20.01.2015 Views

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

4.2.1. Leeftijd<br />

Over de effecten van de leeftijd en de levensloop is het participatieonderzoek niet eenduidig.<br />

Sommige onderzoeken vinden geen verband (Gijselinckx & Loose, 2007), anderen<br />

een rechtlijnig verband (Hooghe & Quintelier, 2007), nog anderen een curvilineair verband<br />

(Knoke & Thomson, 1977) of een dat verschilt naargelang de soort vereniging (Elchardus<br />

e.a., 2001; Decraene e.a., 2007). Putnam (1995a, 1995b) verdedigt de stelling dat<br />

we niet zozeer te maken heb<strong>be</strong>n met een leeftijdseffect, maar wel met een cohorte-effect.<br />

Hij meent dat de oudere cohorten nog sterker doordrongen zijn van noties als plichts<strong>be</strong>sef<br />

en religiositeit, en daaruit ook inspiratie putten voor een intensievere participatie in<br />

het vrijwilligerswerk en in het verenigingsleven. De jongere cohorten zouden daarentegen<br />

wat hedonistischer en individualistischer zijn ingesteld, en zouden dan ook minder<br />

<strong>be</strong>langstelling heb<strong>be</strong>n voor dergelijke vormen van inzet. Het is <strong>be</strong>langrijk hierbij het onderscheid<br />

tussen leeftijds- en cohorte-effecten goed voor ogen te houden. Het poneren<br />

van een leeftijdseffect impliceert dat de jongere generaties geleidelijk het patroon van de<br />

oudere generaties zullen overnemen naarmate ze zelf ouder worden. Het poneren van een<br />

cohorte-effect impliceert daarentegen dat het gedragspatroon van de jongere generaties<br />

ook in de toekomst zal blijven afwijken van het gedragspatroon van de huidige oudere<br />

generaties. We heb<strong>be</strong>n in dat geval te maken met een culturele verschuiving.<br />

Uitspraken over leeftijds- en cohorte-effecten heb<strong>be</strong>n dikwijls een speculatief karakter<br />

omdat men op basis van gegevens op een <strong>be</strong>paald moment niet kan <strong>be</strong>sluiten welk van<br />

de twee soorten effecten zich voordoet. Uit de logistische regressie (ta<strong>be</strong>l 19) blijkt dat<br />

als we alle verenigingen samen <strong>be</strong>kijken, alle leeftijdsgroepen even sterk vertegenwoordigd<br />

zijn. Dat zou kunnen <strong>be</strong>tekenen dat er noch leeftijds- noch cohorte-effecten spelen,<br />

maar het kan ook <strong>be</strong>tekenen dat <strong>be</strong>ide spelen maar op een manier dat ze elkaar opheffen<br />

(bijvoor<strong>be</strong>eld jongere generaties participeren minder, maar met de leeftijd neemt de participatie<br />

af). Naar soort vereniging zien we dat jongeren sterker aanwezig zijn in sport- en<br />

jongerenverenigingen, ouderen in de andere verenigingen. In de sociale <strong>be</strong>wegingen en<br />

sociopolitieke verenigingen zijn de 36-55-jarigen sterker vertegenwoordigd dan de jongste<br />

en oudste leeftijdsgroep. In de culturele, vrijetijds-, religieuze en helpende verenigingen<br />

zijn de jongeren (18-35-jarigen) duidelijk minder sterk aanwezig dan de oudere <strong>be</strong>volkingsgroepen<br />

(36-75-jarigen). In de wijk- en buurtcomités zijn er geen leeftijdsverschillen.<br />

Zonder voldoende longitudinale gegevens is het onmogelijk deze verbanden met de leeftijd<br />

te duiden als cohorte- of leeftijdseffecten. De gegevens waarover we <strong>be</strong>schikken zijn<br />

onvoldoende om <strong>be</strong>trouwbare uitspraken over het onderscheiden <strong>be</strong>lang van leeftijds- en<br />

cohorte-effecten te schragen.<br />

Wat wel kan worden gedaan, is nagaan of er zich een daadwerkelijke veroudering van de<br />

participanten heeft voorgedaan en hoe en waar deze zich ge<strong>be</strong>urlijk heeft voorgedaan.<br />

Om dat te doen, dient rekening te worden gehouden met de gewijzigde samenstelling van<br />

de <strong>be</strong>volking. 11 Als we de gemiddelde niet-gecorrigeerde leeftijd van de leden van de verschillende<br />

verenigingen <strong>be</strong>kijken, stellen we inderdaad een lichte veroudering vast. In de<br />

periode 1996-1999 was de gemiddelde leeftijd van de leden van alle verenigingen samen<br />

43 jaar, in 2000-2007 was dit gestegen tot 44,2 jaar, een significante toename. Vooral de<br />

gemiddelde leeftijd van de leden van sport- en religieuze verenigingen is toegenomen, met<br />

ongeveer drie jaar (van 38,4 naar 41,0 jaar voor de sportverenigingen en van 47,2 naar<br />

50,5 jaar voor de religieuze verenigingen).<br />

Als we echter corrigeren voor de veroudering (ta<strong>be</strong>l 20), en dus kijken naar de gecorrigeerde<br />

leeftijden van de leden, is er enkel een significante veroudering van het ledenkorps<br />

van sportverenigingen, met twee jaar (van 39,3 naar 41,0 jaar).<br />

263 Al ge m e e n - So c i a l e p a rt i c i p a t i e

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!