schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
Figuur 1. Evolutie van de economische groei (reële groei van het bruto binnenlands product in %) en van de Figuur Figuur 1 werkgelegenheid 1 (in aantallen) in het Vlaamse Gewest, periode 1980-2008. Reële groei BBP in % 7 6 5 4 Reële groei BBP in % 3 2 1 0 -1 -2 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 1980 1980 1981 1981 1982 1982 1983 1983 1984 1984 1985 1985 1986 1986 1987 1987 1988 1988 1989 1989 1990 1990 1991 1991 1992 1992 1993 1993 1994 1994 1995 1995 1996 1996 1997 1997 1998 1998 1999 1999 2000 2000 2001 2001 2002 2002 2003 2003 2004 2004 2005 2005 2006 2006 2007 2007 2008 2008 2.600.000 2.600.000 2.500.000 2.500.000 2.400.000 2.400.000 Totale werkgelegenheid 2.300.000 2.300.000 2.200.000 2.200.000 2.100.000 2.100.000 2.000.000 2.000.000 1.900.000 1.900.000 1.800.000 1.800.000 Totale werkgelegenheid Bron: HERMREG. Reële Reële groei groei BBP BBP in % in % Totale Totale werkgelegenheid werkgelegenheid werkenden in 1980 naar 2.542.629 werkenden in 2008. Jaren met een daling van deze werkgelegenheid waren eerder uitzonderlijk. Ze hebben zich het sterkst afgetekend in de prille jaren ’80, met een dieptepunt in de werkgelegenheid in 1983 (1.937.482). Dit was dan ook een periode van grootschalige economische herstructurering en grote politieke instabiliteit. Andere jaren van (beperkte) negatieve groei in de werkgelegenheid waren Figuur 1992 (-0,1%) en 2001-2002 (telkens ongeveer -0,2%). In de periode 1992-1993 voelden we Figuur 2 2 vooral de gevolgen van de Duitse eenmaking en het streven naar de Maastrichtnormen, 70 2002-2003 70 was de periode van de dotcom-hype en grootschalige saneringen na de investeringshausse 60 van 1999-2001. Vanaf 2003 is de werkgelegenheid terug in een gelijkmatig 60 groeiritme geraakt, maar 2009 – en gegeven de recente en weinig rooskleurige prognoses, mogelijk 50 50ook volgende jaren – zal hoogst waarschijnlijk één van die tot hiertoe schaarse terugvaljaren worden. 40 40 1.2. Werkzaamheid, 30 werkloosheid en beroepsinactiviteit, vergelijkenderwijs 30 België 20 wordt 20 wel eens smalend de kampioen van de inactiviteit genoemd (Janssens & Van Overtveldt, 2008). Die associatie refereert aan de blijvend hoge graad van beroepsinactiviteit 10en 10de geringe werkzaamheid. In figuur 2 toetsen we af of deze uitspraak ook voor Vlaanderen 0 geldt. Ze vergelijkt in een langetermijnperspectief (1983-2007) de evolutie van 0 werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad (ILO-definitie) en beroepsinactiviteit. in % in % 1983 1983 1984 1984 1985 1985 1986 1986 1987 1987 1988 1988 1989 1989 1990 1990 1991 1991 1992 1992 1993 1993 1994 1994 1995 1995 1996 1996 1997 1997 1998 1998 1999 1999 2000 2000 2001 2001 2002 2002 2003 2003 2004 2004 2005 2005 2006 2006 2007 2007 De figuur schetst een evolutie Werkzaamheidsgraad ‘ten goede’ voor elk van de 3 parameters. De werkzaamheidsgraad (dit is het aandeel personen op beroepsactieve leeftijd Werkzaamheidsgraad VL VL Werkzaamheidsgraad Werkzaamheidsgraad BE (15-64 jaar) dat BE Aandeel werkt) Aandeel beroepsinactief beroepsinactief VL VL Aandeel Aandeel beroepsinactief beroepsinactief BE BE is behoorlijk gestaag gestegen, Werkloosheidsgraad Werkloosheidsgraad en dit van VLeen globaal laag niveau Werkloosheidsgraad Werkloosheidsgraad van om en BEbij BE 54% begin jaren ‘80 naar 66,1% in 2007. Het Vlaamse Gewest is inzake werkzaamheid over de hele referentieperiode de Belgische score voorgebleven, en de kloof is de laatste jaren ook groter geworden. Voor 2007 werd een werkzaamheidsgraad opgetekend van 66,1% in het Vlaamse Gewest en slechts 62% voor België. 71 Al ge m e e n - We r k
