20.01.2015 Views

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ar activiteitenstatus van het gezinshoofd in het Vlaamse Gewest, periode 1976-2005, in %.<br />

Figuur 4. Evolutie van de gemiddelde woonquote (huurders, af<strong>be</strong>talende en niet meer af<strong>be</strong>talende eigenaars)<br />

naar activiteitenstatus van het gezinshoofd in het Vlaamse Gewest, periode 1976-2005, in %.<br />

30<br />

gemiddelde woonquote (in %)<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

1976 1985 1992 1997 2005<br />

Bron: Heylen e.a. (2007).<br />

tewerkgesteld op (brug)pensioen werkloos ziekteverlof/ar<strong>be</strong>idsongeschikt<br />

woonquote weegt namelijk zwaarder voor gezinnen met een laag inkomen dan voor gezinnen<br />

met een hoog inkomen.<br />

Een maatstaf die aan deze kritiek tegemoet komt, is het resterende inkomen. Dit is het<br />

inkomen dat overblijft na het <strong>be</strong>talen van de huur of de af<strong>be</strong>taling van de lening. Dit<br />

gemiddelde inkomen kan ‘equivalent’ worden gemaakt, dit wil zeggen gecorrigeerd voor<br />

de gezinsgrootte zodat verschillende gezinstypes kunnen worden vergeleken. Het normatieve<br />

element wordt ingebracht door dit <strong>be</strong>drag dan vervolgens te vergelijken met het<br />

budget dat minimaal noodzakelijk wordt geacht om menswaardig te kunnen leven. Een<br />

voorwaarde is dan wel dat men over goede schattingen van die minimumbudgetten <strong>be</strong>schikt.<br />

Voor <strong>Vlaanderen</strong> is dit voorlopig nog niet het geval. Daarom blijven analyses tot<br />

nu toe <strong>be</strong>perkt tot het <strong>be</strong>rekenen van het gemiddeld resterend inkomen.<br />

De Decker e.a. (2008) <strong>be</strong>rekenden de equivalent resterende inkomens voor de periode<br />

1985 tot 2005 en stellen vast dat hoewel de eigenaars die nog een lening af<strong>be</strong>talen over<br />

deze periode sterk stijgende lasten kenden, ze in 2005 toch meer overhouden van hun<br />

inkomen dan huurders. Hun equivalent resterend inkomen is over de volledige periode<br />

gestegen. Dit is niet zo voor huurders. Nadat in de periode 1985-1992 hun equivalent<br />

resterend inkomen toenam, is dit sinds 1992 sterk achteruit gegaan: met 86 euro (in constante<br />

prijzen van 2005) in de periode 1997-2005 en met 161 euro in de periode 1992-2005.<br />

In 2005 houden huurders zelfs minder over van hun inkomen dan in 1985. Merkwaardig<br />

is verder dat eigenaars die hun woning reeds heb<strong>be</strong>n af<strong>be</strong>taald minder overhouden dan<br />

eigenaars met een af<strong>be</strong>talingslast. De verklaring hiervoor ligt bij het hoge aandeel gepensioneerden<br />

in de groep zonder af<strong>be</strong>talingslast.<br />

4.2.3. Subjectieve indicator<br />

Een laatste manier om inzicht te krijgen in de omvang van <strong>be</strong>taalbaarheidsproblemen<br />

met wonen is de huurders en eigenaars zelf te <strong>be</strong>vragen. Aldus <strong>be</strong>oordeeld, blijkt de omvang<br />

van de <strong>be</strong>taalbaarheidsproblemen minder groot dan volgens de woonquote. In de<br />

Woonsurvey 2005 antwoordde 0,2% van alle <strong>be</strong>vraagde huishoudens ‘vaak’ problemen<br />

te heb<strong>be</strong>n met de <strong>be</strong>taling van de huur of de aflossing van de lening, met in<strong>be</strong>grip van de<br />

So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 222

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!