20.01.2015 Views

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

cio-economische enquête 2001 (SEE 2001) 2 en voor de dichotome, afhankelijke varia<strong>be</strong>le<br />

‘gebruikt uitsluitend de auto als <strong>be</strong>stuurder om naar het werk te gaan’. Uit de resultaten<br />

van zijn analyse blijkt dat, tegengesteld aan de resultaten op basis van OVG-data, mannen<br />

een grotere kans heb<strong>be</strong>n om de auto te nemen om te gaan werken. Daarnaast spelen<br />

er ook effecten van leeftijd, woon-werkafstand en ruimtelijke locatie mee bij de keuze<br />

voor de auto in het woonwerkverkeer: voor kleine en heel grote woon-werkafstanden zijn<br />

er minder autogebruikers, wonen in een centrumgebied leidt tot minder autogebruik en,<br />

globaal genomen 3 , hoe jonger hoe minder autogebruik.<br />

Voor 2 specifieke groepen gaan we wat dieper in op hun mobiliteit: de kinderen en de<br />

ouderen.<br />

Mobiliteit van kinderen wordt gekenmerkt door een grote afhankelijkheid van de mobiliteit<br />

van de ouders. Ouders in <strong>Vlaanderen</strong>, en dan specifiek de moeders, <strong>be</strong>steden een groot<br />

deel van hun verplaatsingen en hun afgelegde kilometers aan het brengen en halen van<br />

kinderen (Zwerts e.a., 2006). Keerzijde is dat kinderen net als in andere Europese landen<br />

(Hillman, 1997) op steeds latere leeftijd leren zelfstandig deel te nemen aan het verkeer<br />

en dat hun vervoersautonomie (het zelfstandig <strong>be</strong>slissen over het al dan niet maken van<br />

een verplaatsing en de vrije keuze van het vervoermiddel) afneemt. Voor de groep van 10<br />

tot 13 jaar werd in 2005 nagegaan hoe hun verplaatsingspatroon eruit ziet en hoe ze dit<br />

zelf <strong>be</strong>leven (Meire & Vleugels, 2005; Meire, 2005; Petermans & Zwerts, 2006). De keuze<br />

voor deze leeftijdsgroep was niet toevallig: op deze leeftijd neemt door de overstap van<br />

het lager naar het secundair onderwijs de vervoersautonomie van de jongeren toe.<br />

Gemiddeld genomen maken jongeren tussen 10 en 13 jaar 2,9 verplaatsingen per dag.<br />

Meer dan 44% van alle verplaatsingen zijn gerelateerd aan onderwijs volgen. De duur van<br />

hun verplaatsingen is eerder kort te noemen: zowat 67% duurt hoogstens 10 minuten.<br />

Meisjes maken op een dag gemiddeld meer verplaatsingen dan jongens in deze leeftijdsgroep:<br />

3,0 tegenover 2,8. Bijna 42% van deze verplaatsingen wordt afgelegd met de auto,<br />

gevolgd door bijna 27% verplaatsingen met de fiets. Opvallend is dat jongens meer verplaatsingen<br />

met de fiets afleggen dan meisjes en minder met de auto, wat meteen ook<br />

<strong>be</strong>tekent dat ze vaker verplaatsingen alleen afleggen of samen met vrienden (maar zonder<br />

volwassenen). De autonome mobiliteit is dus hoger voor jongens dan voor meisjes (Petermans<br />

& Zwerts, 2006). De grootste verklaring ligt vermoedelijk bij de ouders. Ouders<br />

blijken een <strong>be</strong>langrijke invloed te heb<strong>be</strong>n op het verplaatsingspatroon van kinderen, en<br />

dan vooral op de keuze van het vervoermiddel. Uiteindelijk heb<strong>be</strong>n zij in de meeste gevallen<br />

het laatste woord in de <strong>be</strong>slissing over welk vervoermiddel er gebruikt wordt. Als<br />

we hen expliciet de vraag stellen welke factoren het <strong>be</strong>langrijkst zijn in de keuze van het<br />

vervoermiddel voor hun kind, zetten ze verkeersveiligheid en sociale veiligheid bovenaan<br />

het lijstje. Op de derde plaats speelt de leeftijd van het kind in kwestie een doorslaggevende<br />

rol. Deze top 3 blijft ongewijzigd of het nu gaat om verplaatsingen naar school of<br />

verplaatsingen in de vrije tijd. Ouders van meisjes hechten, meer dan ouders van jongens,<br />

<strong>be</strong>lang aan verkeersveiligheid, sociale veiligheid en de weersomstandigheden. Die hogere<br />

<strong>be</strong>schermende reflex naar meisjes blijkt uit meerdere elementen van het onderzoek. Zo<br />

scoren de meisjes minder hoog op de items die peilden naar het zelfstandig gebruik van<br />

openbaar vervoer, de afstand die kinderen alleen mogen afleggen, enzovoort. Het lijkt<br />

erop dat de subjectieve onveiligheidsgevoelens van kinderen – en dan vooral voor meisjes<br />

– (deels) gevormd worden door de subjectieve onveiligheidsgevoelens van de ouders<br />

(Zwerts & Witlox, 2008).<br />

289 Al ge m e e n - Mo b i l i t e i t

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!