

er geen enkele chemische reactie van de stofwisseling (zie ook de inleiding van<br />

het hoofdstuk over anatomie e.d.) kunnen verlopen. Op een enkele uitzondering<br />

na (zoals woestijndieren en kamelen) sterven dieren binnen enkele<br />

dagen als ze geen water krijgen. Dit geldt ook voor konijnen en knaagdieren.<br />

Veel mensen denken dat deze dieren helemaal geen water nodig hebben. Dat is<br />

een fabeltje. Men dient zijn klanten hierop met grote stelligheid te wijzen.<br />

916B3.FM<br />

3.1


<strong>Voeding</strong><br />

1 De voedingsstoffen, ofwel voedingselementen, zijn onder te verdelen in zes<br />

hoofdgroepen, te weten:<br />

voedingsstoffen<br />

eiwitten<br />

vetten<br />

koolhydraten<br />

mineralen<br />

vitaminen<br />

sporenelementen<br />

Afb. 1. <strong>Voeding</strong>sstoffen en hun functies.<br />

functie(s)<br />

enzymen, bouwstof, brandstof<br />

brandstof, bouwstof<br />

brandstof, bouwstof<br />

bouwstof en beschermende stof<br />

beschermende stof<br />

beschermende stof<br />

De waterbehoefte van honden en katten is onder normale omstandigheden<br />

40 ml water per kilogram lichaamsgewicht per dag. Een hond die 25 kg weegt<br />

heeft dus per dag (25 × 40 ml = 1 000 ml) 1 liter water nodig. Dat wil niet<br />

zeggen dat de hond dat allemaal moet drinken: elk voer bevat een grotere of<br />

kleinere hoeveelheid water. Bij blikvoer kan dat wel 75 % zijn.<br />

Vochtafvoer 2 Hoewel een dier vaak veel drinkt, bv. omdat het warm weer is, regelt een<br />

gezond lichaam nauwkeurig de waterbehoefte door een overmaat van<br />

opgenomen water tezamen met de afvalstoffen weer uit te scheiden via de<br />

urine. Behalve via de urine en de zweetklieren (honden en katten hebben alleen<br />

zweetklieren in de voetzolen) kan overtollig vocht ook kwijtgeraakt worden via<br />

de ontlasting.<br />

Een ander systeem van vochtafvoer is dat via de longen. Hond en kat hijgen bij<br />

inspanning, waardoor extra vocht kan verdampen (tevens is dit een manier om<br />

overtollige warmte kwijt te raken). Ten slotte verliest een zogend dier ook via<br />

de melkklieren veel vocht.<br />

Uitdroging<br />

24 uur per dag vers<br />

drinkwater<br />

<strong>Voeding</strong>swaarde<br />

Verteerbaarheid<br />

Drinkt het dier echter te weinig, dan kan het lichaam dit maar voor korte tijd<br />

compenseren door minder vocht af te scheiden; er zal al spoedig ”uitdroging”<br />

optreden. Vooral bij extra vochtverlies door middel van braken en diarree<br />

bestaat al gauw gevaar voor uitdroging, zeker als dit vochtverlies niet gecompenseerd<br />

wordt door veel drinken.<br />

Het is van groot belang dat honden en katten 24 uur per dag over schoon en<br />

fris drinkwater beschikken. Elke dag het drinkwater verversen is aan te raden<br />

voor een optimale gezondheid van het aan uw zorgen toevertrouwde dier.<br />

Bovendien kunt u dan meteen controleren of het betrokken dier een normale<br />

hoeveelheid water heeft gedronken. Zoals in de hoofdstukken over anatomie<br />

nader zal worden uitgelegd, wijst zowel te veel drinken als te weinig drinken<br />

erop dat een dier (ernstig) ziek is. Men dient dit aan de dierenarts te melden.<br />

Voedsel heeft een zekere voedingswaarde, d.w.z. het bevat bestanddelen, die als<br />

bouwstoffen, brandstoffen, transportstoffen en beschermende stoffen kunnen<br />

dienen.<br />

De voedingswaarde wordt mede bepaald door de verteerbaarheid. Als van een<br />

voer wordt aangegeven dat het 30 % eiwit bevat, lijkt dat op het eerste gezicht<br />

goed. Maar als blijkt dat dat eiwit geheel bestaat uit schoenleer is het voedsel<br />

waardeloos. Schoenleer is totaal onverteerbaar en zal nadat een hond het lekker<br />

heeft opgekauwd en doorgeslikt, onveranderd weer via de ontlasting het<br />

lichaam verlaten. De stofwisseling heeft er dus niets aan gehad.<br />

3.2


<strong>Voeding</strong><br />

Spijsverteringskanaal<br />

Voordat deze bestanddelen als brandstof, bouwstof, beschermende stof of<br />

transportstof aan het werk kunnen in het lichaam, moet het voedsel eerst<br />

zodanig worden bewerkt dat het door het lichaam kan worden opgenomen en<br />

omgezet. Het voer, bijvoorbeeld een stuk vlees, wordt in de mond eerst<br />

vermalen tot kleinere brokstukjes. Daarna wordt het doorgeslikt en komt in de<br />

maag en de darmen.<br />

De pas ingeslikte brokstukjes zijn nog niet klein genoeg om door de darmwand<br />

heen te gaan. Eiwitmoleculen van het stuk vlees bestaan bijvoorbeeld uit heel<br />

lange ketens van aminozuren. De darm kan alleen afzonderlijke aminozuren<br />

opnemen en geen hele eiwitmoleculen. Eiwitten worden daarom in de darm<br />

door enzymen in steeds kleinere stukjes geknipt totdat alle aminozuren los in<br />

de darminhoud zweven. Dan pas kunnen ze door de darmwand heen in het<br />

bloed opgenomen worden. Het bloed voert de voedingsstoffen naar de cellen<br />

die ze voor hun stofwisseling gebruiken. Op dergelijke manieren worden alle<br />

voedingsstoffen uit het voer verkleind tot ze geschikt zijn om in het bloed te<br />

worden opgenomen.<br />

Dit alles gebeurt dus in het spijsverteringskanaal, dat er bij bepaalde<br />

diersoorten heel anders kan uitzien dan bij andere.<br />

3 Bestuderen we bijvoorbeeld het spijsverteringskanaal van een hond, dan valt<br />

ons op dat dit zeer kort is in vergelijking met dat van andere dieren. Planteneters<br />

(herbivoren) hebben in het algemeen een veel langer spijsverteringskanaal<br />

dan vleeseters (carnivoren); dit omdat planten een harde celwand<br />

hebben De celwand van planten wordt beschermd door de harde stof cellulose.<br />

Dit is een voor vleeseters onverteerbaar koolhydraat. In de darmen van<br />

planteneters en alleseters (zoals de mens) leven talloze micro-organismen die<br />

wel in staat zijn om die harde plantencelwand af te breken. Pas als dat gebeurd<br />

is, komen de voedingsstoffen uit de plantencel ter beschikking van verdere<br />

vertering door de darm van het dier.<br />

Stofwisseling<br />

Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen die in het lichaam<br />

verlopen. De vertering van voer is er een belangrijk onderdeel van. Voor de<br />

stofwisseling (ook wel metabolisme genoemd) is veel energie nodig. Zonder<br />

deze energie is leven onmogelijk; in de volgende paragraaf zullen we dan ook<br />

wat dieper op dit onderwerp en op de energiebehoeften van onze huisdieren<br />

ingaan.<br />

Energie<br />

Ieder voer levert een bepaalde hoeveelheid energie.<br />

Energieleveranciers 4 Koolhydraten en vetten zijn de belangrijkste energieleveranciers. Eiwitten<br />

bevatten ook veel energie, maar het lichaam gebruikt die energie alleen als het<br />

dier meer eiwit eet dan het nodig heeft. De samenstellende aminozuren van het<br />

eiwit worden dan in vet omgezet.<br />

5 Energie is nodig voor:<br />

1. het op peil houden van de lichaamstemperatuur<br />

2. het laten functioneren van organen (hart, nieren, longen, lever, hersenen,<br />

Verbranding<br />

spieren enz.).<br />

Energie komt vrij door verbranding in de cellen. Verbranden is een chemische<br />

reactie waarbij stoffen zich met zuurstof verbinden zodat er energie vrijkomt.<br />

Zo’n chemische reactie vindt niet zomaar plaats. Een jerrycan met benzine kan<br />

men open laten staan, zonder dat de benzine ontbrandt. Pas als er een<br />

916B3.FM<br />

3.3


<strong>Voeding</strong><br />

brandende lucifer bij gehouden wordt, zal de benzinedamp vlam vatten. Door<br />

de hitte van de lucifer stijgtde temperatuur van de benzine zover dat de<br />

chemische reactie die men verbranden noemt, kan beginnen. Dergelijk hoge<br />

temperaturen heersen natuurlijk niet in het lichaam. Toch vindt er voortdurend<br />

in elke cel verbranding plaats.<br />

Dit gebeurt met de hulp van enzymen. De enzymen breken als het ware de<br />

brandstof open en verbinden er stapje voor stapje zuurstof aan vast. Voor de<br />

verbranding van 1 glucosemolecuul zijn wel 10 stapjes nodig. Ieder stapje<br />

wordt door een apart enzym geforceerd.<br />

Zonder enzymen zou er dus geen verbranding in het lichaam mogelijk zijn.<br />

Enzymen zijn onmisbaar. (Niet alleen voor het mogelijk maken van<br />

verbranding, maar voor iedere reactie van de stofwisseling zijn vele enzymen<br />

nodig.)<br />

Voor verbranding in het lichaam zijn dus brandstof, enzymen en zuurstof<br />

nodig. Nadat stoffen verbrand zijn in de cellen, komen er afvalstoffen vrij. Dat<br />

zijn water en koolzuur.<br />

Het bloed wordt door middel van de ademhaling van zuurstof voorzien, die<br />

onmisbaar is voor de verbranding in de cellen. De afvalstoffen die bij dit<br />

verbrandingsproces vrijkomen (koolzuur en water), worden ook weer via het<br />

bloed afgevoerd naar de longen. Op deze manier fungeert het lichaam dus als<br />

een soort verbrandingsmotor.<br />

De hoeveelheid energie wordt weergegeven in kilocalorieën(kcal) of kilojoules<br />

(kJ).<br />

Definitie kcal<br />

1 kcal is de hoeveelheid warmte (energie) die nodig is om één kilogram water<br />

1°C in temperatuur te doen stijgen. 1 kcal = 4,184 kJ.<br />

Energieleveranciers<br />

De energieleveranciers (eiwitten, vetten en koolhydraten) leveren bij hun<br />

verbranding een bepaalde hoeveelheid energie, namelijk:<br />

- 1 gram eiwit levert ± 4 kcal (± 17 kJ)<br />

- 1 gram vet levert ± 9 kcal (± 38 kJ)<br />

- 1 gram koolhydraat levert ± 4 kcal (± 17 kJ).<br />

Afb. 2. Energieleveranciers en hun energiewaarde.<br />

Energiebehoefte<br />

De behoefte aan energie is afhankelijk van lichaamsgewicht, activiteit, fysiologische<br />

toestand (groei, dracht, zoogperiode, ouderdom), omgevingstemperatuur<br />

enz. Een oudere hond, die met moeite tweemaal per dag een ommetje<br />

maakt, verbruikt in vergelijking met een actieve, speelse hond van anderhalf<br />

jaar en van dezelfde grootte veel minder energie.<br />

Energiebalans 6 Is de behoefte aan energie groter dan de hoeveelheid die wordt opgenomen,<br />

dan spreekt men van een ”negatieve energiebalans”. Het dier zal dan vermageren.<br />

Als er juist te veel voedingsstoffen worden opgenomen (”positieve<br />

energiebalans”) wordt het dier dikker. In afbeelding 3 is ter illustratie de<br />

energiebehoefte van kat en hond van verschillend gewicht en fysiologische<br />

toestand en met een wisselende activiteit weergegeven.<br />

3.4


<strong>Voeding</strong><br />

Energiebehoeften<br />

Energie is afhankelijk van:<br />

- lichaamsgewicht<br />

hond 2 kg 184 kcal/dag<br />

10 kg 760 kcal/dag<br />

kat 3 kg 240 kcal/dag<br />

5 kg 400 kcal/dag<br />

- activiteit<br />

hond 10 kg gewoon:<br />

politiehond 10 kg:<br />

sledehond 10 kg:<br />

760 kcal/dag<br />

1 140 kcal/dag<br />

2 280 kcal/dag<br />

”binnenshuis” kat 3 kg: 210 kcal/dag<br />

- fysiologische toestand<br />

hond 10 kg volwassen: 760 kcal/dag<br />

teef 10 kg zogend (top): 2 275 kcal/dag<br />

kat 3 kg volwassen:<br />

poes in laatste deel<br />

van zwangerschap:<br />

240 kcal/dag<br />

410 kcal/dag<br />

Afb. 3. Variabelen in energiebehoefte van kat en hond.<br />

<strong>Voeding</strong>sstoffen<br />

We onderscheiden de volgende voedingsbestanddelen, waarvan er inmiddels al<br />

een aantal zijn genoemd: koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen, sporenelementen,<br />

vitaminen en voedingsvezels.<br />

Het zou vrij gecompliceerd worden om alle functies en bronnen van de<br />

voedingsstoffen in detail te bespreken. Daarom worden alleen de belangrijkste<br />

op een rijtje gezet.<br />

Functies koolhydraten<br />

Opbouw koolhydraten<br />

Koolhydraten<br />

7 Koolhydraten in het voedsel fungeren hoofdzakelijk als energieleveranciers,<br />

alhoewel vetten de belangrijkste energieleveranciers zijn.<br />

8 Koolhydraten bestaan uit enkelvoudige suikers (”monosachariden”;<br />

mono = 1; sacharide = suiker). Glucose en fructose zijn voorbeelden van<br />

dergelijke monosachariden, die dus uit één enkelvoudige suiker bestaan. Een<br />

