18.01.2015 Views

Handreiking TOOM.pdf - Brandweer Nederland

Handreiking TOOM.pdf - Brandweer Nederland

Handreiking TOOM.pdf - Brandweer Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Handreiking</strong><br />

Terugdringen ongewenste<br />

en onechte meldingen<br />

NVBR <strong>Nederland</strong>se Vereniging voor <strong>Brandweer</strong>zorg en Rampenbestrijding


<strong>Handreiking</strong><br />

Terugdringen ongewenste<br />

en onechte meldingen<br />

Concept 0.9<br />

13 oktober 2011<br />

NVBR <strong>Nederland</strong>se Vereniging voor <strong>Brandweer</strong>zorg en Rampenbestrijding


2<br />

Inhoud<br />

Voorwoord.........................................................................................................................3<br />

Inleiding.............................................................................................................................4<br />

DEEL A<br />

Toezicht en handhaving...................................................................................................6<br />

1 Wettelijke basis...............................................................................................................6<br />

1.1 NEN 2535...............................................................................................................................7<br />

1.2 Toepasselijkheid NEN 2535....................................................................................................8<br />

1.3 Overige wettelijke eisen........................................................................................................9<br />

1.4 Overtreding ........................................................................................................................ 11<br />

2 Stappenplan.................................................................................................................... 13<br />

2.1 Registratie meldingen.......................................................................................................... 13<br />

2.2 Constateren en beoordeling................................................................................................ 10<br />

2.3 Voorlichting ........................................................................................................................ 17<br />

2.4 Gemeentelijk beleid vaststellen .......................................................................................... 18<br />

3 Uitvoering........................................................................................................................22<br />

DEEL B Verificatie ......................................................................................................................... 25<br />

4 Wettelijke basis............................................................................................................. 25<br />

5 Rolverdeling.................................................................................................................... 27<br />

5.1 Rol brandweer..................................................................................................................... 27<br />

5.2 Rol abonnee/gebruiker....................................................................................................... 27<br />

6 Stappenplan....................................................................................................................29<br />

6.1 Registratie...........................................................................................................................29<br />

6.2 Beleid .................................................................................................................................30<br />

BIJLAGE A<br />

Begrippenlijst.................................................................................................................34<br />

BIJLAGE B Relevante wetgeving.................................................................................................... 35<br />

BIJLAGE C Algemene aspecten van bestuursrechterlijke handhaving.............................. 37<br />

BIJLAGE D Modellen........................................................................................................................... 41<br />

Model 1 Formulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder.................................................. 41<br />

Model 2 Formulier opvragen gegevens bij abonnee over BMI .........................................................42<br />

Model 3 Berekingsmethode maximaal aantal loze meldingen..........................................................43<br />

Model 4 Maatregelen door abonnee.................................................................................................44<br />

Model 5 Voorbereidingsbrief handhaving.........................................................................................45<br />

Model 6 Besluit handhaving..............................................................................................................46<br />

BIJLAGE E Referentielijst ...............................................................................................................48<br />

Colofon.............................................................................................................................. 49


3<br />

Voorwoord<br />

Het terugdringen van loze meldingen en daardoor nodeloze uitrukken van<br />

de brandweer is één van de speerpunten van de NVBR. Met het nieuwe Bouwbesluit,<br />

dat per 1 april 2012 in werking treedt, wordt bij een aantal gebruiksfuncties<br />

de verplichte doormelding bij brandmeldinstallaties geschrapt. Uit<br />

onderzoek blijkt dat daardoor het aantal nodeloze uitrukken van de brandweer<br />

substantieel afneemt.<br />

Maar daarmee zijn we er nog niet: onder het regime van de nieuwe bouwregelgeving blijven<br />

er gebouwen die vanwege het risico een rechtstreekse doormelding moeten hebben. Met de<br />

<strong>Handreiking</strong> Terugdringen ongewenste en onechte meldingen (<strong>TOOM</strong>) wil de NVBR de regio’s<br />

en korpsen helpen met praktische informatie en voorbeelden, om het aantal loze meldingen<br />

bij die gebruiksfuncties nog verder terug te dringen.<br />

Diverse NVBR-vakgroepen zijn betrokken bij ‘traditionele’ activiteiten om loze meldingen<br />

terug te dringen, zoals voorlichting aan gebruikers en kwaliteitsverbetering van installaties.<br />

Ook heeft een aantal gemeenten al goede resultaten bereikt met bestuursrechtelijke handhaving.<br />

Bovendien zijn sommige regio’s al ver met het opstellen van procedures voor het<br />

verifiëren van automatische meldingen op de alarmcentrale. Stuk voor stuk goede initiatieven.<br />

Maar deze regionale en lokale ‘good practices’ kunnen we landelijk nog beter delen.<br />

Daarom heeft de Programmaraad Risicobeheersing opdracht gegeven voor deze handreiking.<br />

Daarin vindt u een uitwerking van de bestaande initiatieven. De resultaten van het in mei 2011<br />

afgeronde project Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT), waarin de veiligheidsconsequenties<br />

van het schrappen van de doormeldingen in de bouwregelgeving zijn onderzocht, zijn<br />

uiteraard hierbij meegenomen.<br />

Wij hopen met deze handreiking een bijdrage te leveren aan meer uniformiteit in de aanpak<br />

van het terugdringen van loze meldingen. Naast de informatie in deze handreiking, staat<br />

op <strong>Brandweer</strong>kennisnet ook allerlei materiaal zoals voorbeeldbrieven. Daar kunt u meteen<br />

gebruik van maken.<br />

Onze dank gaat uit naar iedereen die aan de totstandkoming van deze handreiking een<br />

bijdrage heeft geleverd, in het bijzonder de leden van de werkgroep en de vakgroep Veilig<br />

Gebruik. We zijn blij dat ook het ministerie van Veiligheid en Justitie het nut van deze handreiking<br />

onderschrijft en financieel mogelijk heeft gemaakt.<br />

Bernard Tilman<br />

Directeur NVBR


4<br />

Inleiding<br />

Om de brandveiligheid in gebouwen met een verhoogde kans op (ongevallen<br />

bij) brand te vergroten, is het bij bepaalde categorieën wettelijk verplicht om<br />

het gebouw te voorzien van een brandmeldinstallatie (BMI). Door de brandmeldinstallatie<br />

is een eventuele brand vroegtijdig te ontdekken en zowel de<br />

organisatie in het gebouw als de brandweer tijdig te alarmeren.<br />

Zo is het mogelijk een brand snel meester te zijn, slachtoffers te voorkomen en schade te<br />

beperken. Een deel van deze BMI’s moet rechtstreeks doormelden naar de regionale alarmcentrale<br />

(RAC) van de brandweer, de zogenaamde automatische doormelding.<br />

Naast een verhoging van de brandveiligheid heeft dit systeem een keerzijde. Er is vaak sprake<br />

van nodeloos alarm. In 2010 zijn bij de brandweer 102.000 brandmeldingen binnengekomen.<br />

Hiervan was 48.500 loos alarm (60%) . Veruit het grootste deel daarvan (80%) kwam binnen<br />

via een automatische doormelding 1 .<br />

Nadelen<br />

.<br />

.<br />

.<br />

.<br />

.<br />

Oorzaken<br />

.<br />

.<br />

.<br />

.<br />

.<br />

Nodeloos alarm 2 heeft een aantal grote nadelen:<br />

de alertheid van personen in een gebouw neemt af, in die zin dat personen binnen het<br />

gebouw geneigd zijn te denken ‘het zal wel weer niks zijn’ en wellicht niet optimaal reageren<br />

op een melding veroorzaakt door een echte brand;<br />

de motivatie van werkgevers om haar personeel voor de brandweer beschikbaar te stellen<br />

neemt af. Samen met een afnemende beschikbaarheid van vrijwilligers tijdens kantooruren<br />

kan hierdoor de brandweerzorg in het gedrang komen;<br />

de motivatie van het brandweerpersoneel neemt af met als gevolg een afname in de uitruksnelheid;<br />

een onnodige uitruk geeft een onnodig verhoogd verkeersrisico: brandweerpersoneel spoedt<br />

zich naar de kazerne en rijdt met spoed en dus meer risico naar een brandadres;<br />

elke uitruk kost de gemeenschap geld;<br />

de brandweer is tijdens een uitruk niet beschikbaar voor andere noodhulp;<br />

er ontstaat door een onnodige uitruk onnodig geluidsoverlast voor omwonenden en anderen.<br />

Nodeloos alarm door automatische brandmelding komt naast gebreken in de aanleg voort uit<br />

menselijk gedrag. Dit betreft gebreken in het onderhoud en het beheer van de installatie, het<br />

gebruik van het bouwwerk en de manier van reageren op brand en brandmeldingen:<br />

de plaatsing van melders en de keuze van de meldtechniek is onvoldoende afgestemd op het<br />

gebruik van ruimten en plaatselijke omstandigheden die nodeloze meldingen kunnen veroorzaken;<br />

onvoldoende onderhoud en beheer van de installatie;<br />

onduidelijke bediening van brandmeldinstallatie;<br />

onbekendheid bij gebruikers met omgang en bediening van brandmeldinstallaties (personeel<br />

onvoldoende geïnstrueerd, wisselend personeel);<br />

gebruikelijke activiteiten die loze meldingen veroorzaken zoals roken, bakken, braden,<br />

douchen, sterretjes en dergelijke;<br />

ongebruikelijke activiteiten en werkzaamheden die een automatische melder nodeloos activeren<br />

(zoals onderhouds- of bouwwerkzaamheden);<br />

moedwil en/of baldadigheid;<br />

1<br />

2<br />

Cijfers afkomstig van CBS.<br />

Sprinklerinstallaties laten we in deze handreiking buiten beschouwing aangezien de ervaring is dat deze weinig nodeloze alarmeringen<br />

veroorzaken.


