schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
20.01.2015 Views

tegenover staan 14% van de huishoudens die niet (kunnen/willen) beschikken over een auto; dit aandeel autoloze huishoudens ligt in de stedelijke gebieden nog hoger. Ook rijbewijsbezit mag een evidentie lijken, het is het niet. Vrouwen hebben – ook in de jongere leeftijdsklassen – steeds een lager rijbewijsbezit dan mannen, en bij de oudere vrouwen heeft slechts 1 op 3 een rijbewijs. Verplaatsen doen we niet altijd en overal. Gemiddeld per dag verplaatst één Vlaming op 5 zich niet. Toch legt een Vlaming gemiddeld 2,8 verplaatsingen af per dag en daarbij wordt er gemiddeld 32,7 km afgemaald. In het weekend leggen Vlamingen evenveel verplaatsingen af als op weekdagen, alleen zijn de verplaatsingen meer verspreid over de dag. Vrouwen, ouderen en mensen met een laag inkomen verplaatsen zich per dag minder en leggen minder kilometers af. Daarnaast blijkt ook dat woonplaatskeuze een bepalende factor is in het verplaatsingspatroon van de Vlaming. Mobiliteit kan nooit los gezien worden van toegankelijkheid. Daarbij gaat het zowel om toegang tot het globale vervoerssysteem als tot individuele en collectieve vervoermiddelen. Het autobezit en fietsbezit in Vlaanderen zijn hoog. Kostprijs is hierbij een belangrijk element, maar daartegenover staat dat het aandeel van 13% in het huishoudbudget dat de Vlaamse huishoudens aan vervoer besteden de laatste 10 jaar niet gewijzigd is. De toegang tot collectief vervoer in Vlaanderen is behoorlijk goed. Gemiddeld genomen wonen Vlamingen op een redelijke afstand van openbare vervoerhaltes. Maar ook hier maakt de ruimtelijke context een belangrijk sociaal onderscheid: wie niet in een centrumgebied woont en geen auto ter beschikking heeft, ondervindt grote moeilijkheden om gebruik te maken van dit openbaar vervoer. Over de kwaliteit van de voorzieningen in zijn buurt (straten, fietspaden, voetpaden en openbaar vervoer) is de Vlaming tevreden. Toegankelijkheid is één aspect van mobiliteit, bereikbaarheid een ander. Globaal genomen is de bereikbaarheid in Vlaanderen toegenomen. Daartegenover staat dat voor het woon-werkverkeer met de auto tijdens de spits, in economische kerngebieden, de bereikbaarheid is afgenomen. Bovendien bestaan er belangrijke ruimtelijke variaties in het aanbod aan jobs en diensten en dus in de afhankelijkheid van vervoer. Huishoudens bezitten steeds vaker een auto en ook het aantal auto’s in de huishoudens neemt toe. Ook het openbaar vervoer kent de laatste jaren een duidelijke stijging van het aantal reizigers en het aantal afgelegde kilometers. Naast congestie en verminderde bereikbaarheid heeft mobiliteit ook nog andere negatieve gevolgen. Zo hebben heel wat Vlamingen last van geluid, licht en geur afkomstig van verkeer, wat een grote invloed heeft op de leefbaarheid en de gezondheid van de Vlaming. Ook het ruimtebeslag door het toenemend aantal auto’s is een negatief element. De nieuwe generatie voertuigen wordt steeds zuiniger en stoot minder schadelijke stoffen uit. Toch wordt het positieve effect van deze evolutie teniet gedaan door de absolute stijging van de mobiliteit. Daarnaast is ook verkeersonveiligheid een negatief effect van mobiliteit met grote impact op de maatschappij, in hoofdzaak omdat slachtoffers vooral vallen in de jongere leeftijdsklassen. Autobestuurders en –passagiers vormen het grootste aandeel van de ernstige slachtoffers. Het risico op een ongeval is evenwel het grootst voor motorrijders en bromfietsers. Sinds 1970 daalt het aantal slachtoffers van verkeersongevallen en dit vooral door verschillende beleidsmaatregelen. Vlamingen zijn zich voldoende bewust van de 309 Al ge m e e n - Mo b i l i t e i t

