schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be
We zien dat er sinds 1998 een opmerkelijke verbetering in het netto-inkomen van deze typegezinnen met een laag bruto-arbeidsinkomen is opgetreden. De verbetering was het sterkst voor gezinnen met kinderen of personen ten laste. Figuur 11: Figuur 11 inkomen in euro van 2005 Evolutie in gemiddeld inkomen uit arbeid en uit sociale zekerheid op maandbasis in het Vlaamse Gewest en België, periode 1985-2006, bedragen in euro van 2005. 1.800 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0 1985 1988 1992 1997 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2004 2005 2006 arbeidsinkomen vervangingsinkomen * Jaren zijn niet altijd opeenvolgend. Niet-verbonden punten geven breuken in de reeksen aan, wegens verschillende bron. Bron: 1985-1997: SEP; 1995-2001: ECHP; 2004-2006: SILC. Figuur 12. Evolutie in netto-inkomen als aandeel van bruto-inkomen voor vijf gezinstypen in het Vlaamse Gewest, Figuur 12 periode 1989-2008, in %. 130 netto inkomen als % van bruto inkomen 120 110 100 90 80 70 60 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 alleenstaande alleenstaande met KTL* koppel zonder KTL* koppel met KTL* tweeverdiener met KTL* * KTL: kinderen ten laste. Bron: STASIM, De Lathouwer & Bogaerts (2001). 137 Al ge m e e n - In ko m e n
7.3. Sociale bescherming Figuur 12 In deze sectie richten we ons op de inkomensontwikkeling van gezinnen zonder werk, die 130 aangewezen zijn op de sociale zekerheid. De sociale zekerheid heeft in de beschouwde periode 120 een belangrijke evolutie doorgemaakt. Socio-demografische en economische ontwikkelingen 110 hebben alle overheden van rijke landen met een uitgebouwde welvaartsstaat verplicht om de sociale uitgaven onder controle te houden en de nadruk te verleggen van 100 ‘beschermen’ naar ‘activering’. Hierbij werd ook de focus op inkomensherverdeling gaandeweg 90 (in meer of mindere mate) verlegd naar het streven naar volledige tewerkstelling en 80‘integratie’ op de arbeidsmarkt. Hoewel zoals gezegd de tewerkstelling in Vlaanderen (evenals in veel andere landen en regio’s) substantieel is gestegen, is het niet duidelijk in welke 70 mate dit te danken is aan de activering. Er zijn veel studies naar het effect en de doelmatigheid 60 van bepaalde activeringsmaatregelen, maar op dit moment ontbreekt het zicht op de globale impact van de ‘actieve welvaartsstaat’. netto inkomen als % van bruto inkomen 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Het effect van deze verandering in het beleid op de uitkeringen in de sociale zekerheid is echter wel alleenstaande duidelijk zichtbaar. Dankzij alleenstaande automatische met KTL* indexering koppel is de zonder koopkracht KTL* van de uitkeringen koppel met KTL* sinds eind de jaren ’80 tweeverdiener globaal behouden. met KTL* Dit geldt zeker ook voor de minimum uitkeringen (zie figuur 13a). Echter, vergeleken met de gemiddelde lonen zijn de uitkeringen achtergebleven. Enkel voor de pensioenen werd (recent) een algemene welvaartsverhoging doorgevoerd. Zo werden, naast het minimumpensioen en de Inkomens- Garantie voor Ouderen, ook de andere pensioenen met ongeveer 2% opgetrokken. In de uitkeringen gericht op de actieve bevolking zien we sinds het jaar 2000 bovenop de index punctuele verhogingen van verschillende minima in de werkloosheid en in de invaliditeit en van het leefloon. Het beleid liet zich ook in deze kenmerken door een zekere selectiviteit. In plaats van de minimumbescherming systematisch voor alle uitkeringscategorieën op te trekken, richtte het zich in het bijzonder op de groep alleenstaanden. 