ander eenvoudig koolhydraat, sacharose, bestaat bv. uit twee enkelvoudige<br />

suikers en wordt daarom een disacharide genoemd (di = 2). Tevens zijn er<br />

langere, meer ingewikkelde koolhydraten (”polysachariden”; poly = veel),<br />

zoals zetmeel, dat uit een lange keten van monosachariden bestaat.<br />

9 Alle langere koolhydraten worden in het lichaam door middel van enzymen<br />

afgebroken tot kleinere brokstukken en uiteindelijk tot glucose. De glucose<br />

wordt als ”glycogeen” opgeslagen in de lever en de spieren. Het lichaam put uit<br />

deze energievoorraad als er extra spierarbeid moet worden verricht. Koolhydraten<br />

zijn dus energieleveranciers. In de lever wordt bij de meeste diersoorten<br />

(waaronder ook de kat en de hond) vitamine C gemaakt. De grondstof voor de<br />

vitamine C is koolhydraat. De wand van veel cellen is bekleed met een laagje<br />

polysachariden. Koolhydraten zijn dus ook bouwstoffen.<br />

0 Koolhydraten zijn in de voeding van hond en kat niet strikt noodzakelijk,<br />

omdat ook eiwitten en vetten als brandstof kunnen dienen. Koolhydraat is<br />

echter wel een goedkope energiebron en de voedingsmiddelen, waarin zich<br />

916B3.FM<br />

3.5


<strong>Voeding</strong><br />

koolhydraten bevinden, zijn goed te verwerken in het dagelijks voedsel van kat<br />

en hond. Daardoor zijn koolhydraten als zodanig goed bruikbaar.<br />

Koolhydraatbronnen<br />

Functies proteïnen<br />

Essentiële aminozuren<br />

Biologische waarde<br />

q<br />

w<br />

Belangrijke koolhydraatbronnen zijn: aardappelen, rijst en brood. Maar ook<br />

melk en suiker bevatten koolhydraten.<br />

Eiwitten<br />

Eiwitten, ook wel proteïnen genoemd, hebben vele functies. De verreweg<br />

belangrijkste daarvan werd al genoemd. Enzymen zijn eiwitten; zonder deze<br />

eiwitten zou leven onmogelijk zijn. Het zijn tevens bouwstenen van verschillende<br />

weefsels, zoals spierweefsel en haar. Ze worden ook gebruikt voor de<br />

aanmaak van antilichamen, die nodig zijn voor het afweermechanisme van het<br />

lichaam. Sommige hormonen, die helpen de stofwisseling en het optimaal<br />

functioneren van het lichaam te regelen, bestaan uit eiwit. Eiwitten zijn tevens<br />

een bron van energie. Ze worden echter pas als brandstof gebruikt, wanneer de<br />

overige functies zijn vervuld. Dat wil zeggen als het dier meer eiwit in zijn voer<br />

krijgt dan het nodig heeft.<br />

Eiwitten zijn eigenlijk lange ketens van bouwstenen die we aminozuren<br />

noemen. Een aantal van deze aminozuren wordt ”essentiële” aminozuren<br />

genoemd. Dit betekent dat het dier deze niet zelf kan aanmaken. Het is dan ook<br />

belangrijk dat deze in de juiste hoeveelheden in de voeding aanwezig zijn. De<br />

hond bijvoorbeeld heeft ongeveer 22 aminozuren nodig om zijn eigen<br />

lichaamseiwitten te kunnen vormen. Als we nu weten dat de hond minstens<br />

tien van deze aminozuren niet zelf kan aanmaken, is het duidelijk dat deze tien<br />

dan op verteerbare wijze in de voeding aanwezig moeten zijn.<br />

Eiwitten verslijten op den duur. Ze worden dan afgebroken en door de lever<br />

omgezet in ureum, dat via de nieren wordt uitgescheiden.<br />

Zoals vermeld zijn eiwitten essentieel in de voeding. Men onderscheidt de<br />

diverse eiwitten naar kwaliteit (= ”biologische waarde”).<br />

Ingrediënt<br />

biologische waarde<br />

ei 100<br />

melk 92<br />

lever 79<br />

rundvlees 78<br />

sojaboonmeel 67<br />

tarwe 48<br />

gelatine<br />

9 a<br />

a. Hierin ontbreekt een essentieel aminozuur.<br />

Afb. 4. Biologische waarde van verschillende voedingsmiddelen.<br />

Eiwitten met een hoge biologische waarde hebben de volgende kenmerken:<br />

1. goede verteerbaarheid (= afbreekbaarheid tot aminozuren)<br />

2. hoog gehalte aan essentiële aminozuren<br />

3. hittebestendigheid.<br />

Het ideale eiwit heeft een biologische waarde van 100 (zie afb. 4). Van onverteerbare<br />

eiwitten in bv. eelt, haar en pezen is de biologische waarde vrijwel<br />

nihil.<br />

3.6


<strong>Voeding</strong><br />

Eiwitbehoefte<br />

De hoeveelheid eiwit die het lichaam nodig heeft, is afhankelijk van de samenstelling<br />

van het eiwit en de behoefte van het dier. De eiwitbehoefte van een dier<br />

is afhankelijk van factoren als:<br />

Leeftijd<br />

Een dier in de groei heeft een grotere eiwitbehoefte dan een volwassen dier.<br />

Geslacht<br />

Mannelijke dieren zijn in de meeste gevallen wat zwaarder gebouwd en bezitten<br />

relatief meer spieren per kilogram lichaamsgewicht. Voor de instandhouding<br />

hiervan is meer eiwit nodig.<br />

Conditie<br />

Bij ziekte moet het lichaam meer antilichamen aanmaken, waarvoor meer eiwit<br />

nodig is. Bij bloedverlies gaan veel eiwitten verloren, die door het lichaam<br />

opnieuw moeten worden aangemaakt. Zogende teven hebben meer eiwit nodig<br />

voor de aanmaak van melk.<br />

Activiteit<br />

In sommige gevallen vindt er door activiteit een extra opbouw van spierweefsel<br />

plaats. De opbouw en instandhouding van deze spiermassa vergt extra eiwit.<br />

Hoeveelheid koolhydraten en vetten in de voeding<br />

Als er onvoldoende andere brandstoffen aanwezig zijn in de vorm van koolhydraten<br />

of vetten, gebruikt het lichaam de eiwitten in de eerste plaats als<br />

brandstof. In dat geval moet het dier meer eiwitten consumeren, om voldoende<br />

over te houden voor de vervulling van de overige functies.<br />

Eiwitbronnen e Eiwitbronnen zijn: spiervlees, organen, vis, eieren, zuivel (allemaal dierlijke<br />

eiwitten) en soja en granen (plantaardige eiwitten). Plantaardige eiwitten zijn<br />

veel minder goed verteerbaar dan dierlijke. Om voor hond en kat (als vleeseters)<br />

verteerbaar te zijn moeten ze uitgebreid voorbehandeld worden om de<br />

celwand (met name de cellulose) open te breken. Bovendien is de biologische<br />

waarde ervan lager dan van dierlijke eiwitten.<br />

Dier<br />

volwassen hond:<br />

pups (max. groeiperiode):<br />

volwassen kat:<br />

kittens (max. groeiperiode)<br />

Aanbevolen eiwithoeveelheid per dag<br />

1,7-4,8 gram/kg lichaamsgewicht<br />

10 gram/kg lichaamsgewicht<br />

4 gram/kg lichaamsgewicht<br />

17 gram/kg lichaamsgewicht<br />

Afb. 5. Aanbevolen eiwithoeveelheid per dag.<br />

Functies vetten<br />

Essentiële vetzuren<br />

Vetten<br />

Vetten zijn van alle voedingsstoffen de belangrijkste energieleveranciers.<br />

Bovendien zijn het belangrijke bouwstoffen: de wand van iedere cel bestaat<br />

voor een groot deel uit vetten. Tevens verhogen vetten de smaak van het<br />

voedsel, omdat veel smaakstoffen hierin opgelost zijn. Verder dienen vetten als<br />

dragers van de in vetoplosbare vitaminen (A, D, E en K).<br />

Zoals eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren, zo zijn vetten opgebouwd uit<br />

1 molecuul glycerol met daaraan vast 3 staarten. Deze staarten noemt men<br />

vetzuren. De staarten kunnen wat lengte en samenstelling enorm verschillen.<br />

Er zijn dus talloze soorten vetten.<br />

916B3.FM<br />

3.7


<strong>Voeding</strong><br />

Huidklachten<br />

Vetbronnen<br />

Tijdens de spijsvertering worden de vetten met behulp van gal en enzymen<br />

afgebroken tot glycerol en de genoemde vetzuren. Ook hier geldt weer dat een<br />

aantal van deze vetzuren niet door dieren aangemaakt kunnen worden; deze<br />

worden derhalve ”essentiële vetzuren” genoemd. Deze essentiële vetzuren zijn,<br />

afhankelijk van de diersoort, de meervoudig onverzadigde vetzuren linolzuur,<br />

linoleenzuur en arachidonzuur. Plantaardige vetten en oliën bevatten meer<br />

essentiële vetzuren dan dierlijke.<br />

Diervoeding moet voldoende ”essentiële” vetzuren bevatten, aangezien er<br />

anders gemakkelijk huidklachten kunnen ontstaan.<br />

Vetten zijn aanwezig in zuivelproducten, vlees, vis, zaadoliën. Goede bronnen<br />

van essentiële vetzuren zijn visolie, zonnebloem- of maïsolie en plantaardige<br />

margarine.<br />

r<br />

Mineralen en sporenelementen<br />

Een klein maar belangrijk deel van het dieet wordt gevormd door de mineralen<br />

en sporenelementen. De mineralen die in relatief belangrijke hoeveelheden<br />

nodig zijn calcium (Ca), fosfor (P). De sporenelementen zijn even belangrijk,<br />

maar zijn slechts nodig in zeer kleine hoeveelheden (bv. natrium, kalium,<br />

magnesium, ijzer, koper en zink).<br />

Functies mineralen<br />

<strong>Voeding</strong>szouten<br />

Keukenzout onmisbaar<br />

in voeding<br />

Calcium- en fosforverhouding<br />

Zowel mineralen als sporenelementen vervullen belangrijke functies in het<br />

lichaam, zoals: de opbouw en de vervanging van weefsels (denk bv. aan calcium<br />

en fosfor als bouwmaterialen voor skelet en gebit, en aan ijzer, dat dient als<br />

hemoglobine-element in het bloed), het in stand houden van de vochtbalans<br />

(denk hierbij aan natrium en kalium), het regelen van de stofwisseling (calcium<br />

is bijvoorbeeld van belang voor de prikkeloverdracht van zenuwen op spieren,<br />

natrium en kalium spelen een grote rol bij het samentrekken van de spieren).<br />

Sporenelementen moeten in de vorm van voedingszouten worden<br />

opgenomen. Zo bevat keukenzout (NaCl) het mineraal natrium.<br />

Keukenzout(natriumchloride) moet dus in kleine hoeveelheden in de voeding<br />

aanwezig zijn. Het is nl. een fabeltje dat hondenvoeding zoutloos moet zijn en<br />

een goed fabrieksvoer bevat dan ook een<br />

1<br />

-- % keukenzout. Soms echter zal de<br />

2<br />

dierenarts bij voornamelijk oudere honden een zoutloos dieet voorschrijven.<br />

De mineralen calcium (kalk) en fosfor zijn zeer nauw verbonden en vormen de<br />

belangrijkste basisstof voor het botweefsel en het gebit. Een bepaalde onderlinge<br />

verhouding tussen kalk en fosfor in het dieet is van groot belang. De<br />

optimale kalk-fosforverhouding in het dieet is 1,2 : 1. Opgroeiende en zogende<br />

dieren hebben meer kalk en fosfor nodig in verband met resp. de opbouw van<br />

het skelet en de vorming van moedermelk.<br />

Calcium is voor volwassen dieren meestal niet in voldoende mate in de voeding<br />

aanwezig, maar moet er dus zeker voor opgroeiende, jonge en zogende dieren<br />

vaak aan worden toegevoegd. Hierbij dient men de raad van een dierenarts op<br />

te volgen: zowel te veel als te weinig kan kwaad.<br />

3.8


<strong>Voeding</strong><br />

All meat-syndroom (bij de hond)<br />

Het belang van mineralen wordt geïllustreerd door het zogeheten ”all meatsyndroom”.<br />

Dit ontstaat wanneer een hond een dieet gegeven wordt dat enkel<br />

uit spiervlees bestaat. Dit bevat relatief veel fosfor en onvoldoende calcium.<br />

Door dit tekort daalt het calciumniveau in het bloed. Daar het lichaam dit<br />

tekort wil aanvullen, zal een andere calciumbron worden aangewend: het<br />

skelet. Het resultaat hiervan is het optreden van spontane breuken door<br />

ontkalking van de botten.<br />

Mineraalbronnen<br />

Zowel mineralen als sporenelementen zijn te vinden in een breed scala van<br />

voedingsmiddelen, waarbij te denken valt aan melk, kaas, vlees, vis, granen en<br />

eieren.<br />

Een overzicht van de belangrijkste mineralen en sporenelementen, hun bron,<br />

functie en de gevolgen bij een tekort (deficiëntie), wordt gegeven in afbeelding<br />

