20.01.2015 Views

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Putnam (2000) stelt dat er zich een proces van generationele vervanging heeft voorgedaan<br />

waardoor er een generatie komt die zich niet meer inzet voor anderen (Scheepers & Janssen,<br />

2001; Hooghe & Quintelier, 2007). Putnam veronderstelt met andere woorden een<br />

cohorte-effect waarbij het gedragspatroon van de jongere generaties ook in de toekomst<br />

zal blijven afwijken van het gedragspatroon van de huidige, oudere generaties. Het is<br />

natuurlijk ook mogelijk dat het niet om een cohorte-effect gaat, maar om een leeftijdseffect<br />

waarbij de jongere generaties geleidelijk het patroon van de oudere generaties zullen<br />

overnemen naarmate ze zelf ouder worden. We onderzoeken het verband tussen leeftijd<br />

en participatie door in de analyses de leeftijd van de respondent op te nemen.<br />

De groei van de gemiddelde scholingsgraad van de Belgische <strong>be</strong>volking in de afgelopen<br />

decennia zou een toename van de participatie kunnen verklaren. Rekening houdend met<br />

de stelselmatig hogere participatiecijfers van de hogergeschoolden, zou dit normaliter<br />

moeten gepaard gaan met een stijging van de globale participatiecijfers (Elchardus e.a.,<br />

2001; Elchardus & Glorieux, 2002; Verba e.a., 1995; Gesthuizen e.a., 2008; Bourdieu,<br />

1985). Vandaar dat we ook het onderwijsniveau van de respondenten als determinant<br />

van het participatiegedrag heb<strong>be</strong>n opgenomen. Voor deze analyse heb<strong>be</strong>n we gebruik<br />

gemaakt van een driedeling, met respectievelijk lageropgeleiden (alles tot en met lager<br />

secundair onderwijs, 42%), middelhoog opgeleiden (hoger secundair onderwijs, 32%) en<br />

hoger opgeleiden (hogescholen en universitair onderwijs, 26%).<br />

Over de relatie tussen participatie en tijds<strong>be</strong>steding <strong>be</strong>staan verschillende en tegenstrijdige<br />

verwachtingen. Enerzijds zijn er een aantal verklaringen die kunnen worden omschreven<br />

als de stelling van ‘de vermenigvuldiging van de tijd’, in de Engelstalige literatuur ook<br />

wel ‘spill-over’-hypothese genoemd (Mutz e.a., 1993; Wilson & Musick, 1997). Anderzijds<br />

is er de zogeheten ‘displacement’-hypothese of de stelling van de ‘verdringing van de tijd’.<br />

Bondig geformuleerd stelt de these van de vermenigvuldiging van de tijd dat een engagement<br />

mobiliseert en activeert, het leidt tot een <strong>be</strong>tere <strong>be</strong>heersing van de tijd zodat één<br />

engagement een ander engagement niet uitsluit maar daarentegen meer waarschijnlijk<br />

maakt. Die stelling roept het <strong>be</strong>eld op van een <strong>be</strong>volking verdeeld in actieven en niet actieven<br />

en legt <strong>be</strong>leidsmatig de nadruk op het <strong>be</strong>vorderen van het <strong>eerste</strong> engagement. De<br />

stelling van de verdringing van de tijd stelt daarentegen dat hoe meer tijd men <strong>be</strong>steedt<br />

aan een <strong>be</strong>paalde activiteit, hoe minder tijd men kan <strong>be</strong>steden aan andere activiteiten.<br />

Vermenigvuldiging van de tijd zou er toe leiden dat mensen met kinderen sterker <strong>be</strong>trokken<br />

zijn bij het verenigingsleven dan mensen zonder kinderen. Kerkse katholieken,<br />

die al tijd investeren in de cultus, zouden meer participeren dan de levens<strong>be</strong>schouwelijk<br />

onverschilligen. De werkenden zouden, volgens die stelling, actiever moeten zijn in het<br />

verenigingsleven dan de niet-werkenden. In tijdsbudgetonderzoek wordt steeds opnieuw<br />

vastgesteld dat in gezinnen waar de vrouw huisvrouw is, veel meer tijd aan huishoudelijk<br />

werk wordt <strong>be</strong>steed dan in gezinnen waar de vrouw voltijds werkt (Elchardus, 1996;<br />

Knulst & Schoonderwoerd, 1983; Verba e.a., 1995). Ook hier weer geldt dat huisvrouwen<br />

waarschijnlijk meer huishoudelijke taken verrichten dan voltijds werkende vrouwen en<br />

daarbij misschien ook wel strengere, meer tijdrovende normen hanteren, maar het uitdijen<br />

van activiteiten dat we waarnemen bij de werklozen, zal waarschijnlijk eveneens<br />

een deel van het grote geobserveerde verschil verklaren. Als we rekening houden met het<br />

mechanisme van de vermenigvuldiging van de tijd, kan de drukke leeftijdshypothese in<br />

een aantal deelhypothesen worden gespecificeerd.<br />

De laatste jaren is de ar<strong>be</strong>idsdeelname van vrouwen sterk toegenomen. We kunnen ons<br />

So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 258

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!