Figuur 2. Figuur 2 70 De evolutie van werkzaamheid, werkloosheid en beroepsinactiviteit in België en het Vlaamse Gewest, periode 1983-2007, in %. 60 50 40 in % 30 20 10 0 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Werkzaamheidsgraad VL Werkzaamheidsgraad BE Aandeel beroepsinactief VL Aandeel beroepsinactief BE Werkloosheidsgraad VL Werkloosheidsgraad BE Bron: Eurostat – European Union Labour Force Survey (EU-LFS) (bewerking Steunpunt WSE). De werkzaamheidsgraad lag dus tot 2007 op een - voor Vlaanderen - historisch hoogtepunt. Om de positie juist te kwalificeren, is een vergelijking in Europees perspectief echter aangewezen. Figuur 3 maakt duidelijk dat het Vlaamse Gewest veeleer ‘modaal’ scoort in Europa. De Belgische score ligt beduidend lager. Ze wordt sterk gedrukt door de lage werkzaamheidsgraden van het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, die achteraan het Europese peloton blijven trappelen. Maar ook voor het Vlaamse Gewest blijft de afstand ten aanzien van de Lissabon doelstelling van 70% groot. Lidstaten Figuur zoals Denemarken, 3 Nederland, Zweden, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben wel met succes de norm gekeerd. Voor het Vlaamse Gewest moeten we concluderen dat in de periode 2000-2007 een eerder bescheiden vooruitgang werd geboekt. Ook al vertoont de werkloosheidsgraad (dit is het aandeel personen op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) dat werkloos is) meer schommelingen dan de werkzaamheidsgraad, ook hier kunnen we gezien de halvering ten opzichte van medio jaren ‘80 spreken van een duurzame verbetering. Ook voor deze indicator is de situatie in het Vlaamse Gewest beduidend gunstiger dan voor België in zijn geheel. In 2007 bedroeg de ILO-werkloosheidsgraad voor het Vlaamse Gewest 4,4%, tegenover 7,5% voor België (zie figuur 2). Het aandeel niet-beroepsactieven (dit is het aandeel personen op beroepsactieve leeftijd die noch betaalde arbeid verrichten en noch uitkeringsgerechtigd werkloos zijn 2 ) is in het Vlaamse Gewest eveneens gedaald. De piek werd hier bereikt tijdens het eind van de jaren ‘80, met ongeveer 4 op 10 Vlamingen op beroepsactieve leeftijd die niet werkzaam of werkzoekend waren. Dit aandeel ligt vandaag meer in de buurt van 3 op 10. Dit blijft een, ook in internationaal perspectief, hoog aandeel niet-beroepsactieven. De geboekte vooruitgang van de laatste jaren mag echter gezien worden, gegeven het toenemende aandeel (globaal minder werkzame) 50-plussers in de bevolking op beroepsleeftijd. So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 72
- Page 22 and 23: 3.3. Ontgroening en vergrijzing De
- Page 24 and 25: Figuur 10. Huishoudsamenstelling in
- Page 26 and 27: duen aanzienlijk toegenomen. Waar v
- Page 28 and 29: Het is bovendien duidelijk dat de h
- Page 30: Willems, P. (2008). Migratiebewegin
- Page 34 and 35: De ongelijke weg door het onderwijs
- Page 36 and 37: Bij de hoogste onderwijstrede (hoge
- Page 38 and 39: instapleeftijd dan stellen we vast
- Page 40 and 41: hebben driemaal meer kans op doorve
- Page 42 and 43: professionele status (nooit gewerkt
