Deur Christus Alleen - AH Bogaards

More documents

Recommendations

Info

kussen heeft. 2. Grosheide, Kommentaar op Mattheüs, blz. 387 en 388. (Cursiveering van mij.) 3. Zoo is het b.v. veel meer in de lijn van Gereformeerde Schriftbeschouwing, Achitofel in zijn verhouding tot David hier naar voren te brengen (al ontbreekt dan de ondergeschikte bizonderheid van den kus), dan uit te weiden over Joab en Amasa, mèt het kus-gegeven. 4. Joh. 17 : 12. 5. Grosheide, Komm. Mt., bl. 122. 6. Openbaring 14. 7. Grosheide a.w. 122. 8. Met opzet noem ik hier Dr F.W. Grosheide, Komm. op Matth., die althans voor het grootste deel, deze symboliek ook voor zijn rekening neemt. 9. Dit hoofdstuk is dan ook volstrekt niet een tabellarische geslachtsrekening, waarbij het aan zou komen op preciese weergave van de vaders en voorvaders, zonder iemand over te slaan. Trouwens, dit is ook de bedoeling niet. Want boven het hoofdstuk staat: boek der wording. Het is Genesis, niet van het Oude, maar van het Nieuwe Testament. Het laat de wetten zien, de geestelijke wetten, van Gods harmonie, gelijk de profetische geest die ontdekt in de wordings-historie van Jezus Christus. 10. Grosheide, Kommentaar Mattheus, blz. 120, 121. a. Bewerking van 'Getallensymboliek' I-II, De Reformatie 10 (1929v) 2,12v; 3,20v (11-18 oktober 1929) en van ' De breuk in de harmonie' I-II, Delfshavensche Kerkbode 7 (1929v) 345-346 (7 - 14 september 1929). b. Vgl. Kolossenzen 2:15. c. Vgl. Lucas 17:20. d. Vgl. Efeziërs 2:20. e. Vgl. Johannes 17:24. f. Vgl. Openbaring 4:4. g. Vgl. Openbaring 21:14. h. Vgl. Genesis 22 en Hebreeën 11:17-19. i. Vgl. Lucas 17:20. j. Vgl. Johannes 13:27. HOOFDSTUK XXIV. Het laatste wonderteeken van Christus in vernedering: de slavenlosser - in slavengestalte. En één uit hen sloeg den dienstknecht des Hoogepriesters en hieuw hem zijn rechteroor af. En Jezus, antwoordende, zeide: laat hem tot hiertoe [geworden]; en raakte zijn oor aan, en heelde hem. LUKAS 22 : 50-51. a IN het voorgaande hoofdstuk is ons gebleken, dat volgens de getallen-symboliek van het evangelie, het groote zinnebeeldige "jubeljaar" in de wereldgeschiedenis begint bij Christus, en
dat het tot de wereld doorbreekt alleen uit kracht van Hem. Het "jubeljaar" nu is het jaar van de slaven. Het opent, eerst (voorzoover Israëls schaduwendienst betreft) in letterlijken, en daarna (onder het Nieuwe Testament) ook in figuurlijken zin, de vrijheid voor de gebondenen; het geeft losmaking aan allen, die in nood en dood en duisternis gevangen zaten. Want op het heilig erf van het land van den Messias, behoort de zon der vrijheid voor állen te dagen. Slavernij is met den vrede-stand van het messiaansche rijk in wezen onvereenigbaar; dàt rijk is in wezen het domein der Opperste Vrijheid. Aan deze, door heel het Oude Testament heen loopende, profetie omtrent den Christus denken wij terug, in dit hoofdstuk, als wij Christus' handen bezig zien om voorzichtig het oor te genezen van - een priesterslaaf. Want de teedere, subtiele voorzichtigheid, waarmede Christus |411| onder het schelden en tieren van de joodsche politiemacht, en onder de koude vijandelijkheden van het romeinsche gezag, toch nog aan een slaaf Gods vólle recht bedient, is een gehoorzamen, in vreeze en beven, aan