omvang van deze verkeersonveiligheid en er bestaat een breed draagvlak voor de intensivering van handhavingsmaatregelen. Noten 1 De vervoerswijzen voor een verplaatsing die hier vermeld worden, zijn de hoofdvervoerswijzen: de vervoerswijze waarmee binnen één verplaatsing het grootste deel van de afstand werd afgelegd. Het gevolg van deze berekening is dat het voor- en natransport onderbelicht blijft. Dit is vooral het geval bij verplaatsingen met het openbaar vervoer. 2 Eind 2001 organiseerde het Nationaal Instituut voor de Statistiek (nu ADSEI) de algemene socio-economische enquête (SEE 2001) als opvolger van de tienjaarlijkse volkstellingen. Deze enquête werd gehouden bij alle inwoners van België. Elk huishouden ontving één woning/huishoudformulier en één individueel formulier voor elke persoon in het huishouden. De individuele formulieren bevatten onder meer vragen over het gevolgde onderwijs en de tewerkstellingssituatie van de persoon en ook over de woon-werkverplaatsing of woon-schoolverplaatsing. 3 Leeftijd is gemodelleerd tot een vierde machtsterm. 4 Aan de hand van de antwoorden werd een tevredenheidsindex berekend, waarin ‘tevredenheid’ het saldo is van de negatieve en positieve antwoorden. De tevredenheidsindex houdt zowel rekening met het aantal tevreden als met het aantal ontevreden huishoudens. Een tevredenheidsindex van 100 betekent dat precies evenveel huishoudens zich positief uitlaten over het onderzochte item als er huishoudens zijn die er negatief tegenover staan. Een index boven de 100 betekent dat er meer tevreden dan ontevreden huishoudens zijn. Ligt de index onder de 100, dan is het omgekeerde het geval en zijn er meer ontevreden dan tevreden huishoudens. Hoe hoger de index, hoe groter de verhouding tussen het aantal erg tevreden en weinig tevreden huishoudens. Bibliografie ADSEI - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (1978/1979 – 2006). Huishoudbudgetonderzoek. http://statbel.fgov.be/surveys/hbs.asp. ADSEI - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2001). Algemene sociaal-economische enquête 2001. http://www.statbel.fgov.be/census/home_nl.asp. ADSEI – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2009a). Mobiliteitsportaal. http://www. statbel.fgov.be/port/mob_nl.asp. ADSEI – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2009b). Grootte van het voertuigenpark (1977-2008). http://www.statbel.fgov.be/figures/d37_nl.asp#1bis, geraadpleegd op 2 januari 2009. ADSEI – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2009c). Structuur van de bevolking. http:// www.statbel.fgov.be/figures/d21_nl.asp#3, geraadpleegd op 2 januari 2009. ADSEI – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2009d). Statistiek van de verkeersongevallen. http://www.statbel.fgov.be/fiGurEs/d364_nl.asp, geraadpleegd op 2 januari 2009. Annema, J. A. & de Jong, M. (2008). Verkeersscenario’s in historisch perspectief. Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk 2008. Santpoort: CVS. Bleijenberg, A. (2003). The driving forces behind transport growth and their implications for policy. In: Managing the Fundamental Drivers of Transport Demand: Proceedings of the International Seminar. Paris: OECD Publishing. Botteldooren, D., Dekoninck L., Van Renterghem T., Philips G., Van Elst T., Van Tichelen P., De Roo K., Van Langenhove H. & Bossuyt, M. (2007). Hinder. Verschillende wegen voor aanpak van hinder door wegverkeer. In: Van Steertegem M. (red.). MIRA-T Milieurapport Vlaanderen. Focusrapport ’07. Brussel: Vlaamse Milieumaatschappij. Boussauw, K. & Witlox, F. (2008). Kilometers malen: maatschappelijke dwangneurose of ruimtelijk probleem In: Allaert, G. & Witlox, F. (red.). Duurzame mobiliteit Vlaanderen: De leefbare stad. Gent: Instituut voor Duurzame Mobiliteit. Boussauw, K., Lauwers, D. & Witlox, F. (2008). Ruimtelijke structuur en energieverbruik voor vervoer: een eerste verkenning voor Vlaanderen. In: Ruimte & Planning, 28 (3), 35-48. Cornelis, E., Malchair, A., Asperges, T. & Ramaekers K. (2007). Company Cars Analysis: Rapport final. Brussel: Belgian Science Policy. De Lijn (2000-2007). Jaarverslag. http://www.delijn.be/over/organisatie/index.htm#2, geraadpleegd op 29 januari 2009. So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 310

tegenover staan 14% van de huishoudens die niet (kunnen/willen) <strong>be</strong>schikken over een<br />

auto; dit aandeel autoloze huishoudens ligt in de stedelijke gebieden nog hoger.<br />