- Page 44 and 45: 2.4. Deeltijds onderwijs 2.4.1. Een
- Page 46 and 47: gedurende minimaal 28 uur per week
- Page 48 and 49: de toegang tot het hoger onderwijs
- Page 50 and 51: PSBH Lager onderwijs Lager secundai
- Page 52 and 53: Figuur 12 Figuur 12. Aandeel tewerk
- Page 54 and 55: op de 8 afgestudeerden een tekort i
- Page 56 and 57: komen. In het secundair onder wijs
- Page 58 and 59: cratische’ vaandel. Deze maatscha
- Page 60 and 61: Figuur 15 Figuur 15. Participatie a
- Page 62 and 63: om dat in de toekomst te doen. Intr
- Page 64 and 65: Wil men dat kinderen met meer gelij
- Page 66 and 67: 11 Streaming betekent dat jongeren,
- Page 68: Intergenerationele mobiliteit inzak
- Page 71: Met de kop in het zand zoveel mogel
- Page 75 and 76: Figuur 4. Figuur 4 60 Evolutie van
- Page 77 and 78: van verschillende cohorten heeft la
- Page 79 and 80: om een baan te behouden. Het lijkt
- Page 81 and 82: Figuur 9. Figuur 9 index index (198
- Page 83 and 84: men van werkgelegenheid) immers der
- Page 85 and 86: Naast deze objectieve indicatoren b
- Page 87 and 88: Loyen (2005) verwijst onder meer na
- Page 89 and 90: Tabel 2. Aandeel van de werkenden (
- Page 91 and 92: sen toelaat om talenten te ontplooi
- Page 93 and 94: aantal ervaren ‘arbeid-gezin spil
- Page 95 and 96: werknemers, het monotone en repetit
- Page 97 and 98: Het aandeel ongeschoolde en geoefen
- Page 99 and 100: Opvallend in de nadere analyse van
- Page 101 and 102: stand inzake kwalificaties bij het
- Page 103 and 104: Figuur 15. Aantal ongevallen op de
- Page 105 and 106: Door middel van een institutioneel
- Page 107 and 108: Zeker: werk komt nog regelmatig aan
- Page 109 and 110: Noten 1 De voornaamste databron voo
- Page 111 and 112: Sels, L., Forrier, A. & Verbruggen,
- Page 114 and 115: Inkomen, verdeling en armoede: over
- Page 116 and 117: De data waarop de OESO-studie voort
- Page 118 and 119: armoederisico van laaggeschoolden i
- Page 120 and 121: 3.2. Gegevens De enquêtegegevens w
Figuur 1. Evolutie van de economische groei (reële groei van het bruto binnenlands product in %) en van de<br />
Figuur Figuur 1 werkgelegenheid 1<br />
(in aantallen) in het Vlaamse Gewest, periode 1980-2008.<br />
Reële groei BBP in %<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
Reële groei BBP in %<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
-1<br />
-2<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
-1<br />
-2<br />
1980<br />
1980<br />
1981<br />
1981<br />
1982<br />
1982<br />
1983<br />
1983<br />
1984<br />
1984<br />
1985<br />
1985<br />
1986<br />
1986<br />
1987<br />
1987<br />
1988<br />
1988<br />
1989<br />
1989<br />
1990<br />
1990<br />
1991<br />
1991<br />
1992<br />
1992<br />
1993<br />
1993<br />
1994<br />
1994<br />
1995<br />
1995<br />
1996<br />
1996<br />
1997<br />
1997<br />
1998<br />
1998<br />
1999<br />
1999<br />
2000<br />
2000<br />
2001<br />
2001<br />
2002<br />
2002<br />
2003<br />
2003<br />
2004<br />
2004<br />
2005<br />
2005<br />
2006<br />
2006<br />
2007<br />
2007<br />
2008<br />
2008<br />
2.600.000 2.600.000<br />
2.500.000 2.500.000<br />
2.400.000 2.400.000<br />
Totale werkgelegenheid<br />
2.300.000 2.300.000<br />
2.200.000 2.200.000<br />
2.100.000 2.100.000<br />
2.000.000 2.000.000<br />
1.900.000 1.900.000<br />
1.800.000 1.800.000<br />
Totale werkgelegenheid<br />
Bron: HERMREG.<br />
Reële Reële groei groei BBP BBP in % in %<br />
