schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
20.01.2015 Views

doet 41% van de personen die in België overlijden, in de laatste 3 levensmaanden een beroep op gespecialiseerde multidisciplinaire palliatieve zorg. Kankerpatiënten maken hiervan 2 keer meer gebruik dan patiënten die aan een andere aandoening sterven. 6 op de 10 kankerpatiënten sterven nog in het ziekenhuis, maar de voorbije jaren is daar een dalende trend merkbaar. Men kan dus stellen dat de verdere uitbouw van de thuiszorg en vooral van de palliatieve zorg het sterven thuis sterk zal doen toenemen. 8 4.2. Gebruik van geestelijke gezondheidszorg In functie van de aard en de ernst van hun klachten, kunnen mensen met psychische problemen een beroep doen op diverse vormen van hulpverlening. Ze kunnen terecht bij huisartsen, psychiaters, psychotherapeuten, centra voor geestelijke gezondheidszorg, algemene en psychiatrische ziekenhuizen en allerlei transmurale voorzieningen. Cijfermateriaal over het gebruik van deze diverse vormen van geestelijke gezondheidszorg blijft grotendeels achterwege, is onvolledig en zeker niet altijd up-to-date. Personen met psychische klachten zoeken vaak geen professionele hulp of staken hun behandeling. Angst voor stigmatisering speelt hierbij een rol (Verhaeghe e.a., 2007). Daartegenover staat dat bij meer dan de helft van de Belgen die langsgaan bij een medische hulpverlener, geen klinische diagnose van mentale problemen kan worden vastgesteld. Het gaat vaak om emotionele problemen die niet gecategoriseerd kunnen worden als ernstige psychiatrische stoornis. Van de personen die psychische hulp zoeken, stapt 41,4% naar de huisarts, 18,4% naar de psycholoog, 12,8% naar de psychiater en 25,9% naar zowel de huisarts als de psychiater. 34,9% verkreeg uiteindelijk een medicamenteuze behandeling of een psychologische behandeling (26,9%) of beide (13,8%) (Bruffaerts e.a., 2004). Uit de European Study of the Epidemiology of Mental Disorders (ESEMed) (2001-2002) blijkt dat 60% de huisarts verkiest, 36% de specialist en 19% doet een beroep op psychotherapie. De huisarts is met andere woorden het aanspreekpunt bij uitstek bij psychische problemen (Gouwy e.a., 2008), voornamelijk voor laaggeschoolden en personen met een lager inkomen. Het beroep doen op de geestelijke gezondheidszorg is duidelijk sociaal gelaagd. Uit de nationale gezondheidsenquêtes 2001 en 2004 blijkt dat voornamelijk mannen, jongeren, ouderen en werklozen minder snel professionele zorgverleners raadplegen (Gouwy e.a., 2008). Ook allochtonen brengen hun huisarts niet vlug op de hoogte van psychische klachten. Omdat de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg pas in 2003 met een uniforme registratie van gegevens begonnen, zijn nauwelijks tendensen op lange termijn weer te geven. De beschikbare kerncijfers suggereren een stabilisatie van het aantal cliënten met een actieve zorgperiode (53.786 in 2004 tegenover 53.439 in 2006). De gemiddelde duur van de hulpverlening is licht toegenomen en er is een kleine stijging van de wachttijd voor het intakegesprek. Ook de wachttijd tussen het intakegesprek en de start van de behandeling is lichtjes toegenomen. Meer dan de helft van de cliënten in de centra voor geestelijke gezondheidszorg startte een zorgperiode in het laatste registratiejaar. Dat kan wijzen op een bestendig verloop. De meeste cliënten (67%) zijn tussen 18 en 59 jaar oud. Oudere leeftijdsgroepen zijn minimaal vertegenwoordigd (5%). In de cliëntengroep nemen vrouwen een dominante plaats in. Een uitzondering is de leeftijdscategorie van 0 tot 17 jaar, waar meer jongens worden geregistreerd. Het aantal gedwongen opnamen in de psychiatrie stijgt in België al jaren. Met ongeveer 4.783 opnamen in 2006 overtreft België ruim de meeste buurlanden. Meer dan 50% van 177 Al ge m e e n - Ge zo n d h e i d

