Het atelier als school - Faculteit der Letteren, Vrije Universiteit ...
Het atelier als school - Faculteit der Letteren, Vrije Universiteit ...
Het atelier als school - Faculteit der Letteren, Vrije Universiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
I<br />
t<br />
'~'<br />
,11<br />
"<br />
@Q@~cr@~@Gï)@crDiJi)@uu
<strong>atelier</strong>geheimen<br />
over de werkplaats van de Ne<strong>der</strong>landse kunstenaar<br />
vanaf 1200 tot heden<br />
met bijdragen<br />
van<br />
Paul van den Akker<br />
Hildelies<br />
Balk<br />
Carel Blotkamp<br />
Claudine A. Chavannes-Mazel<br />
Mariëtte<br />
Haveman<br />
Eddy de Jongh<br />
Eveline Koolhaas-Grosfeld<br />
Arjan de Koomen<br />
Astrid Kwakernaak<br />
Ann-Sophie Lehmann<br />
Ger Luijten<br />
lIeen Montijn<br />
Robert Scheller<br />
Frits Scholten<br />
Jeroen Stumpel<br />
Evert van Uitert<br />
Ernst van de Wetering<br />
redactie<br />
Mariëtte Haveman, Eddy de Jongh,<br />
Ann-Sophie Lehmann, Annemiek Overbeek<br />
uitgeverij<br />
Kunst en Schrijven<br />
Lochem I Amsterdam<br />
2006
het.atel:ier<br />
aîls<strong>school</strong><br />
Paul van den Akker
..<br />
Detekenkunst speelde in het on<strong>der</strong>wijsop het <strong>atelier</strong>eenbelangrijkerol.Onze<br />
kennis over de scholing is fragmentarisch en verbrokkeld, maar gelukkig<br />
zijn de bronnen vanaf de vijftiende eeuw rijker dan voorheen, waardoor<br />
we er een beter beeld van kunnen krijgen dan van de middeleeuwse leerpraktijk.<br />
Wanneer kin<strong>der</strong>en in Noord-Europa bij een meesterschil<strong>der</strong> in<br />
de leer werden gedaan, waren ze gemiddeld tussen de 12en 16jaar oud.<br />
Er zijnleerlingcontractenbewaardtussenschil<strong>der</strong>en ou<strong>der</strong>s - of voogdenover<br />
de hoogte van het lesgeld, het karakter van de scholing en de te verwachten<br />
inzet van de leerling. Sommige jongens hadden bij aanvang al een<br />
vorm van basison<strong>der</strong>wijs gevolgd in vooral het lezen en schrijven; en <strong>als</strong> er<br />
schil<strong>der</strong>sin de familiezaten ook in de tekenkunst.An<strong>der</strong>enwerden - op<br />
nog jongere leeftijd - eerst <strong>als</strong> knechtje aangenomen voor het verrichten<br />
van allerlei huishoudelijke hand- en spandiensten. Al deden zij dat meestal<br />
tegen kost en inwoning, een eerlijkedeal zal het beslist niet altijd zijn geweest.<br />
<strong>Het</strong> was waarschijnlijk geen toeval dat rond 1500het gilde in verschillende<br />
West-Europese steden schil<strong>der</strong>s maande hun leerjongens on<strong>der</strong>wijs te geven.<br />
In verband daarmee besloot men bijvoorbeeld in Vlm, in 1496, regels op<br />
te stellen voor het on<strong>der</strong>wijs in het ontwerpen ('entwerffen'). Zulke voorschriften,<br />
waaron<strong>der</strong> ook de gildebepaling van een maximum aantal leerjongens<br />
per schil<strong>der</strong>, dienden <strong>als</strong> waarborg voor de toekomst en kwaliteit<br />
van het schil<strong>der</strong>sberoep. De behoefte eraan verraadt het reële gevaar van<br />
nalatigheid, zo<strong>als</strong> ook blijkt uit de klacht van een jongen uit Keulen in zes<br />
jaar nog niets van zijn meester te hebben geleerd.l<br />
Misschien ontbrak het de Keulse leerjongen gewoon aan talent en had zijn<br />
leermeester spijt hem ooit te hebben aangenomen. Per slot van rekening<br />
diende ook een leerling aan bepaalde voorwaarden te voldoen om aanspraak<br />
op on<strong>der</strong>wijs te mogen maken. In de zeventiende eeuw had men daar<br />
duidelijke ideeën over.Volgensde schrijver en boekhandelaar Willem Goeree<br />
217
diende het kind 'van een byson<strong>der</strong> Naturel' te zijn. Niet ie<strong>der</strong>een is geschikt<br />
om schil<strong>der</strong> te worden, zo schreef hij in zijn in 1668gepubliceerde tekenlesboekje<br />
Inleydinge tot de AI-ghemeene Teycken-Konst. Ook al kun je bijna<br />
alle kin<strong>der</strong>en 'tot het krabbelen van mannekens, en beestjens maecken gelijck<br />
door een aengeboorene drift genegen sien',de ware kunstenaar in spe moest<br />
niet alleen graag, maar ook goed kunnen tekenen en bovenal beschikken<br />
over de ambitie - 'lust' noemde Goeree dat - zich ver<strong>der</strong> in die kunst te bekwalllen.<br />
Eer<strong>der</strong> had Van Man<strong>der</strong> in vergelijkbare termen de jonge Goltzius<br />
getypeerd. Toen die op vierjarige leeftijd 'ter Schole gingh, en begost leeren<br />
A.b.c. en soo voorts spellen en lesen',zou deze al gauw zijn natuurlijke neiging<br />
hebben getoond 'tot de Teycken-const, met veel Mannekens met <strong>der</strong> Pen in<br />
plaets van letteren te maken: Hoe talentvol Goltziuswas had VanMan<strong>der</strong> zelf<br />
aan 'eenigheteyckeninghenvan zijneersteoft kindtschedinghen'kunnen aflezen.2<br />
Wie eenmaal voet over de drempel van het <strong>atelier</strong> had gezet, begon er zijn<br />
opleiding vooral met tekenen. Met stiftjes, krijt, pen, tafeletten, leitjes en<br />
papier <strong>school</strong>den leerjongens hun hand, oog en geest teneinde inzicht te<br />
verwerven in de aanpak van allerlei artistieke problemen. Zo<strong>als</strong> die van<br />
