20.01.2015 Views

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

schutbladen + eerste blad.indd - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ke daling in de proportie huishoudens die gedepriveerd zijn van twee of meer items, zodat<br />

in de recente jaren volgens de SILC nog maar 2% van de huishoudens in deze situatie zijn.<br />

De daling is niet zo duidelijk voor het gedepriveerd zijn van 1 item. De stijging van het<br />

gemiddeld inkomen (hierboven vastgesteld) vertaalt zich dus ook in een vermindering<br />

van de deprivatie.<br />

Onder de gezinnen met een inkomen <strong>be</strong>neden de armoedelijn komt, weinig verrassend,<br />

deprivatie aanzienlijk meer voor dan onder de <strong>be</strong>volking als geheel (figuur 4b). Tegelijk<br />

zien we dat de meerderheid van deze gezinnen niet gedepriveerd is op geen enkel van de<br />

4 items. (Omgekeerd heeft een meerderheid van de gedepriveerde gezinnen een inkomen<br />

boven de armoedelijn.) Deze ‘mismatch’ tussen deprivatie en inkomensarmoede is<br />

een verschijnsel dat in alle onderzoeken wordt vastgesteld (Whelan e.a., 2004). Er zijn<br />

verschillende mogelijke redenen voor, zoals niet-gemeten inkomen, het vermogen, fluctuaties<br />

in het inkomen tussen jaren, fouten in de meting van inkomen én deprivatie, en<br />

verschillende preferenties van huishoudens. Ook bij de inkomensarme gezinnen zien we<br />

een duidelijke afname van het percentage gedepriveerden op 2 of meer items. Het aantal<br />

gezinnen <strong>be</strong>neden de armoedelijn dat op 1 item gedepriveerd is, neemt daarentegen eerder<br />

toe, zodat we geen stijgende trend zien in de proportie inkomensarme huishoudens<br />

dat op geen enkel van de 4 items gedepriveerd is.<br />

4.4. Subjectieve inkomens<strong>be</strong>leving<br />

De hierboven gemeten resultaten zijn gebaseerd op een ‘objectieve’ meting van armoede<br />

en levensstandaard. Een groot aantal factoren die de welvaart <strong>be</strong>ïnvloeden, is daarbij<br />

niet in rekening gebracht. Daarom is het goed mogelijk dat de subjectieve inkomens<strong>be</strong>leving<br />

een ander verloop kent dan de objectieve evoluties zouden doen vermoeden.<br />

Daarenboven wordt de subjectieve welvaart ook <strong>be</strong>ïnvloed door eerder mentale factoren,<br />

zoals de preferenties gevormd in het verleden, die over de tijd heen ook kunnen evolueren<br />

(Van den Bosch, 2001).<br />

De enquêtes maken het mogelijk om te kijken naar de subjectieve inkomens<strong>be</strong>leving. In<br />

de drie enquêtes is telkens dezelfde vraag gesteld die peilt naar de subjectieve appreciatie<br />

van het inkomen: ‘Kan U met het totaal <strong>be</strong>schikbare inkomen van uw huishouden,<br />

zoals het nu is, zeer moeilijk, moeilijk, eerder moeilijk, eerder gemakkelijk, gemakkelijk<br />

of zeer gemakkelijk rondkomen, dit wil zeggen de eindjes aan elkaar knopen’. Er zijn 6<br />

antwoordcategorieën mogelijk; dit gaat gradueel van zeer moeilijk tot zeer gemakkelijk.<br />

In figuur 5 wordt getoond voor de verschillende enquêtes hoe er geantwoord werd op deze<br />

vraag. Omdat deze vraag steeds op dezelfde wijze gesteld is, kunnen we deze resultaten<br />

over de bronnen heen vergelijken.<br />

De algemene trend die uit figuur 5 naar voren komt, is een lichte ver<strong>be</strong>tering in de subjectieve<br />

inkomens<strong>be</strong>leving. Wanneer we de 6 antwoordcategorieën opsplitsen in 2, moeilijk<br />

en makkelijk, zien we tussen 1985 en 1992 voor de SEP een afname in het aantal mensen<br />

dat aangeeft moeilijk te kunnen rondkomen. Dit is vooral te wijten aan de middencategorie.<br />

Voor de ECHP, kunnen we spreken van een lichte daling van het aantal mensen<br />

dat zegt moeilijk te kunnen rondkomen van 1995 tot 2001. Deze ver<strong>be</strong>tering kan echter te<br />

wijten zijn aan selectieve steekproefuitval (wellicht zijn personen in ongunstiger omstandigheden<br />

eerder geneigd om niet meer mee te doen met de enquête). De SILC resultaten<br />

liggen voor de 3 jaren <strong>be</strong>hoorlijk dicht bij elkaar, en lijken bijzonder veel op die van 1992<br />

volgens SEP. We kunnen daarom wellicht voorzichtig concluderen dat er een ver<strong>be</strong>tering<br />

So c i a l e St a a t v a n Vl a a n d e re n 2009 126

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!