Ook rij<strong>be</strong>wijs<strong>be</strong>zit mag een evidentie lijken, het is het niet. Vrouwen heb<strong>be</strong>n – ook in de<br />

jongere leeftijdsklassen – steeds een lager rij<strong>be</strong>wijs<strong>be</strong>zit dan mannen, en bij de oudere<br />

vrouwen heeft slechts 1 op 3 een rij<strong>be</strong>wijs.<br />

Verplaatsen doen we niet altijd en overal. Gemiddeld per dag verplaatst één Vlaming<br />

op 5 zich niet. Toch legt een Vlaming gemiddeld 2,8 verplaatsingen af per dag en daarbij<br />

wordt er gemiddeld 32,7 km afgemaald. In het weekend leggen Vlamingen evenveel<br />

verplaatsingen af als op weekdagen, alleen zijn de verplaatsingen meer verspreid over<br />

de dag. Vrouwen, ouderen en mensen met een laag inkomen verplaatsen zich per dag<br />

minder en leggen minder kilometers af. Daarnaast blijkt ook dat woonplaatskeuze een<br />

<strong>be</strong>palende factor is in het verplaatsingspatroon van de Vlaming.<br />

Mobiliteit kan nooit los gezien worden van toegankelijkheid. Daarbij gaat het zowel om<br />

toegang tot het globale vervoerssysteem als tot individuele en collectieve vervoermiddelen.<br />

Het auto<strong>be</strong>zit en fiets<strong>be</strong>zit in <strong>Vlaanderen</strong> zijn hoog. Kostprijs is hierbij een <strong>be</strong>langrijk<br />

element, maar daartegenover staat dat het aandeel van 13% in het huishoudbudget dat de<br />

Vlaamse huishoudens aan vervoer <strong>be</strong>steden de laatste 10 jaar niet gewijzigd is. De toegang<br />

tot collectief vervoer in <strong>Vlaanderen</strong> is <strong>be</strong>hoorlijk goed. Gemiddeld genomen wonen<br />

Vlamingen op een redelijke afstand van openbare vervoerhaltes. Maar ook hier maakt<br />

de ruimtelijke context een <strong>be</strong>langrijk sociaal onderscheid: wie niet in een centrumgebied<br />

woont en geen auto ter <strong>be</strong>schikking heeft, ondervindt grote moeilijkheden om gebruik<br />

te maken van dit openbaar vervoer. Over de kwaliteit van de voorzieningen in zijn buurt<br />

(straten, fietspaden, voetpaden en openbaar vervoer) is de Vlaming tevreden.<br />

Toegankelijkheid is één aspect van mobiliteit, <strong>be</strong>reikbaarheid een ander. Globaal genomen<br />

is de <strong>be</strong>reikbaarheid in <strong>Vlaanderen</strong> toegenomen. Daartegenover staat dat voor het<br />

woon-werkverkeer met de auto tijdens de spits, in economische kerngebieden, de <strong>be</strong>reikbaarheid<br />

is afgenomen. Bovendien <strong>be</strong>staan er <strong>be</strong>langrijke ruimtelijke variaties in het aanbod<br />

aan jobs en diensten en dus in de afhankelijkheid van vervoer.<br />

Huishoudens <strong>be</strong>zitten steeds vaker een auto en ook het aantal auto’s in de huishoudens<br />

neemt toe. Ook het openbaar vervoer kent de laatste jaren een duidelijke stijging van het<br />

aantal reizigers en het aantal afgelegde kilometers.<br />

Naast congestie en verminderde <strong>be</strong>reikbaarheid heeft mobiliteit ook nog andere negatieve<br />

gevolgen. Zo heb<strong>be</strong>n heel wat Vlamingen last van geluid, licht en geur afkomstig van<br />

verkeer, wat een grote invloed heeft op de leefbaarheid en de gezondheid van de Vlaming.<br />

Ook het ruimte<strong>be</strong>slag door het toenemend aantal auto’s is een negatief element.<br />

De nieuwe generatie voertuigen wordt steeds zuiniger en stoot minder schadelijke stoffen<br />

uit. Toch wordt het positieve effect van deze evolutie teniet gedaan door de absolute<br />

stijging van de mobiliteit.<br />

Daarnaast is ook verkeersonveiligheid een negatief effect van mobiliteit met grote impact<br />

op de maatschappij, in hoofdzaak omdat slachtoffers vooral vallen in de jongere leeftijdsklassen.<br />

Auto<strong>be</strong>stuurders en –passagiers vormen het grootste aandeel van de ernstige<br />

slachtoffers. Het risico op een ongeval is evenwel het grootst voor motorrijders en bromfietsers.<br />

Sinds 1970 daalt het aantal slachtoffers van verkeersongevallen en dit vooral<br />

door verschillende <strong>be</strong>leidsmaatregelen. Vlamingen zijn zich voldoende <strong>be</strong>wust van de<br />

309 Al ge m e e n - Mo b i l i t e i t

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!