schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
20.01.2015 Views

Leeftijd is een ander kenmerk dat zorgt voor een verschil in verplaatsingsgedrag. Tussen 6 en 12 jaar maken kinderen gemiddeld 2,9 verplaatsingen per dag. In de leeftijdsklasse van 13 tot 15 jaar daalt dit tot 2,5 verplaatsingen per dag. Deze daling komt er vooral door een daling van het (al dan niet verplicht) meerijden op de achterbank, ten voordele van autonome mobiliteit van jongeren. Figuur 5. 5 Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar leeftijdsklasse, Vlaams Gewest, 2000- 2001. 4 Aantal verplaatsingen per persoon per dag 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Bron: OVG 2. 6-12 13-16 17-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+ Leeftijdsgroep Vanaf 16 jaar is er een gestage stijging tot 44 jaar. Vanaf 45 jaar daalt het aantal verplaatsingen 6 weer. 65-plussers maken gemiddeld nog 1,5 verplaatsing per dag. Uiteraard Figuur speelt het afbouwen van professionele activiteiten hierin een rol: wie geen woon-werkverplaatsing maakt, maakt al meteen heel wat minder verplaatsingen. Maar zelfs zonder 4 deze woon-werkverplaatsingen 3,5 blijft dezelfde leeftijdsevolutie in het verplaatsingsgedrag merkbaar (zie figuur 6). 3 De groep 2,5 van 25 tot 34 jaar legt gemiddeld het meeste kilometers per dag af (44,8 km), de zonder woon of werk 65-plussers het minst (13,1 km). Naast het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon 2 alle verplaatsingen per dag speelt de gemiddelde lengte van een verplaatsing hierin ook een rol. Tussen beide is niet 1,5 steeds symmetrie: bij de 45- tot 54-jarigen vinden we de hoogste gemiddelde lengte van een verplaatsing (14,1 km), en niet bij de 25- tot 34-jarigen, terwijl de kortste terug te vinden 1is bij de 6- tot 12-jarigen (7,2 km), en niet bij de 65-plussers. Aantal verplaatsingen per persoon per dag 0,5 Naast leeftijd zorgt ook het opleidingsniveau voor een verschil in mobiliteitskenmerken. Naarmate 0 het opleidingsniveau stijgt, stijgt ook het gemiddelde aantal verplaatsingen. De orde van 6-12grootte 13-15is enorm: 16-24 25-34 hoger opgeleiden 35-44 45-54(universitairen) 55-64 65+ maken gemiddeld 3 keer zoveel verplaatsingen dan respondenten Leeftijdsgroep zonder een diploma. Niet alleen het aantal verplaatsingen per dag verschilt enorm; het aantal kilometers dat er op een dag wordt afgelegd laat nog grotere verschillen zien. Respondenten zonder een diploma leggen gemiddeld 9,8 kilometer af per dag, respondenten met een universitair diploma 61,1 km, of zomaar even 6,3 keer meer. Een verschil dat kan tellen! 287 Al ge m e e n - Mo b i l i t e i t

Figuur 6. Figuur 6 Aantal verplaatsingen per persoon per dag 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag, opgesplitst per leeftijdsgroep: eenmaal voor alle verplaatsingen, en eenmaal zonder woon - werkverplaatsingen, Vlaams Gewest, 2000-2001. 6-12 13-15 16-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+ Leeftijdsgroep Bron: OVG 2; Nuyts (2003). zonder woon of werk alle verplaatsingen Uiteraard speelt hier deels een logische verklaring: ouderen hebben vaak de kans niet gehad om te studeren en maken geen woon-werkverplaatsingen meer. Toch blijkt dat zelfs wanneer we de woon-werkverplaatsingen uit de analyses halen, dit verschil blijft, zij het minder extreem. Mensen met lagere inkomens zijn duidelijk minder mobiel en gebruiken ook niet dezelfde vervoermiddelen als mensen met een hoger inkomen. Ze doen per dag minder verplaatsingen, leggen duidelijk minder kilometers af en gebruiken veel minder vaak de auto en de trein. Vaak wordt dat verschil toegeschreven aan het al dan niet hebben van werk. Werklozen, maar ook gepensioneerden, die vaak eerder een lager inkomen hebben, verplaatsen zich niet voor hun werk, wat meteen een vijfde van het aantal verplaatsingen en een derde van het aantal kilometers doet wegvallen. Maar zelfs als we het werk- en zakelijk verkeer uit de cijfers filteren, blijft het verschil tussen de hogere en lagere inkomens nog vrij groot. Mensen die minder verdienen dan 1.240 euro per maand, leggen ongeveer 18 kilometer per dag af voor niet-werkgebonden verplaatsingen. Wie meer dan dat bedrag verdient, besteedt daar elke dag 10 kilometer meer aan. Vooral aan ontspanning, sport en cultuur besteden de hogere inkomens duidelijk meer kilometers. Uiteraard hangen de bovenvermelde factoren onderling samen. Zo hangt leeftijd samen met opleidingsniveau, opleidingsniveau met inkomen, en leeftijd met inkomen. De effecten op mobiliteit die beschreven werden zijn dan ook niet eenduidig te herleiden tot het effect van dat ene kenmerk op mobiliteit. Een multivariate analyse zou kunnen nagaan welk van deze variabelen – naast andere variabelen – het meest effect heeft. Voor vervoermiddelengebruik in het woon-werkverkeer werd er per vervoermiddel een logistische regressie uitgevoerd op basis van de data van OVG 2. Op basis van een combinatie van al deze logistische regressies bleek dat parkeerproblemen en woon-werkafstand een belangrijke invloed hebben in de keuze voor een bepaald vervoermiddel. Vrouwen en zij die een hoger inkomen hebben kiezen dan weer vaker voor de auto. Ook Pickery (2005) maakte dezelfde oefening, maar dan op basis van de gegevens van de algemene so- So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 288

