schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
Bij het lage armoederisico van Nederland wordt vaak verwezen naar het atypisch lage armoederisico voor ouderen. Inderdaad, met 6% ligt dit voor 65-plussers opvallend lager dan de 19% in de EU25. Het armoederisico van de ouderen in België en Vlaanderen (23%) ligt duidelijk hoger. 29% van de Vlaamse ouderen bevindt zich zelfs beneden de regionale armoedelijn. Vermits pensioeninkomsten voor de meeste ouderen de belangrijkste inkomensbron vormen, speelt de verhouding van de minimumpensioenen tot de armoedelijn een belangrijke rol (zie hoger). Maar ook voor de meeste jongere leeftijdscategorieën halen de Nederlanders armoederisico’s die vergelijkbaar of lager zijn dan de Belgische. Voor de 50- tot 64-jarigen doet Nederland (6%) het duidelijk beter dan België (14%) en Vlaanderen (12%). Mogelijk vertoont zich binnen deze categorie eveneens het effect van de relatief hogere pensioenen. Voor de 25- tot 49-jarigen zou Nederland (9%) het eveneens iets beter doen dan België (11%), al is het veiliger te besluiten dat het armoederisico vergelijkbaar is. Vlaanderen scoort hier beter. Hetzelfde geldt voor de armoede bij kinderen, met 14% voor Nederland en 15% voor België, en slechts 10% in Vlaanderen (11% bij gebruik van de Vlaamse armoedelijn). Als we kijken naar tewerkstellingsstatus, dan zien we dat Nederland, Vlaanderen en België allen relatief lage armoederisico’s kennen voor werkenden. In beide landen heeft 4% van de werkenden een inkomen beneden de armoedelijn. Voor werklozen hebben België (31%) en Nederland (28%) beide armoederisico’s die onder het gemiddelde van de EU25 (41%) liggen. In Vlaanderen hebben de werklozen een duidelijk lager risico op armoede van 22%. Bij gebruik van een regionale armoedelijn is dit percentage weer gelijk aan 31%. Globaal genomen merken we dus dat Vlaanderen ongeveer dezelfde armoedecijfers kan voorleggen als Nederland, wanneer een Belgische armoedelijn is gebruikt. Hanteren we voor Vlaanderen een armoedegrens die afzonderlijk voor Vlaanderen is berekend (en die hoger uitkomt dan de Nederlandse armoedegrens), dan zijn de cijfers voor Vlaanderen ongunstiger dan die van Nederland. We moeten echter een onderscheid maken tussen ouderen en personen beneden de pensioenleeftijd: het Nederlandse pensioensysteem beschermt kennelijk veel beter tegen armoede dan het pensioensysteem dat de Vlaamse bevolking geniet. Voor de actieve bevolking en voor kinderen lijkt het risicio op armoede in Vlaanderen, zelfs met de hogere Vlaamse armoedelijn, lager te zijn dan in Nederland. Uitleiding Het beeld van Vlaanderen dat in deze bijdrage naar voren komt – ondanks de problemen met de gegevensbronnen – is er een van een regio waar gedurende de 2 decennia tussen 1985 en 2008 inkomen en welvaart sterk toegenomen zijn tot een historisch en comparatief zeer hoog niveau. Doorheen fluctuaties in de economische conjunctuur en belangrijke socio-demografische verschuivingen, zoals de toename van het aantal eenoudergezinnen én van het aantal tweeverdienersgezinnen, zijn de ongelijkheid en de relatieve armoede wellicht licht gestegen, maar veel minder dan in veel van onze buurlanden. Het globale beeld is er een van stabiliteit, zonder drastische veranderingen in de inkomensverdeling. In dit globaal positieve beeld is er een grote vlek: de lage welvaart en het hoge risico op armoede bij gezinnen die aangewezen zijn op sociale uitkeringen. Onder de bevolking op actieve leeftijd zijn er dat gelukkig niet zo veel; het aantal ‘baanloze’ huishoudens is in Vlaanderen veel kleiner dan in België als geheel. ‘Activeren’ naar de arbeidsmarkt toe is 149 Al ge m e e n - In ko m e n