6. Over de gevolgen van een tekort aan bepaalde mineralen en sporenelementen<br />

is meer bekend dan over de kwalen die het gevolg kunnen zijn van een<br />

teveel aan deze stoffen. Wel weet men bijvoorbeeld dat grote calciumhoeveelheden<br />

tot beenmisvorming leiden en dat een teveel aan ijzer kan leiden tot<br />

leverbeschadiging en zelfs tot coma en sterfte.<br />

Mineraal Bron Functie Tekort<br />

Calcium beenderen, melk, kaas skeletvorming, zenuw- en<br />

spierfunctie<br />

Fosfor beenderen, melk, vlees skeletvervorming, energiestofwisseling<br />

zwakke groei, skeletvervorming<br />

(Engelse ziekte)<br />

skeletvorming (Engelse<br />

ziekte) (zelden)<br />

Kalium vlees, melk waterbalans, zenuwfunctie zwakke groei, verlamming,<br />

nier- en hartletsels<br />

Natrium zout, granen waterbalans, spier- en<br />

zenuwactiviteit<br />

zwakke groei, uitputting<br />

Magnesium<br />

IJzer<br />

granen, beenderen, bladgroenten<br />

eieren, vlees (lever), bladgroenten<br />

stofwisseling<br />

hemoglobine-element<br />

(bloed)<br />

gebrek aan eetlust, braken,<br />

spierzwakte<br />

bloedarmoede<br />

Koper vlees, beenderen hemoglobine-element bloedarmoede<br />

Zink vlees, granen spijsvertering, weefselonderhoud<br />

haarverlies, huidverdikking,<br />

zwakke groei<br />

Afb. 6. Een overzicht van de belangrijkste mineralen en sporenelementen.<br />

Functies vitaminen<br />

Wateroplosbare vitaminen<br />

Vitaminen<br />

Vitaminen zijn absoluut noodzakelijk(van ”vitaal” belang) voor vele lichaamsfuncties.<br />

Heel veel enzymen hebben bijvoorbeeld de hulp van een vitamine<br />

nodig om goed te kunnen werken. Vitaminen zijn in kleine hoeveelheden<br />

noodzakelijk (essentieel) voor een goede weerstand van het lichaam. Ze zijn<br />

van belang als helper van talrijke enzymen en voor de bescherming van de<br />

weefsels tegen de giftige afvalstoffen die bij stofwisselingsprocessen kunnen<br />

ontstaan.<br />

Vitaminen kunnen in twee groepen worden onderverdeeld:<br />

- Wateroplosbare vitaminen (vit. B en C)<br />

Een teveel aan deze stoffen wordt door het lichaam afgevoerd met de urine.<br />

916B3.FM<br />

3.9


<strong>Voeding</strong><br />

Vetoplosbare vitaminen<br />

Provitaminen<br />

- Vetoplosbare vitaminen (vit. A, D, E, en K)<br />

Van deze groep wordt een teveel in het lichaam opgeslagen in het vet. Dit<br />

kan aandoeningen veroorzaken.<br />

Naast ”gewone” vitaminen bestaan er ook provitaminen, waaruit sommige<br />

diersoorten zelf hun eigen vitaminen kunnen vormen. Zo kan uit betacaroteen<br />

vitamine A worden gemaakt.<br />

In het onderzoek naar vitaminen heeft men zich gericht op de functies die ze<br />

vervullen en op de vraag in welke voedingsstoffen ze zich bevinden. Uit dit<br />

onderzoek is onder andere gebleken dat vitamine K door bepaalde darmbacteriën<br />

wordt gemaakt en dat het een belangrijke rol bij de bloedstolling speelt.<br />

Elke vitamine heeft een eigen functie en komt voor in een breed scala van<br />

producten van dierlijke en plantaardige oorsprong (zie hiervoor afb. 7).<br />

t<br />

Over de gevolgen van een tekort aan vitaminen (”hypovitaminose”) is meer<br />

bekend dan over die van een overmaat van vitaminen. Wel is bekend dat een<br />

teveel aan vitamine A bijvoorbeeld bij de kat leidt tot extra vorming van bot bij<br />

de halswervels. Daardoor worden zenuwen naar de poten afgekneld. Dit kan<br />

leiden tot verlamming van de hele voorhand van het dier. Bij kittens die teveel<br />

vitamine A opnemen kan de groei van de botten helemaal stoppen. Een teveel<br />

aan vitamine D leidt tot ontkalking van de botten en verkalking van zachte<br />

weefsels zoals bindweefsel.<br />

In afbeelding 7 kunt u de ziekten en aandoeningen aantreffen die als gevolg van<br />

een tekort aan bepaalde vitaminen kunnen ontstaan. De inhoud van dit<br />

schema hoeft u niet uit het hoofd te leren; wel is het belangrijk in grote lijnen<br />

te weten wat de functies van de vitaminen zijn.<br />

Ruwvezel<br />

y<br />

Vitaminen zijn per definitie essentiële voedingsstoffen.Wanneer een stof voor<br />

een diersoort niet essentieel is, is die stof voor die diersoort geen vitamine.<br />

Vitamine C is voor de gezonde hond dus geen vitamine, maar een :<br />

”gewone”stof die het dier zelf maakt.<br />

<strong>Voeding</strong>svezels<br />

Een aparte plaats wordt ingenomen door ”voedingsvezels” of ruw vezel. Dit<br />

zijn vezelige substanties die in celwanden van plantaardig voedsel voorkomen.<br />

Deze ”hulpstoffen” zijn onverteerbaar. Ze worden door de darm van hond en<br />

kat niet verteerd en verlaten de darm via de ontlasting. Ze zijn echter<br />

onmisbaar in de dagelijkse voeding. Ongeveer 5 voedingsvezels in een dieet<br />

geeft een goede kwaliteit ontlasting, voorkomt verstopping (”constipatie”) en<br />

bevordert de peristaltiek (in het bijzonder bij oudere honden). In de praktijk<br />

bevatten veel fabrieksvoeders voor hond en kat echter tussen de 2 en 4 %<br />

voedingsvezels.<br />

Groenten, zilvervliesrijst en bruin brood bevatten voedingsvezels.<br />

Alle voedingsstoffen zijn nu besproken. Achter in de les zijn in afbeelding 18 de<br />

”aanbevolen” hoeveelheden van voedingsstoffen voor de hond weergegeven. In<br />

afbeelding 19 is de voedingswaarde van diverse, voor de hond geschikte<br />

voedingsmiddelen weergegeven. Het is niet de bedoeling dat u deze lijsten uit<br />

het hoofd leert. Ze geven alleen aan welke stoffen in welke verhouding in de<br />

voeding aanwezig moeten zijn.<br />

3.10


<strong>Voeding</strong><br />

Vitamine Voedselbron Functie Tekort<br />

Vetoplosbare<br />

Vitamine A a ) - lever<br />

-zicht<br />

- oogafwijkingen (nachtblindheid)<br />

- levertraan<br />

- skeletopbouw (groei)<br />

- druppels (A + D) - weerstandsvermogen - verminderde eetlust<br />

- groei- en botafwijkingen<br />

Vitamine D a )<br />

(o.a. D2 + D3)<br />

Vitamine E a )<br />

Vitamine K<br />

Wateroplosbare<br />

Vitamine B-complex<br />

(vitamine B1<br />

t/m B6 + B12,<br />

B-c, biotine, inositol)<br />

- levertraanolie<br />

-eieren<br />

- dierlijke producten<br />

- druppels (A + D)<br />

- bladgroenten<br />

- melkproducten<br />

-eigeel<br />

- (blad)groenten<br />

-vismeel<br />

- aanmaak door bacteriën<br />

Hele B-complex:<br />

-(bier)gist<br />

Afzonderlijke B-vitamines:<br />

- melkproducten<br />

-vlees<br />

-vis<br />

-eieren<br />

a. De behoefte aan af aanbevolen hoeveelheid van deze vitaminen wordt vaak weergegeven in IE<br />

(= Internationale Eenheden):<br />

1 IE vit. A = 0,3 µg (= een duizendste van een duizendste gram)<br />

1 IE vit. D = 0,025 µg<br />

1 IE vit. E = 1 µg (= een duizendste van een gram).<br />

Afb. 7. Overzicht vitaminen.<br />

- calcium/fosforopname<br />

- beendergroei<br />

- voortplanting (reproductie)<br />

- anti-oxidant<br />

- spiervorming en versteviging<br />

- skeletvorming (rachitis)<br />

- beenverweking<br />

- onvruchtbaarheid<br />

- gebrek aan eetlust<br />

- spieraandoeningen<br />

(spierzwakte)<br />

- bloedstolling - inwendige of moeilijke<br />

te stelpen bloedingen<br />

conditie huid en haar<br />

-zenuwstelsel<br />

- stofwisseling<br />

- huidklachten (droge,<br />

vale huid, schilfers,<br />

korstvorming)<br />

- haarverlies<br />

- zenuwaandoeningen<br />

(krampen, coma, verlamming)<br />

- gewichtsverlies<br />

- gebrek aan eetlust<br />

- bloedarmoede<br />

Variatie<br />

<strong>Voeding</strong>sfouten<br />

Bij het geven van voeding aan hond en kat kunnen veel fouten worden begaan.<br />

In de hoofdstukken over ziekteleer komen een aantal aandoeningen aan de<br />

orde, die het gevolg zijn van voedingsfouten. Er worden botafwijkingen<br />

besproken, die voortkomen uit fouten in de voeding. Ook een ander aspect van<br />

voeding aan de orde, nl. de rol die voeding kan spelen bij het voorkomen of<br />

genezen van kwalen. Zo wordt in hoofdstuk een magnesiumarm dieet<br />

genoemd om blaasstenen bij de hond te voorkomen, en komt een eiwitarm<br />

dieet ter sprake om een dier met een leveraandoening er weer bovenop te<br />

helpen.<br />

Het is verstandig dieren (vooral katten) al jong aan variatie in hun voeding te<br />

wennen, zodat ze niet overmatig kieskeurig worden, en bv. alleen nog maar<br />

verse vis of vlees willen eten, hetgeen, zoals gezegd, gezondheidsproblemen kan<br />

opleveren.<br />

Daarbij moet men wel bedenken dat een te snelle voederwisseling kan leiden<br />

tot diarree zoals in het hoofdstuk over ziekten van het maagdarmkanaal nader<br />

wordt uiteengezet.<br />

916B3.FM<br />

3.11


<strong>Voeding</strong><br />

Tussendoortjes<br />

Energiearm dieet<br />

Kieskeurigheid of zelfs het weigeren van de gewone maaltijd kan ook het gevolg<br />

zijn van het geven van teveel tussendoortjes. Af en toe een tussendoortje kan<br />

geen kwaad; het moet echter wel een verantwoord hapje (geef een brokje<br />

droogvoer of een blokje blikvoer: het gaat het dier niet zozeer om het voer als<br />

wel om de extra aandacht) zijn en geen snoep, koekjes of chocolaatjes. Behalve<br />

dat men er verwendheid, met alle gevolgen van dien, mee in de hand werkt, is<br />

het ook nog eens slecht voor het gebit van dieren. Tevens kan het verstrekken<br />

van te veel tussendoortjes leiden tot onaangename gewoontes als bv. bedelen,<br />

maar ook tot overgewicht, waar we nu iets dieper op in zullen gaan. Daarna<br />

zullen de voedingsfouten die men kan maken door geen rekening te houden<br />

met de verschillen in voedingsbehoefte tussen hond en kat aan de orde komen.<br />

Overgewicht<br />

Overgewicht oftewel zwaarlijvigheid is meestal het gevolg van een<br />

voedingsfout; de oorzaak van deze kwaal is bijna altijd te vinden in het<br />

overvoeren van het dier. Het komt vooral voor bij oudere honden en katten;<br />

ook dieren die gecastreerd zijn neigen er vaak toe sneller dik te worden.<br />

Het dier neemt te veel energie op, hetgeen door het lichaam als reserve wordt<br />

opgeslagen in de vorm van vetweefsel. De kwaal kan zichzelf versterken,<br />

doordat het dier bij een gelijkblijvende hoeveelheid opgenomen voedsel steeds<br />

minder actief wordt en dus minder verbrandt. Afgezien van een grotere kans<br />

op ziekten en een kortere levensduur wordt een zwaarlijvig dier een minder<br />

aantrekkelijk huisdier, doordat het zich lusteloos gedraagt.<br />

Overgewicht is alleen te bestrijden met behulp van een energiearm dieet samen<br />

met het geven van meer beweging. Dit laatste moet heel geleidelijk gebeuren<br />

anders is de kans op overbelasting van hart, spieren en skelet te groot. Er moet<br />

eenvoudig gezegd meer energie worden verbrand, dan er wordt opgenomen,<br />

zodat het dier zijn vetreserves moet aanspreken. Het dier moet met name<br />

minder koolhydraten en vetten tot zich nemen. In de praktijk echter is het niet<br />

zo eenvoudig. Een Teckel die dagelijks van iedereen in het gezin een koolhydraat-<br />

en vetrijk koekje kreeg, zal zich humeurig gedragen als hem dit<br />

plotseling wordt onthouden.<br />

Men kan een hond op drie manieren laten afvallen. De eerste is de simpelste,<br />

maar ook de moeilijkste. Men geeft het dier net zolang geen eten (wel water<br />

uiteraard) tot het juiste gewicht bereikt is. Het juiste gewicht dient men<br />

overigens door een dierenarts te laten bepalen. Dit klinkt hard, maar honden<br />

kunnen wel 6 weken zonder voer, zonder dat het lichaam onherstelbare schade<br />

oploopt.<br />

Een tweede manier is het geven van sperziebonen uit blik. Honden vinden dit<br />

redelijk smakelijk, hun maag wordt gevuld, maar de sperziebonen zijn onverteerbaar<br />

voor de hond en worden praktisch onveranderd via de ontlasting weer<br />

uitgescheiden. Men geeft de hond drie (niet achtereen volgende) dagen per<br />

week de sperziebonen in plaats van zijn gewone voer. De overige dagen krijgt<br />

het dier zijn gewone voer.<br />

Een derde, maar duurdere manier is het geven van een speciaal vermageringsdieet.<br />

