schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
3. Beleving van dorpsverschraling in Vlaanderen De cijfers en tabellen uit voorgaande paragrafen geven een inzicht in het voorkomen en de geografische spreiding van dorpsverschraling in Vlaanderen, maar gaan niet in op de wijze waarop individuele bewoners deze verschraling beleven en ermee omgaan. Daartoe werden een aantal sleutelfiguren in 5 kleine verspreide landelijke dorpen in Vlaanderen bevraagd. Bij de selectie van deze sleutelfiguren is er naar gestreefd om telkens één vertegenwoordiger van de volgende categorieën te hebben: een oudere (65-plusser), een jongere (tussen 25 en 35 jaar), een ‘native’ (woont al minstens 20 jaar in het dorp), een inwijkeling (woont maximum 5 jaar in het dorp) en een bevoorrechte getuige zoals een pastoor, een schooldirecteur of een café-uitbater. De vragenlijst is opgesteld rond de deelonderwerpen uit figuur 2 en geïnspireerd op de leefbaarheidsstudies Dorp In Zicht 1 en Leefbaarheidsonderzoek Lemon 2 . De 5 kleine verspreide landelijke dorpen zijn geselecteerd op basis van 3 criteria. Het gaat om plattelandsgemeenten, met een beperkt inwonersaantal die geografisch afgescheiden liggen van andere dorpen. Belangrijk in dit verband is dat terwijl de veronderstelde dorpsverschraling in kaart is gebracht op schaal van de gemeente (zie boven), de interviews afgenomen zijn op schaal van het dorp (een deelkern van de gemeente). Het eerste selectiecriterium bepaalt dat enkel dorpen gelegen in plattelandsgemeenten zoals gedefinieerd door de Studiedienst van de Vlaamse Regering (2008) weerhouden zijn. Op basis van de bevolkingstatistieken is vervolgens het inwoneraantal, het tweede criterium, bepaald voor elke van deze dorpen. Alleen kleine dorpen zijn weerhouden. Binnen deze studie wordt een dorp als klein beschouwd als het inwoneraantal kleiner is dan 1.500. Het derde criterium, geografische ligging, bepaalt dat enkel die dorpen weerhouden zijn die geografisch afgescheiden liggen ten opzichte van andere dorpen. Dit wil zeggen dat het dorp niet mag aansluiten bij andere dorpen of dat er geen lintbebouwing mag zijn die het dorp met een ander dorp verbindt. Deze evaluatie is gebeurd op basis van luchtfoto’s. Van alle dorpen die aan deze 3 selectiecriteria voldoen, is uiteindelijk voor elke provincie één dorp weerhouden. Deze selectie resulteerde in de volgende dorpen: deelkern Zuienkerke, gelegen in de gemeente Zuienkerke, West-Vlaanderen; Sint-Maria-Horebeke in Horebeke, Oost-Vlaanderen; Eel in Ravels, Antwerpen; Grazen in Geetbets, Vlaams- Brabant en Kanne in Riemst, Limburg. De sleutelfiguren zijn geselecteerd volgens de sneeuwbalmethode 3 waarbij aan één persoon in het dorp (de bevoorrechte getuige) gevraagd is om een aantal andere getuigen voor te stellen. Sommige van de sleutelfiguren werden apart bevraagd, anderen in groep. De interviews zijn door verschillende personen afgenomen maar door één en dezelfde persoon verwerkt. Telkens werd dezelfde vragenlijst gehanteerd. Alvorens tot de rapportering van de resultaten over te gaan, is het interessant om eerst de tevredenheidsindex, van de gemeenten waartoe deze dorpen behoren, te bekijken en deze te vergelijken