de wet van het jubeljaar, de wet van het recht der slaven. Waarlijk, niet alleen door het offer te volbrengen aan het kruis, maar óók door Zijn handen te leggen aan het oor van een priester-slaaf onder Israël, heeft Christus de schaduwen vervuld, de schaduwen, die in het Oude Verbond Zijn beeltenis afteekenden onder het volk der verwachting. Het verloop van de historie is ons wel bekend. In het holst van den nacht is een uit Joden en Romeinen samengestelde bende naar den Nazareenschen rabbi uitgegaan om Hem gevangen te nemen, terwijl Hij in Gethsemané vertoefde. Zij heeft op verzet gerekend, maar de rekensom kwam niet uit; want Christus, die tot den vredestand met God zich òpgeworsteld heeft, is nu sterk genoeg om zich vrijwillig te geven in den dood. Daarom treedt Hij zelf ongeroepen uit het donker, en vraagt: Wien zoekt gij En de stille majesteit van deze ongebroken figuur, die daar staat in het rosse schijnsel van fakkels en toortsen, is zóó verbijsterend, dat de woestelingen van de joodsche politiemacht, en ook de verzekerde romeinsche soldaten, achterover ter aarde vallen, van schrik overweldigd b. Hier reeds komt de majesteit van Christus aan den dag. Hij verbergt Zich niet, want Hij kent schuldbewustzijn noch vrees. Hij handhaaft Zich, enkel reeds door Zijn verschijning als menschenzoon, wiens verschrikking valt op al zijn tegenstanders. Zoo vertoont Gethsemané, reeds in het uur van Christus' binding, een schaduwbeeld van het andere uur, dat eenmaal slaan zal op den jongsten dag, wanneer voor Hem, die dan als Koning verschijnt, al wat een mond had om tegen te spreken, onmiddellijk verstommen zal. Intusschen, dit is het niet, wat onze aandacht vraagt. Wij willen spreken over hetgeen Christus aan dien priesterslaaf gedaan heeft. |412| Wij lezen, dat bij de troep, die uitgezonden was, om den Nazarener gevangen te nemen, ook een man was, die een persoonlijk lijfeigene, een slaaf, van den hoogepriester was, van Kajàfas dus. Deze man had dus geen gemakkelijk leven. Slavernij valt nooit mee; en vooral niet in die dagen, dagen van decadentie immers. Eigenlijk is het leven van deze slaaf - Malchus heet de man - in hooge mate tragisch. Dagelijks toch moet hij heen en weer dribbelen in de schaduw van den laatsten hoogepriester, aan wien het Oude Verbond nog een zetel om te zitten heeft toegewezen. Deze hoogepriester nu móet ambtshalve - want zoo is de wil Gods over hem - óók over zijn slaven het licht laten vallen van Israëls evangelisch bestaan. Immers, dàt is priester-werk: die goddelijke, christologische genade, die een jubeljaar heeft uitgedacht, laten roemen tegen het oordeel c, dat den vloek der wererld en der zonde ook tastbaar maakt in het verschijnsel van de
Page 1 and 2:
Gepubliseer op: Deur Christus Allee
Page 3 and 4:
HOOFDSTUK XV. 167 Christus bij God
Page 5 and 6:
Zij weet dat, en zij beeft. Zóó b
Page 7 and 8:
ditzelfde verzet van het vleesch t
Page 9 and 10:
vonden Hem daar in het gezelschap v
Page 11 and 12:
In de eerste plaats: hoe dwaas is P
Page 13 and 14:
En maar één is er, die de eenheid
Page 15 and 16:
leven leidt in Christus Jezus, onze
Page 17 and 18:
Kortom, ook hij, die aan den bijbel
Page 19 and 20:
zijn Zender, Israëls Herder, die Z
Page 21 and 22:
overtuigd. Maar die zelfde koning w