de constructie van het perspectief, de uitbeelding van het menselijk lichaam<br />
in gevarieerde houdingen en met de juiste proportie, of die van de gezichtsuitdrukkingen,<br />
ook wel 'effecten' genoemd. '<strong>Het</strong> staet dan voor eerst by<br />
alle verstandige onfeylbaer vast; schreef Willem Goeree in een an<strong>der</strong> lesboek,<br />
'dat die een goet Schil<strong>der</strong> wil wesen, trachten moet een seecker ende<br />
volkomen Teyckenaer te zijn.'3<br />
Op vergelijkbare wijze had ook Van Man<strong>der</strong> de tekenkunst getypeerd <strong>als</strong><br />
'den grondt en ingangh tot' verschillende kunsten.4 Die opvatting stond<br />
niet los van de alledaagse <strong>atelier</strong>praktijk, maar de verwoording ervan stamt<br />
uit de Italiaansekunstliteratuur. In de zestiendeeeuw hadden zuidelijkekunsttheoretici<br />
de won<strong>der</strong>lijke gave van het tekenen met de term disegno omschreven<br />
<strong>als</strong> een bijzon<strong>der</strong>e vorm van analytisch denken en handelen dat<br />
zich uit in het menselijk vernuft om van alleste verzinnen en te maken, on<strong>der</strong><br />
an<strong>der</strong>e schil<strong>der</strong>ijen. Tekenkunst was in hun ogen synoniem met het creatieve<br />
vermogen tot ontwerpen, of'bewerpen' zo<strong>als</strong> dat in het oud-Ne<strong>der</strong>lands<br />
heette. In de praktijk werd het belang van dit vermogen al langer on<strong>der</strong>kend,<br />
zo<strong>als</strong> on<strong>der</strong> meer bleek uit de laat vijftiende-eeuwse VImer gil<strong>der</strong>egels<br />
voor het leren 'entwerffen'; in de kunsttheorie besprak men het vooral ter<br />
on<strong>der</strong>streping van het bijzon<strong>der</strong>e, intellectuele karakter van het creatieve<br />
218 het <strong>atelier</strong> <strong>als</strong> <strong>school</strong>
.<br />
proces. Een schil<strong>der</strong> dient niet alleen zijn handen, zo was de achterliggende<br />
gedachte, maar ook en bovenal zijn inventieve geest te leren gebruiken.<br />
Hij was een beoefenaar van een van de vrije kunsten, zo<strong>als</strong> in de oudheid<br />
de verstandelijke beroepen werden genoemd die alleen door vrije mensen<br />
en niet door slaven mochten worden uitgeoefend. Voor de relatie tussen<br />
tekenkunst en hogere kunstwaar<strong>der</strong>ing beriepen theoretici zich ook graag<br />
op verhalen uit de oudheid zelf. Bijvoorbeeld over de antieke schil<strong>der</strong><br />
Pamphilus, de leermeester van Apelles.<strong>Het</strong> valt te lezen bij Plinius en werd<br />
in het Noorden vooral bekend door Van Man<strong>der</strong>s parafrase in zijn Schil<strong>der</strong>boeek.<strong>Het</strong><br />
zou aan Pamphilus' roem te danken zijn geweest,aldusVanMan<strong>der</strong>,<br />
dat de schil<strong>der</strong>kunst 'in ghelijcken graet met de an<strong>der</strong> vry Consten' werd<br />
gesteld en dat men in heel Griekenland 'den kin<strong>der</strong>en <strong>der</strong> Edelluyden en<br />
groote Heeren, voor alle an<strong>der</strong> dingen dede leeren de Const van Teyckenen<br />
[...] met dit bevel en on<strong>der</strong>scheydt, datmen dese Const niet en soude<br />
leeren t'ghemeen volck, eenighe knechten oft onvrije slaven'.5<br />
In de renaissance was er weer belangstelling ontstaan voor het tekenen<br />
<strong>als</strong> nobele bezigheid. De vraag naar goed tekenon<strong>der</strong>wijs groeide, met<br />
Alberti's beroemde boekje over de kunst uit 1435-1436<strong>als</strong> misschien wel<br />
vroegste getuige. Een eeuw later verschenen in Duitsland in navolging van<br />
Dürers veel uitgebrei<strong>der</strong>e traktaat uit 1528de eerste gedrukte tekenlesboekjes;<br />
dat over het perspectief van Hieronymus Rodler (I531)en die<br />
over de figuurweergave van Erhard Schön (1538)en Hans Sebald Beham<br />
(1546). Ze bestonden voornamelijk uit prentvoorbeelden. Alledrie de<br />
auteurs hadden hun eenvoudige werkjes naar eigen zeggen geschreven<br />
voor leerjongens en kunstliefhebbers; 'fur die jungen Gesellen und<br />
Jungen', aldus Schön, 'zu untherrichtung die zu <strong>der</strong> Kunst lieb thragenn'.<br />
Deze publicaties speelden misschien in op de al genoemde on<strong>der</strong>wijswensen<br />
van de gilden, die weerklinken in Behams woorden, wanneer<br />
hij schrijft zich met zijn boekwerkje ook tot hen te richten, wier onwetende<br />
leermeesters niet in staat waren 'den rechten grundt zum reissen [= tekenen]<br />
unnd Malen' te on<strong>der</strong>wijzen.<br />
Beham hoopte dat de ooit door keizers, koningen en de hele wereld hooggeachte<br />
'edle Kunst <strong>der</strong> Malerei' weer in aanzien zou stijgen. Tegen de tijd<br />
dat zijn boekwerkje in 1605 een zevende herdruk beleefde, was ook el<strong>der</strong>s<br />
- zowel in Italië <strong>als</strong> al gauw ook in de Ne<strong>der</strong>landen - een tot op vandaag<br />
doorlopende traditie ontstaan in de zorgzame uitgave van professioneel<br />
219
on<strong>der</strong>wijs-en studiemateriaal.Bijvoorbeeldin de vorm van afbeeldingenop<br />
prenten- in de negentiendeeeuw vervangendoor foto's- die los, in seriesof<br />
