schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
20.01.2015 Views

elpensioentrekkers is gegroeid tussen 1985 en 1997. We zien tussen 1985 en 1997 een welvaartsachteruitgang van personen die aangewezen zijn op slechts 1 uitkering. Tussen 1995 en 2001 is er eerder sprake van stabiliteit. Over de volledige periode beschouwd is het voor koppels met slechts 1 pensioeninkomen of 1 uitkering de afgelopen decennia steeds moeilijker geworden om een gezinsinkomen boven de armoedegrens te bereiken. Bij koppels die 2 pensioenen ontvangen, zien we een matige afname van de bestaansonzekerheid. Onder de oudere actieven (50-64 jaar) zien we een polarisatie tussen gezinnen die van 1 uitkering moeten rondkomen, en gezinnen die over een arbeidsinkomen beschikken of 2 inkomens kunnen combineren. De armoede in de eerste groep is tussen 1985 en 1997 sterk gestegen. Het toenemend aantal individuen met een inkomen uit arbeid of sociale zekerheid heeft zich op gezinsniveau vertaald in een kleiner aantal gezinnen met uitsluitend 1 arbeidsinkomen en een toename van het aantal 2-inkomengezinnen, terwijl tegelijk de proportie gezinnen met uitsluitend 1 uitkering niet is gedaald. In tegenstelling tot wat geschiedde in zowat alle EU-lidstaten was er in Vlaanderen (en België) geen verbetering meer in de armoedepositie van ouderen. In Vlaanderen bleef het aandeel ouderen in armoede stabiel op een relatief hoog niveau. Vlaanderen vergleed samen met België in de jaren ‘90 van de kopgroep van de EU naar de middengroep, zowel wat betreft het algemene niveau van armoede als wat betreft de welvaartspositie van ouderen ten opzichte van de jongere cohorte. Het armoederisico onder 65-plussers in Vlaanderen is zo’n 3 keer hoger dan bij min-50-jarigen. In tegenstelling tot wat vaak wordt verwacht, biedt de hoge mate van woningbezit bij ouderen weinig nuancering van dit hoge cijfer. Als we rekening houden met het voordeel van het eigenwoningbezit via de methode van toegerekende huur (zie onder), of door de woonkosten van het inkomen af te trekken, dan is de uitkomst dat de armoede onder oudere eigenaars enigszins daalt, maar spectaculair stijgt bij de oudere huurders. Per saldo blijft de intergenerationele welvaartsverdeling stabiel. Een andere opmerkelijke ontwikkeling tekende zich af binnen de groep van alleroudsten. De data voor 2004 bevestigen dat de welvaart onder de hoogbejaarden (boven 75 jaar) niet langer lager ligt dan onder de jongere bejaarden. Ook het armoederisico lijkt niet meer hoger te zijn voor 75-plussers dan voor jonggepensioneerden. In samenhang met de voormelde ontwikkelingen lijkt ook dit te wijzen op een relatieve verzwakking van de welvaartspositie van de nieuwe cohorten gepensioneerden, zowel vergeleken met het actieve deel van de bevolking (vooral, maar niet uitsluitend, de min-50-jarigen) als vergeleken met de oudste cohorten van 75-plussers. 7. Werk, niet-werk en sociale bescherming Een erg belangrijke – zo niet de belangrijkste – maatschappelijke scheidingslijn is die tussen werkenden en niet-werkenden. Werk geeft toegang tot vele hulpbronnen, niet alleen van materiële aard (loon, voordelen in natura), maar ook van immateriële aard (sociale netwerken). Werk is uiteraard zelf een voorname vorm van maatschappelijke participatie, en vaak de toegangspoort tot andere vormen van participatie. Zoals de algemene bijdrage inzake ‘werk’ laat zien, is de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen gedurende de laatste decennia duidelijk gestegen, en dit vooral onder vrouwen. Gegeven het bovenstaande zou men kunnen verwachten dat dit effecten heeft op inkomen, inkomensverdeling en armoede. 133 Al ge m e e n - In ko m e n