5<br />

.<br />

.<br />

Best practices<br />

niet adequate alarmopvolging;<br />

verkeerd gebruik doormeldvertraging.<br />

Oorzaken van andere aard kunnen zijn:<br />

externe, zoals atmosferische invloeden;<br />

storing in de installatie.<br />

Een aantal gemeenten voert met succes een handhavingsbeleid om het aantal nodeloze<br />

brandmeldingen te reduceren naar een acceptabel niveau. Er zijn acht gemeenten 3 gekozen<br />

welke de basis bieden voor deze handreiking. De keuze voor deze gemeenten is gemaakt in<br />

het project NUT 4 waarbij zoveel mogelijk verschillende methoden zijn betrokken. De aanpak<br />

van de gemeenten komt voor een deel overeen, daar waar de aanpak verschilt is een keuze<br />

gemaakt dan wel een alternatieve of aanvullende maatregel in de handreiking opgenomen.<br />

Naast vermindering van het aantal nodeloze brandmeldingen kan het aantal nodeloze uitrukken<br />

worden verminderd. Dit kan aangepakt worden door verificatie. Verificatie is het nagaan<br />

door de meldkamer of al dan niet sprake is van een calamiteit waarbij uitrukken is aangewezen.<br />

Na het binnenkomen van de melding bij de meldkamer wordt niet direct de brandweer<br />

gealarmeerd maar wordt eerst telefonisch contact gezocht met iemand die zich in of bij het<br />

object bevindt. Een aantal veiligheidsregio’s heeft een 1-minuut regel opgenomen in de verwerkingsprocedure<br />

van de RAC waardoor het aantal loze uitrukken drastisch is afgenomen.<br />

Twee voorbeelden 5 vormen de basis van deze handreiking.<br />

Leeswijzer<br />

Veel van de oorzaken van nodeloos alarm zijn een gevolg van menselijk gedrag zoals onbekendheid<br />

met de omgang met een brandmeldinstallatie en afwijkend of onvoorzien gebruik van<br />

ruimten. Deze aspecten spelen daarom een doorslaggevende rol bij het terugdringen van nodeloze<br />

meldingen. Dit kan worden beïnvloed door voorlichting, maar ook door bestuursrechtelijke<br />

handhaving. De gemeente beschikt over juridische instrumenten die het juiste gedrag<br />

stimuleren en overtreding voorkomen. Voor het reageren op loze meldingen is de last onder<br />

dwangsom geschikt. De dreiging van het betalen van een geldbedrag blijkt doorgaans in veel<br />

gevallen een goede stimulans tot het voorkomen van nodeloos alarm. Over het toezicht en<br />

handhaving gaat Deel A.<br />

Naast handhaving is verificatie door de RAC een effectieve manier om te voorkomen dat er<br />

nodeloos wordt uitgerukt. De centralist pleegt eerst onderzoek voor hij besluit tot alarmeren.<br />

Deze mogelijkheid moet zorgvuldig in lijn worden gebracht met de wettelijke eis van directe<br />

doormelding. In Deel B wordt aangegeven hoe deze mogelijkheid ingezet kan worden.<br />

In de bijlagen zijn voorbeelden (modellen) opgenomen. Hiernaar wordt in de tekst verwezen.<br />

3<br />

4<br />

5<br />

Het betreft de gemeenten: Amersfoort, Barneveld, Ede, Enschede, Nijmegen, Noordwijk, Texel en Zeist.<br />

Pag. 85 Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT), Deelproject 6 – lessen NUT voor de bestaande praktijk, NVBR en Lectoraat Brandpreventie<br />

NIFV, Onderzoek naar de consequenties van het voorstel <strong>Nederland</strong>s Instituut Fysieke Veiligheid Lectoraat Versie: Eindrapport,<br />

23 mei 2011.<br />

Het betreft de Veiligheidsregio’s Midden- en West-Brabant en Gelderland Midden.


6<br />

DEEL A<br />

Toezicht en handhaving<br />

Het toezicht en de handhaving van nodeloze meldingen is een onderdeel van<br />

het toezicht op en handhaving van alle brandveiligheidseisen die voortkomen<br />

uit de Woningwet. Deze handreiking beoogt te stimuleren dat de partijen die<br />

hierbij betrokken zijn (gemeente/brandweer) de handhaving van nodeloze<br />

meldingen in het bestaande beleid opnemen dan wel aanscherpen en prioriteit<br />

geven.<br />

Handhaving bestaat uit voorlichting en juridische handhaving. Voorlichting is aan de orde<br />

bij overtreders die zich niet bewust zijn van een overtreding en niet weten hoe deze te voorkomen.<br />

Derhalve wordt aanbevolen om in het handhavingsbeleid voorlichting op te nemen als<br />

eerste stap. Juridische handhaving is met name bedoeld voor de gevallen waarin men willens<br />

en wetens de overtreding begaat en men geen uitzicht biedt op beëindiging van de overtredingen.<br />

Het handhaven van de voorschriften voor nodeloze meldingen gebeurt in beginsel volgens<br />

dezelfde procedure als de handhaving van overige brandveiligheidsvoorschriften. Echter<br />

heeft de handhaving van het overschrijden van het toegestane aantal loze meldingen een<br />

andere positie dan het handhaven van andere overtredingen omdat er ook andere instanties<br />

bij betrokken zijn naast de ‘normale’ toezichthouders: degenen die uitrukken en de regionale<br />

alarmcentrale (RAC).<br />

Omdat iedere gemeente/brandweer anders georganiseerd is en ook hun handhaving verschillend<br />

hebben ingericht, kan deze handreiking niet een model bieden dat iedere gemeente/<br />

brandweer onverkort kan overnemen. Immers het moet geïntegreerd worden in de bestaande<br />

handhavingspraktijk voor zover dat nog nodig is. Daarom bestaat de handreiking uit een<br />

uiteenzetting en voorbeelden van zaken die aan de orde moeten komen. Het huidige handhavingsbeleid<br />

kan hieraan getoetst worden en wat nog ontbreekt kan worden ingevoerd.<br />

1<br />

Wettelijke basis handhaving<br />

Bij of krachtens de Woningwet worden eisen gesteld aan brandmeldinstallaties.<br />

Woningwet (Ww)<br />

Bouwverordening<br />

Bouwbesluit 2003<br />

Gebruiksbesluit<br />

Woningwet (Ww)<br />

Bouwbesluit 2003<br />

Sinds 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken 6 opgenomen in de<br />

Bouwverordening. Deze staat naast het Bouwbesluit. In 2012 zal het Gebruiksbesluit worden<br />

opgenomen in het nieuwe Bouwbesluit 2012. Tevens zal met de invoering van het Bouwbesluit<br />

2012 het aantal verplichte doormeldingen aanzienlijk afnemen. In bijlage B wordt het relevante<br />

artikel uit het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 nader uitgelegd.