in boekvorm <strong>als</strong> tekenvoorbeeldenop de marktwerden gebrachten in feite<br />
bij de ou<strong>der</strong>e <strong>atelier</strong>traditievan getekendevoorbeelden aansloten.6afb1en2<br />
. ..' ",,-_":.."J:~ ...""""", ""'.t::=--....-<br />
.<br />
.__e~I
Inventarissen van verschillende zeventiende-eeuwse kunstenaarsinboedels<br />
maken vaak melding van de aanwezigheid van zulke Duitse en Ne<strong>der</strong>landse<br />
publicaties op het <strong>atelier</strong>J Deze 'teyckenboecken voor de jeugt',<br />
zo<strong>als</strong> ze vaak worden omschreven, bevatten geen of nauwelijks toelichting.<br />
Daarnaast waren er ook lesboekjes in het tekenen, waarin de leerstof<br />
vakkundig in delen werd uitgelegd en de adviezen zoveel mogelijk werden<br />
gerangschikt in opklimmende moeilijkheidsgraad. In verschillende'trappen',<br />
noemde Goeree dat in zijn al aangehaalde boekje, dat tot ver in de achttiende<br />
eeuw werd herdrukt en waarvan al snel ook Duitse en Engelse<br />
vertalingen waren verschenen. <strong>Het</strong> oudste werkje dat in Ne<strong>der</strong>land<br />
werd uitgegeven is van de hand van de dichter Biens, De Teecken-Const,<br />
uit 1636, gevolgd door het beken<strong>der</strong>e 't Light <strong>der</strong> teken en schil<strong>der</strong> konst<br />
uit 1643van Crispijn de Passe of de weer latere Grondleggingeter Teekenkonst<br />
van Gerard de Lairesse uit 170l.<br />
Net <strong>als</strong> de Duitse tekenboekjes was al dit lesmateriaal bestemd voor<br />
zowel kunstenaarsleerlingen <strong>als</strong> amateurs. Die laatsten waren gewoonlijk<br />
kin<strong>der</strong>en van gegoede huize, die ter opvoeding op een <strong>atelier</strong> de beginselen<br />
van de tekenkunst werd bijgebracht. Niet alleen jongens maar ook<br />
meisjes. Wat dat betreft hoeven we ons niet te verbazen over de aanwezigheid<br />
van het mooi geklede meisje op het <strong>atelier</strong> in een Tekenlesvan Jan<br />
Steen.8 afb3Als amateurs liethebberdenvelen in de tekenkunst om kunstzin<br />
te ontwikkelen - om de smaak te pakken te krijgen, zou je bijna zeggen<br />
- en bezienswaardigheden op papier te leren vastleggen, zo<strong>als</strong> wij<br />
dat nu met de camera doen.<br />
221
4 Jan Steen,<br />
De tekenles,<br />
ca 1665-1670<br />
olieverf op paneel,<br />
24 x 20 cm<br />
Particuliere collectie<br />
5 Liberta. Vryheyt, uit:<br />
Dirck Pietersz Pers,<br />
Cesare Ripa's lconologia<br />
of Uytbeeldinghen<br />
des Verstants,<br />
Amsterdam 1644,<br />
p. 543-574<br />
Een van hen was Constantijn Huygens. In zijn jeugdherinneringen uit<br />
1629vertelt hij over zijn va<strong>der</strong>s besluit om hem en zijn broer Maurits op<br />
tekenles te doen bij de graveur Hendrik Hondius. Hiertoe had hij zich,<br />
aldus Huygens, mede laten inspireren door Plinius' genoemde verhaal<br />
over Pamphilus en de tekenlessen voor vrijgeborenen. Want hij had<br />
gemerkt hoe zijn zoons 'er niet genoeg van' kregen 'alles wat [zij] aan<br />
gravures en houtsneden tegen kwamen uit eigen beweging met kin<strong>der</strong>lijke<br />
hand na te tekenen.'9 Ze waren dus blijkbaar 'van een byson<strong>der</strong> Naturel',<br />
om met Goeree te spreken.<br />
Een <strong>der</strong>gelijke toewijding is rond 1665-1670verbeeld door Jan Steen in<br />
een an<strong>der</strong>e Tekenles.afb4Zo te zien <strong>school</strong>t de jonge tekenaar door oefening<br />
en instructie zijn hand en verstand. Hij kijkt aandachtig naar zijn leermeester<br />
die tussen de bedrijven door het werk van zijn leerjongen corrigeert.<br />
Waarom de jongen bij het tekenen een hoed in de hand vasthoudt,<br />
is niet duidelijk. Misschien zinspeelt Steen ermee op de edelheid van de<br />
kunst, waarvan het leren een geestelijke inzet vergt, denkend aan Ripa, die<br />
in zijn lconologia de personificatie van de vrijheid een hoed in de hand<br />
had gegeven <strong>als</strong> symbool voor de vrijgeborene tegenover de slaaf. afb 5<br />
222 het <strong>atelier</strong> <strong>als</strong> <strong>school</strong>
'De Hoed wort haer gegeven,' zo luidt het in de Ne<strong>der</strong>landse vertaling uit<br />
1644, 'gelijck wy sullen seggen, om dat wanneer de Romeinen eenen Slave<br />
wilden in Vryheyt stellen, nae dat hem 't hoofd geschooren was, soo gaven<br />
zy hem een Hoed op 't hoofd: De hoed in de hand van de jonge tekenaar<br />
zou wel passen bij de gedachte aan de vrije schil<strong>der</strong>kunst. Want, zo<strong>als</strong><br />
Van Man<strong>der</strong> in het verhaal over Pamphilus opmerkt: 'Oock en vindtmen<br />
(seght Plinius) nergens niet soo veel <strong>als</strong> een eenigh stuck, het zy platte<br />
Schil<strong>der</strong>ije, verheven werck, noch met het graef-ijser, dat van <strong>der</strong> handt<br />
van eenighen onvrijen oft slaef is ghedaen.'10<br />
Hoe het ook zij, Jan Steen biedt ons in ie<strong>der</strong> geval een kijkje in een deel<br />
van de scholing op het <strong>atelier</strong>. De schil<strong>der</strong> vervult zijn on<strong>der</strong>wijstaak zo<strong>als</strong><br />
bijvoorbeeld Goeree die in nagenoeg hetzelfde jaar <strong>als</strong> Steens schil<strong>der</strong>ij<br />