35 30 7.1. ‘Baanloze’ en ‘baanrijke’ huishoudens 25 Armoede in % Gegeven 20 de assumptie die hier (en algemeen in dit type onderzoek) wordt gemaakt, namelijk dat alle leden in gelijke mate mee delen in het inkomen en de welvaart van een huishouden, 15 moeten we in dit kader kijken naar de deelname aan de arbeidsmarkt op gezinsniveau. De vraag is dan niet: ‘Hoeveel mensen hebben geen betaald werk’ maar: 10 ‘In hoeveel huishoudens is er geen enkele persoon met betaald werk’. Vandaar dat het aantal 5personen beneden 65 jaar dat in zogenaamde ‘baanloze huishoudens’ leeft een primaire indicator is van de indicatoren van sociale inclusie in het kader van de Open Coördinatie Methode, een onderdeel van het Lissabon-proces. 4 Deze indicator kan zowel op 0 basis van 1985 de inkomensenquêtes 1988 1992 1997 als 1995 op basis 1996 1997 van de 1998Arbeidskrachtentelling 1999 2000 2001 2004 aangemaakt 2005 2006 worden. Deze laatste bron is voor dit doel kwalitatief gezien beter, maar heeft het nadeel dat deze indicator voor Vlaanderen kinderen < 16jpas beschikbaar volwassenen, is 16-64 vanaf 2005. ouderen, De 65+ trends worden weergegeven in figuur 9. 5 Globaal gezien is er geen duidelijke trend aanwezig. Volgens de ECHP zien we wel een duidelijke daling, maar dit is wellicht het resultaat van de al genoemde selectieve uitval. Het is in dit verband veelzeggend dat we voor België op basis van de Arbeidskrachtentelling deze evolutie niet zien. Voor België is er weliswaar ook een daling tussen 1998 en 2001 in het aantal volwassenen in huishoudens, maar deze komt later dan de daling volgens de ECHP. Overigens is deze daling ook slechts tijdelijk. Tussen 2006 en 2007 is er een vrij forse afname van het aantal personen in baanloze gezinnen, zowel in Vlaanderen als in België. Het is echter af te wachten of deze trend zich doorzet. We zien ook dat er (proportioneel gezien) veel minder baanloze gezinnen in Vlaanderen leven dan in België als geheel (wat impliceert dat het contrast met Wallonië en Brussel nog veel groter is). Figuur 9. Evolutie van personen in baanloze huishoudens in het Vlaamse Gewest en België, periode 1995-2007, Figuur 9 in %. 16 in % 14 12 10 8 6 4 2 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Individuen (-65) in huishoudens zonder werk, Vlaanderen (1) Volwassenen in huishouden zonder betaalde baan, Vlaanderen (2) Volwassenen in huishouden zonder betaalde baan, België (2) Bron: (1) 1995-2001: ECHP; 2004-2006: SILC; (2) Arbeidskrachtentelling. Waarom zien we nauwelijks of geen effect van de toegenomen tewerkstelling op individueel niveau op de proportie baanloze huishoudens Hiervoor moeten we kijken naar welke groepen er werk hebben gevonden. Dit blijken in grote mate gehuwde vrouwen (en in So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 134

elpensioentrekkers is gegroeid tussen 1985 en 1997. We zien tussen 1985 en 1997 een<br />

welvaartsachteruitgang van personen die aangewezen zijn op slechts 1 uitkering. Tussen<br />

1995 en 2001 is er eerder sprake van stabiliteit. Over de volledige periode <strong>be</strong>schouwd is<br />

het voor koppels met slechts 1 pensioeninkomen of 1 uitkering de afgelopen decennia<br />

steeds moeilijker geworden om een gezinsinkomen boven de armoedegrens te <strong>be</strong>reiken.<br />

Bij koppels die 2 pensioenen ontvangen, zien we een matige afname van de <strong>be</strong>staansonzekerheid.<br />

Onder de oudere actieven (50-64 jaar) zien we een polarisatie tussen gezinnen die van 1<br />

uitkering moeten rondkomen, en gezinnen die over een ar<strong>be</strong>idsinkomen <strong>be</strong>schikken of<br />