Een dergelijk voer is via de dierenarts te verkrijgen.<br />

Voor katten is er maar één manier en dat is het geven van een vermageringsdieet.<br />

Katten vinden sperziebonen uit blik niet lekker. Vasten is bij katten erg<br />

gevaarlijk. Door vasten kunnen ze geen vitamine B opnemen. Dit leidt binnen<br />

twee dagen tot een vitamine B-tekort. Dit vermindert de eetlust en de kat wíl<br />

nu niet meer eten. Deze vicieuze cirkel leidt snel tot de hongerdood van de kat.<br />

Het is altijd verstandig om de hulp van een dierenarts in te roepen bij dieren<br />

met vetzucht: soms is dik zijn een symptoom van een (endocriene) ziekte. Als<br />

men bij zieke dieren het dieet verandert, kan dat ernstige gevolgen hebben.<br />

3.12


<strong>Voeding</strong><br />

Kat meer carnivoor<br />

dan hond<br />

Verschilpunten voedingsbehoefte<br />

u<br />

Verschil in voedingsbehoefte tussen hond en kat<br />

Men kan ook voedingsfouten maken door geen acht te slaan op de verschillen<br />

in voedingsbehoefte tussen hond en kat. Hoewel beide carnivoren (vleeseters)<br />

zijn, is er toch een duidelijk verschil. De hond is iets beter dan de kat in staat<br />

om plantaardig voer te benutten. De hond kan bijvoorbeeld betacaroteen (dat<br />

in worteltjes is te vinden) omzetten in vitamine A. De kat kan dat niet. Dat wil<br />

echter niet zeggen dat als men de hond rauwe wortels in zijn voer geeft hij het<br />

betacaroteen kan opnemen. Daarvoor is de wand van de cellen van de wortel te<br />

hard. De wortel moet dus wel voorbehandeld zijn.<br />

Een kat stelt dus veel hogere eisen aan haar voeding dan de hond.<br />

Dat blijkt wel uit de volgende punten van verschil:<br />

- de kat heeft een grotere eiwitbehoefte dan de hond<br />

- de hond kan vitamine A zelf aanmaken uit (plantaardig) beta-caroteen (een<br />

zg. provitamine), terwijl de kat hiertoe niet in staat is. Vitamine A is voor<br />

een kat dus essentieel<br />

- de aminozuren arginine en taurine, die zich uitsluitend in producten van<br />

dierlijke oorsprong bevinden, moeten aan kattenvoeding worden toegevoegd,<br />

aangezien deze niet of niet in voldoende mate door de kat worden<br />

aangemaakt, wat bij honden wel het geval is. Een dieet zonder arginine kan<br />

bij de kat zelfs leiden tot coma. Taurinetekort kan bij de kat leiden tot<br />

ernstige hartklachten.<br />

- nicotinezuur (ook wel niacine genoemd) is voor een kat essentieel; aan<br />

hondenvoeding hoeft men aanzienlijk minder van deze B-vitamine toe te<br />

voegen<br />

- arachidonzuur (een vetzuur) is voor een kat tevens essentieel. Aan hondenvoeding<br />

hoeft men echter in het geheel geen arachidonzuur toe te voegen,<br />

aangezien honden dit vetzuur zelf uit linolzuur aan kunnen maken.<br />

Kortom: een hond op kattenvoer houden, levert geen voedingstekorten op,<br />

maar andersom kan het nogal wat problemen geven.<br />

Acceptatie<br />

Geur<br />

Individuele voorkeur<br />

<strong>Voeding</strong><br />

<strong>Voeding</strong> moet voor een dier allereerst smakelijk zijn. Als het voedsel smakelijk<br />

is, zal een gezond dier het graag tot zich nemen. Deze ”graagte van opnemen”<br />

wordt in het algemeen aangeduid met het woord ”acceptatie”. Bij het wel of<br />

niet accepteren van voedsel spelen verschillende factoren mee.<br />

Bij het al dan niet eten van voedsel zal geur vaak een grote rol spelen. Bij katten<br />

is dit vaak in hoge mate het geval, wat dan te maken kan hebben met het feit<br />

dat de geur van het eten of van hun etensbakje (als dat bv. vies is of van plastic)<br />

hun niet bevalt. De hond is en blijft een instinctmatige schrokop, net als zijn<br />

voorvader de wolf. Dat heeft als gevolg dat een hond veel vaker dan een kat via<br />

zijn voer vergiftigd zal worden.<br />

Ook is het zo dat ieder dier zijn eigen voorkeur heeft voor een bepaald soort<br />

voer. Vooral katten kunnen wat dit betreft kieskeurig zijn. Zoals gezegd is, is<br />

het in dit verband verstandig om dieren vroegtijdig aan een gevarieerde<br />

voeding te wennen.Daarbij dient men te bedenken dat een te snelle voederwisseling<br />

aanleiding kan zijn tot diarree, zoals in het hoofdstuk over pathologie<br />

van het maagdarmkanaal is uiteengezet.<br />

Of men nu zelf het voer van zijn dier bereidt of kiest voor fabrieksvoer, er is<br />

genoeg keus om het dier een smakelijk en gevarieerd dieet voor te zetten. De<br />

keuze tussen fabrieksvoer en zelf bereid voer hangt echter niet alleen af van de<br />

voorkeur van uw dier, maar ook van factoren als gebruiksgemak,<br />

916B3.FM<br />

3.13


<strong>Voeding</strong><br />

Compleet voer<br />

Geen toevoegingen<br />

nodig<br />

Droogvoer<br />

Niet altijd compleet<br />

i<br />

houdbaarheid en kwaliteit en de prijs van het voer. Verder op in dit hoofdstuk<br />

zullen we op de verschillende soorten voeding en op de keuze hiertussen, wat<br />

dieper ingaan.<br />

Fabrieksmatig bereid voer .... of vers<br />

Zowel voor de hond als voor de kat is er een breed scala van complete, fabrieksmatig<br />

bereide voeders verkrijgbaar. Aan zo’n compleet oftewel volledig voeder<br />

zijn alle benodigde voedingsstoffen al in de juiste hoeveelheden, en, wat nog<br />

belangrijker is, in de juiste verhoudingen toegevoegd. Zo heeft fabrieksmatig<br />

bereid kattenvoer een hoger vet- en eiwitgehalte dan hondenvoer. Doorgaans<br />

zijn er ook de aminozuren arginine en taurine aan toegevoegd, die, zoals u al<br />

weet, voor de kat essentieel zijn.<br />

Het is zelfs fout om naast zo’n compleet voer nog vlees of een mineralenvitaminenmengsel<br />

te geven. Toevoegingen als deze kunnen in het slechtste<br />

geval zelfs ernstige problemen veroorzaken, omdat de balans in de voeding<br />

wordt verstoord.<br />

Slechte fabrieksvoeders bestaan in ons land niet meer. Alle diervoeders worden<br />

streng gecontroleerd op hun samenstelling. Dit is een wettelijke eis. Koopvoer<br />

van een merk dat goed bekend staat en laat u daarin eventueel adviseren door<br />

uw dierenarts.<br />

Compleet fabrieksvoer is in verschillende vormen verkrijgbaar: droogvoer,<br />

halfvochtig voer en nat voer.<br />

Droogvoeders bevatten in het algemeen 10-12 % vocht. Dit lage vochtgehalte<br />

bevordert de houdbaarheid en maakt dat er veel water bij gedronken moet<br />

worden. Tevens zorgen droogvoeders, indien ze droog verstrekt worden, voor<br />

een goede mechanische reiniging van het gebit. Bovendien is het makkelijk en<br />

hygiënisch in het gebruik als men in een asiel of pension veel honden moet<br />

voeren. Ten slotte is het het goedkoopste soort voer.<br />

Het is dus goede voeding, maar niet altijd even smakelijk. Er wat bouillon aan<br />

toevoegen verhoogt de smaak. Ook het toevoegen van gewelde gelatine is<br />

effectief: honden en katten vinden dat gelatine een erg lekkere smaak heeft.<br />

Bijna alle voeders die op de markt zijn, zijn compleet. Er zijn echter voor<br />

honden ook enkele voeders in de handel, waaraan vaak nog vlees of blikvoer en<br />

een vitaminen-mineralenmengsel moeten worden toegevoegd. Ook hier is het<br />

dus weer van belang te controleren of het voer dat u aanschaft wel compleet is.<br />

Droogvoer komt in verschillende soorten voor:<br />

Geperst voer - geperste droogvoeders:<br />

hierbij worden alle grondstoffen gemalen en vermengd. De ontstane brij<br />

wordt onder druk door een zeef geperst en gedroogd. Het geperste product<br />

is vaak grauw van kleur.<br />

Geëxpandeerd voer - geëxpandeerde droogvoeders:<br />

na het malen en mengen wordt de brij door een buis geperst. Aan het eind<br />

van de buis valt de druk weg waardoor het product uitzet (”expandeert”).<br />

Door dit proces wordt de harde celwand van plantaardig materiaal<br />

vernietigd en zijn de voedingsstoffen van de plant wel verteerbaar geworden<br />

voor honden en katten. Het resultaat is een poreuze brok die veel harder is<br />

dan de geperste brok. Geëxpandeerd voer heeft een hoge verteerbaarheidsgraad.<br />

Diner - diners:<br />

hierbij komt een deel van de voedingsstoffen in ogenschijnlijk natuurlijke<br />

en ongemalen vorm voor. Zo kan men in diners bv. voorbehandelde tarwe,<br />

geëxpandeerde maïs en/of groente aantreffen. De overige voedingsstoffen<br />

3.14


<strong>Voeding</strong><br />

zijn er in de vorm van brokjes aan toegevoegd. Het product kan worden<br />

klaargemaakt met warm water of melk en wordt ook wel ”warme maaltijd”<br />

genoemd. Bij deze voeding treedt echter geen mechanische reiniging van<br />

het gebit op.<br />

Halfvochtig voer<br />

Halfvochtig voer<br />

Halfvochtige voeders, ook wel ”semi-moist voeders” of tartaar genoemd,<br />

bevatten in het algemeen zo’n 35 % vocht, waardoor ze door dieren vaak<br />

smakelijker worden gevonden dan droogvoer. Meestal komen deze voeders<br />

voor in de vorm van brokken, die echter buigzamer en dus zachter zijn dan de<br />

droge brokken, doordat ze meer vocht bevatten. Deze brokken zijn zowel voor<br />

hond als kat verkrijgbaar.<br />

Halfvochtige voeders zijn duurder dan harde brokken en reinigen de tanden<br />

niet zo goed.<br />

Natvoer<br />

Natvoer Natvoer, waaronder we zowel blikvoer als diepvriesvoer verstaan, bevat 75 %<br />

vocht en is voor het dier vaak erg smakelijk. Een merk heeft vaak verschillende<br />

smaken, zodat men de mogelijkheid heeft af te wisselen. Dit is vooral voor<br />

katten, die kieskeuriger zijn dan honden, erg belangrijk. Blikvoeders met veel<br />

koolhydraten of veel graan zijn minder smakelijk. De meeste katten en honden<br />

vinden blikvoer dat bestaat uit blokjes ”vlees” en jus het lekkerst.<br />

Aandachtspunten<br />

diepvriesvoer<br />

Verschil voedingswaarde<br />

fabrieksvoeders<br />

Bij diepvriesvoer moet men controleren of het voer inderdaad compleet is,<br />

aangezien dit niet altijd het geval is. Deze informatie dient op de verpakking<br />

aanwezig te zijn. Tevens moet men er zorg voor dragen dat het voer op kamertemperatuur<br />

geserveerd wordt; dit om eventuele maag- en darmstoornissen te<br />

voorkomen.<br />

Omdat natvoer geen automatische reiniging van het gebit tot gevolg heeft, is<br />

het verstandig regelmatig een botje te geven. Het beste is dan bv. gedroogde<br />

buffelhuid.<br />

Het verschil tussen de verschillende fabrieksmatig bereide diervoeders zit hem<br />

dus met name in het vochtgehalte. Met die kennis moet men dus ook de<br />

voedingswaarden vergelijken:<br />

Zelf bereid voer of<br />

fabrieksvoer<br />

o<br />

100 g droogvoer 350 kcal<br />

100 g halfvochtig voer 300 kcal<br />

100 g natvoer 80 kcal<br />

Afb. 8. <strong>Voeding</strong>swaarde van fabrieksmatig bereid diervoeder.<br />

100 gram droogvoer heeft dus evenveel voedingswaarde als 115 gram<br />

halfvochtig voer of 420 gram natvoer. Dit is dan ook een reden dat het voeren<br />

van droogvoer veel goedkoper is dan het voeren van blikvoer of tartaar.<br />

Sommige honden- en katteneigenaren willen zelf voor hun dieren ”koken” uit<br />

een overmatige verzorgingsbehoefte. Men dient als asielbeheerder of pensionhouder<br />

dit sterk af te raden.<br />

Het samenstellen van een dieet is specialistenwerk. Voerfabrikanten hebben<br />

uitgebreide afdelingen waar voortdurend onderzoek gedaan wordt naar de<br />

werkelijke voerbehoeften van dieren. Uit dit onderzoek komen regelmatig<br />

feiten naar voren die tot veranderingen van die voerbehoeften leiden. Tevens<br />

worden de grondstoffen van elke partij voer geanalyseerd. Grondstoffen zijn<br />