omschreef. Deze beschouwde het een plicht van de meester zijn leerlingen<br />
'of mondelingh door de reden, ofte dadelijck in het voor doen' te on<strong>der</strong>richten.<br />
Hij moest met an<strong>der</strong>e woorden mondeling toelichting geven,<br />
voordoen hoe je moest tekenen, fouten corrigeren, geschikte modellen<br />
verschaffen en verwijzen naar bruikbare literatuur (het liefst het boekje<br />
van Goeree zelf, dat spreekt voor zich).11<br />
6 Jan Lievens, Jonge<br />
tekenaar aandachtig<br />
kijkend/lezend, ca 1666<br />
olieverf op doek,<br />
129 x 100 cm<br />
Musée du Louvre, Parijs<br />
<strong>Het</strong> is niet direct te zien<br />
waarin de jongen zich<br />
verdiept. Mogelijk een<br />
leerboek, dat samen met<br />
het tekeningenalbum en<br />
de kopieën van klassieke<br />
koppen en Michelangelo's<br />
Brugse Christusbeeld<br />
belangrijke leerstof vormt.<br />
<strong>Het</strong> kan ook een tekeningenalbum<br />
zijn. In dat geval<br />
sluit de voorstelling aan<br />
bij on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en De Lairesses<br />
advies (uit 1701):<br />
'Doch eer men de kóól op<br />
papier begint te brengen<br />
om te schetzen, zo is het<br />
noodig, en byzon<strong>der</strong> voordeelig,<br />
dat den Leerling,<br />
zyn voorwerpen daar hy<br />
naar teekenen zal, een<br />
wyl tyds, met een goede<br />
en starke aandacht overziet,<br />
waarneemende hoe<br />
de Beelden en voornaamste<br />
Leeden te zaamen<br />
koppelen, waar het hoogste,<br />
en laagste is &c. Ja<br />
zo lange, dat hy de stand<br />
<strong>der</strong> beelden, daar van in<br />
zyn geheugenis vast<br />
gedrukt heeft, door het<br />
welke men een groote<br />
verlichtinge, en vaardigheid<br />
in zyn oeffeninge<br />
zal bespeuren.'<br />
223
De oefening in het zorgvuldig kopiëren van an<strong>der</strong>mans tekeningen stond<br />
aan het begin van het leerproces. Door het natekenen van tweedimensionale<br />
voorbeelden - tekeningen, maar ook prenten - raakten leerlingen<br />
direct vertrouwd met een goed vocabulaire aan vormen en maakten zij<br />
zich vooral de stijl van goede meesters eigen; hun 'handelinge en maniere<br />
van teyckenen',noemt Goeree dat. Dat was al een oude <strong>atelier</strong>gewoonte; het<br />
merendeel van de zeshon<strong>der</strong>d bewaard gebleven Ne<strong>der</strong>landse tekeningen op<br />
papier van vóór 1500 zijn kopieën, vermoedelijk gemaakt ter lering en<br />
oefening of <strong>als</strong> uitgangspunt voor het bedenken van nieuwe variaties.12afb7-8<br />
7 Robert Campin,<br />
De heilige Veronica<br />
olieverfop paneel,<br />
151,5x 61cm<br />
StädelschesKunstinstitut,<br />
Frankfurt<br />
8 Anoniem, Zuidelijke<br />
Ne<strong>der</strong>landen,<br />
De heilige Veronica,<br />
pen en penseel in bruine<br />
inkt, 36,5 x 15,8cm<br />
Fitzwilliam Museum,<br />
Cambridge<br />
9 Jan de Bisschop,<br />
Vrouwenfiguur naar<br />
Rafael,uit: Paradigmata<br />
graphices variorum artificum.<br />
Voor-beelden <strong>der</strong><br />
Teken-Konst van verscheyde<br />
Meesters,<br />
Den Haag1671<br />
Dat het overigens om zo'n relatief klein aantal tekeningen gaat - afgezien<br />
van de uiteraard onbekende hoeveelheid verloren werken op uitwisbare<br />
paneeltjes - hangt voor een deel samen met de <strong>atelier</strong>gewoonte om een voorstelling<br />
bijna direct op het paneel te zetten. <strong>Het</strong> ontwerpproces lijkt pas<br />
na ongeveer 1500, in navolging van de Italiaanse praktijk, in steeds meer<br />
voorstadia op papier te zijn uitgebreid. En die grotere complexiteit zal ook<br />
een noodzakelijke uitbreiding van het tekenon<strong>der</strong>wijs met zich mee hebben<br />
gebracht. Mogelijk was ook dit een van de achterliggende gedachten van het<br />
gilde om de schil<strong>der</strong>s aan te sporen tot on<strong>der</strong>wijs in het ontwerpen.<br />
Natuurlijk bestonden er in al die eeuwen ook didactische meningsverschillen<br />
over de leerstof. Bijvoorbeeld over de kwestie of het werk van één of<br />
juist van meer meesters diende te worden nagevolgd. Jan de Bisschop was<br />
voorstan<strong>der</strong> van het laatste. In zijn ParadigmataofwelVoor-beelden<strong>der</strong><br />
224 het <strong>atelier</strong> <strong>als</strong> <strong>school</strong>
Teken-Konst van verscheyde Meesters (1671)bood hij de lezer prenten met<br />
motieven uit het werk van allerlei beroemde Italianen, on<strong>der</strong> wie Rafael en<br />
Michelangelo, en voorbeelden van klassiekekunst 'om door behulp van desen<br />
wegwhyser nad't voorbeeldt van de ouden het schoone te verkiesen'. afb9<br />
Daarmee bekritiseerde hij de prentseries van Abraham Bloemaert, die teruggingen<br />
op het lesmateriaal dat deze Utrechtse schil<strong>der</strong> oorspronkelijk voor<br />
zijn eigen kin<strong>der</strong>en had gemaakt.13De Bisschops publicatie was eigenlijk<br />
onvoltooid, want hij had er vier delen met voorbeelden in opklimmende<br />
moeilijkheidsgraad van willen maken: 'het een van 't beeld in 't gros en desselfs<br />
deelen, het an<strong>der</strong> van heele beelden, het <strong>der</strong>de van allerhande standen,<br />
en 't vierde van veIer samenvoeginge of ordonnantien, waer in genoech 't<br />