Page 23 and 24:
k. Vgl. Efeziërs 6:12. l. Vgl. Rom
Page 25 and 26:
de Schrift niet hadden; want een "f
Page 27 and 28:
onder het licht der bizondere openb
Page 29 and 30:
Dit was geen orakeltaal naar het sc
Page 31 and 32:
wèl |55| of wee. Wie dàt woord ko
Page 33 and 34:
v. Vgl. 2Korintiërs 12:7. w. Vgl.
Page 35 and 36:
dat zij alleen maar onbewust en dan
Page 37 and 38:
Indien gij onze goede herder zijt e
Page 39 and 40:
Dat hier het dak niet boven hun hoo
Page 41 and 42:
h. Vgl. Matteüs 23:35, Lucas 11:51
Page 43 and 44:
d Hij stelt wèl den eersten en ook
Page 45 and 46:
omstandigheden van zijn grooten lev
Page 47 and 48:
Wat het eerste betreft, Mozes en El
Page 49 and 50:
even zwaar van gerucht als de groot
Page 51 and 52:
Geest." Zoo hebben Elia en Mozes de
Page 53 and 54:
lijdelijke of dadelijke gehoorzaamh
Page 55 and 56:
wij maar bedenken gaan, dat in dit
Page 57 and 58:
dat men in het geheim, en vooral ni
Page 59 and 60:
Ook als persoon, zoo zeiden wij, zi
Page 61 and 62:
Hij heeft tot de menschen maar éé
Page 63 and 64:
m. Vgl. 1Petrus 1:11. n. Vgl. Lucas
Page 65 and 66:
zijn, Jezus te huldigen; maar met d
Page 67 and 68:
dezelfde tegenstelling, waar het n
Page 69 and 70:
Met fijne woorden teekent dan Zacha
Page 71 and 72:
: 26, 4) dien psalm zelf beter wild
Page 73 and 74:
de nood Hem dwingt, voor het front
Page 75 and 76:
men bedoelde. De felle brand van ee
Page 77 and 78:
niet thuis hoort bij dien grooten,
Page 79 and 80:
ij God blijven; en als Zijn vleesch
Page 81 and 82:
smarten, als Hij heengaat naar deze
Page 83 and 84:
duisteren aanblik van Davids afgeho
Page 85 and 86:
niet uit Aärons, d.i. uit Levi's g
Page 87 and 88:
het lam, zegent het, en heft de oog
Page 89 and 90:
Daartegenover staat in de tweede pl
Page 91 and 92:
Daar was immers ook zoo heel veel,
Page 93 and 94:
Jezus' woord hun tegenviel, hebben
Page 95 and 96:
Op verscheiden manieren toch weet d
Page 97 and 98:
Daarna zal dan het einde zijn. Het
Page 99 and 100:
Doch moge het al moeilijk zijn, het
Page 101 and 102:
overwinnen en te verbreken. Niet, d
Page 103 and 104:
Het is de moeite waard misschien, o
Page 105 and 106:
Jezus erkent, en bukt als mensch Zi
Page 107 and 108:
daar hangt in de Paaschzaal, zoodra
Page 109 and 110:
inden. Maar pijn doen ze. Doch ik g
Page 111 and 112:
met Judas' doodsbestaan, wij betuig
Page 113 and 114:
Want, wie Satan zegt, zegt ook: ver
Page 115 and 116:
emint volkomen: God. Indien dan God
Page 117 and 118:
jj. Vgl. 1Korintiërs 2:10. kk. Vgl
Page 119 and 120:
opsluiten moet met zijn beker en zi
Page 121 and 122:
toen reeds woonden, tot de eilanden
Page 123 and 124:
de anderen geeft, als Middelaar gee
Page 125 and 126:
pro-ces, dat eens den wereld-tijd v
Page 127 and 128:
sociale daad. Gods koninkrijk wordt
Page 129 and 130:
Ja, ook de kracht. De kracht. Want
Page 131 and 132:
werkzaamheid van den openbarings-Go
Page 133 and 134:
messiaansche zelfbewustheid durven
Page 135 and 136:
Want Hij, |239| die niets buiten Zi
Page 137 and 138:
mensch is hier inventie van den men
Page 139 and 140:
van dood. Een geheimzinnig licht tr
Page 141 and 142:
Welnu, in zekeren zin is ook hier e
Page 143 and 144:
En daar is ook iets groots. Simon,
Page 145 and 146:
In de tweede plaats treft ons, dat
