schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
Wer 35 30 ren tegelijk 25 een relatief lage werkzaamheid bij 55-plussers (kwadrant rechts onder). De situatie 0 anno 52008-2009 10blijft zorgwekkend. 15 20 Gezien 25 het toenemende 30 aandeel 35 van 40 de 50-plussers in de bevolking Werkloosheidsgraad op arbeidsleeftijd, 15-24 jaar drukt deze lage participatie ook op de totale werkzaamheidsgraad. In figuur 6 wordt dit verduidelijkt met 2 scenario’s. In het eerste scenario stellen we ons de vraag wat er met de werkzaamheidsgraad zal gebeuren als we de vergrijzing laten spelen, zonder daarbij te rekenen op een verdere stijging van de werkzaamheid in de oudere leeftijdsgroepen. In het tweede scenario houden we ook rekening met de toenemende werkzaamheid bij de ouderen (Tielens e.a., 2008; Sels & Herremans, 2009). Figuur 6. Figuur 6 70 68 66 64 in % 62 60 58 56 54 Evolutie van de werkzaamheidsgraad van de bevolking van 15 tot 64 jaar volgens scenario 1 (veroudering) en scenario 2 (veroudering en toenemende arbeidsdeelname) in het Vlaamse en Waalse Gewest, periode 2002-2030, in %. 2002 2007 2010 2015 2020 2025 2030 Vlaams Gewest Scenario 1 Waals Gewest Scenario 1 Vlaams Gewest Scenario 2 Waals Gewest Scenario 2 Bron: Federaal Planbureau, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) – EU-LFS (Bewerking Steunpunt WSE). In scenario 1 bevriezen we per 5-jarige leeftijdsgroep (15-19, 20-24, …) de werkzaamheidsgraad op het niveau van 2007. We veronderstellen dat de 55- tot 59-jarigen van 2025 dezelfde werkzaamheidsgraad hebben als de 55- tot 59-jarigen in 2007. De populatie echter laten we evolueren volgens de bevolkingsvooruitzichten voor de periode 2007-2060 (Federaal Planbureau, 2008). We zien dat onder deze assumpties de werkzaamheidsgraad van 66,1% in 2007 sterk daalt tot en met 2025, waarna er een stabilisering optreedt op 63,7%. In Wallonië daalt de werkzaamheidsgraad van 57% in 2007 tot 55,7% in 2025 om dan te stabiliseren. In scenario 2 brengen we naast de veranderingen in leeftijdsopbouw ook de cohortegewijze toename van de werkzaamheid in rekening. Per 5-jarige cohorte maken we zowel voor mannen als voor vrouwen een prognose van de werkzaamheidsgraad Figuur voor de 7 volgende jaren, op basis van de reële evolutie van de werkzaamheidsgraad tussen 2002 en 2007. In het Vlaamse Gewest zorgt de toenemende arbeidsdeelname ondanks de vergrijzing aanvankelijk voor een positief effect. Tussen 2007 en 2015 zal het aandeel werkenden stijgen van 66,1% tot 68,7%, waarna de werkzaamheidsgraad stabiliseert. In het Waalse Gewest blijft de stijging vanaf 2007 (57%) onafgebroken oplopen tot 63,1% in 2030. Doordat het Waalse Gewest relatief minder te lijden heeft onder de vergrijzing en doordat het in de periode 2002-2007 relatief een grotere toename in de arbeidsdeelname 75 Al ge m e e n - We r k
van verschillende cohorten heeft laten optekenen, zien we in scenario 2 een sterkere en aanhoudende groei van de werkzaamheidsgraad. Door de slechte startpositie blijft de eindscore echter nog steeds ver onder de 70%-norm. De wat ontmoedigende conclusie is dat we in geen van beide scenario’s aan de 70%-norm komen. Slechte vooruitzichten dus, die maar omgebogen kunnen worden door de stimuli voor aanwerving en duurzame tewerkstelling van 50-plussers verder te versterken. Een aanhoudende beleidsinspanning is absoluut vereist om de negatieve impact van veroudering te compenseren (Sels, 2008). De meest recente cijfers tonen aan dat er – vooral in Vlaanderen – vooruitgang wordt geboekt (Sels e.a., 2008). De stijging in het aandeel aanwervingen dat gerealiseerd wordt bij 45- en bij 50-plussers en de globaal oplopende werkzaamheidsgraad getuigen hiervan. 