geheele lichaem van de konst bestaet'.<br />
Een eeuw eer<strong>der</strong> had ook Albrecht Dürer geadviseerd de leerling veelvuldig<br />
grote meesters te laten kopiëren 'bis dass er eine freie Hand erlangt'. En<br />
het was de al genoemde Lambert Lombard, die rond 1539na terugkeer<br />
uit Rome volgens zijn biograaf Lampsonius in Luik 'voor het eerst in zijn<br />
huis een <strong>school</strong> opende, waar hij jonge mensen zijn eigen tekeningen of<br />
die van de an<strong>der</strong>e meesters leerde overtekenen en graveren.'14ziep.151<br />
Met een vergelijkbaar doel behing de in Antwerpen opgeleide schil<strong>der</strong> Denys<br />
Calvaert de wand van zijn in 1575in Bologna gestichte schil<strong>der</strong><strong>school</strong> met<br />
prenten van on<strong>der</strong>e an<strong>der</strong>en Dürer, Lucasvan Leyden,Aldegrever,Raimondi<br />
en Parmigianino. Ze hingen er '<strong>als</strong> trofeeën van zijn overgrote wijsheid',<br />
aldus zijn biograaf Malvasia in 1678.<strong>Het</strong> gebruik van prenten in een pril<br />
on<strong>der</strong>wijsstadium was overigens niet onomstreden. Goeree vond het bijvoorbeeld<br />
beter om in de eerste leerfase tekeningen en geen prenten te<br />
225
kopiëren, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e omdat aan een prent 'de maniere van handelinge<br />
ende Teyckeninge' niet kan worden afgelezen.15De resultaten van zulke<br />
leeroefeningen zijn zelden bewaard gebleven. Een interessante uitzon<strong>der</strong>ing<br />
vormt een schetsboekje in het Rijksmuseum met kopieën naar<br />
prenten van verschillende meesters, vooral van Goltzius, wat de reden is<br />
om het rond 1586-1587te dateren en toe te schrijven aan een leerling uit<br />
zijn directe omgeving. afbl0<br />
Die was er misschien wel net zo trots op <strong>als</strong> de twee jongens op een zeventiende-eeuwsFrans<br />
schil<strong>der</strong>ij.afb11<br />
10 Anonieme leerling,<br />
omgeving Goltzius,<br />
Buste van een officier,<br />
naar een prent van<br />
Goltzius uit 1587,blad<br />
uit een schetsboek van<br />
ca 1586-1587,loodstift.<br />
ca 10,5 x 7,8 cm<br />
Rijksprentenkabinet,<br />
Amsterdam<br />
11Fransekunstenaar<br />
uit de omgeving van<br />
Matthieu Le Nain,<br />
Tweejongens kopiëren<br />
prenten van Cal/ot<br />
olieverf op doek,<br />
53,7 x 56 cm<br />
The Art Museum,<br />
Princeton University<br />
226 het <strong>atelier</strong> <strong>als</strong> <strong>school</strong>
Leerlingen werden ook met min<strong>der</strong> grote trofeeën geconfronteerd. Naast<br />
de Paradigmata van Jan de Bisschop maakt de inventaris van het bezit<br />
van Cornelis Dusart melding van 'een boek met 101bladen met mannen<br />
end vrouwn hantjes', of bijvoorbeeld van '189 stuks armen en beenen' door<br />
Adriaen en Isaac van Ostade. En dankzij de inventaris van zijn vrouw uit<br />
1694 weten we dat Caspar Netscher op zijn <strong>atelier</strong> tekeningen had van<br />
'handen in allehande postuyr' en een 'bruyne portefeuilje' met daarin<br />
'327 soo prenten <strong>als</strong> teckeninghen van weinigh waerde, dienende voor<br />
discipelen om na te teijckenen.'16 Door zulke tekeningen te kopiëren<br />
maakte een beginneling zich vertrouwd met het bouwmateriaal voor<br />
de constructie van figuren en uiteindelijk hele schil<strong>der</strong>ijen. Dit deel van<br />
de scholing heeft Joost van den Vondel mooi en bondig beschreven toen<br />
hij het ten voorbeeld stelde aan jonge poëten in zijn advies bij aanvang<br />
an<strong>der</strong>smans werk te imiteren. Ook de schil<strong>der</strong>sleerling immers leert de<br />
kunst door haar af te kijken, waarbij Vondel tevens verwijst naar de<br />
steeds complexer wordende lesstof zo<strong>als</strong> ook De Bisschop en bijvoorbeeld<br />
Goeree zouden benadrukken.<br />
De leerling, aldus Vondel, 'begint eerst van eenige leden en deelen, eer<br />
hy een geheellichaem tekent; en eerst van een geheellichaem, eer hy een<br />
historie van verscheide beelden orden eert, en gansche vertooningen op<br />
het panneel, <strong>als</strong> op een tooneel, stelt. Wanneer de deelen, elck in t byzon<strong>der</strong>,<br />
wel waergenomen zijn, dan zal het geheele werck wel volgen, daer<br />
men niet aen beginnen magh, voor dat men een vast begrijp, hant, en<br />
handelinge van de byzon<strong>der</strong>e deelen hebbe. Zoo ziet men den besten<br />
meesteren de kunst af, en leert, behendigh stelende, een'an<strong>der</strong> het zyne<br />
te laten. Wie leerzaem is, late zich de beginsels, die altijt moeielijk vallen,<br />
niet verdrieten. De kleenen leeren zoo aen stoelen en bancken gaen:<br />
daerna, stouter en steviger geworden, durvenze afsteecken, en behoeven<br />
geene on<strong>der</strong>steunsels meer: an<strong>der</strong>s vergaept men zich te vewaent aen<br />
eige inbeeldingen, en vervalt in grove misslagen, terwijl men wijzer<br />
dan zijn leitsman wil geacht zijn.'17<br />
Volgens een oude traditie - een vroeg voorbeeld vinden we bij Hans Holbein<br />
de Jonge van ca 1525-leerden kin<strong>der</strong>en hoofden op te zetten <strong>als</strong> een<br />
227
12Jan ter Borch,<br />
Jonge tekenaar in zijn<br />