916B3.FM<br />

3.15


<strong>Voeding</strong><br />

immers van natuurlijke herkomst en variëren daardoor van samenstelling. De<br />

ene partij vlees of graan kan bv. een heel ander eiwitgehalte hebben dan de<br />

andere. Bij de samenstelling van het voer moet daar rekening mee gehouden<br />

worden. Een eigenaar kan dit zelf nooit onderzoeken. Het gevolg is dat<br />

zelfbereid voer nooit de correcte samenstelling kan hebben.<br />

Door de behandeling die de grondstoffen in de fabriek krijgen, worden alle<br />

schadelijke micro-organismen erin onschadelijk gemaakt; bovendien worden<br />

er conserveermiddelen aan toegevoegd. Hierdoor is fabrieksvoer veilig en lang<br />

houdbaar.<br />

Voor een asiel of pension heeft fabrieksvoer nog als voordeel dat het goedkoper<br />

is dan zelfbereid voer. Het zelf bereiden van voer is zeer arbeidsintensief en<br />

alleen daardoor al veel duurder dan fabrieksvoer. Toch ontkomt men er een<br />

enkele keer niet aan om zelf een menu voor een kat samen te stellen. Katten zijn<br />

zeer kieskeurige eters en verhongeren soms liever dan een voer te eten waar ze<br />

niet aan gewend zijn. In dergelijke gevallen moet men ze dan een zeer smakelijk<br />

zelf gemaakt voer geven.<br />

Beoordelingscriterium Fabrieksmatig bereid voer Zelf bereid voer<br />

Kwaliteit<br />

constant<br />

- grondstoffen<br />

- productieproces<br />

- voedingswaarde<br />

afhankelijk van de grondstoffen en de kennis<br />

van de eigenaar<br />

Hygiëne volgens eisen keuringsdienst afhankelijk van eigenaar (en slager …)<br />

Houdbaarheid lang 1–2 jaar beperkt<br />

<strong>Voeding</strong>swaarde volledig uitgebalanceerd bij onvoldoende kennis onevenwichtig<br />

Gerief gemakkelijk vereist veel (voor)bereidingstijd<br />

Afb. 9. Beoordelingscriteria fabrieksmatig bereid voer versus zelf bereid voer.<br />

Concluderend kan men stellen dat fabrieksmatig bereid droogvoer in de<br />

dagelijkse praktijk van pension of asiel vanwege gebruiksgemak, hygiëne,<br />

compleetheid en kosten het beste voldoet.<br />

Speciale dieetvoeders<br />

Verschillende (geneesmiddelen)fabrikanten brengen speciale dieetvoeders op<br />

de markt. Ze zijn bedoeld voor dieren met bepaalde ziekten of bepaalde leeftijd.<br />

Ze mogen alleen gegeven worden op advies van de dierenarts. Men mag als<br />

verzorger nooit zelf dergelijke diëten wijzigen: dit kan tot ernstige belemmering<br />

van de genezing of tot opflakkeren van de ziekte leiden.<br />

Er zijn diëten voor jonge dieren. Deze hebben een verhoogd energiegehalte, de<br />

eiwitten ervan zijn beter verteerbaar en hebben een grotere biologische waarde<br />

dan in gewoon voer. De hoeveelheden vitaminen en mineralen zijn ook<br />

aangepast. Deze puppy- en kittendiëten kunnen ook gegeven worden aan<br />

dieren die herstellende zijn van een zwaar ongeluk of ziekte. Ook dieren die<br />

buitengewoon actief zijn, bijvoorbeeld jachthonden, en drachtige of zogende<br />

teven en poezen kan men dit voer geven. Sommige fabrikanten hebben voor<br />

deze laatste groepen aparte voeders ontwikkeld.<br />

Voor oudere dieren zijn er voeders met verlaagd eiwitgehalte. Veel oudere<br />

katten en honden krijgen een chronische nierziekte waardoor ze de giftige<br />

afvalproducten van de eiwitstofwisseling (ureum) niet goed meer uit het<br />

lichaam kunnen verwijderen. Door minder eiwit (maar van zeer hoge<br />

kwaliteit) te geven ontstaan er minder afvalproducten en hoeven de nieren niet<br />

zo hard te werken. Als de dieren al ernstig leiden aan deze chronische nierziekte<br />

(en uremie hebben) zijn er voeders die nog minder en betere eiwitten bevatten:<br />

3.16


<strong>Voeding</strong><br />

de zogenaamde nierdiëten. Een nierdieet heeft ook een andere mineralensamenstelling.<br />

De uitscheiding van calcium en fosfor door de zieke nieren is<br />

namelijk ernstig verstoord. Dit zou kunnen leiden tot zeer ernstige ontkalking<br />

van het skelet en zelfs tot spontane botbreuken.<br />

Voor dieren die te zwaar zijn (vetzucht = obesitas) zijn er diëten die weinig<br />

energie en veel ruwvezel bevatten. Door het hoge ruwvezelgehalte hebben de<br />

dieren snel het gevoel dat ze genoeg gegeten hebben. Vezelrijke voeders worden<br />

ook voorgeschreven aan dieren die chronische ziekten hebben zoals suikerziekte<br />

en dikke darmontsteking.<br />

Er zijn speciale (harde en grote) brokken die het gebit reinigen en tandsteenvorming<br />

voorkomen.<br />

Voor honden en katten die last hebben van gruis en stenen in de urine zijn er<br />

diëten die een beperkte hoeveelheid sporenelementen bevatten en zo gruis- en<br />

steenvorming voorkomen of zelfs genezen. Stenen en gruis kunnen van zeer<br />

uiteenlopende chemische samenstelling zijn, die ieder een eigen soort dieet<br />

vereisen. Men moet daarom nauwkeurig voeren zodat elke kat of hond zijn<br />

eigen dieet krijgt. Als men het verkeerde blaasdieet voert, kan een hond of kat<br />

plotseling weer last krijgen van gruis- of steenvorming met alle (zelfs dodelijke)<br />

gevolgen van dien.<br />

Als een hond of kat hartklachten heeft, geeft men een dieet dat heel weinig<br />

natrium bevat. Dieren met hartklachten houden teveel natrium vast, waardoor<br />

ze ook te veel vocht vasthouden. Dit heeft weer als gevolg dat het (toch al<br />

zwakke) hart extra hard moet werken. Door veel minder natrium dan normaal<br />

in het voer te doen, kan men dit voorkomen.<br />

Leverdieet bevat weinig eiwit van hoge kwaliteit en veel vitamine B. Door het<br />

lage eiwitgehalte kan de lever uitrusten (dit is uitgelegd in het hoofdstuk over<br />

de spijsvertering). Vitamine B helpt de lever bij zijn talrijke functies.<br />

De alvleesklier (= pancreas) helpt bij de vertering van vetten, koolhydraten en<br />

eiwitten. Als de alvleesklier niet goed werkt, moet men dus een voer geven dat<br />

deze stoffen in optimaal verteerbare vorm bevat. Een alvleesklierdieet bevat zo<br />

weinig mogelijk vet. Aan de energiebehoefte wordt voldaan door monosachariden<br />

zoals glucose. De darm kan deze immers opnemen zonder voorgaande<br />

vertering. Het weinige eiwit is licht verteerbaar.<br />

Sommige honden en katten zijn allergisch voor sommige soorten eiwitten en<br />

krijgen er diarree of huidklachten van. Dergelijke diëten bevatten uitsluitend<br />

kip, eieren of vis als eiwitbron. Allergie tegen de eiwitten daaruit komt niet<br />

voor.<br />

<strong>Voeding</strong> voor de hond<br />

Goede voeding voor de hond is natuurlijk afhankelijk van o.a. de grootte van<br />

de hond (klein, middelgroot of groot ras), de functie van het dier (werkhond<br />

of huishond), zijn levensstadium (jong, volwassen, oud) en zijn toestand<br />

(bv. ziek of zwanger).<br />

Het is daarom nogal moeilijk om een algemeen voedingsschema te geven. We<br />

weten uit welke voedingsstoffen goede voeding moet zijn opgebouwd, maar<br />

het is duidelijk dat een jong dier in de groei van bepaalde bouwstenen meer<br />

nodig heeft om tot een optimaal functioneren te komen dan een volwassen<br />

dier.<br />

Een goede vuistregel voor het bepalen van de hoeveelheid voer is de volgende.<br />

Een gezonde volwassen, normaal actieve, niet-drachtige of zogende hond heeft<br />

15-20 gram droogvoer per kilo lichaamsgewicht per dag nodig. Daarbij moet<br />

men bedenken dat een kleine hond relatief meer voer nodig heeft dan een<br />

grote. Dat wil dus zeggen dat men een hond die 4 kilo weegt iedere dag 4 × 20<br />

916B3.FM<br />

3.17


<strong>Voeding</strong><br />

= 80 gram droogvoer moet geven. Een hond die 40 kilo weegt geeft men echter<br />

maar 40 × 15 = 600 gram droogvoer. Als men halfvochtig voer wenst te geven<br />

moet men deze hoeveelheden met circa 20 % verhogen en van blikvoer moet<br />

men de hoeveelheden met 3,5 vermenigvuldigen. Immers deze voeders<br />

bevatten (veel) meer water en minder voedingsstoffen.<br />

Een gezonde volwassen, normaal actieve, niet-drachtige of zogende kat geeft<br />

men 20 gram droogvoer per kilo lichaamsgewicht per dag.<br />

Bovendien staat op de verpakking van de voeders hoeveel men moet geven.<br />

Bedenk echter dat dit vuistregels zijn en geen wetten van meden en perzen.<br />

Hoeveel men een bepaald dier moet voeren, moet per individu bepaald<br />

worden. Men let daarbij op de conditie van het dier. Als een dier te vet is, geeft<br />

men minder dan de vuistregel aanbeveelt. Als het dier te mager wordt, moet<br />

men meer voeren.<br />

De conditie wordt bepaald door het dier te betasten. Als men met de hand over<br />

de rug strijkt mag men de werveluitsteeksels en de heupbeenderen net niet<br />

voelen; als men over de borstkas strijkt moet men de ribben net wél voelen. Het<br />

dier is in een slechte conditie als men de werveluitsteeksels en de heupen<br />

duidelijk kan voelen. (De ribben zijn dan zelfs goed te zien.) Een dier is in een<br />

overmatige conditie als men de ribben niet kan voelen. (De rug is dan zo vet<br />

dat men stevig moet drukken om de werveluitsteeksels en de heupen te kunnen<br />

voelen.)<br />

Men dient ook te letten op de vacht. Een glanzende vacht met een diepe kleur<br />

wijst erop dat het dier goed gezond en goed gevoed is.<br />

We behandelen hier achtereenvolgens de verschillende levensstadia met de<br />

daarbij behorende voedingseisen en de voeding voor drachtige en zogende<br />

teven.<br />

Pupvoeding<br />

Het is van groot belang dat de pups de eerste 2 dagen moedermelk te drinken<br />

krijgen. De melk (men noemt de melk van de eerste 2 dagen biest ofwel<br />

colostrum) bevat allerlei antistoffen die de pups gedurende enkele weken<br />

beschermen tegen infectieziekten.<br />

Pups behoren tot de snelst groeiende zoogdieren. Hun geboortegewicht<br />

verdubbelt in ongeveer een week, verdrievoudigt in twee weken en na drie<br />

weken hebben de pups al het viervoudige van hun geboortegewicht bereikt.<br />

Het is begrijpelijk dat een pup daardoor een grotere voerbehoefte heeft dan een<br />

volwassen dier.<br />

Extra behoeften p Behalve de energiebehoefte is bij de pup ook de eiwitbehoefte (weefselopbouw),<br />

evenals de behoefte aan calcium, fosfor en vitamine A en D (skeletopbouw),<br />

groter dan die bij een volgroeid dier. Daarom is het verstandig pups<br />

een puppydieet te voeren.<br />

Kunsttevenmelk Tot aan zijn zevende levensweek heeft een pup moedermelk nodig. Mocht dit<br />

om wat voor reden dan ook niet of niet voldoende voorhanden zijn, dan<br />

bestaat de mogelijkheid de pup te voeden met kunsttevenmelk.<br />

Nadat de pups zeven weken oud zijn, weigert de teef om ze nog langer te zogen.<br />

De pups worden dan gespeend. Men dient de pups vanaf de vierde levensweek<br />

bij te voeren met blikvoer speciaal voor pups. Men kan ook droogvoer geven<br />

dat men heeft laten weken in water of jus.<br />

3.18


<strong>Voeding</strong><br />

Afb. 10. Diverse voedingsmiddelen speciaal bestemd voor pups en opgroeiende<br />

honden.<br />

Voerbehoefte pup<br />

<strong>Voeding</strong>sschema<br />

pups<br />

Pups grote rassen<br />

a<br />

Vanaf de vierde week kan de pup bijgevoerd worden. Globaal kan men zeggen<br />

dat de voerbehoefte van de pup als volgt verloopt:<br />

a. geboorte - 40 % volwassen gewicht:<br />

2 × de voerbehoefte per kg lichaamsgewicht van het volwassen dier<br />

b. 40 % - 80 % volwassen gewicht:<br />

1,6 × de voerbehoefte per kg lichaamsgewicht van het volwassen dier<br />

c. 80 % tot volwassen gewicht:<br />

1,2 × de voerbehoefte per kg lichaamsgewicht van het volwassen dier.<br />

Jonge honden tot drie maanden dienen vier keer per dag gevoed te worden.<br />

Tussen drie en vier maanden schakelt men over op 3 maal daags voeren; dit<br />

houdt men vol tot de hond 6 à 7 maanden oud is. Daarna is twee keer per dag<br />

voeren voldoende.<br />

Dit is echter afhankelijk van het ras. Een pup van een klein ras is sneller<br />

volgroeid dan een pup van een groot ras. Een Cairn terrier heeft bv. al op een<br />

leeftijd van 10 maanden zijn volwassen gewicht bereikt, een Deense dog echter<br />

pas op 16 maanden of later. Men moet een pup van grote rassen daarom langer<br />

veel maaltijden per dag geven. Ook moeten ze langer speciaal puppyvoer<br />

krijgen.<br />

Het geven van een zelfbereid voer is voor pups nog sterker af te raden dan voor<br />