in die situaties lang niet altijd een optie, als het gaat om zieken, invaliden of mensen met zorgverantwoordelijkheden. Helaas moeten we vaststellen dat de sociale uitkeringen, waar deze huishoudens van afhankelijk zijn, weliswaar over de tijd heen hun koopkracht hebben behouden, maar er relatief op achteruit zijn gegaan ten opzichte van de sterk gestegen inkomens van huishoudens waar arbeidsinkomens binnenkomen. Het verminderde niveau van de sociale bescherming is ook de oorzaak van de relatief lage welvaart en het hoge risico op armoede bij ouderen. In geen enkel ander land in de ‘kopgroep’ van rijke, egalitaire welvaartsstaten in Noord-West Europa en Scandinavië, is de intergenerationele inkomenskloof tussen ouderen en personen op actieve leeftijd zo groot als in Vlaanderen. Weliswaar zijn er indicaties dat de feitelijke levensstandaard van Vlaamse ouderen in veel gevallen niet zo slecht is als de lage inkomens zouden doen vermoeden, dankzij het eigenwoningbezit en andere vermogenscomponenten. Desalniettemin vormt deze situatie een groot probleem, zeker in het licht van de nakende vergrijzing. Noten 1 Een vrijwillige samenwerking inzake het sociale en arbeidsbeleid onder lidstaten met het doel de EU de meeste competitieve en kennisgebaseerde economie van de wereld te laten worden voor 2010. 2 Bijkomende informatie over de ECHP is te vinden in Perrachi (2002). 3 Tot 1995 werd om de 7 à 8 jaar een enquête georganiseerd. Tussen 1995 en 1998 werd de enquête jaarlijks uitgevoerd en vanaf 1999 gebeurt de bevraging continu op maandelijkse basis. Zie ook de website van ADSEI voor meer informatie over het huishoudbudgetonderzoek. 4 Zie voetnoot 1. 5 De resultaten van de SEP fluctueerden te zeer over de jaren heen, wellicht vanwege een andere manier om betaald werk te bevragen, zodat deze hier niet worden weergegeven. 6 Onder éénoudergezinnen verstaan we hier gezinnen met slechts één volwassene, en een of meer afhankelijke kinderen. 7 Onder werklozen verstaan we hier alle personen die hun huidige arbeidsmarkttoestand als ‘werkloos’ (al dan niet met uitkering) omschrijven. Deze groep van personen zal wellicht afwijken van de groep van werklozen volgens de ILO-definitie (geen betaald werk hebben, en actief naar werk zoeken). 8 Onder laaggeschoolden verstaan we hier alle personen met een diploma van ten hoogste lager middelbaar onderwijs. Bibliografie Atkinson, A. (1997). Poverty in Europe. Oxford: Blackwell. Atkinson, A., Rainwater, L. & Smeeding, T. (1995). Income distribution in OECD Countries. Paris: OECD. Brandolini, A. & Smeeding T. (2007). Inequality Patterns in Western-Type Democracies: Cross-Country Differences and Time Changes. Centre for Household, Income Labour and Demographic economics (CHILD) Working Paper No 08/2007. Cantillon, B. (1990). Nieuwe behoeften aan zekerheid. Vrouw, gezin en inkomensverdeling, Leuven: Acco. Cantillon, B. (red.) (1999). De Welvaartsstaat in de Kering. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans. Cantillon, B., De Lathouwer, L., Marx, I., Van Dam, R. & Van den Bosch, K. (1999). Sociale Indicatoren 1976- 1997. In: Belgisch tijdschrift voor sociale zekerheid, 41 (4), 747-799. Cantillon, B., Elchardus, M., Pestieau, P., Van Parijs, P. (2003). De nieuwe sociale kwesties. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Cantillon, B., Marx, I., Rottiers, S. & Van Rie, T. (2007). Een vergelijking van België binnen de Europese kopgroep: postremus inter pares. Berichten. Universiteit Antwerpen, Centrum voor Sociaal Beleid. Cantillon, B., Marx, I. & Van den Bosch, K. (1997). The Challenge of Poverty and Social Exclusion. In: OECD. Towards 2000: The New Social Policy Agenda, Paris: OECD, 67-98. Cantillon, B., Van Dam, R., Van Hoorebeeck, B. & Van den Bosch, K. (2003). Child poverty à la carte The effect of measurement period for income on poverty estimates. In: Bradshaw, J. (ed.), Children and Social So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 150