<strong>atelier</strong> bij avond<br />
Particuliere collectie<br />
Foto RKD,Den Haag<br />
228 het <strong>atelier</strong> <strong>als</strong> <strong>school</strong>
ei-rond met verticale en horizontale ringlijnen ter plaatsbepaling van de<br />
neus, mond, ogen en oren. afb13Um16Goeree adviseerde voor dat doel het<br />
gebruik van een eivormig houten balletje met een daarop getekend kruis,<br />
om het model makkelijker in alle standen te draaien.<br />
13 Hans Holbein<br />
de Jonge, Kop- en<br />
handstudies, ca 1535,<br />
pen en inkt, over krijt,<br />
13,2 x 19,2 cm<br />
Prentenkabinet,<br />
Kunstmuseum Basel<br />
14 Afbeelding uit Willem<br />
Goeree, Inleydinge tot<br />
de AI-ghemeene<br />
Teycken-Kanst,<br />
Middelburg 1668<br />
15 Nicolaas Maes,<br />
Blad met figuren<br />
en eirondhoofden<br />
Verblijfplaats onbekend<br />
16 Afbeelding uit<br />
Crispijn de Passe,<br />
't Light <strong>der</strong> teken<br />
en schil<strong>der</strong> kans!...,<br />
Amsterdam 1643<br />
In zijn genoemde 't Light <strong>der</strong> teken en schil<strong>der</strong>konst koos De Passe voor de<br />
iets an<strong>der</strong>e, verwante aanpak om figuren eerst uit zuiver geometrische<br />
vormen te leren opbouwen. Deze was gebaseerd op een traditie die al teruggaat<br />
tot in de middeleeuwen en waarin bijvoorbeeld ook de genoemde<br />
Duitse lesboekjes staan. De Passe breidde de methode aanzienlijk uit en<br />
professionaliseerde haar, maar in sommige recepten herkennen we nog<br />
an<strong>der</strong>mans keuken. Bijvoorbeeld in dat voor de tekening van een kin<strong>der</strong>gezichtje,<br />
dat ook door Rubens werd gebruikt en tot nu toe werd getraceerd<br />
tot aan het tekenboekuit 1611van de Italiaan Edoardo Fialetti.Een<br />
tekening van Lambert Lombard en het nog iets ou<strong>der</strong>e tekenboekje van<br />
Erhard Schön, die al gezichten stapsgewijs leerde tekenen via kubusvormen<br />
naar ei-rond, verraden echter een nog ou<strong>der</strong>e oorsprong. afb17Um20<br />
17 Afbeelding uit Erhard<br />
Schön, Unn<strong>der</strong>weissung<br />
<strong>der</strong> propartzian unnd<br />
stellung <strong>der</strong> possen,<br />
Neurenberg, 1542<br />
(eerste druk 1538)<br />
18 Lambert Lombard,<br />
Zittende putto (detail<br />
van blad uit het zogenaamde<br />
d'Arenberg-<br />
Album), Cabinet des<br />
Estampes, Luik<br />
19 Afbeelding uit Peter<br />
Paul Rubens (editie<br />
Pontius), Petrus Paulus<br />
Rubbens delineavit,<br />
Antwerpen ca 1650<br />
20 Afbeelding uit<br />
Crispijn de Passe,<br />
Lumen picturae<br />
et de/ineatianis,<br />
Amsterdam ca 1660<br />
(tweede, herziene<br />
druk van 't Light<br />
<strong>der</strong> teken en schil<strong>der</strong><br />
konst..., Amsterdam<br />
1643)<br />
229
<strong>Het</strong> leren tekenen van gezichten richtte zich ook op de uitbeelding van<br />
verschillende gemoedsuitdrukkingen ('effecten'). Na 1699 kon een leerling<br />
daarvoor te rade gaan bij een in Amsterdam uitgegeven boekwerkje<br />
van de Franse theoreticus Charles Lebrun, dat vier jaar later al in Ne<strong>der</strong>landse<br />
vertaling op de markt kwam on<strong>der</strong> de titel Afbeelding <strong>der</strong> Hertstogten,<br />
of middelen om dezelve volkomen te leeren afteekenen. afb20Volgens<br />
de uitgever kon dit werk, waarin gebruik was gemaakt van de oorspronkelijke,<br />
'zeer fraay getekende konstplaten [..,] den Konstenaar behulpende'<br />
zijn 'tot de hoogste trap van volmaaktheid te steigeren.'18<br />
21L'Esperance,of De<br />
HOOP,uit Charles<br />
Lebrun, Afbeelding <strong>der</strong><br />
Hertstogten, of middelen<br />
om dezelve volkomen te<br />
leeren afteekenen, 1703<br />
22 Wallerand Vaillant<br />
(toegeschreven), Jongen<br />
kopieert een schil<strong>der</strong>ij,<br />
ca 1660, olieverf op<br />
paneel, 31,1x 39,5 cm<br />
Guild-hall (Samuel<br />
Collection), Londen<br />
Welke methode voor het beginon<strong>der</strong>wijs men ook koos, gaandeweg de<br />
scholing werd de leerstof steeds complexer: de bronnen spreken van het<br />
tekenen naar schil<strong>der</strong>ijen en vervolgens naar driedimensionale modellen.<br />
afb21Getuigede al genoemdeinventarissenen de <strong>atelier</strong>voorstellingen,<br />
zo<strong>als</strong> Jan Steens Tekenles,moeten beeldjes en pleisterkopieën tot<br />
de vaste huisraad van een <strong>atelier</strong> hebben behoord. Beelden van dieren<br />
(vooral steigerende paardjes), spiermannen (ter lering van de anatomie) en<br />
bovenal kleine kopieën van klassieke en Italiaanse renaissance beelden, die<br />
beschouwd werden <strong>als</strong> belichaming van de perfecte menselijke schoonheid.19<br />
230 het <strong>atelier</strong> <strong>als</strong> <strong>school</strong>
Volgens een inventarislijst uit 1637bezat bijvoorbeeld Jan Bassé,uit wiens<br />
nalatenschap Rembrandt on<strong>der</strong> meer prenten en tekeningen kocht, 'Een<br />
playster Peert, een playster Mercurius'. De inventarislijst uit 1671van<br />
Bartholomeus van <strong>der</strong> Helst meldt on<strong>der</strong> meer de aanwezigheid van<br />
'Een houten leeman', 'Een Anatomieman van Pleyster' en 'Twee gebootseerde<br />