volwassen dieren. Alle voedingsfouten hebben door de snelle groei van de<br />

diertjes nog ernstiger en vaak blijvende afwijkingen tot gevolg. Een veel<br />

gemaakte fout is dat men aan een compleet puppyvoer nog vitamines A en D<br />

en mineralen toevoegt. De gevolgen daarvan zijn al besproken.<br />

Het verdient sterk de voorkeur pups van grote rassen schraal te voeren. Dat wil<br />

zeggen ze wat aan de magere kant te houden om te voorkomen dat ze te snel<br />

groeien. Hierdoor wordt de kans dat ze HD krijgen wat verkleind.<br />

916B3.FM<br />

3.19


<strong>Voeding</strong><br />

Bouwstenen voeding<br />

hond<br />

Koolhydraten<br />

Eiwitten<br />

Aandachtspunten bij<br />

voeren eiwitbronnen<br />

s<br />

<strong>Voeding</strong> voor de volwassen hond<br />

Zoals eerder in deze les al aan de orde is gekomen, zijn er veel fabrieksvoeders<br />

op de markt die zijn afgestemd op de voedingsbehoefte van volwassen honden;<br />

de meeste ervan zijn compleet. De verpakking geeft ook aan hoeveel er<br />

dagelijks van verstrekt dient te worden.<br />

Laten we er hier echter van uitgaan dat het niet gelukt is een eigenaar af te<br />

brengen van zijn voornemen zelf een dieet voor zijn hond samen te willen<br />

stellen en dat het een volwassen hond betreft. We lopen dan het rijtje<br />

bouwstenen voor de voeding nog eens na.<br />

Brood en rijst zijn zinvolle ingrediënten bij de bereiding van de dagelijkse<br />

voeding, aangezien koolhydraten na vetten de belangrijkste energieleverancier<br />

zijn. Als u bruin brood of zilvervliesrijst in de voeding verwerkt, krijgt het dier<br />

meteen voldoende voedingsvezels binnen.<br />

We moeten onderscheid maken tussen dierlijke en plantaardige eiwitten.<br />

Dierlijke eiwitten zitten in vlees als rundvlees, varkensvlees, paardenvlees,<br />

kippenvlees en schapenvlees. Ook een gekookt ei of jonge kaas, of gekookte vis<br />

zijn belangrijke bronnen van dierlijke eiwitten. Plantaardige eiwitten komen in<br />

peulvruchten voor, zoals bonen.<br />

Bij het verstrekken van eiwitbronnen is het belangrijk attent te zijn op de<br />

volgende zaken:<br />

Het is verstandig om spier- en orgaanvlees altijd goed te koken in verband met<br />

de aanwezigheid van ziektekiemen, zoals paratyfus, toxoplasmose, lintworm,<br />

ziekte van Aujeszky etc.<br />

Vetten<br />

Kalk- en fosforzouten<br />

d<br />

Geef alleen volledig ontbeend vlees of ontgrate vis; met name botjes van<br />

gevogelte en karbonades zijn scherp en kunnen (inwendige) verwondingen<br />

veroorzaken.<br />

Geef vis of eieren alleen gekookt. Dit in verband met enzymen die aanwezig zijn<br />

in het rauwe product en die bepaalde B-vitamines kunnen afbreken. Deze<br />

enzymen worden door koken onwerkzaam gemaakt.<br />

Let op: milt heeft een laxerende werking.<br />

Vlees, vis, melk en brood bevatten o.a. vet, dat niet in de voeding mag<br />

ontbreken.<br />

Onverzadigde vetzuren kan men dagelijks toevoegen aan het zelf bereide menu<br />

in de vorm van één of twee eetlepels zonnebloemolie, maïsolie of Becel-olie<br />

(plantaardige oliën zijn rijk aan essentiële onverzadigde vetzuren). <strong>Voeding</strong><br />

voor honden moet ongeveer 8 tot 10 % vet bevatten, voeding voor katten<br />

doorgaans iets meer (minstens 9 %). Visolie geeft men extra als het dier geen<br />

mooie vacht heeft.<br />

Mineralen en sporenelementen<br />

Kalk- en fosforzouten geeft men in overleg met de dierenarts, in een juiste<br />

mengverhouding aan het zelf bereide voedsel. Een gangbare verhouding is<br />

1,2 % kalk en 1 % fosfor (dus bv. per 100 gram voedsel 1,2 gram kalk en 1 gram<br />

fosforzout). Sporenelementen zitten voldoende in normale voeding.<br />

Vitaminen<br />

De hoeveelheid vitaminen die een hond nodig heeft, is onder meer afhankelijk<br />

van fysieke prestaties, doormaken van ziekteprocessen etc.<br />

3.20


<strong>Voeding</strong><br />

Het is erg belangrijk te weten dat ook bij een volwassen dier, waarvan het<br />

beenderstelsel is volgroeid, extra toevoeging van vitamine A en D aan het zelf<br />

bereide voedsel nodig is maar dat te veel schadelijk kan zijn. De benodigde<br />

hoeveelheid vitamine A en D is voor volwassen dieren in voldoende mate in<br />

goede voeding aanwezig; ongeveer drie keer lager dan voor pups.<br />

Vitaminen C kunnen honden en katten, zoals eerder al in dit hoofdstuk is<br />

vermeld, in het algemeen goed zelf aanmaken. Het toevoegen van rozenbottelsiroop<br />

aan voer voor gezonde honden (en katten) is dan ook overbodig. In een<br />

enkel ziektegeval zal de dierenarts extra vitamine C voorschrijven.<br />

Om te bepalen hoeveel een volwassen hond van een zelfbereid voer nodig heeft,<br />

is afb. 12 samengesteld. Deze tabel gaat uit van gemiddelden. Het is nodig om<br />

aan dit zelfbereid voer in overleg met uw dierenarts een mineralen-vitaminenpreparaat<br />

toe te voegen. Pas dan bent u ervan verzekerd dat het dier alle<br />

noodzakelijke stoffen binnenkrijgt.<br />

Gewicht<br />

hond (kg)<br />

pens of<br />

vlees (g)<br />

eieren<br />

per week<br />

sneden<br />

bruinbrood<br />

kopjes<br />

(karne)melk<br />

(à 150 ml)<br />

1<br />

--<br />

2<br />

3–8 75–125 1 2–3 1<br />

Afb. 11. Benodigde hoeveelheden in zelf bereid hondenvoer.<br />

eetlepels<br />

gekookte<br />

groente<br />

8–12 150–250 2 2–4 1 2 1<br />

12–20 250–400 2 4–5 2 3 1<br />

20–40 400–700 2 5–10 3–4 5 2<br />

eetlepels maïs-/<br />

of zonnebloemolie<br />

1<br />

--<br />

2<br />

Twee keer per dag<br />

voeren<br />

Denkt u eraan dat vooral grote honden beter twee keer per dag gevoerd kunnen<br />

worden. Dit om te voorkomen dat het dier te veel voer ineens binnen krijgt,<br />

wat de kans op een zg. maagkanteling of maagtorsie vergroot als de hond zich<br />

kort na het voeren veel beweegt.<br />

<strong>Voeding</strong> voor drachtige of zogende teven<br />

Dracht f Drachtige teven moeten in een optimale conditie verkeren om gezonde en<br />

sterke jongen ter wereld te kunnen brengen. Tijdens de dracht moet het<br />

zwangere teefje alle voedingsstoffen opnemen die nodig zijn voor de<br />

ongeboren jongen. De jongen krijgen deze stoffen via de navelstreng toegevoerd.<br />

Gedurende de eerste helft van de dracht is de groei van de embryo’s gering. In<br />

de tweede helft vindt juist een snelle groei van de jongen plaats. Bij de teef heeft<br />

dit tot gevolg dat er van de vijfde tot de negende week een geleidelijke stijging<br />

van de voerbehoefte optreedt. Een vuistregel hierbij is dat vanaf de zesde week<br />

de hoeveelheid voer met ongeveer 10 % per week mag worden opgevoerd. Vlak<br />

voor de geboorte zal de voeropname 50 % meer moeten zijn dan normaal. Men<br />

dient er wel voor op te passen dat de teef niet te dik wordt. Een te dikke teef zal<br />

altijd een veel zwaardere bevalling hebben dan een teef in de juiste conditie.<br />

Lactatie<br />

De lactatieperiode of zoogperiode is in feite nog belangrijker. De teef moet<br />

voldoende melk kunnen produceren. In de vierde week na de geboorte is haar<br />

voedingsbehoefte het grootst. De pups zijn dan nog volledig afhankelijk van de<br />

moedermelk en zijn dan inmiddels al vier maal zo zwaar als bij de geboorte.<br />

916B3.FM<br />

3.21


<strong>Voeding</strong><br />

Afb. 12. Energieopname van een Beagleteef tijdens zwangerschap en lactatie.<br />

Afhankelijk van het aantal jongen heeft de teef dan ongeveer 24 maal zoveel<br />

voer nodig als normaal. In deze periode kunt u de teef trouwens ook<br />

pupvoeding of een speciaal voeder voor actieve dieren geven.<br />

Eclampsie<br />

Tijdens de dracht en vooral tijdens de zoogperiode moeten we er overigens<br />

goed op letten dat de teef geen tekort krijgt aan calcium, aangezien anders de<br />

zogevreesde eclampsie kan optreden. Deze aandoening, die door een tekort aan<br />

kalk of door een verstoorde kalk-fosforratio veroorzaakt kan worden, wordt<br />

ook wel melkkoorts genoemd en kan klachten veroorzaken die variëren van<br />

rusteloosheid en het wegvallen van de melk tot acute krampaanvallen. De<br />

dierenarts zal deze aandoening onmiddellijk bestrijden met o.a. een calciuminjectie.<br />

Dit alles geldt ook voor drachtige en zogende poezen.<br />

<strong>Voeding</strong> in het dierenasiel/pension<br />

Er zijn in principe drie manieren om honden te voeren:<br />

Ten eerste ”ad libitum”. Dit betekent dat men de dieren net zoveel voer geeft<br />

als ze willen en dat het voer de hele dag ter beschikking staat.<br />

Ten tweede ”beperkte tijd voeren”. Hierbij geeft men een onbeperkte<br />

hoeveelheid voer. De dieren krijgen echter maar een korte tijd om te eten<br />

(bijvoorbeeld 10 minuten), daarna wordt het voer weggehaald. Op deze manier<br />

wordt de hoeveelheid die de dieren kunnen opeten beperkt.<br />

Ten derde ”beperkte hoeveelheid voeren”. Men geeft de dieren net zoveel voer<br />

als ze nodig hebben (dus 15-20 gram per kilogram lichaamsgewicht) en geeft<br />

de dieren net zoveel tijd als ze willen om het op te eten. Nu is de hoeveelheid<br />

voer die de dieren kunnen opeten dus ook beperkt.<br />

Het nadeel van ad libitum voeren is dat de honden veel meer eten dan nodig is<br />

en dat de kans op vetzucht dus erg groot is.<br />

Het nadeel van beperkte tijd voeren is dat het erg arbeidsintensief is. Men is vier<br />

keer per dag met het voer in de weer. Men moet ’s morgens eerst het voer<br />

geven, dan tien minuten later het voer weghalen. ’s Avonds moet men de<br />

procedure herhalen. Honden moet men namelijk minstens tweemaal daags<br />

voeren.<br />

Het nadeel van beperkte hoeveelheid voeren vloeit voort uit de eis van het<br />

Honden- en kattenbesluit 1999 dat honden minstens met zijn tweeën in één<br />

hok gehuisvest moeten worden. Als men dus maar een beperkte hoeveelheid<br />

3.22


<strong>Voeding</strong><br />

voer verstrekt, is er een kans dat de dominante hond snel zijn bak leeg eet dan<br />

de lager geplaatste hond wegjaagt en diens bak ook leeg eet. Het gevolg is dan<br />

dat de dominante hond te vet wordt en de lager geplaatste te weinig voer krijgt<br />

en vermagert. Vooral hier geldt dus dat de conditie van de honden bepalend is<br />

voor hoeveel voer men moet geven en welke manier van voeren men dient te<br />

hanteren.<br />

Welke manier van voeren men wil hanteren, moet men zelf inschatten.<br />

24 uur per dag fris<br />

water<br />

Nogmaals, een schone bak met fris water moet 24 uur per dag aanwezig zijn,<br />

zeker als er veel droogvoer op het menu staat.<br />

Na de maaltijd worden de voederbakken goed gereinigd. Nog een<br />

aandachtspunt voor de verzorger: sommige honden eten veel, andere weer<br />

weinig. Dat hangt niet alleen van de grootte van het dier af. Er zijn gulzige en<br />

kieskeurige honden, maar ook lekkerbekken. We kunnen ze niet over één kam<br />

scheren. Een individuele benadering bij de voeding kan de verstandhouding<br />

tussen hond en verzorger veel goed doen. Niet te veel verwennen, maar af en<br />

toe kan geen kwaad.<br />

<strong>Voeding</strong> voor de kat<br />

Ook voor de kat geldt dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voeding afhangt<br />

van o.a. de activiteit van dit dier; een actieve ”sjouwkat”, bijvoorbeeld op een<br />

boerderij, verbruikt meer energie dan een kat die een groot gedeelte van haar<br />

leven binnen vier muren doorbrengt.<br />

Verder is in dit geval vooral de leeftijd en toestand van het dier van belang,<br />

zodat we hierna dan ook achtereenvolgens de voeding voor kittens, volwassen<br />

katten en drachtige en zogende poezen de revue zullen laten passeren.<br />

Een volwassen, normaal actieve huiskat die niet drachtig is of kittens zoogt,<br />

heeft 20 gram droogvoer per kilogram lichaamsgewicht per dag nodig.<br />

<strong>Voeding</strong> voor kittens<br />

Tot 78 weken na de geboorte bestaat de voeding voor kittens voor een<br />

belangrijk deel uit moedermelk, tot 4 weken zelfs volledig. In de periode van<br />