met het Vlaamse gemiddelde. In onderstaande tabel worden de tevredenheidsindices weergegeven, zoals bepaald in de Socio-Economische Enquête van 2001 (SEE 2001) waarin alle Belgische huishoudens bevraagd werden naar de tevredenheid over hun woonomgeving. Belangrijk is dat deze indices berekend zijn op niveau van de gemeente en dus slechts een indicatie kunnen zijn voor de tevredenheid in de geselecteerde deelkernen. Wat opvalt, is dat de tevredenheid over het uitzicht van gebouwen, netheid, luchtkwaliteit, rust en groen in 4 gemeenten (uitgezonderd Riemst) hoger ligt dan gemiddeld in Vlaanderen. Wat betreft tevredenheid over gezondheidsvoorzieningen, winkels, openbaar vervoer, voetpaden en aanwezigheid van administratieve voorzienin- 413 Fo c u s - Wo n e n
Tabel 5. Tevredenheidsindices* voor de 5 geselecteerde gemeenten en het gemiddelde van het Vlaamse Gewest. gezondheidsvoorzieningen winkels openbaar vervoer uitzicht van gebouwen rust voetpaden fietspaden straten groene ruimten Riemst 117,3 61,2 72,5 133,2 137,4 129,7 122,7 73,5 47,1 112,4 99,8 81,0 85,7 Zuienkerke 95,6 43,6 99,7 151,2 152,3 161,1 152,2 85,9 68,1 121,6 131,5 82,7 69,2 Horebeke 116,3 46,2 58,9 142,2 143,2 158,2 151,9 40,4 28,8 108,8 131,0 88,6 83,7 Ravels 122,0 81,1 77,1 146,6 148,8 147,6 140,4 67,6 58,4 104,5 115,6 95,2 95,4 Geetbets 121,7 82,4 58,1 136,8 141,0 134,8 132,4 63,8 70,9 106,7 111,2 91,4 89,1 Heers 128,1 75,8 62,4 135,2 137,1 143,8 142,5 79,5 58,6 114,9 117,2 94,8 85,3 Vlaams Gewest 127,9 101,4 99,6 128,0 131,0 118,4 113,3 92,8 62,8 112,1 107,5 98,7 99,9 netheid luchtkwaliteit administratieve voorzieningen aanwezigheid van vrije beroepen in de buurt * Een tevredenheidsindex van 100 betekent dat er precies evenveel tevredenen als ontevredenen zijn. Is de index hoger dan 100, dan zijn méér mensen tevreden dan ontevreden. Zo zijn er in een gemeente met een tevredenheidsindex van 300 driemaal zoveel tevredenen als ontevredenen. In een gemeente met een tevredenheidsindex van 20 zijn er 5 maal meer ontevredenen dan tevredenen. Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) (2001) (eigen bewerking). So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 414
- Page 363 and 364: Pacolet, J. & Marchal, A. (2001). S
- Page 365 and 366: willen we hierbij ingaan op de vraa
- Page 367 and 368: Deze macro-analyse belet echter nie
- Page 369 and 370: loosheidsgraad onder leden van de a
- Page 371 and 372: Brabant. De centrumsteden zelf kenm
- Page 373 and 374: Figuur 5. Aandeel niet-EU-burgers i
- Page 375 and 376: Als analyse-methode gebruiken we ee
- Page 377 and 378: Tabel 6. Werkloosheidsgraad a bij n
- Page 379 and 380: worden, maar we vinden ook een rela
- Page 381 and 382: OECD (2008). Growing unequal Income
- Page 383 and 384: determinanten ervan, kunnen element
- Page 385 and 386: Later bleek echter dat kenmerken va
- Page 387 and 388: exemplarisch. Auchincloss e.a. (200
- Page 389 and 390: Op die manier geoperationaliseerd,
- Page 391 and 392: Tabel 2. Operationalisering van de
- Page 393 and 394: iantie meet immers in welke mate de
- Page 395 and 396: Deze opmerkelijke dualiteit bevesti
- Page 397 and 398: logistische regressie-analyse uit o