de opnamen vond in Vlaanderen plaats. Dat is zowat de helft meer dan in 2001 en een verdubbeling in 10 jaar tijd. Er gebeuren veel meer spoedopnamen dan opnamen volgens de gewone procedure. De vaakst voorkomende redenen voor een gedwongen opname zijn schizofrenie en andere psychotische stoornissen, gevolgd door middelengebonden stoornissen en stemmingsstoornissen. De meeste gedwongen opnamen komen voor in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 44 jaar, 2 keer meer bij mannen dan bij vrouwen. Het aantal minderjarigen en jongeren beneden 15 jaar blijft relatief beperkt (VVGG, 2004). Onderzoek van de UCL (Lorant e.a., 2007) bracht aan het licht dat werklozen tot 3,5 keer meer kans lopen dan werknemers om gedwongen te worden opgenomen. Bij andere economisch zwakkere groepen zoals allochtonen en alleenstaanden verdubbelt het risico. Deze resultaten stroken met de bevindingen van een recente studie van de Christelijke Mutualiteit (2008) over gezondheidsongelijkheid: het risico op gedwongen opname is tweemaal zo groot bij personen met de laagste inkomens dan bij personen met de hoogste inkomens. 4.3. Toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de gezondheidszorg 4.3.1. Toegankelijkheid De Euro Health Consumer Index 2008 onderzocht de toegankelijkheid van de gezondheidszorg in 27 Europese landen (Health Consumer Powerhouse, 2008). De toegankelijkheid werd gemeten aan de hand van 5 indicatoren: de huisarts, de specialist, kankertherapie, belangrijke niet-acute ingrepen (binnen de 90 dagen) en nucleair magnetische resonantie (binnen de 7 dagen). De op het eerste gezicht uitstekende toegankelijkheid van het Belgische zorgsysteem - België behaalde de hoogste score - heeft te maken met een veralgemeende verplichte ziekteverzekering (95% van de bevolking) en een aanvullende vrije verzekering (46% van de bevolking). Daarnaast speelt een sterk kwantitatief en gedifferentieerd uitgebouwd aanbod van diensten, mankracht, instellingen, apparatuur en geneesmiddelen een belangrijke rol. 4.3.2. Betaalbaarheid De Belgen geven steeds meer geld uit voor gezondheid en gezondheidszorg: van 8,2% van het bruto nationaal product in 1995 naar 9,5% in 2006. De voorbije 20 jaar zakten de overheidsuitgaven in het totale uitgavenpakket voor gezondheidszorg van 79% in 1995 naar 71,1% in 2006. De private uitgaven stegen in die periode gelijkmatig van 21 naar 28,9%. Deze evolutie betekent concreet dat de Vlaming steeds dieper in eigen portemonnee moet tasten om een almaar duurder wordende gezondheidszorg te betalen. De Christelijke Mutualiteit raamde het aandeel ten laste van de patiënt in 2003 op 5,8 miljard euro, na interventie van het herverzekeringssysteem (Christelijke Mutualiteit, 2006). De federale, gewestelijke en lokale overheden waren goed voor 19,2 miljard euro. Het gemiddelde bedrag dat een patiënt persoonlijk moet betalen voor een verblijf van een nacht in het ziekenhuis is tussen 1998 en 2004 met 41% gestegen. De ziekenhuispatiënt tekent bijgevolg voor 7% van de totale ziekenhuisontvangsten. In deze private kosten wegen voornamelijk honorariumsupplementen (stijging van 96%) en medisch materiaal (stijging van 103%) het zwaarste door. Ook de supplementen voor geneesmiddelen blijven toenemen. Eind 2005 bedroeg het aandeel ten laste van de patiënt al 14,5% (Santens, 2008), en dat ondanks de generische geneesmiddelen en goedkopere alternatieven voor originele specialiteiten (Christelijke Mutualiteit, 2006). Uiteraard kunnen lacunes in de verplichte ziekteverzekering voor een deel worden ingevuld door aanvullende private verzekeringen, zoals hospitalisatieverzekeringen. Tussen So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 178

doet 41% van de personen die in België overlijden, in de laatste 3 levensmaanden een<br />

<strong>be</strong>roep op gespecialiseerde multidisciplinaire palliatieve zorg. Kankerpatiënten maken<br />

hiervan 2 keer meer gebruik dan patiënten die aan een andere aandoening sterven. 6 op<br />

de 10 kankerpatiënten sterven nog in het ziekenhuis, maar de voorbije jaren is daar een<br />

dalende trend merkbaar. Men kan dus stellen dat de verdere uitbouw van de thuiszorg en<br />

vooral van de palliatieve zorg het sterven thuis sterk zal doen toenemen. 8<br />