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Figuur 13a. Koopkrachtevolutie van de minimale uitkeringen voor gezinshoofden in de sociale zekerheid, van het Figuur 13a leefloon en van het minimumloon (1.00 = niveau in 1976) in het Vlaamse Gewest, periode 1970-2008. koopkrachtevolutie 1976 = 1.00 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 1970 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 pensioenen invaliditeit werkloosheid leefloon minimumloon Bron: STASIM, De Lathouwer & Bogaerts (2001). So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 138
- Page 87 and 88: Loyen (2005) verwijst onder meer na
- Page 89 and 90: Tabel 2. Aandeel van de werkenden (
- Page 91 and 92: sen toelaat om talenten te ontplooi
- Page 93 and 94: aantal ervaren ‘arbeid-gezin spil
- Page 95 and 96: werknemers, het monotone en repetit
- Page 97 and 98: Het aandeel ongeschoolde en geoefen
- Page 99 and 100: Opvallend in de nadere analyse van
- Page 101 and 102: stand inzake kwalificaties bij het
- Page 103 and 104: Figuur 15. Aantal ongevallen op de
- Page 105 and 106: Door middel van een institutioneel
- Page 107 and 108: Zeker: werk komt nog regelmatig aan
- Page 109 and 110: Noten 1 De voornaamste databron voo
- Page 111 and 112: Sels, L., Forrier, A. & Verbruggen,
- Page 114 and 115: Inkomen, verdeling en armoede: over
- Page 116 and 117: De data waarop de OESO-studie voort
- Page 118 and 119: armoederisico van laaggeschoolden i
- Page 120 and 121: 3.2. Gegevens De enquêtegegevens w
- Page 122 and 123: 4. Evoluties inzake inkomen, inkome
- Page 124 and 125: 1500 1400 1400 1300 1300 deren. Daa
- Page 126 and 127: 60% Figuur 4a. Evolutie in deprivat
- Page 128 and 129: Figuur 5. Figuur 5 100% 90% 80% 70%
- Page 130 and 131: 70% 60% 50% mene 40% Directie Stati
- Page 132 and 133: Figuur 7 100% volwassenen en kinder
- Page 134 and 135: elpensioentrekkers is gegroeid tuss
- Page 136 and 137: mindere mate jongeren) te zijn, met
- Page 140 and 141: Figuur 13b. Welvaartsevolutie van d
- Page 142 and 143: gewoon blijven doorwerken, in plaat
- Page 144 and 145: Figuur 16: Gemiddeld equivalent gez
- Page 146 and 147: foon), bezoek aan en van familie en
- Page 148 and 149: van de studie van schuldsituaties i
- Page 150 and 151: Bij het lage armoederisico van Nede
- Page 152 and 153: Security. Aldershot: Ashgate, 63-84
- Page 154: Bijlage Tabel 1. Samenstelling van
- Page 157 and 158: murale en institutionele voorzienin
- Page 159 and 160: sterftekans 0,01 1.2. Levensverwach
- Page 161 and 162: BOX DE OUDERE VLAMING • Tussen 19
- Page 163 and 164: hoogst bij de 19- tot 24-jarigen. 3
- Page 165 and 166: houding tegenover hiv- en aidsgeïn
- Page 167 and 168: 3. De kwetsbare Vlaming ‘De toepa
- Page 169 and 170: Er is een duidelijk verband tussen
- Page 171 and 172: 3.3.2. Evolutie De studie van Waute
- Page 173 and 174: De vaststelling dat het percentage
- Page 175 and 176: 4. De Vlaming op zoek naar zorg ‘
- Page 177 and 178: sieke hospitalisatie dan voor een d
- Page 179 and 180: de opnamen vond in Vlaanderen plaat
- Page 181 and 182: onder meer naar ziekenhuisinfecties
- Page 183 and 184: tegen acne en ADHD-middelen (Riziv
- Page 185 and 186: van zorg te onderscheiden: ‘predi
- Page 187 and 188: Dit onderdeel belicht het succes va
7.3. Sociale <strong>be</strong>scherming<br />
Figuur 12<br />
In deze sectie richten we ons op de inkomensontwikkeling van gezinnen zonder werk, die<br />