7<br />

Deze handreiking richt zich vooral op het rechtstreeks aanpakken van een teveel aan nodeloze<br />

brandmeldingen van die doormeldingen welke nog verplicht zijn na de invoering van Bouwbesluit<br />

2012. Voor deze BMI’s geldt de NEN 2535, die exact aangeeft hoeveel nodeloze meldingen<br />

zijn toegestaan. De NEN 2535 wordt via het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 aangestuurd<br />

door de Woningwet. In het Gebruiksbesluit staat de geldende versie van de NEN-norm<br />

expliciet aangegeven. Met het Bouwbesluit 2012 wordt de geldende versie in de Regeling<br />

Bouwbesluit 2012 7 aangewezen. In de Regeling Bouwbesluit 2012 staat de NEN 2535:1996;<br />

niet de NEN 2535:2009. Het is niet bekend of en wanneer de (nieuwere) NEN 2535:2009 aangewezen<br />

zal worden.<br />

Naast het maximaal aantal ongewenste en onechte meldingen uit de NEN 2535 bestaan er nog<br />

andere eisen die aan een goede werking en gebruik van de brandmeldinstallatie bijdragen en<br />

daarmee indirect nodeloos alarm voorkomen.<br />

1.1<br />

NEN 2535<br />

In de NEN 2535 8 is expliciet opgenomen dat een installatie een beperkt aantal loze meldingen<br />

mag veroorzaken. Dit aantal is afhankelijk van de functie van een gebouw en het aantal<br />

melders. Wanneer in een jaar bij de brandweer meer meldingen binnenkomen, is in beginsel<br />

sprake van een overtreding.<br />

.<br />

.<br />

De NEN 2535 maakt onderscheid tussen twee soorten nodeloze meldingen:<br />

ongewenste brandmelding: een brandmelding veroorzaakt door de aanwezigheid van op<br />

brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van brand;<br />

onechte brandmelding: een brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand<br />

lijkende verschijnselen.<br />

Oorzaak Categorie Maatregelen<br />

• Brandontwikkeling<br />

• Brandstichting<br />

Echte brandmelding<br />

• Inbraakpreventie<br />

• Organisatie<br />

• Inbraakbeveiliging<br />

• Roken<br />

• Bakken/braden<br />

• Flamberen<br />

• Uitlaatgassen<br />

• Laswerkzaamheden<br />

• Soldeerwerkzaamheden<br />

• Aërosolen uit productieproces<br />

• Met kwade opzet activeren handbrandmelder<br />

Ongewenste brandmelding<br />

• Organisatorisch<br />

• Beheer<br />

• Controle<br />

• Projectie aanpassen<br />

• Techniek aanpassen<br />

• Prestatie-eis aanpassen<br />

• Onderhoud uitvoeren<br />

• Stoom/douche/waterkoker<br />

• Beschadiging<br />

• Atmosferische beïnvloeding<br />

• Vervuilde melder<br />

• Beïnvloeding door ander systeem;<br />

Elektro Magnetische Compatibiliteit (EMC)<br />

• Opwervelend stof<br />

• Lijmwerkzaamheden (vloerbedekking)<br />

Onechte brandmelding<br />

• Organisatorisch<br />

• Techniek aanpassen<br />

• Projectie aanpassen<br />

• Prestatie-eis aanpassen<br />

• Onderhoud uitvoeren<br />

6<br />

7<br />

8<br />

De Woningwet schrijft de gemeenteraad voor om een bouwverordening vast te stellen, waarin voorschriften zijn opgenomen omtrent<br />

de brandveiligheid van bouwwerken (artikel 8 lid 1 en 2 Ww). Artikel 8, lid 8 Ww geeft de minister de mogelijkheid om regels<br />

te stellen aan de inhoud van de bouwverordening. Met het Gebruiksbesluit is van die bevoegdheid gebruik gemaakt. Hierdoor gelden<br />

in het hele land dezelfde brandveiligheidsregels.<br />

Concept-Regeling Bouwbesluit 2012 van september 2011.<br />

In artikel 4.3.2 van de NEN 2535:1996 en in artikel 4.3.1 van de NEN 2535:2009.


8<br />

De oorzaak van een ongewenste brandmelding heeft te maken met ‘brandverschijnselen’,<br />

veroorzaakt door kwaadwilligheid, gewijzigd gebruik van ruimten en dergelijke. De oorzaak<br />

van een onechte brandmelding kan kort samengevat worden als ‘oorzaak techniek’, zoals de<br />

kwaliteit van het onderhoud of een systeemstoring. Daarnaast kennen we de categorie ‘echte<br />

brand’. Het behoeft geen uitleg dat het in zo’n situatie gaat om een terechte brandmelding.<br />

Er is sprake van een daadwerkelijke brand.<br />

Tussen echt en ongewenst zit een grijs gebied. Het kan zijn dat er het begin was van een<br />

echte brand die echter adequaat is bestreden en op het moment dat de brandweer ter plaatse<br />

kwam inmiddels gedoofd was. Dan komt het wellicht over als een nodeloos alarm, maar dat is<br />

niet het geval, de BMI en de interne organisatie hebben optimaal gefunctioneerd waardoor<br />

de brandweer niet meer nodig was. Een verkeerde kwalificatie wordt voorkomen door altijd<br />

de oorzaak van de brand te vermelden/registreren.<br />

Onoplettendheid en<br />

onachtzaamheid<br />

Nog een probleem: het veelvuldig veroorzaken van echte meldingen. Dit kan verwijtbaar<br />

gedrag zijn. De oorzaken liggen veelal in de sfeer van onoplettendheid en onachtzaamheid.<br />

<strong>Brandweer</strong> Ede heeft deze oorzaken in de achterliggende jaren altijd gecategoriseerd bij de<br />

ongewenste brandmeldingen, omdat de oorzaak van deze brandmeldingen nagenoeg altijd<br />

weggenomen kan worden door het treffen van (organisatorische) maatregelen. Denk hierbij<br />

aan bakken en braden, overgekookte melk en een drooggekookt pannetje.<br />

1.2<br />

Toepasselijkheid NEN 2535<br />

De NEN 2535 maakt een directe aanpak van een teveel aan nodeloze meldingen mogelijk.<br />

Echter niet in alle gevallen is deze norm van toepassing. Hieronder volgt een overzicht<br />

wanneer de NEN 2535 van toepassing is.<br />

Gebruiksbesluit art. 2.2.1<br />

ja<br />

nee<br />

Gelijkwaardigheid<br />

nee<br />

ja<br />

Gebruiksmelding checken en<br />

eventueel aanpassen<br />

Milieuwetgeving<br />

nee<br />

ja<br />

Vergunning checken en<br />

eventueel aanpassen<br />

Vrijwillige doormelding<br />

ja<br />

Overeenkomst checken en<br />

eventueel aanpassen<br />

nee<br />

Bouwbesluit 2012 art. 6.20<br />

ja<br />

NEN 2535 van toepassing


9<br />

Gebruiksbesluit/<br />

Bouwbesluit 2012<br />

Gelijkwaardigheid<br />

Milieuwetgeving<br />

De NEN 2535 is van toepassing op die doormeldingen welke zijn verplicht op grond van artikel<br />

2.2.1, eerste lid Gebruiksbesluit / artikel 6.20, eerste lid Bouwbesluit 2012.<br />

Op basis van een gelijkwaardigheid (artikel 1.4 Gebruiksbesluit/1.3 Bouwbesluit 2012) kan<br />

een BMI met doormelding zijn vereist. Het is niet eenduidig aan welke eisen deze installaties<br />

moeten voldoen. Het hangt ervan af hoe dit destijds tot stand gekomen is om te bepalen<br />

welke eisen aan deze installaties zijn gesteld. Het kan zijn dat in de nadere voorwaarden van<br />

de gebruiksmelding dan wel de bouw- of gebruiksvergunningsvoorwaarden hierin nadere<br />

bepalingen zijn opgenomen. Soms zijn er gemeentelijke bouwverordeningen die een aanvullende<br />

bepaling hebben opgenomen voor BMI’s die op deze basis (of vrijwillig) doormelden.<br />

Het is nodig dat bij het gelijkwaardigheidsbesluit expliciet wordt opgenomen dat de BMI aan<br />

de NEN 2535 9 moet voldoen.<br />

Vanuit de milieuwetgeving wordt meestal gebruik gemaakt van de PGS-en (Praktijkrichtlijn<br />

Gevaarlijke Stoffen). De PGS-en gaan vooral over de opslag of het werken met gevaarlijke stoffen.<br />

Daarbij wordt vaak een beschermingsniveau geëist, waarvan branddetectie een onderdeel<br />

kan zijn. In deze handreiking gaan wij daar niet verder op in omdat er teveel verschillen<br />

zijn met de BMI’s die op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 zijn geëist.<br />

Het doel is meestal anders. BMI’s op basis van milieuwetgeving (M-BMI’s) hebben veelal tot<br />

taak een brand snel te melden, zodat escalatie door de brandweer kan worden voorkomen.<br />

Hierbij is het oogmerk het beschermen van het milieu. Bij BMI’s op basis van de Woningwet<br />

(BB-BMI’s) is de voornaamste taak het alarmeren van de aanwezigen en de brandweer om<br />

slachtoffers te voorkomen. De installatie is vaak anders, de M-BMI’s zijn vaak gekoppeld aan<br />

een brandbestrijdingsinstallatie. Soms is er helemaal geen BMI aanwezig, maar meld bijvoorbeeld<br />

de sprinkler zelf door. Het gebruik is anders, bij M-BMI’s gaat het veelal om opslagvoorzieningen.<br />

Hier werken niet veel mensen en de activiteiten bestaan voornamelijk uit het<br />

verplaatsen van containers/pallets en dergelijke.<br />

Vrijwillige<br />

doormelding<br />

PAC’s<br />

De eisen voor een vrijwillige doormelding zijn niet wettelijk vastgelegd. Bestuursrechtelijke<br />

handhaving is daarom niet mogelijk. De RAC of de Veiligheidsregio heeft een privaatrechtelijke<br />

overeenkomst met de abonnee of met de OMS-beheerder. Via de aansluitvoorwaarden<br />

kunnen eisen worden gesteld en deze kunnen privaatrechtelijk afgedwongen worden. De NEN<br />