- Page 99 and 100: Opvallend in de nadere analyse van
- Page 101 and 102: stand inzake kwalificaties bij het
- Page 103 and 104: Figuur 15. Aantal ongevallen op de
- Page 105 and 106: Door middel van een institutioneel
- Page 107 and 108: Zeker: werk komt nog regelmatig aan
- Page 109 and 110: Noten 1 De voornaamste databron voo
- Page 111 and 112: Sels, L., Forrier, A. & Verbruggen,
- Page 114 and 115: Inkomen, verdeling en armoede: over
- Page 116 and 117: De data waarop de OESO-studie voort
- Page 118 and 119: armoederisico van laaggeschoolden i
- Page 120 and 121: 3.2. Gegevens De enquêtegegevens w
- Page 122 and 123: 4. Evoluties inzake inkomen, inkome
- Page 124 and 125: 1500 1400 1400 1300 1300 deren. Daa
- Page 126 and 127: 60% Figuur 4a. Evolutie in deprivat
- Page 128 and 129: Figuur 5. Figuur 5 100% 90% 80% 70%
- Page 130 and 131: 70% 60% 50% mene 40% Directie Stati
- Page 132 and 133: Figuur 7 100% volwassenen en kinder
- Page 134 and 135: elpensioentrekkers is gegroeid tuss
- Page 136 and 137: mindere mate jongeren) te zijn, met
- Page 138 and 139: We zien dat er sinds 1998 een opmer
- Page 140 and 141: Figuur 13b. Welvaartsevolutie van d
- Page 142 and 143: gewoon blijven doorwerken, in plaat
- Page 144 and 145: Figuur 16: Gemiddeld equivalent gez
- Page 146 and 147: foon), bezoek aan en van familie en
- Page 148 and 149: van de studie van schuldsituaties i
- Page 152 and 153: Security. Aldershot: Ashgate, 63-84
- Page 154: Bijlage Tabel 1. Samenstelling van
- Page 157 and 158: murale en institutionele voorzienin
- Page 159 and 160: sterftekans 0,01 1.2. Levensverwach
- Page 161 and 162: BOX DE OUDERE VLAMING • Tussen 19
- Page 163 and 164: hoogst bij de 19- tot 24-jarigen. 3
- Page 165 and 166: houding tegenover hiv- en aidsgeïn
- Page 167 and 168: 3. De kwetsbare Vlaming ‘De toepa
- Page 169 and 170: Er is een duidelijk verband tussen
- Page 171 and 172: 3.3.2. Evolutie De studie van Waute
- Page 173 and 174: De vaststelling dat het percentage
- Page 175 and 176: 4. De Vlaming op zoek naar zorg ‘
- Page 177 and 178: sieke hospitalisatie dan voor een d
- Page 179 and 180: de opnamen vond in Vlaanderen plaat
- Page 181 and 182: onder meer naar ziekenhuisinfecties
- Page 183 and 184: tegen acne en ADHD-middelen (Riziv
- Page 185 and 186: van zorg te onderscheiden: ‘predi
- Page 187 and 188: Dit onderdeel belicht het succes va
- Page 189 and 190: mensen in eenzelfde situatie reagee
- Page 191 and 192: De psychiatrische ziekenhuizen regi
- Page 193 and 194: en meer Vlamingen hun gezondheidszo
- Page 195 and 196: 5 De Methuselah Foundation is een p
- Page 197 and 198: Kooiker, S. & van der Velden, K. (2
- Page 199 and 200: Verhaeghe, M., Bracke, P. & Bruynoo
in die situaties lang niet altijd een optie, als het gaat om zieken, invaliden of mensen met<br />
zorgverantwoordelijkheden. Helaas moeten we vaststellen dat de sociale uitkeringen,<br />
waar deze huishoudens van afhankelijk zijn, weliswaar over de tijd heen hun koopkracht<br />
heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>houden, maar er relatief op achteruit zijn gegaan ten opzichte van de sterk gestegen<br />
inkomens van huishoudens waar ar<strong>be</strong>idsinkomens binnenkomen.<br />
Het verminderde niveau van de sociale <strong>be</strong>scherming is ook de oorzaak van de relatief<br />
lage welvaart en het hoge risico op armoede bij ouderen. In geen enkel ander land in de<br />
‘kopgroep’ van rijke, egalitaire welvaartsstaten in Noord-West Europa en Scandinavië,<br />