worstelaers' (vermoedelijk een kopie van een in 1583opgegraven<br />
antieke beeldengroep ).20<br />
Wie al die fasen eenmaal had doorlopen, mocht de hoogste stap zetten:<br />
het tekenen naar het levend model. afb23Of men in de praktijk er zo lang<br />
mee wachtte is de vraag, en ook of een leerling al die tijd geen penseel zou<br />
hebben mogen hanteren. In 1678noemde Van Hoogstraeten het 'een buitensporige<br />
dwaesheyt' om te denken dat men 'sestien, achtien, ja twintich<br />
jaeren behoorde te teykenen, zon<strong>der</strong> tot het pinseel en de verwen te komen:<br />
Van Hoogstraeten twijfelde er niet aan dat je altijd moest blijven tekenen<br />
- 'meest allevoorname meestershebben al haer leevenlangonophoudelijk<br />
geteykent' - maar vond niet dat het penseel tijdens het leerproces zo lang<br />
onaangeraakt moest blijven. Die mening had ook De Lairesse. In 1701<br />
adviseerde hij leerlingen 'zich niet aan 't Schil<strong>der</strong>en te begeeven, voor al<br />
eer een verstandig meester oordeeld, dat zy ver genoeg daar toe, in de<br />
Teekenkonst ervaaren zyn.' Maar de dwangmatige gedachte decennialang<br />
te moeten tekenen 'eer men tot het Penseel overgaat' bestempelde hij <strong>als</strong><br />
'een verwaande grootsheid'. 21<br />
231
NOH<br />
N<br />
1 HansHuth,Künstlerund Werkstatt <strong>der</strong><br />
Spätgotik, Darmstadt 1981 (eerste druk 1923);<br />
Ronaidde Jager, 'Meester, leerjongen, leertijd:<br />
een analyse van zeventiende-eeuwse Noord-<br />
Ne<strong>der</strong>landse leerlingcontracten van kunstschil<strong>der</strong>s,goud<br />
en zilversmeden',OudHolland<br />
104 (1990), pp. 69-111<br />
2 MichaelW.Kwakkelstein,Willem Goeree,<br />
inleydinge tot de al ghemeene teycken kons!:<br />
een kritische geannoteerde editie, Leiden<br />
1998, p. 86. Voor een vertaling in mo<strong>der</strong>n<br />
Ne<strong>der</strong>lands: Karel van Man<strong>der</strong>, <strong>Het</strong> schil<strong>der</strong>boek.<br />
<strong>Het</strong> leven van de Ne<strong>der</strong>landse en<br />
Hoogduitse schil<strong>der</strong>s in de vijftiende en<br />
zestiende eeuw. In hedendaags Ne<strong>der</strong>lands<br />
overgebracht, Amsterdam 1995,<br />
pp. 331-332<br />
3 Kwakkelstein (zie noot 2), p. 29, noot 78.<br />
Voor het tekenon<strong>der</strong>wijs zie ook H. Miedema,<br />
'Over vakon<strong>der</strong>wijs aan kunstschil<strong>der</strong>s in de<br />
Ne<strong>der</strong>landen tot de zeventiende eeuw', in:<br />
A.W.A.Boschloo e.a. (red.), Academies of Art<br />
between Renaissanceand Romanticism, Leids<br />
KunsthistorischJaarboek V-VI (1986-1987),<br />
Den Haag 1989, pp. 268-283 en E.A.de Klerk,<br />
'Academy-Beelden en Teeken-Schoolen in<br />
Dutch seventeenth-century treatises on art',<br />
idem, pp. 283-289; en bijvoorbeeld P. Knolle,<br />
'Tekenacademies in de Noordelijke Ne<strong>der</strong>landen:<br />
de 17de en 18de eeuw', in: M. van<br />
<strong>der</strong> Kamp, P.G.J. Leijdekkers e.a. (red.),<br />
De Lucaskrater, Assen 1984, pp. 19-34;<br />
voor de negentiende eeuw Jenny Reynaerts,<br />
<strong>Het</strong> karakter onzer Hollandsche School. De<br />
Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten<br />
te Amsterdam, lBI7-1870, Leiden 2001<br />
4 Karel van Man<strong>der</strong>, <strong>Het</strong> leven van Baccio<br />
Bandinelli, Schil<strong>der</strong> en Beeldtsnij<strong>der</strong> van<br />
Florencen, zie website dbnl.nl/auteurs, zoek<br />
vervolgens on<strong>der</strong> 'M', kies vervolgens 'Man<strong>der</strong>,<br />
Karel van (1548-1606)', vervolgens '<strong>Het</strong><br />
schil<strong>der</strong>-boeck (1604)'<br />
5 Karel van Man<strong>der</strong>, 'Van Pamphilus, Schil<strong>der</strong><br />
van Macedonien', zie website dbnl.nl/tekst/<br />
mand 001 sc h iOl/ma n dOOl sch iOC 0041.htm<br />
6 Hieronymus Rodler, [yn schön nützlich büchlin<br />
undun<strong>der</strong>weisung<strong>der</strong>kunstdes messens<br />
mit dem Zirckel, Richtscheidt o<strong>der</strong> lineal,<br />
Simmern 1531(facsimile uitgave in:<br />
Instrumentaria Artium, Band 4, inleiding door<br />
1. Aldrian, Graz 1970); Hans Sebald Beham,<br />
Kunst und Lerbuechlin, Frankfurt 1546<br />
(herdrukken in 1552, 1557, 1565, 1566, 1582<br />
en 1605).Voor de editie van1565zie Walter<br />
Strauss (ed.), The iilustrated Bartsch;<br />
Erhard Schön, Unn<strong>der</strong>weissung<strong>der</strong> proportzion<br />
unndstellung<strong>der</strong>possenliegentundstehent<br />
ab gestolen wie man das vor augen sieht in<br />
dem puchlein durch [rhart Schon vonn<br />
Norennberg fur die Jungenu gesellen und<br />
Jungen zu unntherrichtung die zu <strong>der</strong> Kunst<br />
lieb thragenn und in denn truck gepracht 1540,<br />
Neurenberg, 1540 (eerste druk 1538) Voor de<br />
editie van 1542zie WalterStrauss (ed.), The<br />
iIIustrated Bartsch<br />
7 Abraham Bredius, Künstler-inventare: Urkunden<br />
zur Geschichte<strong>der</strong> holländischen Kunst<br />
des XVIten, XVllten und XVIIIten Jahrhun<strong>der</strong>ts,<br />
Quellenstudienzur HolländischenKunstgeschichte,<br />
5-7; 10-14,Den Haag 1915-1922<br />
8 John W<strong>als</strong>h,'Jan Steen. The drawing lesson',<br />