2335 is vaak opgenomen in de overeenkomst.<br />

BMI’s kunnen vrijwillig doormelden naar een particuliere alarmcentrale (PAC). Deze doormelding<br />

wordt niet wettelijk vereist 10 . De PAC neemt telefonisch contact op met de RAC. Tussen<br />

de PAC’s en de organisaties die daarbij zijn aangesloten gelden privaatrechtelijke afspraken,<br />

echter staat de RAC daar buiten. Ook PAC’s geven nodeloze meldingen door. Het kan zijn dat<br />

de RAC gebeld wordt zonder dat de brandmelding door de abonnee of derden is geverifieerd.<br />

De manier van werken door PAC’s is zeer uiteenlopend. De aanpak van PAC’s vergt dan ook<br />

een heel ander beleid en zal in deze fase van de handreiking niet aan de orde komen. 11<br />

1.3<br />

Overige wettelijke eisen<br />

Naast de norm voor het maximaal toegestane aantal nodeloze brandmeldingen gelden nog<br />

meer eisen welke het voorkomen van nodeloze meldingen bevorderen.<br />

Certificaat<br />

Op grond van het Gebruiksbesluit is een geldig (product)certificaat als bedoeld in de Regeling<br />

brandmeldinstallaties 2002 van het Centraal College van Deskundigen van het Centrum voor<br />

Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) vereist. Dit komt met het Bouwbesluit 2012 te<br />

vervallen en wordt vervangen door een inspectiecertificaat. Hierdoor wordt niet alleen de<br />

werking van de BMI, maar na ingebruikstellen van die installatie ook de veiligheid van die<br />

9<br />

10<br />

11<br />

Op grond van gelijkwaardigheid kan de geldende prestatie-eis ook worden bepaald op basis van NEN 2535:2009.<br />

Er zijn wel verzekeraars die dit eisen.<br />

Op dit moment ontbreekt nog informatie. De besprekingen met de PAC-branche zijn aangevangen en zullen worden gebruikt voor de<br />

volgende fase van de handreiking.


10<br />

installatie in zijn specifieke toepassing gecontroleerd. Via Bouwbesluit 2012 artikel 1.5, derde<br />

lid geldt Regeling Bouwbesluit 2012 12 waarin is opgenomen dat een BMI voor ingebruikname<br />

over een inspectiecertificaat moet beschikken. Wanneer een doormelding verplicht is, is de<br />

geldigheidsduur van een inspectiecertificaat een jaar.<br />

Uitvoering<br />

en projectie<br />

Beheer en<br />

onderhoud<br />

Naast het maximaal aantal toelaatbare nodeloze meldingen zijn in de NEN 2535 eisen opgenomen<br />

voor de uitvoering en de projectie van melders en aangesloten voorzieningen.<br />

Met de NEN 2654 wordt geregeld dat een BMI goed beheerd en onderhouden moet worden.<br />

Met een goed beheer en onderhoud zullen minder nodeloze meldingen gegenereerd worden.<br />

In het Gebruiksbesluit staat de geldende versie van de NEN norm expliciet aangegeven 13 . Met<br />

het Bouwbesluit 2012 wordt de geldende versie in de Regeling bouwbesluit 2012 14 aangewezen.<br />

Voor het onderhoud is vereist dat er een onderhoudscontract is en dat er jaarlijks onderhoud<br />

wordt gepleegd. In de norm is een model gegeven voor een onderhoudsovereenkomst met<br />

een voorbeeld van de daaraan gekoppelde voorwaarden en condities. Daarnaast moet alle<br />

onderhoudswerk, zoals preventief onderhoud, inspectie en reparatie, in het logboek worden<br />

vermeld. In een bijlage in de norm is een model gegeven voor een logboek dat geschikt is<br />

voor het vermelden van het onderhoudswerk.<br />

Voor het beheer is vereist dat een abonnee één of meerdere personen moet aanwijzen die<br />

zijn opgeleid en geïnstrueerd om te functioneren als ‘beheerder brandmeldinstallaties’ 15 . Vaak<br />

wordt deze taak uitbesteed aan een onderhoudsbedrijf. De bedoelde taken zijn specifiek<br />

bedoeld voor het beheer, de controle en het onderhoud waarbij geen taakinvulling is opgenomen<br />

ten aanzien van alarmopvolging in geval van een brandmelding. In geval van een gecertificeerde<br />

brandmeldinstallatie 16 moet de beheerder voldoende zijn geïnstrueerd/opgeleid in<br />

de omgang met en beheer van de brandmeldinstallatie. Hiervoor is in samenwerking met de<br />

Vereniging van Beveiligingsondernemingen in <strong>Nederland</strong> (VEBON) en Facility Management<br />

<strong>Nederland</strong> het boek ‘Beheerder brandmeldinstallaties’ (voorheen ‘opgeleid persoon’) opgesteld.<br />

Middels een verklaring van een erkend branddetectiebedrijf, dat de beheerder voldoende<br />

is geïnstrueerd, of bij voorkeur met een diploma ‘Beheerder brandmeldinstallatie’, van het<br />

<strong>Nederland</strong>s Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV) kan aangetoond worden dat aan de<br />

eisen is voldaan.<br />

Logboek<br />

Ontruimingsplan<br />

Op grond van artikel 2.10.1 van het Gebruiksbesluit is een logboek vereist. Dit vereiste vervalt<br />

met het Bouwbesluit 2012. De Algemene wet bestuursrecht voorziet namelijk in een algemene<br />

informatieplicht die een dergelijk voorschrift overbodig maakt. 17 Dit neemt niet weg dat een<br />

logboek in veel gevallen een handig hulpmiddel kan zijn om aan de informatieverplichtingen<br />

te voldoen. Daarnaast blijft het logboek BMI wel vereist op basis van de NEN 2654, het is niet<br />

duidelijk hoe dit zich verhoudt tot het vervallen van de eis in het Bouwbesluit 2012.<br />

Wanneer een bouwwerk een op grond van het Gebruiksbesluit verplichte brandmeldinstallatie<br />

heeft, moet er een ontruimingsalarminstallatie en een ontruimingsplan aanwezig zijn 18 .<br />

Er zijn geen concrete eisen aan het ontruimingsplan gesteld, echter de toelichting op het<br />

Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 wordt wel een indicatie gegeven, er wordt verwezen naar<br />

de <strong>Nederland</strong>se Technische Afspraken (NTA) 8112-serie. De ontruiming moet geoefend worden<br />

en deze oefeningen moeten gerapporteerd worden in het logboek 19 . Wanneer deze zaken<br />

op orde zijn, zal adequaat op een melding worden gereageerd, echter wordt een nodeloze<br />

melding niet voorkomen.<br />

12<br />

13<br />

14<br />

15<br />

16<br />

Artikel 1.10 van concept-Regeling Bouwbesluit 2012 van september 2011.<br />

NEN 2654-1: Brandmeldinstallaties. Eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud, uitgave 2002.<br />

NEN 2654-1 2002: Beheer, onderhoud en controle van brandveligheidsinstallaties, Deel 1 Brandmeldinstallaties.<br />

Artikel 5.3 van NEN 2654-1: Beheerd door de gebruiker.<br />

De beheerder is belast met de bediening, de periodieke controle en het preventieve onderhoudswerk. De Beheerder moet de onderhouder<br />

informeren over bouwkundige wijzigingen, wijzigingen in het gebruik van ruimten en wijzigingen in de alarmorganisatie.<br />

Met betrekking tot het voorkomen van onechte en ongewenste brandmeldingen, moet de Beheerder de personen instrueren die<br />

gebruik maken van de ruimten. Storingen die niet door de Beheerder kunnen worden verholpen moeten direct aan de onderhouder<br />

worden gemeld. Alle gebeurtenissen, samenhangend met het functioneren van de brandmeldinstallatie, moet de Beheerder in het<br />

logboek vermelden.<br />

Certificeringsregeling ‘Regeling brandmeldinstallaties 2002’ van het CCV. Ministeriële Regeling Bouwbesluit 2012, artikel 1.12:<br />

‘Regeling brandmeldinstallaties 2011’ van het CCV. Deze Regeling wordt gepubliceerd in 2012.