Page 147 and 148:
God daarin Zijn werk volbrengt. De
Page 149 and 150:
en God de eerste oorzaak, - ook in
Page 151 and 152:
k. Vgl. Johannes 17:9.20. l. Vgl. J
Page 153 and 154:
Wij mogen inmiddels niet al te veel
Page 155 and 156:
als de ongeschapen Logos, als de En
Page 157 and 158:
zingt Zijn eigen verzen onder de we
Page 159 and 160:
En nu moet de dichter het hoogste g
Page 161 and 162:
Neen, wij noemen niet meer. Want à
Page 163 and 164:
l. Vgl. Matteüs 26:53. m. Zinspeli
Page 165 and 166:
enauwdheid op het beeld van Zijn va
Page 167 and 168:
Dat men niet moet vragen, of het "a
Page 169 and 170:
vooral - de opname was anders. Er w
Page 171 and 172:
dadelijke gehoorzaamheid blijft tot
Page 173 and 174:
plaatsen in den chaos van de hel, w
Page 175 and 176:
wasschen, Hij moest géven, géven,
Page 177 and 178:
maar éénmaal gebeurd. Het vindt g
Page 179 and 180:
van dien zekeren Jezus heen in het
Page 181 and 182: Maar als Christus in Gethsemané bi
Page 183 and 184: gevuld, Vader! Is liefde alsem Wat
Page 185 and 186: 2. Want "dag des Heeren" is de verl
Page 187 and 188: gering was de afstand, dat Zijn lee
Page 189 and 190: droom. Is het niet juist de roem va
Page 191 and 192: met zijn zaligenden inhoud anderzij
Page 193 and 194: maar Hij vervult de lucht meet Zijn
Page 195 and 196: de wet van den steenworpsafstand zi
Page 197 and 198: En van Hem werd gezien een engel ui
Page 199 and 200: wordt, is heden niet bedekt; het ko
Page 201 and 202: engelendienst, daar in de woestijn,
Page 203 and 204: zweeten Zijn eigen bloed. Dat heeft
Page 205 and 206: vervulling van Bethel. - Want Bethe
Page 207 and 208: dat het menschelijk leven inderdaad
Page 209 and 210: Maar op Golgotha zijn het de wapene
Page 211 and 212: menschen zijn zoo groot en zoo druk
Page 213 and 214: in de aandacht van Zijn zieleleven
Page 215 and 216: èn dood, psalm èn vloek, bekeerin
Page 217 and 218: gebeden, en wandelt nu op Zijne hoo
Page 219 and 220: Van nu af aan is het menschelijke i
Page 221 and 222: e. Vgl. Psalm 86:11. f. Vgl. Jakobu
Page 223 and 224: Neen, het gaat om dat diepere: de M
Page 225 and 226: zijn kracht niet in vleeschelijke a
Page 227 and 228: allingschap). Ten slotte: David als
Page 229 and 230: smartelijk en even raadselvol voor
Page 231: vergadering van de 144000 van Zijn
Page 235 and 236: wegkruipt in de slavernij, door ach
Page 237 and 238: harmonie in het leven van Christus,
Page 239 and 240: wonderen bedenkt. Want het wonder,
Page 241 and 242: Het koningschap van David moest imm
Page 243 and 244: gereed staan Hem te boeien. Zie toe
Page 245 and 246: Jezus het scherpe verwijt tegen Zij
Page 247 and 248: Zij komen nu op, want de wereld-klo
Page 249 and 250: zou hebben, zich te doordringen van
Page 251 and 252: geschroeid wordt, zoo sterk als de
Page 253 and 254: 4. Heiman Dullaert. a. Niet eerder
Page 255 and 256: zeggen: aan de laatsten, die aan Je
Page 257 and 258: dankzeggingen van Jezus den Nazaren
Page 259 and 260: vergezelschapt weten van een "leerl
Page 261 and 262: Wilt gij het oordeel proeven Maar g
Page 263 and 264: arm op, die den staf verhief, den w
show all

Deur Christus Alleen - AH Bogaards

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

Delete template?

Save as template?