Getty MuseumStudies on art, Los Angeles<br />
1996<br />
232 het <strong>atelier</strong> <strong>als</strong> <strong>school</strong>
9 ConstantijnHuygens,Mijnjeugd,vertaling<br />
en toelichting CL Heesakkers,Amsterdam<br />
1987 (oorspronkelijke Latijnse tekst dateert<br />
van 1629-1631),pp. 69-73<br />
10 Van Man<strong>der</strong> (zie noot 5)<br />
11Kwakkelstein(zie noot 2), p. 88<br />
12Fritz Koreny,Erwin Pokorny & Georg Zeman,<br />
Meestertekeningen van Jan van Eyek tot<br />
Hiëronymus Boseh,Antwerpen 2002; zie ook<br />
Maryan Ainsworth, 'Workshop praetice in Early<br />
Netherlandish painting: an inside view', in:<br />
From Van Eyek to Bruegel. Early Netherlandish<br />
painting in the Metropolitan Museum of Art,<br />
New Vork 1998, pp. 205-211<br />
13J. Bolten, Method and praetiee. Duteh and<br />
FIemish drawing books 1600-1750,Londen 1985<br />
(Engelse editie van <strong>Het</strong> Noord- en Zuid-Ne<strong>der</strong>landse<br />
Tekenboek 1600-1750,Ter Aar 1979);<br />
Hans Dickei, DeutseheZeiehenbüeher des<br />
Baroek. Eine Studie zur Gesehiehte<strong>der</strong><br />
Künstlerausbildung, Hildesheim 1987,p. 87<br />
14Geciteerdin GodelieveDenhaene, Lambert<br />
Lombard. Renaissanceenhumanismete Luik,<br />
Antwerpen 1990, p. 219<br />
15Voor Calvaert zie Dickei (zie noot 13), p. 309,<br />
noot 39; Joseph Me<strong>der</strong>,Die Handzeiehnung,<br />
Wenen1923(eerste druk 1919),p. 257 (Engelse<br />
vertaling door Winslow Ames, The mastery of<br />
drawing, New Vork 1978,p. 220). Voor Goeree<br />
over het gebruik van prenten, zie Kwakkelstein<br />
(zie noot 2), pp. 94-96. Voor het gebruik van<br />
prenten in het on<strong>der</strong>wijs zie Michael W.<br />
Kwakkelstein,'Tekenen naar prentkunst in de<br />
opleiding van de schil<strong>der</strong> tussen circa 1470en<br />
1600', in: Kristin Lohse Belkin & Carl Depauw<br />
(red.), Beelden van de Dood. Rubenskopieert<br />
Holbein, Antwerpen 2000, pp. 35-62<br />
16 Bredius (zie noot 7); zie ook W.W.Robinson,<br />
'This pass ion tor prints: collecting and connoisseurship<br />
in Northern Europe during the seventeenth<br />
century', in: C.S.Ackley, Printmaking<br />
in the age of Rembrandt, cat. tent. Museum<br />
ot Fine Arts, Boston/St. Louis Art Museum,<br />
St. Louis 1980-1981, xxvii-xlviii<br />
17 Joost van den Vondel, Aenieidinge ter<br />
Ne<strong>der</strong>-duitsehe dichtkunste, 1650, zie de website<br />
dbnl.nl/tekst/vondOOlaenIOl/<br />
18Charles Le Brun, Afbeelding <strong>der</strong><br />
Hertstagten, of middelen om dezelve volkomen<br />
te leeren afteekenen, vertaald door<br />
F.de Kaarsegieter,Amsterdam 1703<br />
19P.van den Akker,'Anoniem naar Antonio<br />
Tempesta,Acht bladen uit de kleine paardenserie,<br />
circa 1600', in: N. Bartelings, B. de Klerek<br />
& E.J. Sluijter (red.), Uit het Leidse Prentenkabinet.<br />
Overtekeningen,prenten en foto's, bij<br />
het afscheidvan Anton Bosehloo,Leiden 2001,<br />
pp. 59-62<br />
20 Abraham Bredius (zie noot 7), 1,p. 130en 2,<br />
p.407<br />
21 Gerard de Lairesse, Grondlegginge <strong>der</strong> teekenkonst,<br />
zijnde een korte en zeekere weg om<br />
door middel van de Geometrie of Meetkunde de<br />
Teekenkonstvolkomen te leeren, Amsterdam<br />
1701, p. 31 (geciteerd in: Kwakkelstein (zie noot<br />
2), p. 99, noot 40<br />
233
colofon<br />
In het jaar 2000 ontving de redactie van<br />
Kunstschrift de Prins Bernhard Cultuurfonds<br />
Prijs voor de Geesteswetenschappen.<br />
Dankzij deze prijs is dit boek tot stand<br />
kunnen komen.<br />
redactie<br />
Mariette Haveman, Eddy de Jongh,<br />
Ann-Sophie Lehmann, Annemiek Overbeek<br />
vormgeving<br />
Mariola López, studio Anthon Beeke<br />
lithografie<br />
Colorset bv, Amsterdam<br />
druk en bindwerk<br />
Lecturis bv, Eindhoven<br />
Copyright 2006 Kunst en Schrijven bv,<br />
Lochem/Amsterdam, en de auteurs<br />
ISBN-10 908110891 3<br />
ISBN-13 978 90 81108911<br />
NUR 654<br />
Fotoverantwoording<br />
De illustraties in dit boek zijn voor zover<br />
mogelijk opgenomen in overleg met de<br />
rechthebbenden; mochten er afbeeldingen<br />
zon<strong>der</strong> voorkennis van een rechthebbende<br />
zijn afgedrukt, dan wordt deze verzocht<br />
contact op te nemen met de uitgeverij.<br />
Afbeelding omslag<br />
De glazen bol is een detail uit Jürgen Ovens<br />
(toegeschreven), Portret van een echtpaar met<br />
twee kin<strong>der</strong>en, ca 1656. Museum De Fundatie,<br />
Heino. <strong>Het</strong> blauwe lint is geschil<strong>der</strong>d door<br />
Cornelis Verboom, Delft.
~~~~DiJF;c'~~I']II:JIiiIfj~~<br />
~~~c!b~~'i'I'~~~<br />
~awcn9~Ól1~fEj]cnïJ~ItIï.J~~f.Tifi"'I'I'].c!J.;.<br />
~~~G[i]~cfbGrn~~Gi]cn9lJj)~~<br />
~~~~~~.~~<br />
~[!1G~tEJGm~~~<br />
~~C!m~~Qi]~~~~<br />
~c:Iij]cm~G]i) GmmISJcmtn1(t]~a!G~I;1t.~<br />
. GIiJ~~~~[E]~aw~r.(~IIIft."~('~l~<br />
~{ffiIDarame~II~r-.~([i}~Gmc;m1;U'~~~GIiJEnO<br />
~n:g C!!IiI;Df0miGI~'I:iih .<br />
~~(Ii}~.UN.:JWi]rF.'r8l11II~~Clro:i)~~<br />
~~~~~~@tB~D~<br />
~:l~I~"'I~IJWjc::b~~~~~~~1fb1tmr<br />
~[!b~\!l']IIIIOf.Dj].I;J;J..'f..1.~II:@~\!m'Grn~.<br />
~~~~~~BDiJ~f.Ej]~<br />
~~<br />
~~~~i'II.'I~<br />
~ '11<br />
111<br />
I<br />
'!I<br />
111