schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
20.01.2015 Views

Waalse Gewest 11% (Bayingana e.a., 2006). Ook depressie komt minder frequent voor in Vlaanderen (7%) dan in de andere landsdelen (10%) (Bayingana e.a., 2006). 3.3.4. Zelfdoding Psychische stoornissen zoals depressie en middelengebruik verhogen zeer sterk het risico op zelfdoding. Relatieve deprivatie of frustratie zijn sleutelwoorden in deze problematiek. Economische crisissen versterken die trend. Over het algemeen liggen de zelfdodingscijfers bij vrouwen veel lager. Vóór de leeftijd van 50 jaar gaan bijna evenveel potentiële jaren verloren door zelfdoding als door longkanker of ischemische hartziekten. Bij mannen tussen 25 en 49 jaar en bij vrouwen tussen 25 en 39 jaar is zelfdoding zelfs de meest voorkomende doodsoorzaak (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2009a). De hoge depressiecijfers bij jongeren vertalen zich niet meteen in de zelfdodingcijfers. Oudere mannen zijn in Vlaanderen wel een belangrijke risicogroep. In 2006 vertaalde zich dat in 84,1 zelfdodingen per 10.000 inwoners bij de mannelijke 80-plussers. In Europa zijn Finland en België de koplopers, met 18% officiële zelfdodingen. In 2006 maakten 980 Vlamingen zelf een eind aan hun leven, wat neerkomt op ongeveer 3 personen per dag. Dat is meer dan het dagelijkse aantal dodelijke verkeersslachtoffers. 3.4. Handicap en functiebeperking Elke menselijke samenleving heeft haar eigen mozaïek van ziekten, handicaps en gezondheidsproblemen. Sommige hebben zware gevolgen voor het dagelijkse doen en laten en leiden tot functiebeperkingen. Volgens diverse surveys en enquêtes heeft in Vlaanderen 14 tot 22% van de 15- tot 64- jarigen een handicap of een langdurige ziekte en is 10 tot 14% beperkt in het dagelijkse leven. Verder leert de Gezondheidsenquête 2004 dat handicaps en langdurige gezondheidsstoornissen bij 5% van de Vlamingen ouder dan 15 jaar belangrijke mobiliteitsbeperkingen met zich meebrengen, bij 5,1% auditieve en bij 2,9% visuele beperkingen. Het aantal zware verstandelijke beperkingen (IQ < 50) in het Vlaamse Gewest wordt geraamd op ongeveer 12.000 bij de 20- tot 65-jarigen en op 20.000 voor alle leeftijden. Er zouden 2 tot 3 keer meer personen met een lichtere verstandelijke handicap zijn dan personen met een diepere verstandelijke handicap (Verbelen e.a., 2005). In Vlaanderen ondervindt 7% van de bevolking voortdurend beperkingen bij de dagelijkse bezigheden, in Brussel 10% en in Wallonië 13%. De verschillende gezondheidsenquêtes laten toe een profiel uit te tekenen van personen met handicaps en langdurige aandoeningen. Meestal zijn beperkingen als gevolg van handicaps en langdurige aandoeningen uitgesprokener bij vrouwen dan bij mannen. Deze verschillen blijven significant na correctie voor leeftijd. Er bestaat een sterk verband tussen de leeftijd en de prevalentie van functionele beperkingen. De jongere leeftijdsgroepen krijgen slechts in zeer beperkte mate met beperkingen te maken. Het percentage personen met beperkingen stijgt sterk in de oudere leeftijdsgroepen, vooral vanaf 55 jaar. 65% van de 75-plussers heeft met functionele beperkingen te maken: 36% met matige en 29 % met ernstige. Ook het opleidingsniveau heeft een significante invloed. Hoe lager de opleiding, hoe groter de kans op functionele beperkingen. Dezelfde sociale determinant is terug te vinden bij de officieel erkende handicaps: 4% in de groep met de hoogste opleiding en 13% in de groep met enkel een diploma lager onderwijs. Vlaanderen scoort beter dan Brussel en Wallonië. Dat heeft onder meer te maken met het grotere percentage Vlamingen (79,6%) dat helemaal geen aandoeningen rapporteert. In Brussel is dit 76,4% en in Wallonië 72,1%. 171 Al ge m e e n - Ge zo n d h e i d