11<br />

In het geval van een doormeldvertraging kan wel een nodeloze doormelding worden voorkomen.<br />

Bij het besluit om de doormeldvertraging toe te staan kan een inhoudelijke toetsing<br />

op het ontruimingsplan plaatsvinden, immers met een ontoereikend ontruimingsplan kan de<br />

aanvraag afgewezen worden. Aanbevolen wordt om in een dergelijk ontruimingsplan specifiek<br />

aandacht te hebben voor de alarmopvolging en hoe deze is omschreven in het ontruimingsplan.<br />

Aangegeven moet zijn dat er een doormeldvertraging is toegepast, hoe en door wie<br />

acceptatie en verkenning plaatsvindt.<br />

Arbo<br />

Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet heeft een bedrijf of instelling als verplichting<br />

zorg te dragen voor de veiligheid 20 van de werknemers en andere aanwezigen. Hiertoe moeten<br />

binnen de organisatie bedrijfshulpverleners (BHV) worden opgeleid en uitgerust 21 . De bedrijfshulpverlening<br />

is bedoeld als voorpostfunctie voor de professionele hulpverlening, zoals<br />

brandweer en ambulancedienst. De BHV reageert op een melding, echter voorkomt niet het<br />

ontstaan van een nodeloze melding. Hoogstens kan de BHV voorkomen dat een nodeloze<br />

melding wordt doorgemeld naar de meldkamer van de brandweer, echter alleen in geval<br />

doormeldvertraging of verificatie wordt toegepast.<br />

1.4<br />

Overtreding<br />

De Woningwet 22 geeft aan dat het verboden is een bouwwerk in gebruik te hebben in afwijking<br />

van de voorschriften in het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit. Wanneer een situatie een<br />

dergelijke afwijking is, is sprake van een overtreding 23 en kan er direct worden gehandhaafd<br />

met bestuursrechtelijke sancties.<br />

Abonnees die vrijwillig zijn doorgemeld moeten zich houden aan de overeenkomst die is<br />

gesloten met de RAC of de Veiligheidsregio. Deze overeenkomsten zijn niet bestuursrechtelijk<br />

handhaafbaar. Men kan echter dezelfde normen van toepassing verklaren in de overeenkomst.<br />

Wanneer deze overtreden worden, is sprake van wanprestatie en kan privaatrechtelijk worden<br />

opgetreden. In het strafrecht is nodeloos alarmeren opgenomen als een strafbaar feit (art. 142<br />

van het Wetboek van Strafrecht). Of en wanneer er in het geval van nodeloze meldingen door<br />

PAC’s sprake is van een strafbaar feit moet nader onderzocht worden en valt buiten het bereik<br />

van deze handreiking.<br />

Overtreding<br />

(e.v. andere bron)<br />

Wanprestatie<br />

Strafbaar feit<br />

(e.v. andere bron)<br />

Bestuursrecht<br />

Privaatrecht<br />

Strafrecht<br />

Handhaven<br />

Nakoming eisen/<br />

overeenkomst beëindigen<br />

Vervolgen<br />

17<br />

18<br />

19<br />

20<br />

21<br />

22<br />

23<br />

Artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht: Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke<br />

termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.<br />

Artikel 2.3.6, vijfde lid Gebruikbesluit /artikel 6:23, zesde lid Bouwbesluit 2012.<br />

zodra het Besluit basishulpverlening in werking treedt, zal de verplichting om een ontruimingsplan te hebben op dat besluit zal zijn<br />

gebaseerd. Het voorschrift in het Bouwbesluit zal daarmee komen te vervallen.<br />

Artikel 2.10.1 Gebruiksbesluit/niet meer expliciet opgenomen in Bouwbesluit 2012.<br />

Arbeidsomstandighedenwet artikel 3, 1e lid.<br />

Arbeidsomstandighedenwet artikel 15.<br />

Artikel 1b jo 7b Woningwet.<br />

Artikel 5:1 Algemene wet bestuursrecht. [1] In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het<br />

bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. [2] Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of<br />

medepleegt. [3] Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde<br />

lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.


12<br />

Het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 hebben directe werking. Dat wil zeggen dat er geen<br />

besluit nodig is om vast te stellen dat een situatie de status van overtreding heeft. Zodra een<br />

overtreding is geconstateerd kan de handhavingsprocedure op grond van de Algemene wet<br />

bestuursrecht in gang worden gezet.<br />

Het voorschrift dat bepaalt hoeveel onechte/ongewenste meldingen zijn toegestaan, is de<br />

aangewezen weg om het probleem aan te pakken. De handreiking richt zich vooral hier op.<br />

De andere toepasselijke voorschriften hebben meer indirect invloed op het beperken van<br />

het aantal nodeloze meldingen. De aanpak van deze overtredingen is niet noodzakelijk maar<br />

ondersteunt het beleid wel.<br />

In onderstaande tabel is bij alle relevante overtredingen aangegeven of de norm van toepassing<br />

is op de BMI’s die op basis van Gebruiksbesluit artikel 2.2.1, Bouwbesluit 2012 artikel 6.20<br />

en een gelijkwaardigheid op basis van artikel 1.3 Bouwbesluit 2012 een doormelding hebben.<br />

Voor BMI’s die op basis van huidige gelijkwaardigheid en milieu-eisen verplicht zijn, en de<br />

vrijwillige doormelding zijn geen landelijke uniforme systemen en kan daarom geen algemeen<br />

overzicht worden gegeven.<br />

Overtreding Wettelijke norm GB 2.2.1 BB12 6.20 BB12 1.3<br />

Teveel onechte/ongewenste meldingen<br />

NEN 2535 jo 2.2.1, lid 6 GB<br />

NEN 2535 jo 6.20, lid 1 BB 12<br />

ja ja –<br />

Staat van installatie niet in orde<br />

NEN 2535 jo 2.2.1, lid 6 GB<br />

NEN 2535 jo 6.20, lid 1 BB 12<br />

ja<br />

ja –<br />

Geen installatie-certificaat CCV 2.2.1, lid 9 GB ja – –<br />

Geen inspectie-certificaat CCV 6.20, lid 6 BB12 nee ja –<br />

Geen onderhoudscontract<br />

(als inspectie certificaat CCV niet vereist is)<br />

NEN 2654 jo 2.2.1, lid 8 GB<br />

NEN 2654 jo 6.20, lid 7 BB12<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

Onvoldoende (deskundig) onderhoud<br />

NEN 2654 jo 2.2.1, lid 8 GB<br />

NEN 2654 jo 6.20, lid 7 BB12<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

Geen beheerder/opgeleid persoon BMI<br />

NEN 2654 jo 2.2.1, lid 8 GB<br />

NEN 2654 jo 6.20, lid 8 BB12<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

Logboek niet in orde<br />

2.10.1 GB<br />

NEN 2654 jo 6.20, lid 8 BB12<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

Ontruimingsplan niet in orde<br />

(in geval van doormeldvertraging)<br />

2.3.6, vijfde lid GB<br />

6:23, zesde lid BB12/toekomstig<br />

Besluit basishulpverlening<br />

ja<br />

ja<br />

–<br />

BHV niet in orde<br />

(in geval van doormeldvertraging)<br />

Arbeidsomstandighedenwet


13<br />

2<br />

Stappenplan handhaving<br />

Het handhaven van nodeloos alarm noodzaakt het gemeentebestuur om een<br />

aantal keuzes te maken en om zaken aan te passen dan wel in gang te zetten<br />

om dit goed te kunnen uitvoeren. Ook de alarmcentrale en de repressieve dienst<br />

hebben hier een rol.<br />

Stappen die genomen moeten worden, voor zover nog niet gebruikelijk binnen de eigen<br />

regio, zijn in twee groepen te verdelen: binnen de gemeente/brandweer en tussen gemeente/<br />

brandweer en abonnee. Het start met registratie en communicatie. Hieronder volgt een overzicht<br />

met vervolgens een nadere uitleg.<br />

Schema stappenplan<br />

Interne acties<br />

Externe acties<br />

Registratie meldingen bij RAC<br />

Registratie NEN 2535 van toepassing<br />

Zonodig NEN 2535 van toepassing<br />

verklaren op doormelding o.g.v.<br />

gelijkwaardigheid/vrijwilligheid<br />

Registratie oorzaak van melding<br />

Voorlichting aan abonnees<br />

om maatregelen te nemen<br />

Informatie inwinnen<br />

om maximaal aantal te kunnen bepalen<br />

Registratie max nodeloze meldingen<br />

Voorlichting aan abonnees<br />

over maximaal aantal<br />

Vaststellen handhavingsbeleid<br />

Informatie over<br />

voorgenomen handhavingsbeleid<br />

2.1<br />

Registratie meldingen en oorzaak<br />

Om te kunnen handhaven, maar ook om doelgericht te informeren en voor te lichten is juiste<br />

informatie noodzakelijk. Dat betekent dat alle automatische brandmeldingen die binnenkomen<br />

bij de RAC moeten worden geregistreerd waarbij ook de oorzaak van de meldingen vastgesteld<br />

moet zijn. Er moet een systeem opgezet worden, waarbij de gegevens van de alarmcentrale<br />

en de gegevens over de oorzaken van de melding betrouwbaar zijn en bijeengebracht<br />

worden.<br />

A<br />

B<br />

C<br />

D<br />

Er zijn verschillende manieren om de oorzaak vast te stellen:<br />

doorrijden tankautospuit (TAS);<br />

toezichthouder erop af (controle);<br />

toezichthouder belt (telefonisch contact);<br />

centralist vraagt uit (verificatie).<br />

De mogelijkheden kunnen naast elkaar bestaan.