130<br />
aangewezen zijn op de sociale zekerheid. De sociale zekerheid heeft in de <strong>be</strong>schouwde periode<br />
120 een <strong>be</strong>langrijke evolutie doorgemaakt. Socio-demografische en economische ontwikkelingen<br />
110 heb<strong>be</strong>n alle overheden van rijke landen met een uitgebouwde welvaartsstaat<br />
verplicht om de sociale uitgaven onder controle te houden en de nadruk te verleggen van<br />
100<br />
‘<strong>be</strong>schermen’ naar ‘activering’. Hierbij werd ook de focus op inkomensherverdeling gaandeweg<br />
90 (in meer of mindere mate) verlegd naar het streven naar volledige tewerkstelling<br />
en 80‘integratie’ op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Hoewel zoals gezegd de tewerkstelling in <strong>Vlaanderen</strong><br />
(evenals in veel andere landen en regio’s) substantieel is gestegen, is het niet duidelijk in<br />
welke 70 mate dit te danken is aan de activering. Er zijn veel studies naar het effect en de<br />
doelmatigheid 60<br />
van <strong>be</strong>paalde activeringsmaatregelen, maar op dit moment ontbreekt het<br />
zicht op de globale impact van de ‘actieve welvaartsstaat’.<br />
netto inkomen als % van bruto inkomen<br />
1989<br />
1990<br />
1991<br />
1992<br />
1993<br />
1994<br />
1995<br />
1996<br />
1997<br />
1998<br />
Het effect van deze verandering in het <strong>be</strong>leid op de uitkeringen in de sociale zekerheid<br />
is echter wel alleenstaande duidelijk zichtbaar. Dankzij alleenstaande automatische met KTL* indexering koppel is de zonder koopkracht KTL*<br />
van de uitkeringen koppel met KTL* sinds eind de jaren ’80 tweeverdiener globaal <strong>be</strong>houden. met KTL* Dit geldt zeker ook voor de<br />
minimum uitkeringen (zie figuur 13a). Echter, vergeleken met de gemiddelde lonen zijn<br />
de uitkeringen achtergebleven. Enkel voor de pensioenen werd (recent) een algemene welvaartsverhoging<br />
doorgevoerd. Zo werden, naast het minimumpensioen en de Inkomens-<br />
Garantie voor Ouderen, ook de andere pensioenen met ongeveer 2% opgetrokken. In de<br />
uitkeringen gericht op de actieve <strong>be</strong>volking zien we sinds het jaar 2000 bovenop de index<br />
punctuele verhogingen van verschillende minima in de werkloosheid en in de invaliditeit<br />
en van het leefloon. Het <strong>be</strong>leid liet zich ook in deze kenmerken door een zekere selectiviteit.<br />
In plaats van de minimum<strong>be</strong>scherming systematisch voor alle uitkeringscategorieën<br />
op te trekken, richtte het zich in het bijzonder op de groep alleenstaanden.<br />
1999<br />
2000<br />
2001<br />
2002<br />
2003<br />
2004<br />
2005<br />
2006<br />
2007<br />
2008<br />
Figuur 13a. Koopkrachtevolutie van de minimale uitkeringen voor gezinshoofden in de sociale zekerheid, van het<br />
Figuur 13a leefloon en van het minimumloon (1.00 = niveau in 1976) in het Vlaamse Gewest, periode 1970-2008.<br />
koopkrachtevolutie<br />
1976 = 1.00<br />
2<br />
1,8<br />
1,6<br />
1,4<br />
1,2<br />
1<br />
0,8<br />
0,6<br />
0,4<br />
0,2<br />
0<br />
1970<br />
1972<br />
1974<br />
1976<br />
1978<br />
1980<br />
1982<br />
1984<br />
1986<br />
1988<br />
1990<br />
1992<br />
1994<br />
1996<br />
1998<br />
2000<br />
2002<br />
2004<br />
2006<br />
2008<br />
pensioenen invaliditeit werkloosheid<br />
leefloon<br />
minimumloon<br />
Bron: STASIM, De Lathouwer & Bogaerts (2001).<br />
So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 138