De vaststelling dat het percentage mensen met beperkingen in de verschillende gezondheidsenquêtes stabiel blijft (ongeveer 20%), gaat in tegen de algemene teneur dat de veroudering van de bevolking in elk geval gepaard gaat met een toename van het aantal personen met beperkingen. Gegevens over de spreiding van Vlamingen met een handicap of functiebeperkingen leveren belangrijke informatie aan beleidsmakers. Minstens even cruciaal is de vraag welke de implicaties hiervan zijn voor de betrokkenen. De Sociaal-Economische Enquête leert dat in 2001 aanzienlijk minder personen met functiebeperkingen op arbeidsleeftijd aan het werk waren (39,6%) dan personen zonder functiebeperkingen (64,1%) (FOD Wetenschapsbeleid, 2001). Uiteraard wordt de werkzaamheidgraad beïnvloed door leeftijd, geslacht en opleidingsniveau, maar dezelfde enquête wijst functiebeperkingen aan als een autonome factor die in belangrijke mate de kans op werk bepaalt. Personen met functiebeperkingen hebben ook minder sociale contacten en nemen veel minder deel aan vrijetijdsactiviteiten. Dat suggereert opnieuw een sociaal meer geïsoleerde positie. Functiebeperkingen spelen ook een belangrijke rol in de subjectieve situatiebeleving van de betrokkenen. In 2003 peilde de Administratie Planning en Statistiek naar de mate van tevredenheid over een aantal levensdomeinen, zoals sociale contacten, levensstandaard, inkomen en gezondheid. Voor alle levensdomeinen maar vooral voor de eigen gezondheidstoestand, tekenden zich markante verschillen af. 57,7% van de respondenten met functiebeperkingen is zeer ontevreden over de eigen gezondheid tegenover 19,5% van de respondenten zonder functiebeperkingen (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003). De aanwezigheid van een handicap of een langdurig gezondheidsprobleem leidt uiteraard tot een meer negatieve gezondheidsbeleving, maar maakt de Vlaming ook ongelukkiger en minder tevreden met andere aspecten van het dagelijkse leven. 3.5. Ziekteverzuim Het is al langer bekend dat afwezigheid op het werk niet alleen te maken heeft met een objectief vaststelbare ziekte maar ook - en wellicht vooral - met wrevel over de werkomstandigheden, te zware werkdruk en een onaangename werksfeer. Het percentage ziekteverzuim is dus ook een sterke indicator van sociale onvrede en wordt voor een groot deel toegeschreven aan psychologische oorzaken (Schmidt, 2000). Het totale Belgische ziekteverzuim bedroeg 5% in 2006. Dat is de hoogste score sinds 2002 (SD Worx, 2008). Dat zou erop kunnen wijzen dat werknemers toenemend onder druk staan 7 . 3.6. Mortaliteit In 2006 overleden 3 van de 4 Vlamingen aan kanker, hart- en vaatziekten of ademhalingsziekten (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2009b). Hart- en vaatziekten staan op de 1 ste plaats met 18.851 sterfgevallen in 2006, gevolgd door kanker (15.836 sterfgevallen) en ziekten van het ademhalingsstelsel (6.412 sterfgevallen). De uitsplitsing volgens leeftijd toont aan dat verkeersongevallen een belangrijke rol spelen bij de 10- tot 24-jarigen, zowel bij mannen als bij vrouwen. Bij de 25- tot 39-jarige mannen en vrouwen is zelfdoding de voornaamste doodsoorzaak. Vanaf dan begint bij vrouwen borstkanker zijn tol te eisen. Van 40 tot en met 69 jaar is dat bij vrouwen de belangrijkste doodsoorzaak. Longkanker is de grootste ‘killer’ bij 50- tot 74-jarige mannen. Gedragswijziging of een tijdige medische ingreep kan het aantal sterfgevallen gevoelig verminderen. Door primaire preventie (wegnemen van de oorzaak) kunnen 3.878 sterfge- So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 172

De vaststelling dat het percentage mensen met <strong>be</strong>perkingen in de verschillende gezondheidsenquêtes<br />

stabiel blijft (ongeveer 20%), gaat in tegen de algemene teneur dat de veroudering<br />

van de <strong>be</strong>volking in elk geval gepaard gaat met een toename van het aantal<br />

personen met <strong>be</strong>perkingen.<br />

Gegevens over de spreiding van Vlamingen met een handicap of functie<strong>be</strong>perkingen<br />

leveren <strong>be</strong>langrijke informatie aan <strong>be</strong>leidsmakers. Minstens even cruciaal is de vraag<br />

welke de implicaties hiervan zijn voor de <strong>be</strong>trokkenen. De Sociaal-Economische Enquête<br />

leert dat in 2001 aanzienlijk minder personen met functie<strong>be</strong>perkingen op ar<strong>be</strong>idsleeftijd<br />

aan het werk waren (39,6%) dan personen zonder functie<strong>be</strong>perkingen (64,1%) (FOD<br />