- Page 399 and 400: 9 De afhankelijke - te verklaren -
- Page 402 and 403: Dorpsverschraling in kleine landeli
- Page 404 and 405: Figuur 1. De vicieuze cirkel van on
- Page 406 and 407: in die zin voor de meeste mensen da
- Page 408 and 409: Figuur 3. Vlaamse plattelandsgemeen
- Page 410 and 411: Figuur 4. Evolutie van de bouwgrond
- Page 412 and 413: is ondermaats en het aantal contact
- Page 416 and 417: gen of vrije beroepen scoren de ges
- Page 418 and 419: kleinere werkgevers (horeca, bouwbe
- Page 420 and 421: Over sociale veiligheid, criminalit
- Page 422 and 423: ven, Zichen-Zussen-Bolder, Valmeer,
- Page 424 and 425: materieelruimtelijke structuur van
- Page 426 and 427: nabijheid van werkgelegenheid en vo
- Page 428 and 429: Bemoeilijkt etnisch-culturele diver
- Page 430 and 431: Figuur 1. Aandeel vreemdelingen (pe
- Page 432 and 433: teit (Helliwell & Putnam, 2004). Wa
- Page 434 and 435: palen, beperken zich niet alleen to
- Page 436 and 437: De onafhankelijke variabele of verk
- Page 438 and 439: Figuur 3. Conceptueel model van het
- Page 440 and 441: Figuur 4. 7 Bivariate relatie tusse
- Page 442 and 443: de meest diverse gemeenten hebben d
- Page 444 and 445: Wat de analyse van de 5 verschillen
- Page 446 and 447: Kesler, C. & Bloemraad, I. (2008).
- Page 448: Sa m e n vat t in g: De So c ia l e
- Page 451 and 452: De ongelijkheid start bij het insta
- Page 453 and 454: een Europees perspectief behoren we
- Page 455 and 456: over de tijd heen zou verbeteren. D
- Page 457 and 458: Vlamingen gaan wanneer ze daaraan b
- Page 459 and 460: gebruik van kortlopende huurcontrac
- Page 461 and 462: kijkers nu meer dan vroeger partici
3. Beleving van dorpsverschraling in <strong>Vlaanderen</strong><br />
De cijfers en ta<strong>be</strong>llen uit voorgaande paragrafen geven een inzicht in het voorkomen en<br />
de geografische spreiding van dorpsverschraling in <strong>Vlaanderen</strong>, maar gaan niet in op de<br />
wijze waarop individuele <strong>be</strong>woners deze verschraling <strong>be</strong>leven en ermee omgaan. Daartoe<br />
werden een aantal sleutelfiguren in 5 kleine verspreide landelijke dorpen in <strong>Vlaanderen</strong><br />
<strong>be</strong>vraagd. Bij de selectie van deze sleutelfiguren is er naar gestreefd om telkens één vertegenwoordiger<br />
van de volgende categorieën te heb<strong>be</strong>n: een oudere (65-plusser), een jongere<br />
(tussen 25 en 35 jaar), een ‘native’ (woont al minstens 20 jaar in het dorp), een inwijkeling<br />
(woont maximum 5 jaar in het dorp) en een <strong>be</strong>voorrechte getuige zoals een pastoor, een<br />
schooldirecteur of een café-uitbater. De vragenlijst is opgesteld rond de deelonderwerpen<br />
uit figuur 2 en geïnspireerd op de leefbaarheidsstudies Dorp In Zicht 1 en Leefbaarheidsonderzoek<br />
Lemon 2 .<br />
De 5 kleine verspreide landelijke dorpen zijn geselecteerd op basis van 3 criteria. Het gaat<br />
om plattelandsgemeenten, met een <strong>be</strong>perkt inwonersaantal die geografisch afgescheiden<br />
liggen van andere dorpen. Belangrijk in dit verband is dat terwijl de veronderstelde<br />
dorpsverschraling in kaart is gebracht op schaal van de gemeente (zie boven), de interviews<br />
