20.01.2015 Views

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

hoger opgeleiden. Doer<strong>be</strong>cker & Hake (1979) gaven in hun onderzoek al aan dat burgers<br />

met een hoog opleidingsniveau niet alleen over kennis en vaardigheden <strong>be</strong>schikken om in<br />

de samenleving (inclusief ar<strong>be</strong>idsmarkt) <strong>be</strong>ter te functioneren, maar ook dat ze <strong>be</strong>ter weten<br />

hoe ze moeten studeren. Hun voorgaande leerervaringen zijn positief waardoor ook<br />

hun attitude ten opzichte van leren en hun vertrouwen in eigen kunnen vaak hoger zijn<br />

dan die van de laaggeschoolden. Daarnaast kunnen we deze <strong>be</strong>vindingen linken met de<br />

habitustheorie van Bourdieu: hoger opgeleiden zijn meer vertrouwd met de studiecultuur.<br />

In ta<strong>be</strong>l 9 wordt dit gegeven duidelijk weerspiegeld door de sterk negatieve coëfficiënt<br />

voor het hoogste opleidingsniveau. Cursisten met een diploma hoger onderwijs ervaren<br />

dus minder gecontroleerde motivatie.<br />

Ook regelmatige cultuur<strong>be</strong>zoekers zijn minder gecontroleerd gemotiveerd, daarentegen<br />

zijn sociaal actieven dan weer meer gecontroleerd gemotiveerd. Vanuit diverse bronnen<br />

(Pauwels & Pickery, 2007; Colpaert e.a. 2007) weten we dat <strong>be</strong>paalde groepen minder<br />

deelnemen aan dergelijke activiteiten. Een antwoord op de vraag wie al dan niet deelneemt<br />

aan <strong>be</strong>paalde activiteiten geeft nog altijd geen antwoord op de vraag waarom of<br />

vanuit welk motief men deelneemt. Lievens e.a. (2005) <strong>be</strong>schrijven een cultuursurvey en<br />

geven aan dat de ene groep deelnemers dit doet omwille van een interesse in de culturele<br />

activiteit zelf, een andere groep omwille van het sociale plezier en alles wat er aan toegevoegde<br />

waarde bij komt. Ook in deze literatuur vinden we dus geen afdoend <strong>be</strong>wijs om<br />

het ervaren van gecontroleerde motivatie bij sociaal actieven te verklaren.<br />

Daarnaast blijken cursisten die minder dan 1 jaar participeren aan een formele leeractiviteit<br />

minder gecontroleerd gemotiveerd te zijn dan zij die al langer deelnemen. We<br />

zouden dit hypothetisch kunnen verklaren door te stellen dat zij die reeds langer participeren<br />

een grotere druk voelen om de opleiding effectief succesvol af te ronden en het<br />

eindgetuigschrift van de opleiding te <strong>be</strong>halen. Op het moment van de <strong>be</strong>vraging heb<strong>be</strong>n<br />

zij ook al effectief meer in hun cursus geïnvesteerd, zowel financieel als tijdsmatig, dus is<br />

het eveneens mogelijk dat zij meer druk ervaren om de verhoopte baten te realiseren.<br />

Tot slot halen we ook nog aan dat cursisten uit het Deeltijds Kunstonderwijs minder<br />

gecontroleerd gemotiveerd zijn. In onze ta<strong>be</strong>l met <strong>be</strong>trekking tot persoonlijke of jobgerelateerde<br />

motieven scoorde dit onderwijstype al zeer laag op het ar<strong>be</strong>idsmarktgerelateerde<br />

aspect en gezien de specificiteit van deze onderwijsvorm is dit resultaat niet verrassend<br />

te noemen.<br />

4.2.2. Autonome motivatie<br />

De effecten voor geslacht en leeftijd zijn <strong>be</strong>iden significant. Vrouwen zijn meer autonoom<br />

gemotiveerd. Vrouwen zouden zoals hogerop aangegeven meer participeren om hun sociale<br />

relaties met anderen te onderhouden en als een vorm van zinvolle vrijetijds<strong>be</strong>steding.<br />

Deze sociale dimensie zit ook duidelijk vervat in de autonome component. Jongere<br />

deelnemers zijn minder autonoom gemotiveerd. Ouderen zien deelnemen meer als een<br />

persoonlijke verrijking met aandacht voor sociale contacten en een blijvende individuele<br />

ontplooiing (Price & Lyon, 1982). De interpretatie van een verminderde autonome motivatie<br />

bij cursisten in de hogere inkomensklassen is een moeilijker gegeven. Wel weten we<br />

uit de profiel<strong>be</strong>schrijvingen dat het hier voornamelijk gaat om hoger opgeleide universiteitsstudenten.<br />

Uit descriptieve gegevens voor deze groep alleen blijkt dat zij voornamelijk<br />

deelnemen uit interesse voor de opleidingsinhoud an sich, maar minder <strong>be</strong>zig zijn<br />

met de sociale aspecten van het opleidingsge<strong>be</strong>uren. Een <strong>be</strong>vestiging voor deze hypothese<br />

vinden we echter niet direct terug in de literatuur.<br />

Een kanttekening bij het model voor autonome motivatie is dat de totale verklaarde variantie<br />

slechts 7,4 % <strong>be</strong>draagt, wat toch eerder laag is. Een mogelijke verklaring hiervoor is<br />

So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 330

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!