2 inkomens kunnen combineren. De armoede in de <strong>eerste</strong> groep is tussen 1985 en 1997<br />

sterk gestegen. Het toenemend aantal individuen met een inkomen uit ar<strong>be</strong>id of sociale<br />

zekerheid heeft zich op gezinsniveau vertaald in een kleiner aantal gezinnen met uitsluitend<br />

1 ar<strong>be</strong>idsinkomen en een toename van het aantal 2-inkomengezinnen, terwijl tegelijk<br />

de proportie gezinnen met uitsluitend 1 uitkering niet is gedaald.<br />

In tegenstelling tot wat geschiedde in zowat alle EU-lidstaten was er in <strong>Vlaanderen</strong> (en<br />

België) geen ver<strong>be</strong>tering meer in de armoedepositie van ouderen. In <strong>Vlaanderen</strong> bleef<br />

het aandeel ouderen in armoede stabiel op een relatief hoog niveau. <strong>Vlaanderen</strong> vergleed<br />

samen met België in de jaren ‘90 van de kopgroep van de EU naar de middengroep,<br />

zowel wat <strong>be</strong>treft het algemene niveau van armoede als wat <strong>be</strong>treft de welvaartspositie<br />

van ouderen ten opzichte van de jongere cohorte. Het armoederisico onder 65-plussers<br />

in <strong>Vlaanderen</strong> is zo’n 3 keer hoger dan bij min-50-jarigen. In tegenstelling tot wat vaak<br />

wordt verwacht, biedt de hoge mate van woning<strong>be</strong>zit bij ouderen weinig nuancering van<br />

dit hoge cijfer. Als we rekening houden met het voordeel van het eigenwoning<strong>be</strong>zit via de<br />

methode van toegerekende huur (zie onder), of door de woonkosten van het inkomen af<br />

te trekken, dan is de uitkomst dat de armoede onder oudere eigenaars enigszins daalt,<br />

maar spectaculair stijgt bij de oudere huurders. Per saldo blijft de intergenerationele welvaartsverdeling<br />

stabiel.<br />

Een andere opmerkelijke ontwikkeling tekende zich af binnen de groep van alleroudsten.<br />

De data voor 2004 <strong>be</strong>vestigen dat de welvaart onder de hoog<strong>be</strong>jaarden (boven 75 jaar)<br />

niet langer lager ligt dan onder de jongere <strong>be</strong>jaarden. Ook het armoederisico lijkt niet<br />

meer hoger te zijn voor 75-plussers dan voor jonggepensioneerden. In samenhang met<br />

de voormelde ontwikkelingen lijkt ook dit te wijzen op een relatieve verzwakking van<br />

de welvaartspositie van de nieuwe cohorten gepensioneerden, zowel vergeleken met het<br />

actieve deel van de <strong>be</strong>volking (vooral, maar niet uitsluitend, de min-50-jarigen) als vergeleken<br />

met de oudste cohorten van 75-plussers.<br />

7. Werk, niet-werk en sociale <strong>be</strong>scherming<br />

Een erg <strong>be</strong>langrijke – zo niet de <strong>be</strong>langrijkste – maatschappelijke scheidingslijn is die tussen<br />

werkenden en niet-werkenden. Werk geeft toegang tot vele hulpbronnen, niet alleen<br />

van materiële aard (loon, voordelen in natura), maar ook van immateriële aard (sociale<br />

netwerken). Werk is uiteraard zelf een voorname vorm van maatschappelijke participatie,<br />

en vaak de toegangspoort tot andere vormen van participatie. Zoals de algemene<br />

bijdrage inzake ‘werk’ laat zien, is de werkzaamheidsgraad in <strong>Vlaanderen</strong> gedurende de<br />

laatste decennia duidelijk gestegen, en dit vooral onder vrouwen. Gegeven het bovenstaande<br />

zou men kunnen verwachten dat dit effecten heeft op inkomen, inkomensverdeling<br />

en armoede.<br />

133 Al ge m e e n - In ko m e n

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!