48 weken kunnen de kittens wennen aan ander voedsel. Ze houden van<br />

vochtige voeders of zeer fijngehakt voer. Kleine hoeveelheden zeer smakelijk,<br />

vochtig, licht verteerbaar voer verdienen de voorkeur. Voor kittens bestaan er<br />

speciale voeders met een hoge voedingswaarde. Ook kittens kan men geweekt<br />

droogvoer geven net als pups. Het zelfbereide voer van jonge katten dient, net<br />

als dat van jonge honden, weer extra vitamine A en D en extra kalk en fosfor te<br />

bevatten voor de opbouw van skelet en gebit.<br />

Voerbehoefte kittens<br />

Extra aandachtspunten<br />

voeding kat<br />

g<br />

De voerbehoefte per kg per dag is het grootst bij acht weken en is na één jaar<br />

hetzelfde als bij volwassen katten. De snelste groei is over op de leeftijd van zes<br />

maanden; het is dan niet meer nodig om de diertjes speciaal kittenvoer te<br />

geven.<br />

<strong>Voeding</strong> voor de volwassen kat<br />

Voor de voeding van de volwassen kat kunt u ook hier weer kiezen tussen<br />

fabrieksvoer en zelf bereid voer. Als het niet mogelijk blijkt de eigenaar/<br />

verzorger af te laten zien van zelfbereide voeding, gelden hiervoor dezelfde<br />

aandachtspunten die reeds bij de verstrekking van eiwitbronnen bij de hond<br />

werden genoemd. Tevens zijn de volgende zaken nog van belang: Melk kan<br />

soms geelwitte schuimige diarree geven, doordat melk een suiker bevat, lactose,<br />

dat volwassen katten maar slecht kunnen verteren. Bij de meeste volwassen<br />

916B3.FM<br />

3.23


<strong>Voeding</strong><br />

zoogdieren is het enzym ”lactase”, dat moet helpen de lactose af te breken,<br />

afwezig. Men dient deze katten geen melk meer te geven.<br />

Te veel levertraan leidt, net als te veel lever en vis, tot een overmaat aan<br />

vitamine A, wat, zoals gezegd,vooral bij katten tot botafwijkingen kan leiden.<br />

Als men een kat een te eenzijdig vismenu geeft, kan dit, behalve tot botafwijkingen<br />

door een overmaat aan vitamine A, ook nog leiden tot een vitamine B-<br />

gebrek. Betreft het een gebrek aan vitamine B1, dan geeft dit hartklachten,<br />

oedeem, gebrek aan eetlust, prikkelbaarheid enz. Een gebrek aan andere B-<br />

vitamines uit zich in huidklachten als overmatig haarverlies. De dierenarts zal<br />

bij huidklachten vaak een vitamine B-complex voorschrijven. Bij problemen<br />

met de B1-voorziening is verandering van het dieet de ”therapie”.<br />

Zoetwatervis, vooral als die van Nederlandse oorsprong is, moet men nooit<br />

rauw geven in verband met de eventuele aanwezigheid van parasieten die voor<br />

de kat schadelijk kunnen zijn.<br />

Visafval (vooral koppen) kan metalen vishaakjes bevatten.<br />

Bouwstenen voeding<br />

kat<br />

Een volwassen kat heeft net als de hond de volgende voedingsstoffen nodig:<br />

- Eiwitten:<br />

Vlees (altijd koken) als poulet, kopvlees, runderhart of een stukje kip zijn eiwitleveranciers.<br />

Met name kip heeft een hoge biologische waarde.<br />

Kippenbotjes moeten wel goed worden verwijderd. Eenmaal in de week vis in<br />

plaats van vlees is uitstekend. Sommige katten zijn ook gek op een plakje kaas<br />

dat ook veel eiwit bevat.<br />

- Vitaminen, mineralen en sporenelementen<br />

Aan zelfbereide voeding moet altijd een preparaat met vitaminen, mineralen<br />

en sporenelementen worden toegevoegd.<br />

- Vetten<br />

De noodzakelijke vetten zijn voldoende aanwezig in vlees, vis, melk en af en toe<br />

een gekookt ei. De meeste katten zijn echter dol op vet en toevoeging van vet<br />

verhoogt de acceptatie van het voedsel.<br />

- Vitaminen, mineralen en sporenelementen<br />

Aan zelfbereide voeding moet altijd een preparaat met vitaminen, mineralen<br />

en sporenelementen worden toegevoegd.<br />

Koolhydraten in bruinbrood, rijst en/of een stukje Liga zijn uitstekende<br />

energieleveranciers. Het zijn echter geen essentiële voedingsstoffen.<br />

Dagmenu<br />

Een zelfbereid voer voor een 3 kg zware volwassen, normaal actieve kat die niet<br />

drachtig of zogend is, kan als volgt samengesteld worden:<br />

- 90 gram licht gekookt hart<br />

- 60 gram bruin brood<br />

- 6 gram Gistocal.<br />

Van dit mengsel geeft men 3 maal daags 1/3 deel. Het is het makkelijkst om dit<br />

in één keer te bereiden en in de koelkast te bewaren. Men moet de afgekoelde<br />

porties alvorens ze te voeren eerst verwarmen om maag- en darmklachten te<br />

voorkomen.<br />

Het brood kan men desgewenst vervangen door gekookte rijst of gekookte<br />

aardappel. Voor Gistocal kan men een ander (volledig) preparaat nemen in<br />

aangepaste hoeveelheid.<br />

3.24


<strong>Voeding</strong><br />

Voor de kant-en-klare voeders geldt hetzelfde als voor fabrieksvoeders voor de<br />

hond. Ze zijn meestal compleet, het dier vindt ze vaak zeer smakelijk en er is<br />

voor elk wat wils.<br />

Voerbehoefte<br />

<strong>Voeding</strong> voor drachtige of zogende poezen<br />

De voerbehoefte van een drachtige poes stijgt langzaam gedurende de dracht.<br />

Tegen de tijd dat de geboorte nadert is de voerbehoefte gestegen met 25 %.<br />

Men kan de poes het beste haar gewone voer geven (uiteraard mits dit een<br />

compleet voer was). Men voert ad libitum; ook de drachtige poes zal zich niet<br />

snel overeten. Echter ook te dikke poezen zullen een zware bevalling krijgen.<br />

Enige controle is dus nodig.<br />

Het beste kunt u de poes in deze periode 3 tot 4× daags voeren. De voerbehoefte<br />

van een melkgevende poes is wel twee tot drie keer zo groot (afhankelijk<br />

van het aantal kittens).<br />

Afb. 13. Energieopname van zwangere en zogende poezen.<br />

<strong>Voeding</strong> voor kittens<br />

Het is voor kittens net zo belangrijk als voor pups om minimaal de eerste<br />

2 dagen melk van hun moeder te drinken in verband met het opnemen van<br />

antistoffen tegen allerlei infectieziekten. Kittens dient men vanaf de leeftijd van<br />

circa 3 weken blikvoer bij te voeren. Het beste kan men een voer geven dat<br />

speciaal gemaakt is voor opgroeiende kittens. Als de kittens ongeveer 6 tot<br />

10 weken oud zijn zal de poes de kittens niet meer willen zogen en worden de<br />

jongen dus gespeend.<br />

<strong>Voeding</strong> in het dierenasiel/pension<br />

In het dierentehuis krijgt de kat droogvoer en blikvoer. Enige afwisseling in het<br />

voer is nuttig om al te grote gewenning aan één soort voer te voorkomen. Als<br />

de kat bij zijn (nieuwe) baas is, zal de baas waarschijnlijk ander voer geven dan<br />

u in het asiel of pension gaf. Aangezien katten zeer kieskeurige eters zijn, kan<br />

dat dan tot problemen leiden.<br />

Men kan katten het best ad libitum voeren. Katten zijn veel minder dan<br />

honden geneigd tot overeten. Dat komt omdat de kat een solitaire en zeer<br />

efficiënte jager is. (In tegenstelling tot wat velen geloven, brengt de kat een<br />

groot deel van zijn tijd in gezellig samenzijn met andere katten door op een<br />

gemeenschappelijk groepsterritorium. Pas als de kat gaat jagen, is hij een<br />

solitair dier met een eigen jachtterritorium dat hij of zij krachtig verdedigt<br />

tegen andere katten. Bovendien zijn katten zeer behendige jagers. Het lukt bv.<br />

916B3.FM<br />

3.25


<strong>Voeding</strong><br />

een roedel wolven maar in drie van de tien gevallen om een prooi te bemachtigen.<br />

Een solitair jagende kat doodt in zeven van de tien gevallen zijn prooi.)<br />

De voeropname en de conditie van oudere katten dient men goed te controleren.<br />

De ziekte hyperthyreoidie (te hoge productie van schildklierhormoon)<br />

komt veel voor bij katten van middelbare leeftijd en ouder. Dit uit zich in veel<br />

eten maar toch vermageren, merkt men dit op dan is een consult bij de<br />

dierenarts nodig.<br />

Men geeft de katten ’s morgens ieder een portie blikvoer. Bijvoorbeeld een<br />

portie ter grootte van een kwart van de dagelijkse behoefte. Daarnaast stelt men<br />

een ongelimiteerde hoeveelheid droogvoer ter beschikking.<br />

Het blikvoer geeft men in het nachthokje omdat katten het prettig vinden om<br />

in afzondering te eten. Bovendien voorkomt men dan dat dominante katten<br />

het blikvoer (dat de meeste katten lekkerder vinden dan droogvoer) stelen van<br />

de wat meer schuchtere dieren. Iedere kat heeft een eigen etensbakje. Na enige<br />

tijd controleert men of elke kat in een afdeling zijn bakje netjes heeft leeggegeten<br />

en vult men het bakje (na het gereinigd te hebben) met een ruime<br />

hoeveelheid droogvoer. Op deze manier kan men de voeropname dus volgen<br />

hetgeen een belangrijke maatstaf is voor de gezondheid van het betrokken dier.<br />

Verder natuurlijk het drinkwater niet vergeten.<br />

<strong>Voeding</strong> andere diersoorten<br />

Voor konijnen en cavia’s zijn er goede fabrieksvoeders in de handel. Men geeft<br />

bij voorkeur de harde korrels (= pellets). De dieren moeten daar flink op<br />

knagen, waardoor de tanden en kiezen goed afslijten. Te lange snijtanden en<br />

haken op de kiezen worden daardoor voorkomen. Het is goed om konijnen en<br />

cavia’s regelmatig een wortel of wat groenvoer (zoals sla) te geven. Ook kan<br />

men ze (als daarvoor tijd en gelegenheid is) buiten laten lopen. Ze krijgen dan<br />

wat lichaamsbeweging en kunnen wat gras eten.<br />

Het hooi in de kooien doet ook dienst als voeding: vooral de ruwvezels erin<br />

komen de dieren ten goede.<br />

Konijnen en cavia’s zijn echter heel gevoelig voor plotselinge veranderingen in<br />

hun dieet en kunnen net als honden en katten, daardoor erge darmklachten<br />

krijgen.<br />

Cavia’s hebben vitamine C in hun voer nodig. Dit wordt door de fabrikanten<br />

wel toegevoegd, maar vitamine C is een zeer labiele stof. Daardoor vermindert<br />

het vitamine C-gehalte in voer snel. Het is dus verstandig om een cavia<br />

dagelijks een kwart tot een half tabletje vitamine C van 50 mg te geven. Koop<br />

die tabletjes niet met grote hoeveelheden tegelijk in: ook in die tabletjes (en nog<br />

sneller in druppeltjes) vermindert het gehalte aan vitamine C snel.<br />

Ratten en muizen voert men ook pellets gemaakt door een goede fabrikant.<br />

Men doet er goed aan ze af en toe een stukje tomaat, vlees (gekookt of<br />

gebraden), een stukje biscuit, vlees (gekookt of gebakken) of cake te geven: dat<br />

verbetert de band met hun eigenaar. Ratten en muizen dient men schraal te<br />

voeren. Hierdoor wordt hun leven aanzienlijk verlengd. Magere ratten krijgen<br />

bijvoorbeeld veel minder vaak tumoren dan te vette.<br />

Het is niet mogelijk om hier een zinnig voedingsadvies voor vogels te geven. Er<br />

zijn zoveel verschillende soorten vogels die ieder zulke specifieke eisen stellen<br />

dat dit hoofdstuk te groot zou worden.<br />

Waar men wel rekening mee dient te houden is dat de meeste eigenaars zelf ook<br />

niets van de juiste voeding weten. Het eventueel meegebrachte voer is dan ook<br />

veelal niet het juiste. Ook de zogenaamde kant en klaar voermengsels uit<br />

dierenwinkels zijn vaak verre van compleet of bevatten daarentegen juist teveel<br />

van een bepaalde voedingsstof.<br />

3.26


<strong>Voeding</strong><br />

Nooit rauw vlees<br />

geven<br />

Oppassen bij hanteren<br />

rauw vlees<br />

g<br />

Het verstandigste wat men kan doen als men een vogel te verzorgen krijgt, is<br />

het allereerst proberen na te gaan van welke soort of ras de betrokken vogel is.<br />

