schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
20.01.2015 Views

Dorpsverschraling in kleine landelijke dorpen in Vlaanderen Oswald Devisch*, An Dreesen*, An Jamers* & Patrick De Groote** Inleiding Recent onderzoek (o.a. Vande Vyvere & Vanneste, 2002; Segers & Van Molle, 2004; Schrooten, 2004; Van Zeebroeck e.a., 2008) toont aan dat het Vlaamse platteland lijdt onder fenomenen als vergrijzing van de bevolking, afnemende mantelzorg, een zwak woningaanbod, achteruitgang van het verenigingsleven en een krimpend aanbod van openbare en privédienstverlening. Deze fenomenen kunnen zowel absoluut zijn (bijvoorbeeld de hoeveelheid voorzieningen in een dorp valt terug) als relatief (bijvoorbeeld de bevolkingstoename ligt lager dan het nationale gemiddelde). Als verklaring wordt verwezen naar zaken als schaalvergroting in de landbouw, toegenomen individuele mobiliteit en veranderend consumptiegedrag. Het resultaat is verschraling: het dorp dat een halve eeuw geleden nog zelfbedruipend was, een rijk verenigingsleven kende en een heterogene bevolking telde, is vandaag een woondorp geworden met een eerder homogene bevolking die voor haar activiteiten grotendeels afhankelijk is van een nabijgelegen centrum (Thissen & Droogleever Fortuijn, 1998). Al deze fenomenen worden in het kader van deze bijdrage samengevat onder de term ‘dorpsverschraling’ en gedefinieerd als het proces waarbij de leefbaarheid van een dorp afneemt. Leefbaarheid is een maat voor de kwaliteit van de interactie tussen de mens en zijn omgeving (Van Dorst, 2005). Dorpsverschraling is dan het proces waarbij de kwaliteit van de interactie tussen mens en omgeving afneemt. Deze afname kan zo fundamenteel zijn dat bewoners besluiten om weg te trekken uit hun dorp. Het hoeft geen betoog dat veranderingen in de leefomgeving door iedereen anders ervaren worden. Zo betekent de afname van het aantal voorzieningen op het platteland voor de ene misschien een meer rustige woonomgeving terwijl dit voor de andere neerkomt op een toenemend isolement (Kesteloot & Meys, 2008). Mensen kunnen daarenboven hun verwachtingen, voorkeuren en gedrag aanpassen. Zo blijkt de gemiddelde Vlaming vandaag bereid om elke dag tot een uur te pendelen om op zijn werk te raken, terwijl hij vroeger verwachtte in zijn eigen dorp werk te kunnen vinden (Kesteloot & Meys, 2008). Veranderende en hoogst individuele gedragspatronen maken dan ook dat het niet eenvoudig is om de impact van dorpsverschraling eenduidig aan te tonen. De doelstelling van deze bijdrage is het in kaart brengen van het fenomeen dorpsverschraling in Vlaanderen. Het is een exploratieve, verkennende studie naar het voorkomen en de beleving van dorpsverschraling in kleine landelijke dorpen. In een eerste deel wordt dorpsverschraling gedefinieerd en leefbaarheid gekaderd. Het tweede deel tracht een kwantitatief beeld te schetsen van dorpsverschraling in Vlaanderen. In hoeveel gemeenten komt dorpsverschraling voor Liggen deze gemeenten geografisch geconcentreerd of eerder verspreid Is er een verschil tussen plattelandsgemeenten en andere gemeenten Het derde deel peilt naar de subjectieve beleving van dorpsverschraling in 5 kleine lande- * Departement Architectuur, Interieurarchitectuur en Beeldende Kunst, Provinciale Hogeschool Limburg. E-mail: oswald.devisch@phl.be. ** Faculteit Bedrijfseconomische Wetenschappen, Universiteit Hasselt. 401 Fo c u s - Wo n e n