Figuur 6.<br />

Figuur 6<br />

Aantal verplaatsingen per persoon per dag<br />

4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag, opgesplitst per leeftijdsgroep: eenmaal voor alle<br />

verplaatsingen, en eenmaal zonder woon - werkverplaatsingen, Vlaams Gewest, 2000-2001.<br />

6-12 13-15 16-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+<br />

Leeftijdsgroep<br />

Bron: OVG 2; Nuyts (2003).<br />

zonder woon of werk<br />

alle verplaatsingen<br />

Uiteraard speelt hier deels een logische verklaring: ouderen heb<strong>be</strong>n vaak de kans niet gehad<br />

om te studeren en maken geen woon-werkverplaatsingen meer. Toch blijkt dat zelfs<br />

wanneer we de woon-werkverplaatsingen uit de analyses halen, dit verschil blijft, zij het<br />

minder extreem.<br />

Mensen met lagere inkomens zijn duidelijk minder mobiel en gebruiken ook niet dezelfde<br />

vervoermiddelen als mensen met een hoger inkomen. Ze doen per dag minder verplaatsingen,<br />

leggen duidelijk minder kilometers af en gebruiken veel minder vaak de auto en<br />

de trein. Vaak wordt dat verschil toegeschreven aan het al dan niet heb<strong>be</strong>n van werk.<br />

Werklozen, maar ook gepensioneerden, die vaak eerder een lager inkomen heb<strong>be</strong>n, verplaatsen<br />

zich niet voor hun werk, wat meteen een vijfde van het aantal verplaatsingen en<br />

een derde van het aantal kilometers doet wegvallen. Maar zelfs als we het werk- en zakelijk<br />

verkeer uit de cijfers filteren, blijft het verschil tussen de hogere en lagere inkomens<br />

nog vrij groot. Mensen die minder verdienen dan 1.240 euro per maand, leggen ongeveer<br />

18 kilometer per dag af voor niet-werkgebonden verplaatsingen. Wie meer dan dat <strong>be</strong>drag<br />

verdient, <strong>be</strong>steedt daar elke dag 10 kilometer meer aan. Vooral aan ontspanning,<br />

sport en cultuur <strong>be</strong>steden de hogere inkomens duidelijk meer kilometers.<br />

Uiteraard hangen de bovenvermelde factoren onderling samen. Zo hangt leeftijd samen<br />

met opleidingsniveau, opleidingsniveau met inkomen, en leeftijd met inkomen. De effecten<br />

op mobiliteit die <strong>be</strong>schreven werden zijn dan ook niet eenduidig te herleiden tot het<br />

effect van dat ene kenmerk op mobiliteit. Een multivariate analyse zou kunnen nagaan<br />

welk van deze varia<strong>be</strong>len – naast andere varia<strong>be</strong>len – het meest effect heeft.<br />

Voor vervoermiddelengebruik in het woon-werkverkeer werd er per vervoermiddel een<br />

logistische regressie uitgevoerd op basis van de data van OVG 2. Op basis van een combinatie<br />

van al deze logistische regressies bleek dat parkeerproblemen en woon-werkafstand<br />

een <strong>be</strong>langrijke invloed heb<strong>be</strong>n in de keuze voor een <strong>be</strong>paald vervoermiddel. Vrouwen<br />

en zij die een hoger inkomen heb<strong>be</strong>n kiezen dan weer vaker voor de auto. Ook Pickery<br />

(2005) maakte dezelfde oefening, maar dan op basis van de gegevens van de algemene so-<br />

So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 288

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!