Totale Totale werkgelegenheid<br />
werkgelegenheid<br />
werkenden in 1980 naar 2.542.629 werkenden in 2008. Jaren met een daling van deze<br />
werkgelegenheid waren eerder uitzonderlijk. Ze heb<strong>be</strong>n zich het sterkst afgetekend in<br />
de prille jaren ’80, met een dieptepunt in de werkgelegenheid in 1983 (1.937.482). Dit was<br />
dan ook een periode van grootschalige economische herstructurering en grote politieke<br />
instabiliteit. Andere jaren van (<strong>be</strong>perkte) negatieve groei in de werkgelegenheid waren<br />
Figuur 1992 (-0,1%) en 2001-2002 (telkens ongeveer -0,2%). In de periode 1992-1993 voelden we<br />
Figuur 2 2<br />
vooral de gevolgen van de Duitse eenmaking en het streven naar de Maastrichtnormen,<br />
70<br />
2002-2003 70 was de periode van de dotcom-hype en grootschalige saneringen na de investeringshausse<br />
60 van 1999-2001. Vanaf 2003 is de werkgelegenheid terug in een gelijkmatig<br />
60<br />
groeiritme geraakt, maar 2009 – en gegeven de recente en weinig rooskleurige prognoses,<br />
mogelijk 50 50ook volgende jaren – zal hoogst waarschijnlijk één van die tot hiertoe schaarse<br />
terugvaljaren worden.<br />
40 40<br />
1.2. Werkzaamheid, 30<br />
werkloosheid en <strong>be</strong>roepsinactiviteit, vergelijkenderwijs<br />
30<br />
België 20 wordt 20 wel eens smalend de kampioen van de inactiviteit genoemd (Janssens & Van<br />
Overtveldt, 2008). Die associatie refereert aan de blijvend hoge graad van <strong>be</strong>roepsinactiviteit<br />
10en 10de geringe werkzaamheid. In figuur 2 toetsen we af of deze uitspraak ook voor<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
0<br />
geldt. Ze vergelijkt in een langetermijnperspectief (1983-2007) de evolutie van<br />
0<br />
werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad (ILO-definitie) en <strong>be</strong>roepsinactiviteit.<br />
in %<br />
in %<br />
1983<br />
1983 1984<br />
1984 1985<br />
1985 1986<br />
1986 1987<br />
1987 1988<br />
1988 1989<br />
1989 1990<br />
1990 1991<br />
1991 1992<br />
1992 1993<br />
1993 1994<br />
1994 1995<br />
1995 1996<br />
1996 1997<br />
1997 1998<br />
1998 1999<br />
1999 2000<br />
2000 2001<br />
2001 2002<br />
2002 2003<br />
2003 2004<br />
2004 2005<br />
2005 2006<br />
2006 2007<br />
2007<br />
De figuur schetst een evolutie Werkzaamheidsgraad ‘ten goede’ voor elk van de 3 parameters. De werkzaamheidsgraad<br />
(dit is het aandeel personen op <strong>be</strong>roepsactieve leeftijd<br />
Werkzaamheidsgraad VL VL<br />
Werkzaamheidsgraad Werkzaamheidsgraad BE<br />
(15-64 jaar) dat<br />
BE<br />
Aandeel werkt)<br />
Aandeel <strong>be</strong>roepsinactief <strong>be</strong>roepsinactief VL VL<br />
Aandeel Aandeel <strong>be</strong>roepsinactief <strong>be</strong>roepsinactief BE BE<br />
is <strong>be</strong>hoorlijk gestaag gestegen, Werkloosheidsgraad Werkloosheidsgraad en dit van VLeen globaal laag niveau Werkloosheidsgraad Werkloosheidsgraad van om en BEbij BE 54% <strong>be</strong>gin<br />
jaren ‘80 naar 66,1% in 2007. Het Vlaamse Gewest is inzake werkzaamheid over de hele<br />
referentieperiode de Belgische score voorgebleven, en de kloof is de laatste jaren ook<br />
groter geworden. Voor 2007 werd een werkzaamheidsgraad opgetekend van 66,1% in het<br />
Vlaamse Gewest en slechts 62% voor België.<br />
71 Al ge m e e n - We r k