2.2. De werkzaamheid van allochtonen Recente cijfers van het Steunpunt Werk en Sociale Economie (WSE) tonen de precaire arbeidsmarktsituatie van allochtonen aan op basis van administratieve databanken. Deze databanken bevatten enkel informatie over nationaliteit. Een allochtoon wordt in dit geval gedefinieerd als ‘een persoon die geen nationaliteit heeft uit een van de landen van de Europese Economische Ruimte’ (EER) 3 . Hoewel veel (terechte) kritiek kan gegeven worden op het gebruik van nationaliteit als enige criterium (Tielens, 2005), geven deze administratieve cijfers toch een eerste indicatie van de situatie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Figuur 7. v 65 60 Werkzaamheidsgraad (in %) 55 50 45 40 35 30 25 20 Werkzaamheidsgraad bij autochtonen, EU15-burgers en niet-EU15-burgers in België en de gewesten, periode 1999-2006, in %. 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Autochtonen (België) EU15-burgers (België) Niet-EU15-burgers (België) Niet-EU15-burgers (Vlaams Gewest) Niet-EU15-burgers (Waals Gewest) Niet-EU15-burgers (Brussels H Gewest) Bron: ADSEI – EU-LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE). So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 76 Figuur 8
- Page 26 and 27: duen aanzienlijk toegenomen. Waar v
- Page 28 and 29: Het is bovendien duidelijk dat de h
- Page 30: Willems, P. (2008). Migratiebewegin
- Page 34 and 35: De ongelijke weg door het onderwijs
- Page 36 and 37: Bij de hoogste onderwijstrede (hoge
- Page 38 and 39: instapleeftijd dan stellen we vast
- Page 40 and 41: hebben driemaal meer kans op doorve
- Page 42 and 43: professionele status (nooit gewerkt
- Page 44 and 45: 2.4. Deeltijds onderwijs 2.4.1. Een
- Page 46 and 47: gedurende minimaal 28 uur per week
- Page 48 and 49: de toegang tot het hoger onderwijs
- Page 50 and 51: PSBH Lager onderwijs Lager secundai
- Page 52 and 53: Figuur 12 Figuur 12. Aandeel tewerk
- Page 54 and 55: op de 8 afgestudeerden een tekort i
- Page 56 and 57: komen. In het secundair onder wijs
- Page 58 and 59: cratische’ vaandel. Deze maatscha
- Page 60 and 61: Figuur 15 Figuur 15. Participatie a
- Page 62 and 63: om dat in de toekomst te doen. Intr
- Page 64 and 65: Wil men dat kinderen met meer gelij
- Page 66 and 67: 11 Streaming betekent dat jongeren,
- Page 68: Intergenerationele mobiliteit inzak
- Page 71 and 72: Met de kop in het zand zoveel mogel
- Page 73 and 74: Figuur 2. Figuur 2 70 De evolutie v
- Page 75: Figuur 4. Figuur 4 60 Evolutie van
- Page 79 and 80: om een baan te behouden. Het lijkt
- Page 81 and 82: Figuur 9. Figuur 9 index index (198
- Page 83 and 84: men van werkgelegenheid) immers der
- Page 85 and 86: Naast deze objectieve indicatoren b
- Page 87 and 88: Loyen (2005) verwijst onder meer na
- Page 89 and 90: Tabel 2. Aandeel van de werkenden (
- Page 91 and 92: sen toelaat om talenten te ontplooi
- Page 93 and 94: aantal ervaren ‘arbeid-gezin spil
- Page 95 and 96: werknemers, het monotone en repetit
- Page 97 and 98: Het aandeel ongeschoolde en geoefen
- Page 99 and 100: Opvallend in de nadere analyse van
- Page 101 and 102: stand inzake kwalificaties bij het
- Page 103 and 104: Figuur 15. Aantal ongevallen op de
- Page 105 and 106: Door middel van een institutioneel
- Page 107 and 108: Zeker: werk komt nog regelmatig aan
- Page 109 and 110: Noten 1 De voornaamste databron voo
- Page 111 and 112: Sels, L., Forrier, A. & Verbruggen,
- Page 114 and 115: Inkomen, verdeling en armoede: over