4.2. Gebruik van geestelijke gezondheidszorg<br />

In functie van de aard en de ernst van hun klachten, kunnen mensen met psychische<br />

problemen een <strong>be</strong>roep doen op diverse vormen van hulpverlening. Ze kunnen terecht bij<br />

huisartsen, psychiaters, psychotherapeuten, centra voor geestelijke gezondheidszorg, algemene<br />

en psychiatrische ziekenhuizen en allerlei transmurale voorzieningen. Cijfermateriaal<br />

over het gebruik van deze diverse vormen van geestelijke gezondheidszorg blijft<br />

grotendeels achterwege, is onvolledig en zeker niet altijd up-to-date.<br />

Personen met psychische klachten zoeken vaak geen professionele hulp of staken hun <strong>be</strong>handeling.<br />

Angst voor stigmatisering speelt hierbij een rol (Verhaeghe e.a., 2007). Daartegenover<br />

staat dat bij meer dan de helft van de Belgen die langsgaan bij een medische<br />

hulpverlener, geen klinische diagnose van mentale problemen kan worden vastgesteld.<br />

Het gaat vaak om emotionele problemen die niet gecategoriseerd kunnen worden als<br />

ernstige psychiatrische stoornis.<br />

Van de personen die psychische hulp zoeken, stapt 41,4% naar de huisarts, 18,4% naar<br />

de psycholoog, 12,8% naar de psychiater en 25,9% naar zowel de huisarts als de psychiater.<br />

34,9% verkreeg uiteindelijk een medicamenteuze <strong>be</strong>handeling of een psychologische<br />

<strong>be</strong>handeling (26,9%) of <strong>be</strong>ide (13,8%) (Bruffaerts e.a., 2004). Uit de European Study of<br />

the Epidemiology of Mental Disorders (ESEMed) (2001-2002) blijkt dat 60% de huisarts<br />

verkiest, 36% de specialist en 19% doet een <strong>be</strong>roep op psychotherapie. De huisarts is met<br />

andere woorden het aanspreekpunt bij uitstek bij psychische problemen (Gouwy e.a.,<br />

2008), voornamelijk voor laaggeschoolden en personen met een lager inkomen. Het <strong>be</strong>roep<br />

doen op de geestelijke gezondheidszorg is duidelijk sociaal gelaagd. Uit de nationale<br />

gezondheidsenquêtes 2001 en 2004 blijkt dat voornamelijk mannen, jongeren, ouderen en<br />

werklozen minder snel professionele zorgverleners raadplegen (Gouwy e.a., 2008). Ook<br />

allochtonen brengen hun huisarts niet vlug op de hoogte van psychische klachten.<br />

Omdat de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg pas in 2003 met een uniforme registratie<br />

van gegevens <strong>be</strong>gonnen, zijn nauwelijks tendensen op lange termijn weer te geven.<br />

De <strong>be</strong>schikbare kerncijfers suggereren een stabilisatie van het aantal cliënten met een<br />

actieve zorgperiode (53.786 in 2004 tegenover 53.439 in 2006). De gemiddelde duur van<br />

de hulpverlening is licht toegenomen en er is een kleine stijging van de wachttijd voor het<br />

intakegesprek. Ook de wachttijd tussen het intakegesprek en de start van de <strong>be</strong>handeling<br />

is lichtjes toegenomen. Meer dan de helft van de cliënten in de centra voor geestelijke<br />

gezondheidszorg startte een zorgperiode in het laatste registratiejaar. Dat kan wijzen<br />

op een <strong>be</strong>stendig verloop. De meeste cliënten (67%) zijn tussen 18 en 59 jaar oud. Oudere<br />

leeftijdsgroepen zijn minimaal vertegenwoordigd (5%). In de cliëntengroep nemen vrouwen<br />

een dominante plaats in. Een uitzondering is de leeftijdscategorie van 0 tot 17 jaar,<br />

waar meer jongens worden geregistreerd.<br />

Het aantal gedwongen opnamen in de psychiatrie stijgt in België al jaren. Met ongeveer<br />

4.783 opnamen in 2006 overtreft België ruim de meeste buurlanden. Meer dan 50% van<br />

177 Al ge m e e n - Ge zo n d h e i d

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!