lijke dorpen in Vlaanderen. Ervaren de dorpelingen deze verschraling als negatief Hoe wapenen zij zich hier tegen Of overwegen ze om het dorp te verlaten Ten slotte worden de voornaamste bevindingen samengevat. 1. Verkenning van de literatuur De term ‘verschraling’ wordt in studies naar de leefsituatie op het platteland veelal gebruikt om te wijzen op een terugval in het aantal voorzieningen en/of in het openbaarvervoersaanbod (Steenbekkers e.a., 2008; van Dam e.a., 2006). Maar, verschraling speelt ook op andere terreinen. Zo wijzen Kesteloot & Meys (2008) in hun Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel op volgende problemen die vandaag spelen in plattelandsgebieden: sociale uitsluiting, veroudering van de bevolking, afwezigheid van tewerkstelling en lage bestuurskracht. Het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013 (Van Zeebroeck e.a., 2008) beklemtoont dan weer hoe het proces van schaalvergroting leidt tot uniformering en banalisering van het landschap. In haar beleidsnota Platteland ten slotte beschrijft de Provincie West-Vlaanderen (2003) hoe de plattelandsarchitectuur vervlakt: terwijl karakteristieke en beeldbepalende gebouwen zoals brouwerijen en boerderijen leeg staan, rijzen overal generieke fermettes, pastorijwoningen en Spaanse haciënda’s uit de grond. De verschraling van het Vlaamse platteland kan zich dus voordoen op meerdere terreinen. In het kader van deze bijdrage is deze meerduidigheid samengevat als ‘dorpsverschraling’ en gedefinieerd als het proces waarbij de leefbaarheid van een dorp afneemt. Leefbaarheid is zelf een meerduidig begrip, maar vormt – in tegenstelling tot dorpsverschraling – reeds lang het onderwerp van onderzoek (zie onder andere: Bodd & Hofman, 1999; Leidelmeijer & Van Kamp, 2003; Heylen e.a., 2007). Volgens Van Dorst (2005, 81) heeft ‘leefbaarheid feitelijk betrekking op de kwaliteit van de interactie tussen mens en omgeving’. Dorpsverschraling zou dan wijzen op processen waarbij de kwaliteit van deze interactie afneemt. Deze afname kan zo dramatisch zijn dat bewoners besluiten uit hun dorp weg te trekken; een proces waarnaar verwezen wordt als depopulatie of ontvolking. Onderstaande figuur illustreert hoe dorpsverschraling en ontvolking een vicieus proces vormen dat resulteert in nog meer verschraling en ontvolking. Dorpsverschraling hangt ook samen met de evolutie in het aantal voorzieningen. Een dorp waar het aantal voorzieningen afneemt, transformeert volgens Thissen & Droogleever Fortuijn (1998) van een autonoom dorp naar een woondorp. Karakteristiek voor een autonoom dorp, schrijven Thissen & Drooglever Fortuijn, is ‘autochtoniteit, dorpsbinding, heterogeniteit in demografische en sociaaleconomische zin en homogeniteit in culturele zin’. Winkelen en werken gebeurt in het dorp zelf en het merendeel van de bewoners is in het dorp geboren en is van plan er ook te sterven. Een woondorp daarentegen kan omschreven worden als een autonoom dorp dat zich gespecialiseerd heeft in één functie, namelijk de woonfunctie (Thissen & Drooglever Fortuijn, 1998). Winkelen en werken doen de bewoners in de omliggende stedelijke centra. De transformatie van autonome naar woondorpen komt volgens de auteurs in heel Europa voor. Onderzoek naar de leefbaarheid van dorpen in Noord-Nederland (Thissen & Droogleever Fortuijn, 1998) en in West-Vlaanderen (Thissen e.a., 2001) toont aan dat deze transformatie echter niet noodzakelijk door iedereen als negatief beleefd wordt. So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 402

lijke dorpen in <strong>Vlaanderen</strong>. Ervaren de dorpelingen deze verschraling als negatief Hoe<br />

wapenen zij zich hier tegen Of overwegen ze om het dorp te verlaten Ten slotte worden<br />

de voornaamste <strong>be</strong>vindingen samengevat.<br />

1. Verkenning van de literatuur<br />

De term ‘verschraling’ wordt in studies naar de leefsituatie op het platteland veelal gebruikt<br />

om te wijzen op een terugval in het aantal voorzieningen en/of in het openbaarvervoersaanbod<br />