Daarna kan men advies van een dierenarts vragen. Als deze het niet zelf weet,<br />

kan hij of zij een specialist consulteren.<br />

Hygiëne en voeding<br />

We kunnen niet vaak genoeg benadrukken hoe belangrijk het is hygiënisch te<br />

werk te gaan bij het hanteren en bereiden van voedsel; dit uiteraard met het oog<br />

op eventuele besmetting met ziekteverwekkers. Hier zitten twee kanten aan: we<br />

dienen er niet alleen voor op te passen dat de dieren geen ziektes oplopen, maar<br />

ook dat we zelf niet met een zoönose besmet raken. De hygiënische maatregelen<br />

die u dient te treffen om dit laatste te voorkomen, komen elders in de<br />

opleiding aan de orde. Wat u bij de bereiding en de verstrekking en bij het<br />

bewaren van voedsel kunt doen om de aan uw zorg toevertrouwde dieren voor<br />

besmetting met ziektekiemen te behoeden, zullen we hierna bespreken.<br />

Hygiëne bij de voedselbereiding en verstrekking<br />

Het is van essentieel belang vlees, zoals gezegd, nooit rauw te verstrekken. Zo<br />

kan bij het eten van rauw varkensvlees toxoplasmose worden ”opgelopen”,<br />

hoewel ook andere vleessoorten, als ze rauw gegeven worden, in verband met<br />

toxoplasmose en andere aandoeningen boosdoeners kunnen zijn. Zo kunnen<br />

door middel van rauw vlees parasieten als bv. lintworm worden overgebracht,<br />

evenals bacteriën, waarvan de salmonellabacterie een voorbeeld is. Van deze<br />

bacterie bestaan verschillende soorten: sommige veroorzaken paratyfus,<br />

andere min of meer ernstige maag-darmstoornissen, ook bij de mens.<br />

In verband met besmetting is het tevens van groot belang nooit een mes of<br />

snijplank te hanteren waarmee of waarop men tevoren rauw varkensvlees heeft<br />

gesneden; als men dit mes of deze plank immers hanteert bij de bereiding van<br />

diervoeding, bestaat het gevaar van besmetting met het Aujeszky-virus. Ook is<br />

het in dit verband van belang goed de handen te wassen na het aanraken,<br />

hanteren of snijden van rauw (varkens)vlees!<br />

In het algemeen kan men dus stellen dat het geven van rauw (orgaan)vlees uit<br />

den boze is in verband met besmetting met ziektekiemen. Ook bij het hanteren<br />

ervan dient men met zorg te werk te gaan. Denkt u bij het kopen van vlees bij<br />

bv. een slager ook aan de ”betrouwbaarheid” ervan; men weet immers vaak niet<br />

hoe hygiënisch er te werk is gegaan bij de verwerking van het vlees.<br />

Ten slotte is het natuurlijk van groot belang de water en voederbakken<br />

dagelijks grondig te reinigen en regelmatig te desinfecteren!<br />

Het bewaren van voedsel<br />

Veel voedingsmiddelen bevatten tegenwoordig toevoegingen die de<br />

houdbaarheid verlengen (”conserveringsmiddelen”). Toch is het verstandig<br />

deze voedingsmiddelen zo spoedig mogelijk na het openen van de verpakking<br />

te gebruiken, aangezien anders een deel van de voedingswaarde ervan verloren<br />

kan gaan. Het lang in geopende verpakking bewaren van voeding zal de smaak<br />

hiervan overigens ook niet ten goede komen.<br />

Zelf bereid voer moet in principe direct door het dier genuttigd worden. Bij het<br />

bewaren van resten zelfbereid voer krijgen bacteriën nl. snel vrij spel, te meer<br />

daar men bij het zelf bereiden van voer nooit zo hygiënisch te werk kan gaan<br />

als bij de productie van fabrieksvoer het geval is. Ook bij het bewaren van rauw<br />

voedsel dient men op zijn hoede te zijn voor bacteriën, zoals de al genoemde<br />

salmonellabacterie.<br />

916B3.FM<br />

3.27


<strong>Voeding</strong><br />

Bewaartemperatuur<br />

Houdbaarheidsdatum<br />

Bij compleet voer is het in het algemeen van belang dat het koel, donker en bij<br />

voorkeur luchtdicht bewaard wordt. Droog voer en halfvochtig voer trekken<br />

vocht aan, wat aanleiding kan geven tot schimmelvorming en smaakverlies.<br />

Kies dus een droge bewaarplaats: een ruimte waar de relatieve vochtigheid erg<br />

laag is. Andere voedingsmiddelen stellen weer andere eisen; zo moet men<br />

bepaalde voedingsmiddelen bij een lage of zeer lage temperatuur bewaren (bv.<br />

in een diepvriezer). Uiteraard dient men diepvriesvoer na aankoop zo snel<br />

mogelijk in de vriezer te deponeren. Ook het snel ontdooien is van belang.<br />

Vergeet dus nooit de stelregel: ”Snel invriezen, snel ontdooien”.<br />

Tevens dient men goed te letten op de houdbaarheidsdatum van voedingsmiddelen.<br />

Samenvattend kan men dus stellen dat het uit het oogpunt van hygiëne<br />

van groot belang is zich te houden aan de bewaarvoorschriften op de<br />

verpakking m.b.t. de bewaartemperatuur en houdbaarheidsdatum. Ook bij het<br />

bereiden van de voeding dient hygiëne een belangrijke rol te spelen. Voor een<br />

dierverzorger zal dit alles nog sterker gelden, aangezien deze een speciale<br />

verantwoordelijkheid heeft voor het aan zijn zorgen toevertrouwde dier.<br />

Samenvatting<br />

”Stofwisseling” is het totaal van alle chemische processen in het lichaam,<br />

enzymen spelen er een cruciale rol in, de spijsvertering is er een onderdeel van.<br />

”Spijsvertering” is het proces waarbij voedingsstoffen worden verteerd, wat wil<br />

zeggen dat ze geschikt worden gemaakt voor opname in de bloedbaan en voor<br />

transport naar de lichaamscellen. Dit gebeurt doordat aan de voedselbrij spijsverteringssappen<br />

worden toegevoegd, zoals maagsap en darmsap, waarin zich<br />

o.a. enzymen en galzuren bevinden.<br />

”De voedingsstoffen”, die nodig zijn voor hond en kat, zijn eiwitten, vetten,<br />

mineralen, sporenelementen en vitaminen. <strong>Voeding</strong>svezels en koolhydraten<br />

nemen een aparte plaats in. Koolhydraten zijn niet essentieel in het menu en<br />

voedingsvezels voeden niet, maar bevorderen de stoelgang van het dier. Van al<br />

deze stoffen dient u de functies globaal te kennen.<br />

De ”energieleveranciers” zijn de vetten, koolhydraten en eiwitten.<br />

”Water” is een noodzakelijke component van elk dieet en stelregel is dan ook<br />

dat elk gedomesticeerd dier gedurende 24 uur per dag over schoon en fris water<br />

moet kunnen beschikken.<br />

De ”voedingsbehoefte” en/of ”energiebehoefte” verschilt per dier en is afhankelijk<br />

van factoren als leeftijd, activiteit, lichaamsgewicht, omgeving en<br />

toestand (groei, dracht, zoogperiode, ziekte).<br />

Het is van belang de voedingsbehoefte van een dier goed te kennen en te weten<br />

uit welke voedingsstoffen het voer (”dieet”) van een dier is samengesteld.<br />

Er is onderscheid te maken tussen ”zelf bereid voer” en ”fabrieksvoer”, waarbij<br />

in het laatste geval naar ”vochtgehalte” onderscheid kan worden gemaakt<br />

tussen ”droogvoer”, ”halfvochtig voer” en ”natvoer”. Voor bepaalde diëten<br />

geldt dat toevoegingen noodzakelijk zijn; ”compleet fabrieksvoer” behoeft<br />

geen toevoegingen.<br />

U dient zich te realiseren welke ”extra eisen” aan de voeding van een ”jong<br />

dier” en een ”drachtig of zogend dier” worden gesteld.<br />

Ook dient u zich ervan bewust te zijn wat de ”essentiële” voedingsstoffen zijn,<br />

welke voedingsstoffen door dieren zelf kunnen worden aangemaakt en welke<br />

”voedingsfouten” gemaakt kunnen worden. Zo kan zowel een tekort aan als<br />

een overmaat van bepaalde voedingsstoffen, ontstaan door bv. een eenzijdig<br />

dieet, afwijkingen tot gevolg hebben. Ook bestaan er belangrijke verschillen<br />

tussen de voedingsbehoeften van hond en kat, waarmee u terdege rekening<br />

dient te houden om voedingsfouten te voorkomen.<br />

3.28


<strong>Voeding</strong><br />

Ten slotte dient u doordrongen te zijn van het belang van ”hygiëne” bij het<br />

bereiden, hanteren en bewaren van voedsel.<br />

Ingrediënten Eenheid Behoefte/kg (LG 0,73 )<br />

Calorieën Kcal 70,4<br />

Eiwitten g 4,985<br />

Vetten g 1,145<br />

Linoleenzuur g 0,23<br />

Calcium mg 251,5<br />

Fosfor mg 205,5<br />

Kalium mg 137<br />

Natriumchloride mg 251,5<br />

Magnesium mg 9,14<br />

IJzer mg 1,37<br />

Koper mg 0,166<br />

Mangaan mg 0,114<br />

Zink mg 1,245<br />

Jodium mg 0,0353<br />

Selenium µg 2,5138<br />

Vitamine A IE 114,5<br />

Vitamine D3 IE 11,45<br />

Vitamine E IE 1,15<br />

Vitamine B1 (thiamine) µg 23,00<br />

Vitamine B2 (riboflavine) µg 50,00<br />

Vitamine B3 µg 228,5<br />

Vitamine B5 µg 259,5<br />

Vitamine B6 (pyridoxine) µg 23,00<br />

VitamineB-c (folinezuur) µg 4,15<br />

Biotine µg 2,3<br />

Vitamine B12 µg 0,519<br />

Vitamine B4 (choline) µg 27,00<br />

Afb. 14. Dagelijkse voedingsbehoefte van de hond. Let bij het interpreteren van de<br />

tabel op de correctie van het lichaamsgewicht = LG 0,73, zie hiervoor de opmerking<br />

onder aan afb. 3. Deze tabel is overgenomen uit ”De Hondenwereld” 34ste<br />

jaargang, nr. 20.<br />

916B3.FM<br />

3.29


<strong>Voeding</strong><br />

Product/ Eiwit g Vet g Koolhydr. g Kalk mg Fosfor mg Cal./kcal.<br />

100 g<br />

vuile pens 14,3 7,1 0,4 110 140 140<br />

runderhart 16,8 6,0 0,56 10 215 130<br />

spiervlees 21,3 4,09 – 9 190 130<br />

lever 19,7 3,1 5,9 7 350 140<br />

nieren 16,6 5,14 – 11 248 120<br />

hersenen 10,4 9,63 – 10 366 135<br />

runderlong 18,1 2,9 – 13 224 105<br />

rundermilt 18,2 3,0 – 3 272 107<br />

margarine 0,50 80,5 0,45 10 10 730<br />

karnemelk 3,5 0,5 4,0 109 90 35<br />

volle melk 3,34 3,57 4,68 130 92 65<br />

yoghurt 4,8 3,7 4,5 150 135 72<br />

bruin brood 6,4 1,0 51,2 20 134 230<br />

rijst 7,0 0,62 78,7 6 120 360<br />

macaroni 13,0 2,9 72,4 20 196 385<br />

andijvie 1,75 0,2 2,05 54 54 15<br />

spinazie 2,52 0,3 3,43 126 55 24<br />

witte bonen 21,3 1,6 57,6 106 429 330<br />

bloemkool 2,46 0,28 3,93 20 45 26<br />

levertraan – 99,8 – – – 925<br />

spijsolie – 99,8 – – – 925<br />

maïsolie – 100,0 – – – 925<br />

schelvis 17,8 0,12 – 18 176 78<br />

katvis 15,8 3,79 – 20 179 95<br />

kabeljauw 17,0 0,3 – 11 190 75<br />

havervlokken 13,8 6,6 66,2 66 407 400<br />

Afb. 15. <strong>Voeding</strong>sproducten geschikt voor de hond. Deze tabel is overgenomen uit<br />

”De Hondenwereld” 34ste jaargang, nr. 20.<br />

3.30


<strong>Voeding</strong><br />

Parate-kennisvragen<br />

1 Welke zijn de zes voedingsstoffen<br />

2 Op welke manieren raakt een dier water kwijt<br />

3 Wat valt op aan het spijsverteringskanaal van een hond<br />

4 Welke voedingsstoffen dienen als energieleverancier<br />

5 Waarvoor heeft een dier energie nodig<br />

6 Wat is een negatieve energiebalans<br />

7 Wat is de belangrijkste functie van koolhydraten in het voedsel<br />

8 Waaruit bestaan koolhydraten<br />

9 Wat is de grondstof voor vitamine C<br />

0 Zijn koolhydraten in het voedsel van hond en kat noodzakelijk<br />

q<br />

w<br />

e<br />

r<br />

Wat zijn essentiële aminozuren<br />

Wat zijn de kenmerken van eiwitten met een hoge biologische waarde<br />

Welke voedingsmiddelen kunnen dienen als leverancier van dierlijke eiwitten<br />

Noem een aantal mineralen en sporenelementen.<br />

t Wat is het gevolg van een overdosis vitamine A<br />

y<br />

u<br />

i<br />

o<br />

p<br />

a<br />

s<br />

d<br />

f<br />

g<br />

In welke voedingsmiddelen bevinden zich voedingsvezels<br />

Wat zijn de verschillen in voedingsbehoefte tussen hond en kat<br />

Welke soorten fabrieksvoeders zijn er<br />

Wat heeft per 100 gram meer voedingswaarde: droogvoer of natvoer<br />

Aan welke bouwstoffen heeft een pup meer behoefte dan een volwassen hond<br />

Hoeveel maal per dag voert men een jonge hond van twee maanden en een van<br />

vijf maanden<br />

Wat zijn de aandachtspunten bij het verstrekken van eiwitbronnen<br />

Waarom is het goed om per dag 1 à 2 eetlepels maïs- of zonnebloemolie aan de<br />

zelfbereide voeding van een hond toe te voegen<br />

Hoeveel groter is de energiebehoefte van een drachtige teef<br />

Wat zijn de extra aandachtspunten bij de voeding van de kat<br />

916B3.FM<br />

3.31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!