afgenomen zijn op schaal van het dorp (een deelkern van de gemeente).<br />
Het <strong>eerste</strong> selectiecriterium <strong>be</strong>paalt dat enkel dorpen gelegen in plattelandsgemeenten<br />
zoals gedefinieerd door de Studiedienst van de Vlaamse Regering (2008) weerhouden<br />
zijn. Op basis van de <strong>be</strong>volkingstatistieken is vervolgens het inwoneraantal, het tweede<br />
criterium, <strong>be</strong>paald voor elke van deze dorpen. Alleen kleine dorpen zijn weerhouden.<br />
Binnen deze studie wordt een dorp als klein <strong>be</strong>schouwd als het inwoneraantal kleiner is<br />
dan 1.500. Het derde criterium, geografische ligging, <strong>be</strong>paalt dat enkel die dorpen weerhouden<br />
zijn die geografisch afgescheiden liggen ten opzichte van andere dorpen. Dit wil<br />
zeggen dat het dorp niet mag aansluiten bij andere dorpen of dat er geen lint<strong>be</strong>bouwing<br />
mag zijn die het dorp met een ander dorp verbindt. Deze evaluatie is ge<strong>be</strong>urd op basis<br />
van luchtfoto’s.<br />
Van alle dorpen die aan deze 3 selectiecriteria voldoen, is uiteindelijk voor elke provincie<br />
één dorp weerhouden. Deze selectie resulteerde in de volgende dorpen: deelkern Zuienkerke,<br />
gelegen in de gemeente Zuienkerke, West-<strong>Vlaanderen</strong>; Sint-Maria-Hore<strong>be</strong>ke in<br />
Hore<strong>be</strong>ke, Oost-<strong>Vlaanderen</strong>; Eel in Ravels, Antwerpen; Grazen in Geet<strong>be</strong>ts, Vlaams-<br />
Brabant en Kanne in Riemst, Limburg.<br />
De sleutelfiguren zijn geselecteerd volgens de sneeuwbalmethode 3 waarbij aan één persoon<br />
in het dorp (de <strong>be</strong>voorrechte getuige) gevraagd is om een aantal andere getuigen<br />
voor te stellen. Sommige van de sleutelfiguren werden apart <strong>be</strong>vraagd, anderen in groep.<br />
De interviews zijn door verschillende personen afgenomen maar door één en dezelfde<br />
persoon verwerkt. Telkens werd dezelfde vragenlijst gehanteerd.<br />
Alvorens tot de rapportering van de resultaten over te gaan, is het interessant om eerst<br />
de tevredenheidsindex, van de gemeenten waartoe deze dorpen <strong>be</strong>horen, te <strong>be</strong>kijken en<br />
deze te vergelijken met het Vlaamse gemiddelde. In onderstaande ta<strong>be</strong>l worden de tevredenheidsindices<br />
weergegeven, zoals <strong>be</strong>paald in de Socio-Economische Enquête van 2001<br />
(SEE 2001) waarin alle Belgische huishoudens <strong>be</strong>vraagd werden naar de tevredenheid<br />
over hun woonomgeving. Belangrijk is dat deze indices <strong>be</strong>rekend zijn op niveau van de<br />
gemeente en dus slechts een indicatie kunnen zijn voor de tevredenheid in de geselecteerde<br />
deelkernen. Wat opvalt, is dat de tevredenheid over het uitzicht van gebouwen,<br />
netheid, luchtkwaliteit, rust en groen in 4 gemeenten (uitgezonderd Riemst) hoger ligt<br />
dan gemiddeld in <strong>Vlaanderen</strong>. Wat <strong>be</strong>treft tevredenheid over gezondheidsvoorzieningen,<br />
winkels, openbaar vervoer, voetpaden en aanwezigheid van administratieve voorzienin-<br />
413 Fo c u s - Wo n e n