Wetenschaps<strong>be</strong>leid, 2001). Uiteraard wordt de werkzaamheidgraad <strong>be</strong>ïnvloed door leeftijd,<br />

geslacht en opleidingsniveau, maar dezelfde enquête wijst functie<strong>be</strong>perkingen aan<br />

als een autonome factor die in <strong>be</strong>langrijke mate de kans op werk <strong>be</strong>paalt. Personen met<br />

functie<strong>be</strong>perkingen heb<strong>be</strong>n ook minder sociale contacten en nemen veel minder deel aan<br />

vrijetijdsactiviteiten. Dat suggereert opnieuw een sociaal meer geïsoleerde positie.<br />

Functie<strong>be</strong>perkingen spelen ook een <strong>be</strong>langrijke rol in de subjectieve situatie<strong>be</strong>leving van<br />

de <strong>be</strong>trokkenen. In 2003 peilde de Administratie Planning en Statistiek naar de mate<br />

van tevredenheid over een aantal levensdomeinen, zoals sociale contacten, levensstandaard,<br />

inkomen en gezondheid. Voor alle levensdomeinen maar vooral voor de eigen<br />

gezondheidstoestand, tekenden zich markante verschillen af. 57,7% van de respondenten<br />

met functie<strong>be</strong>perkingen is zeer ontevreden over de eigen gezondheid tegenover 19,5% van<br />

de respondenten zonder functie<strong>be</strong>perkingen (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,<br />

2003). De aanwezigheid van een handicap of een langdurig gezondheidsprobleem leidt<br />

uiteraard tot een meer negatieve gezondheids<strong>be</strong>leving, maar maakt de Vlaming ook ongelukkiger<br />

en minder tevreden met andere aspecten van het dagelijkse leven.<br />

3.5. Ziekteverzuim<br />

Het is al langer <strong>be</strong>kend dat afwezigheid op het werk niet alleen te maken heeft met een<br />

objectief vaststelbare ziekte maar ook - en wellicht vooral - met wrevel over de werkomstandigheden,<br />

te zware werkdruk en een onaangename werksfeer. Het percentage ziekteverzuim<br />

is dus ook een sterke indicator van sociale onvrede en wordt voor een groot deel<br />

toegeschreven aan psychologische oorzaken (Schmidt, 2000).<br />

Het totale Belgische ziekteverzuim <strong>be</strong>droeg 5% in 2006. Dat is de hoogste score sinds<br />

2002 (SD Worx, 2008). Dat zou erop kunnen wijzen dat werknemers toenemend onder<br />

druk staan 7 .<br />

3.6. Mortaliteit<br />

In 2006 overleden 3 van de 4 Vlamingen aan kanker, hart- en vaatziekten of ademhalingsziekten<br />

(Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2009b). Hart- en vaatziekten staan op<br />

de 1 ste plaats met 18.851 sterfgevallen in 2006, gevolgd door kanker (15.836 sterfgevallen)<br />

en ziekten van het ademhalingsstelsel (6.412 sterfgevallen). De uitsplitsing volgens leeftijd<br />

toont aan dat verkeersongevallen een <strong>be</strong>langrijke rol spelen bij de 10- tot 24-jarigen, zowel<br />

bij mannen als bij vrouwen. Bij de 25- tot 39-jarige mannen en vrouwen is zelfdoding<br />

de voornaamste doodsoorzaak. Vanaf dan <strong>be</strong>gint bij vrouwen borstkanker zijn tol te<br />

eisen. Van 40 tot en met 69 jaar is dat bij vrouwen de <strong>be</strong>langrijkste doodsoorzaak. Longkanker<br />

is de grootste ‘killer’ bij 50- tot 74-jarige mannen.<br />

Gedragswijziging of een tijdige medische ingreep kan het aantal sterfgevallen gevoelig<br />

verminderen. Door primaire preventie (wegnemen van de oorzaak) kunnen 3.878 sterfge-<br />

So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 172

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!