(Steen<strong>be</strong>kkers e.a., 2008; van Dam e.a., 2006). Maar, verschraling speelt<br />

ook op andere terreinen. Zo wijzen Kesteloot & Meys (2008) in hun Atlas van achtergestelde<br />

buurten in <strong>Vlaanderen</strong> en Brussel op volgende problemen die vandaag spelen<br />

in plattelandsgebieden: sociale uitsluiting, veroudering van de <strong>be</strong>volking, afwezigheid<br />

van tewerkstelling en lage <strong>be</strong>stuurskracht. Het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling<br />

2007-2013 (Van Zeebroeck e.a., 2008) <strong>be</strong>klemtoont dan weer hoe het proces<br />

van schaalvergroting leidt tot uniformering en banalisering van het landschap. In haar<br />

<strong>be</strong>leidsnota Platteland ten slotte <strong>be</strong>schrijft de Provincie West-<strong>Vlaanderen</strong> (2003) hoe de<br />

plattelandsarchitectuur vervlakt: terwijl karakteristieke en <strong>be</strong>eld<strong>be</strong>palende gebouwen<br />

zoals brouwerijen en boerderijen leeg staan, rijzen overal generieke fermettes, pastorijwoningen<br />

en Spaanse haciënda’s uit de grond.<br />

De verschraling van het Vlaamse platteland kan zich dus voordoen op meerdere terreinen.<br />

In het kader van deze bijdrage is deze meerduidigheid samengevat als ‘dorpsverschraling’<br />

en gedefinieerd als het proces waarbij de leefbaarheid van een dorp afneemt.<br />

Leefbaarheid is zelf een meerduidig <strong>be</strong>grip, maar vormt – in tegenstelling tot dorpsverschraling<br />

– reeds lang het onderwerp van onderzoek (zie onder andere: Bodd & Hofman,<br />

1999; Leidelmeijer & Van Kamp, 2003; Heylen e.a., 2007). Volgens Van Dorst (2005, 81)<br />

heeft ‘leefbaarheid feitelijk <strong>be</strong>trekking op de kwaliteit van de interactie tussen mens en omgeving’.<br />

Dorpsverschraling zou dan wijzen op processen waarbij de kwaliteit van deze<br />

interactie afneemt. Deze afname kan zo dramatisch zijn dat <strong>be</strong>woners <strong>be</strong>sluiten uit hun<br />

dorp weg te trekken; een proces waarnaar verwezen wordt als depopulatie of ontvolking.<br />

Onderstaande figuur illustreert hoe dorpsverschraling en ontvolking een vicieus proces<br />

vormen dat resulteert in nog meer verschraling en ontvolking.<br />

Dorpsverschraling hangt ook samen met de evolutie in het aantal voorzieningen. Een<br />

dorp waar het aantal voorzieningen afneemt, transformeert volgens Thissen & Droogleever<br />

Fortuijn (1998) van een autonoom dorp naar een woondorp. Karakteristiek voor<br />

een autonoom dorp, schrijven Thissen & Drooglever Fortuijn, is ‘autochtoniteit, dorpsbinding,<br />

heterogeniteit in demografische en sociaaleconomische zin en homogeniteit in culturele<br />

zin’. Winkelen en werken ge<strong>be</strong>urt in het dorp zelf en het merendeel van de <strong>be</strong>woners<br />

is in het dorp geboren en is van plan er ook te sterven. Een woondorp daarentegen kan<br />

omschreven worden als een autonoom dorp dat zich gespecialiseerd heeft in één functie,<br />

namelijk de woonfunctie (Thissen & Drooglever Fortuijn, 1998). Winkelen en werken<br />

doen de <strong>be</strong>woners in de omliggende stedelijke centra. De transformatie van autonome<br />

naar woondorpen komt volgens de auteurs in heel Europa voor. Onderzoek naar de leefbaarheid<br />

van dorpen in Noord-Nederland (Thissen & Droogleever Fortuijn, 1998) en in<br />

West-<strong>Vlaanderen</strong> (Thissen e.a., 2001) toont aan dat deze transformatie echter niet noodzakelijk<br />

door iedereen als negatief <strong>be</strong>leefd wordt.<br />

So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 402

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!