14<br />

A<br />

1<br />

Zie bijlage D, Model 1<br />

2<br />

a<br />

b<br />

Doorrijden TAS<br />

Als er een brandmelding is zal de brandweer doorgaans met een tankautospuit (TAS) uitrukken<br />

en met een prio 1 ter plaatse gaan. Dan volgen er verschillende scenario’s:<br />

Er is geen contact dan wel er wordt vanuit het object gemeld dat nog niets bekend is. Dan<br />

blijft de TAS met een prio 1 doorrijden. Eenmaal aangekomen, en de oorzaak van de ongewenste/onechte<br />

melding is duidelijk, zowel voor de brandweer als de aanwezige contactpersoon<br />

dan kan de bevelvoerder dit ook rapporteren. Het is noodzakelijk dat de contactpersoon<br />

een handtekening onder het rapport zet, zodat achteraf geen twijfel bestaat. Voor een handhavingsprocedure<br />

is het van belang dat de feiten vaststaan. In geval er twijfel blijft bestaan<br />

of anderszins nog voorlichting of oplossingen nodig zijn dan schakelt de bevelvoerder een<br />

toezichthouder of preventie-functionaris in.<br />

Voorbeeldformulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder<br />

Er wordt vanuit het object gemeld dat er niets aan de hand is, dat het gaat om bijvoorbeeld<br />

rook uit een broodrooster. Nu volgen er twee mogelijkheden, afhankelijk van de beleidskeuze<br />

van de brandweer/gemeente:<br />

de TAS rijdt door naar het brandadres met een prio 2 of 3 en handelt de melding zelf af zoals<br />

onder 1;<br />

de TAS rijdt terug naar de kazerne. Voor het handhaven van nodeloos alarm moet dan een<br />

voorziening als onder B, C of D getroffen worden.<br />

Reset installatie<br />

In geval de oorzaak van een melding onbekend is en de gebruiker de installatie zonder overleg<br />

met de brandweer gereset heeft, kan deze melding worden aangemerkt als ongewenst.<br />

B<br />

Toezicht<br />

Voorafgaand aan handhaving is de rapportage van een toezichthouder de aangewezen<br />

procedure. Het is niet wenselijk om een toezichthouder op iedere nodeloze melding te laten<br />

reageren. Wanneer er geen onduidelijkheid over de oorzaak van de melding is en niemand de<br />

feiten zal betwisten, dan is tussenkomst van de toezichthouder niet noodzakelijk.<br />

Er zijn verschillende manieren om het toezicht te organiseren. Preventie-functionarissen van<br />

de brandweer kunnen aangewezen zijn als toezichthouder of inspecteurs van de gemeente<br />

kunnen aangewezen zijn als toezichthouder. Of beide.<br />

In Zeist is een toezichthouder als Preventie-controlefunctionaris van dienst (PCF) benoemd.<br />

Bij een melding (tijdens kantooruren) rijdt de PCF gelijktijdig met de tankautospuit om de<br />

melding af te handelen indien het geen echte melding blijkt. De tankautospuit (TAS) is dan<br />

al teruggeroepen of kan dan terugrijden. Hiermee is ervaring opgedaan en men komt tot<br />

onderstaande voor- en nadelen.<br />

Voordelen toezichthouder (PCF)<br />

. Minder onrust en ‘schaamte’ binnen de instelling*.<br />

. Meer rust in de buurt.<br />

. Minder tijdsbelasting uitruk / productiever voor de<br />

koude kant.<br />

. Toezichthouder heeft meer tijd en meer rust voor<br />

afhandeling.<br />

. Kinderen worden niet op ideeen gebracht.<br />

. Minder risicos in verkeer.<br />

. Minder kosten.<br />

. Inzetbaarheid elders neemt toe.<br />

. Een deskundige afhandeling.<br />

. Directer contact met klant.<br />

. De melding kan snel worden afgehandeld.<br />

De instelling krijgt geen bezoek enkele dagen later.<br />

. De juiste persoon kan direct aangepakt worden.<br />

. PCF treft de alarmsituatie aan die de melding heeft<br />

veroorzaakt en kan direct maatregelen nemen en<br />

afspraken maken.<br />

. Bij meldingen tijdens een oefening, kan de oefening<br />

sneller hervat worden.<br />

. TAS weer snel inzetbaar voor andere hulpvragen.<br />

* Dit kan zowel een voordeel als een nadeel worden genoemd.


15<br />

Nadelen<br />

. De afhandeling kost de instelling meer tijd bij de<br />

melding*.<br />

. TAS bezetting leert veel minder over objecten,<br />

omgeving en straten.<br />

. Opkomstmotivatie vrijwilligers wordt minder.<br />

. Onrust binnen de organisatie tijdens pilot:<br />

Tweestrijd tussen de PCF en de bezetting van de TAS.<br />

. PCF kreeg tegenwerking van brandweercollega’s<br />

tijdens het project. Gedoopt tot D.V.D. (Demotiveerder<br />

Van Dienst).<br />

. Het uit- en direct weer inrukken is frustrerend.<br />

. Er is niet meer rood op straat: (positieve uitstraling<br />

blusvoertuig).<br />

. Toezichthouder heeft minder impact bij de veroorzaker<br />

van de loze melding dan een blusvoertuig.<br />

. Als het toch echt brand, ben je later.<br />

. Minder productief voor de warme kant.<br />

. Procedure, communicatie en afspraken moeten<br />

duidelijker.<br />

. <strong>Brandweer</strong>chauffeur mist rijervaring.<br />

. Onderbreken lopende gebruikscontrole toezichthouder.<br />

. TAS meldt zich niet bij de PCF ter plaatse(wel<br />

statusmelding), zodat de PCF door blijft rijden naar<br />

het object.<br />

. Moeilijk te organiseren op regioniveau en daarmee<br />

bewerkelijk/duur.<br />

* Dit kan zowel een voordeel als een nadeel worden genoemd.<br />

C<br />

D<br />

Telefonisch contact<br />

De toezichthouder neem telefonisch contact op en vraagt naar de oorzaak van de melding bij<br />

de abonnee. De toezichthouder heeft dit niet zelf geconstateerd. Naast de oorzaak van de<br />

melding moet daarom ook de naam genoteerd worden van degene die dit als oorzaak heeft<br />

opgegeven.<br />

Verificatie<br />

Er bestaan twee soorten verificatie. Verificatie door de abonnee bij doormeldvertraging,<br />

meestal zoektijd genoemd én verificatie door de meldkamer. Het laatstgenoemde is hier<br />

bedoeld.<br />

De centralist van de meldkamer moet in dat geval de oorzaak van de melding uitvragen bij de<br />

abonnee. De centralist heeft dit niet zelf geconstateerd en is ook geen toezichthouder. Naast<br />

de oorzaak van de melding moet daarom ook de naam genoteerd worden van degene die<br />

dit als oorzaak heeft opgegeven. Bij verificatie door de meldkamer ligt de rapportageverantwoordelijkheid<br />

bij de RAC.<br />

Over verificatie, als basis voor het besluit om te alarmeren of daarvan af te zien, meer in Deel B.<br />

Hier beperken we ons tot het vernemen van de oorzaak van de melding door de RAC.<br />

2.2<br />

Registratie NEN 2535<br />

Er is een verschil tussen het constateren van feiten en een oordeel geven of sprake is van een<br />

overtreding 24 . Voor dat laatste is kennis nodig van de wetgeving. Zo volgt op het constateren<br />

van de oorzaak van de melding nog de beoordeling of dit een echte, ongewenste of onechte<br />

brandmelding is. Vervolgens moet worden beoordeeld of het toegestane aantal is overschreden.<br />

Daarmee komt pas vast te staan of sprake is van een overtreding.<br />

.<br />

Dit zijn dus vier stappen:<br />

vaststellen brandmelding;<br />

vaststellen oorzaak van de melding;<br />

beoordeling onecht of ongewenst;<br />

beoordelen of sprake is van overtreding.<br />

24<br />

Artikel 5:1 Algemene wet bestuursrecht.<br />

[1] In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk<br />

voorschrift. [2] Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of mede pleegt. [3] Overtredingen kunnen<br />

worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van<br />

overeenkomstige toepassing.