- Page 116 and 117: De data waarop de OESO-studie voort
- Page 118 and 119: armoederisico van laaggeschoolden i
- Page 120 and 121: 3.2. Gegevens De enquêtegegevens w
- Page 122 and 123: 4. Evoluties inzake inkomen, inkome
- Page 124 and 125: 1500 1400 1400 1300 1300 deren. Daa
Wer<br />
35<br />
30<br />
ren tegelijk 25 een relatief lage werkzaamheid bij 55-plussers (kwadrant rechts onder).<br />
De situatie 0 anno 52008-2009 10blijft zorgwekkend. 15 20 Gezien 25 het toenemende 30 aandeel 35 van 40 de<br />
50-plussers in de <strong>be</strong>volking Werkloosheidsgraad op ar<strong>be</strong>idsleeftijd, 15-24 jaar drukt deze lage participatie ook op de<br />
totale werkzaamheidsgraad. In figuur 6 wordt dit verduidelijkt met 2 scenario’s. In het<br />
<strong>eerste</strong> scenario stellen we ons de vraag wat er met de werkzaamheidsgraad zal ge<strong>be</strong>uren<br />
als we de vergrijzing laten spelen, zonder daarbij te rekenen op een verdere stijging van<br />
de werkzaamheid in de oudere leeftijdsgroepen. In het tweede scenario houden we ook<br />
rekening met de toenemende werkzaamheid bij de ouderen (Tielens e.a., 2008; Sels &<br />
Herremans, 2009).<br />
Figuur 6.<br />
Figuur 6<br />
70<br />
68<br />
66<br />
64<br />
in %<br />
62<br />
60<br />
58<br />
56<br />
54<br />
Evolutie van de werkzaamheidsgraad van de <strong>be</strong>volking van 15 tot 64 jaar volgens scenario 1 (veroudering)<br />
en scenario 2 (veroudering en toenemende ar<strong>be</strong>idsdeelname) in het Vlaamse en Waalse Gewest,<br />
periode 2002-2030, in %.<br />
2002 2007 2010 2015 2020 2025 2030<br />
Vlaams Gewest Scenario 1 Waals Gewest Scenario 1<br />
Vlaams Gewest Scenario 2 Waals Gewest Scenario 2<br />
Bron:<br />
Federaal Planbureau, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) – EU-LFS (Bewerking<br />
Steunpunt WSE).<br />
In scenario 1 <strong>be</strong>vriezen we per 5-jarige leeftijdsgroep (15-19, 20-24, …) de werkzaamheidsgraad<br />
op het niveau van 2007. We veronderstellen dat de 55- tot 59-jarigen van 2025 dezelfde<br />
werkzaamheidsgraad heb<strong>be</strong>n als de 55- tot 59-jarigen in 2007. De populatie echter<br />
laten we evolueren volgens de <strong>be</strong>volkingsvooruitzichten voor de periode 2007-2060 (Federaal<br />
Planbureau, 2008). We zien dat onder deze assumpties de werkzaamheidsgraad van<br />
66,1% in 2007 sterk daalt tot en met 2025, waarna er een stabilisering optreedt op 63,7%.<br />
In Wallonië daalt de werkzaamheidsgraad van 57% in 2007 tot 55,7% in 2025 om dan te<br />
stabiliseren. In scenario 2 brengen we naast de veranderingen in leeftijdsopbouw ook<br />
de cohortegewijze toename van de werkzaamheid in rekening. Per 5-jarige cohorte maken<br />
we zowel voor mannen als voor vrouwen een prognose van de werkzaamheidsgraad<br />
Figuur<br />
voor de<br />
7<br />
volgende jaren, op basis van de reële evolutie van de werkzaamheidsgraad tussen<br />
2002 en 2007. In het Vlaamse Gewest zorgt de toenemende ar<strong>be</strong>idsdeelname ondanks<br />
de vergrijzing aanvankelijk voor een positief effect. Tussen 2007 en 2015 zal het aandeel<br />
werkenden stijgen van 66,1% tot 68,7%, waarna de werkzaamheidsgraad stabiliseert. In<br />
het Waalse Gewest blijft de stijging vanaf 2007 (57%) onafgebroken oplopen tot 63,1% in<br />
2030. Doordat het Waalse Gewest relatief minder te lijden heeft onder de vergrijzing en<br />
doordat het in de periode 2002-2007 relatief een grotere toename in de ar<strong>be</strong>idsdeelname<br />
75 Al ge m e e n - We r k