is de intergenerationele inkomenskloof tussen ouderen en personen op actieve leeftijd<br />
zo groot als in <strong>Vlaanderen</strong>. Weliswaar zijn er indicaties dat de feitelijke levensstandaard<br />
van Vlaamse ouderen in veel gevallen niet zo slecht is als de lage inkomens zouden doen<br />
vermoeden, dankzij het eigenwoning<strong>be</strong>zit en andere vermogenscomponenten. Desalniettemin<br />
vormt deze situatie een groot probleem, zeker in het licht van de nakende vergrijzing.<br />
Noten<br />
1 Een vrijwillige samenwerking inzake het sociale en ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>leid onder lidstaten met het doel de EU de<br />
meeste competitieve en kennisgebaseerde economie van de wereld te laten worden voor 2010.<br />
2 Bijkomende informatie over de ECHP is te vinden in Perrachi (2002).<br />
3 Tot 1995 werd om de 7 à 8 jaar een enquête georganiseerd. Tussen 1995 en 1998 werd de enquête jaarlijks<br />
uitgevoerd en vanaf 1999 ge<strong>be</strong>urt de <strong>be</strong>vraging continu op maandelijkse basis. Zie ook de website van<br />
ADSEI voor meer informatie over het huishoudbudgetonderzoek.<br />
4 Zie voetnoot 1.<br />
5 De resultaten van de SEP fluctueerden te zeer over de jaren heen, wellicht vanwege een andere manier om<br />
<strong>be</strong>taald werk te <strong>be</strong>vragen, zodat deze hier niet worden weergegeven.<br />
6 Onder éénoudergezinnen verstaan we hier gezinnen met slechts één volwassene, en een of meer afhankelijke<br />
kinderen.<br />
7 Onder werklozen verstaan we hier alle personen die hun huidige ar<strong>be</strong>idsmarkttoestand als ‘werkloos’ (al<br />
dan niet met uitkering) omschrijven. Deze groep van personen zal wellicht afwijken van de groep van<br />
werklozen volgens de ILO-definitie (geen <strong>be</strong>taald werk heb<strong>be</strong>n, en actief naar werk zoeken).<br />
8 Onder laaggeschoolden verstaan we hier alle personen met een diploma van ten hoogste lager middelbaar<br />
onderwijs.<br />
Bibliografie<br />
Atkinson, A. (1997). Poverty in Europe. Oxford: Blackwell.<br />
Atkinson, A., Rainwater, L. & Smeeding, T. (1995). Income distribution in OECD Countries. Paris: OECD.<br />
Brandolini, A. & Smeeding T. (2007). Inequality Patterns in Western-Type Democracies: Cross-Country Differences<br />
and Time Changes. Centre for Household, Income Labour and Demographic economics (CHILD)<br />
Working Paper No 08/2007.<br />
Cantillon, B. (1990). Nieuwe <strong>be</strong>hoeften aan zekerheid. Vrouw, gezin en inkomensverdeling, Leuven: Acco.<br />
Cantillon, B. (red.) (1999). De Welvaartsstaat in de Kering. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans.<br />
Cantillon, B., De Lathouwer, L., Marx, I., Van Dam, R. & Van den Bosch, K. (1999). Sociale Indicatoren 1976-<br />
1997. In: Belgisch tijdschrift voor sociale zekerheid, 41 (4), 747-799.<br />
Cantillon, B., Elchardus, M., Pestieau, P., Van Parijs, P. (2003). De nieuwe sociale kwesties. Antwerpen/Apeldoorn:<br />
Garant.<br />
Cantillon, B., Marx, I., Rottiers, S. & Van Rie, T. (2007). Een vergelijking van België binnen de Europese kopgroep:<br />
postremus inter pares. Berichten. Universiteit Antwerpen, Centrum voor Sociaal Beleid.<br />
Cantillon, B., Marx, I. & Van den Bosch, K. (1997). The Challenge of Poverty and Social Exclusion. In:<br />
OECD. Towards 2000: The New Social Policy Agenda, Paris: OECD, 67-98.<br />
Cantillon, B., Van Dam, R., Van Hoore<strong>be</strong>eck, B. & Van den Bosch, K. (2003). Child poverty à la carte The<br />
effect of measurement period for income on poverty estimates. In: Bradshaw, J. (ed.), Children and Social<br />
So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 150