16<br />

Brandmelding<br />

Oorzaak melding<br />

toetsing aan NEN 2535<br />

Onecht of ongewenst<br />

- grondslag BMI;<br />

- risicoklasse;<br />

- bewaakt vloeroppervlak;<br />

- aantal puntmelders.<br />

Overtreding<br />

Overmacht<br />

Als sprake is van een onechte of ongewenste melding en er is sprake van overmacht (blikseminslag,<br />

uitval energievoorziening van een energiebedrijf) kan worden besloten niet over te<br />

gaan tot handhaving.<br />

Om de laatste stap te kunnen zetten, moeten de gegevens van de BMI bekend zijn zodat<br />

bepaald kan worden wat de maximaal toelaatbare onechte/ongewenste meldingen zijn.<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

De benodigde gegevens zijn:<br />

grondslag BMI (is de NEN 2535 van toepassing);<br />

risicoklasse;<br />

bewaakt vloeroppervlak;<br />

aantal puntmelders.<br />

De grondslag is bij de brandweer bekend. Wanneer sprake is van gelijkwaardigheid of een<br />

vrijwillige doormelding moet nagegaan worden of de NEN 2535 van toepassing is. De risicoklasse<br />

is bekend bij de brandweer. Het bewaakt vloeroppervlak en het aantal puntmelders<br />

kunnen bekend zijn in het PVE, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Die gegevens moeten<br />

dan opgevraagd worden. Wanneer de NEN 2535:2009 wordt aangewezen zal het criterium<br />

‘bewaakt vloeroppervlak’ komen te vervallen. De norm van het maximaal aantal ongewenste<br />

en onechte meldingen wordt dan alleen bepaald door het aantal puntmelders.<br />

.<br />

.<br />

Zie bijlage D, Model 2<br />

Wanneer een abonnee de gevraagde gegevens niet indient, is dit geen groot probleem.<br />

De gemeente kan zich altijd baseren op gegevens, bijvoorbeeld:<br />

de totale gebruiksoppervlakte van de bouwwerken met een verplichte brandmeldinstallatie<br />

is wel bekend bij de brandweer. Het bewaakt vloeroppervlak is vaak kleiner dan de totale<br />

gebruiksoppervlakte. Indien de brandweer uitgaat van de totale gebruiksoppervlakte dan is<br />

dat in het ‘voordeel’ van de gebruiker, en zal daarom geen problemen opleveren als hiervan<br />

wordt uitgegaan bij handhaving;<br />

de gemeente kan contact opnemen met het branddetectiebedrijf of installateur;<br />

de gemeente kan uitgaan van een geschatte, minimale norm. Indien de abonnee bij een waarschuwing<br />

tot last onder dwangsom daarover bezwaar maakt, moet hij zelf aantonen wat dan<br />

wel het juiste aantal zou zijn.<br />

Voorbeeld opvragen gegevens bij abonnee over BMI


17<br />

Objecten zijn ingedeeld in risicoklassen, afhankelijk van een aantal factoren. Per risicoklasse is<br />

een factor bepaald waarmee samen met het oppervlak of de puntmelders het aantal ongewenste<br />

en onechte meldingen per object per jaar kan worden vastgesteld. De berekening<br />

van het aantal ongewenste meldingen en van het aantal onechte meldingen moet tweemaal<br />

gemaakt worden: eenmaal op basis van het bewaakt vloeroppervlak en eenmaal op basis van<br />

het aantal puntmelders. Het laagste aantal is maatgevend.<br />

.<br />

Van iedere installatie worden twee aantallen geregistreerd:<br />

maximaal toegestane ongewenste meldingen;<br />

maximaal toegestane onechte meldingen.<br />

Onechte meldingen (gebreken op installatietechnisch niveau) mogen minder voorkomen dan<br />

ongewenste meldingen (verschijnselen die lijken op brand).<br />

Gefaseerde aanpak<br />

In Enschede is in 2006 beleid vastgesteld ten aanzien van het terugdringen van ongewenste<br />

en onechte meldingen. In dit beleid werd gebruik gemaakt van een coulancefactor voor het<br />

aantal toegestane loze alarmeringen. Deze factor is in een aantal jaren afgebouwd naar 1 in<br />

het jaar 2011, oftewel de norm die de NEN 2535 voorschrijft. In 2006 en 2007 is de coulancefactor<br />

5 gebruikt en in 2008 en 2009 de coulancefactor 3. Voor het jaar 2010 was de factor 2<br />

van toepassing.<br />

Zie bijlage D, Model 3<br />

Berekeningsmethode maximaal aantal loze meldingen<br />

2.3<br />

Voorlichting<br />

Na inventarisatie en registratie is voorlichting de volgende stap om nodeloze meldingen terug<br />

te dringen. Veel gemeenten hebben diverse folders en brochures opgesteld gericht aan abonnees<br />

met informatie om nodeloos alarm te verminderen.<br />

Juist door de verzamelde informatie uit eerdere stappen kan de voorlichting op maat en<br />

daardoor effectiever plaatsvinden. Er zijn verschillende mogelijkheden en wegen om dat te<br />

bereiken.<br />

Er kan een informatiebrief gestuurd worden welke wordt gecombineerd met de uitnodiging<br />

voor een voorlichtingsbijeenkomst of het verzoek om informatie omtrent bewaakt vloeroppervlak/aantal<br />

puntmelders. Daarnaast kunnen er gerichte brieven met informatie aan abonnees<br />

gestuurd worden. Ook de NVBR heeft een folder uitgebracht 25 .<br />

De meest effectieve manier om oplossingen te vinden is in gesprek gaan met de verantwoordelijke<br />

voor de objecten en een schouw ter plaatse. Tijdens de gesprekken op locatie worden de<br />

oorzaken van de meldingen besproken. Op basis van deze analyse worden gerichte adviezen<br />

gegeven voor het voorkomen van loze meldingen. Het doel van het voorlichtingsgesprek is om<br />

de mensen bewust te maken van de installatie en samen te kijken naar verbetermaatregelen.<br />

Dit kan gaan om technische verbeteringen, gedragsverandering of om een combinatie van<br />

beide. Dit vraagt om gedegen kennis bij de brandweerfunctionaris van de werking van brandmeldsystemen<br />

en omgang met brandmeldinstallaties.<br />

Naast technische aanpassingen in het huidige systeem (zie bijlage D, Model 4) kan worden<br />

geadviseerd kwalitatief hoogwaardige brandmeldsystemen toe te passen. Deze worden voorzien<br />

van intelligente detectiemethoden en wanneer deze op de juiste wijze geprojecteerd<br />

worden, is er nauwelijks of geen kans meer op het ontstaan van een nodeloze brandmelding.<br />

Dit kan het geval zijn met multisensormelders welke zo zijn in te stellen dat zij voldoen aan de<br />

NEN-EN 54-7 (als rookmelder). De interne organisatie reageert direct op het optische element<br />

en de brandweer rukt pas uit als ook het thermische deel in alarm komt. De totale melder<br />

25<br />

Folder 121 ‘Nodeloze brandmeldingen’ uit de NVBR-reeks brandveiligheidsINFO; verkrijgbaar via www.preventiedrukwerk.nl.


18<br />

komt wel binnen de voor rookmelders gestelde tijd in alarm, maar de kans op een nodeloze<br />

melding is velen malen kleiner.<br />

.<br />

.<br />

.<br />

Tijdens een gesprek kan deze kennis worden overgebracht. Er zijn verschillende manieren om<br />

in gesprek te komen met de verantwoordelijken van de objecten:<br />

de bevelvoerder/preventiefunctionaris die ter plaatste is, naar aanleiding van een melding;<br />

de toezichthouder die bij de reguliere controle ter plaatse is;<br />

de abonnee neemt contact op naar aanleiding van een informatiebrief of brochure over het<br />

terugdringen van loze meldingen;<br />

na aanschrijving in verband met overschrijding maximaal aantal nodeloze meldingen;<br />

op basis van een regelmatige analyse van de loze meldingen waarbij de top 10 wordt vastgesteld<br />

worden de grootste veroorzakers door de brandweer benaderd.<br />

Onafhankelijke<br />

positie<br />

Benader altijd ook de eigenaren/directies/raad van bestuur. Dit zijn de mensen die de<br />

bevoegdheden en middelen hebben om zaken in gang te zetten. Zij zijn verantwoordelijk<br />

voor het ontstaan van de problemen en zij zijn bij machte om ze op te lossen. Behoud een<br />

onafhankelijke positie bij de voorlichting. Het gaat om informatie geven, meedenken in<br />

oplossingsrichtingen, niet het gericht adviseren van een technische oplossing.<br />

Zie bijlage D, Model 4<br />

Een overzicht van maatregelen die geadviseerd kunnen worden.<br />

2.4<br />

Gemeentelijk beleid vaststellen<br />

Waar mogelijk leiden de overige gebruiksovertredingen in combinatie met overschrijding van<br />

de prestatie-eis uit de NEN 2535 voor nodeloos alarm tot één bestuursrechtelijk spoor, waarin<br />

beide zaken de aandacht krijgen. Waar nodig moet het bestaande handhavingsbeleid worden<br />

gewijzigd en moet dat bestuurlijk worden vastgesteld.<br />

.<br />

.<br />

.<br />

Nieuwe zaken kunnen zijn:<br />

voor de start van de handhaving nodeloze meldingen is (tijdelijk) extra tijd nodig en is er<br />

goedkeuring nodig voor extra personele inzet voor toezicht en handhaving;<br />

tijdelijk prioritering van het handhaven van nodeloze meldingen om een ‘lik-op-stuk-beleid’ te<br />

kunnen voeren;<br />

een top 10 benadering voor de handhaving in te stellen;<br />

aanwijzing toezichthouder;<br />

uitvoering voorbereidingsfase;<br />

mandatering handhavingsbevoegdheid;<br />

eisen stellen aan doormeldingen op basis van gelijkwaardigheid/vrijwilligheid;<br />

beleid omgaan met vertraging in de doormelding;<br />

beleid niet-verplichte doormeldingen.<br />

Er is geen standaardmodel, iedere gemeente heeft zijn eigen onderwerpen, stijl en procedures.<br />

Beleidsstukken<br />

Uitstekende voorbeelden zijn de beleidsstukken van de gemeentes Ede, Enschede, Nijmegen<br />

en Zeist. Deze zijn te vinden via <strong>Brandweer</strong>KennisNet.<br />

Extra fte<br />

Om het beleid op te zetten en de uitvoering te starten is het niet altijd nodig om extra personeel<br />

in te zetten. Het projectleiderschap en de uitvoering kunnen als deeltaken worden ondergebracht.<br />

Voorwaarde is dat men voldoende kennis heeft van terugdringen van nodeloze<br />

meldingen. Mocht toch een wijziging in de organisatie wenselijk of nodig zijn, dan kan een<br />

kosten-baten analyse het voorstel steunen. Een kosten-baten analyse is vrij gecompliceerd, in<br />

het onderzoek door het NIFV 26 wordt een zeer zorgvuldig voorbeeld gegeven en toegepast op<br />

26<br />

Evaluatie beleid nodeloze brandmeldingen Zeist, NIFV, 21 januari 2010.


19<br />

de gemeente Zeist. Het onderzoek laat zien dat structurele kosten (toezicht, handhaving, jaarlijks<br />

beleidswerk) ruimschoots opwegen tegen de baten uit dwangsommen en kosten-reductie<br />

door vermindering van nodeloze uitrukken.<br />

Lik op stuk<br />

Top 10<br />

.<br />

Aanwijzing<br />

toezichthouder<br />

Uitvoeren<br />

voorbereidingsfase<br />

Mandatering handhavingsbevoegdheid<br />

Eisen in geval<br />

gelijkwaardigheid<br />

Beleid omgaan<br />

met vertraging in<br />

de doormelding<br />

Beleid niet-verplichte<br />

doormeldingen<br />

Wanneer het enige weken tijd kost om te reageren op een overtreding, kan het effect een stuk<br />

minder zijn. Alert reageren op nieuwe probleemgevallen kan effectief zijn. Dit is zowel van<br />

belang bij notoire overschrijders als abonnees waar plotseling of tijdelijk een probleem ontstaat.<br />

Overweeg om tijdelijk een lik-op-stuk beleid te voeren wat betekent om deze overtreding<br />

voorrang te geven en zeer snel af te handelen. De waarschuwing en de zienswijze kunnen<br />

door de brandweer worden uitgevoerd. In combinatie met een mandaat om de handhaving<br />

door de brandweer uit te laten voeren kan heel snel op een overtreding gereageerd worden.<br />

Hoewel het niet de voorkeur heeft maar prioritering, capaciteit of budget daartoe aanleiding<br />

geven kan worden voorgesteld te kiezen voor een prioritering in overtredingen en de grootste<br />

overtreders aan te pakken.<br />

De prioriteit van overtredingen kan wordt bepaald op grond van de volgende criteria:<br />

de instellingen die absoluut gezien de meeste nodeloze alarmeringen veroorzaken;<br />

het aantal nodeloze alarmeringen in het licht van de norm (het percentage);<br />

beïnvloedbaarheid van de loze meldingen;<br />

er is sprake van een notoire overschrijder.<br />

Toezichthouders worden aangewezen door B&W. Bij de aanwijzing van een nieuwe toezichthouder<br />

of uitbreiding waarop de toezichthouder moet toezien moet een nieuw aanwijzingsbesluit<br />

worden genomen.<br />

De waarschuwing en de zienswijze zijn vormvrij. Ook is hier nog geen sprake van een besluit<br />

waarvoor een mandaat vereist is. Men kan afspreken met de gemeente deze fase door de<br />

brandweer te laten uitvoeren voor een snelle en slagvaardige handhaving. Meestal is dit voldoende<br />

en hoeft niet te worden overgegaan tot een handhavingsbesluit.<br />

Omdat de signalering, voorlichting en vaak ook het toezicht bij de brandweer ligt, kan voor de<br />

specifieke overtreding van het maximaal aantal nodeloze meldingen de handhavingsbevoegdheid<br />

worden gemandateerd aan de brandweer, bijvoorbeeld het hoofd preventie. De reactie<br />

op de overtredingen kan dan veel sneller plaats vinden. Dit is in het kader van slagvaardig<br />

handhaven aan te bevelen, aangezien een B&W-besluit al gauw een week tot een maand in<br />

beslag neemt. Wanneer het mandaat is verleend aan een ambtenaar van de gemeente zal het<br />

wat sneller kunnen gaan, maar ook dan gaat er al gauw een week overheen. Het mandaat kan<br />

ook gedeeltelijk verleend worden, bijvoorbeeld voor een bepaald project, of onder voorwaarden<br />

zoals eerst mondelinge goedkeuring van de portefeuillehouder.<br />

Voor zover er nog geen kwaliteitseisen zijn gesteld aan BMI’s op grond van gelijkwaardigheid<br />

moeten deze worden doorgevoerd. De gelijkwaardigheid is onderdeel van een melding of<br />

vergunning. Daar kunnen voorwaarden aan verbonden worden. In het geval van een doormelding<br />

is het aan te bevelen om dezelfde kwaliteitseisen te stellen als aan de verplichte doormelding<br />

op basis van artikel 2.2.1 GB of 6.20 BB12. Het betreft specifiek het van toepassing verklaren<br />

van de NEN 2535 en het inspectiecertificaat van artikel 6.20, zesde lid, Bouwbesluit 2012.<br />

De Memorie van Toelichting op het Bouwbesluit 2012 geeft duidelijk aan dat een vertraging<br />

niet gewenst is, tenzij toegestaan in een gelijkwaardigheidsbesluit. Om zeker te weten dat<br />

de BHV organisatie goed functioneert en geschikt is om verantwoord met de vertraging om<br />

te gaan, kan een ontruimingsoefening georganiseerd worden. In het beleidsvoorstel kan het<br />

toekomstig beleid omtrent vertraging hiermee in overeenstemming gebracht worden. Of en<br />

in hoeverre bestaande vertragingen hierin mee genomen worden moet dan ook vastgesteld<br />

worden.<br />

Met de invoering van het Bouwbesluit 2012 zal een deel van de verplichte doormeldingen niet<br />

meer verplicht zijn. Hiermee ontstaat een grote toename van het aantal vrijwillige doormelding<br />

en is het tijd voor een heroverweging. Allereerst moet de vraag gesteld worden of alle catego-


20<br />

rieën gebruiksfuncties zonder meer worden aangesloten of dat daarin een nieuw beleid<br />

gevoerd wordt. Vervolgens moet een keuze gemaakt worden onder welke omstandigheden<br />

en eisen deze aansluitingen worden toegelaten.<br />

Voorbeeld <strong>Brandweer</strong><br />

Midden- en<br />

West-Brabant<br />

Voor deze groep abonnees wordt nog bekeken of er op basis van de brandbeveiligingsconcepten<br />

een maatschappelijk (scholen, gemeentehuizen, e.d.), cultuurhistorisch (monumenten,<br />

musea, e.d.) en/ of economisch (extreem hoge waarde) belang is. Die abonnees blijven rechtstreeks<br />

naar de RAC doormelden en worden betiteld als ‘Vrijwillige aansluitingen’.<br />

Voor de voorwaarden kan een vergelijkbaar beleid worden gevoerd als bij de wettelijk verplichte<br />

doormeldingen door dezelfde eisen te stellen aan de kwaliteit en het maximaal aantal<br />

nodeloze meldingen. De constatering en rapportage kan op dezelfde manier geschieden.<br />

Echter de grondslag voor vrijwillige doormeldingen is anders, en daardoor ook de instrumenten<br />

voor handhaving. Er is nu geen sprake van overtreding maar van wanprestatie. Bij wanprestatie<br />

kan de abonnee worden afgesloten.<br />

Voorbeeld<br />

.<br />

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond overweegt:<br />

vrijwillige aansluitingen alleen toe te staan als de BMI is voorzien van een certificaat;<br />

bij overschrijding van de prestatie-eis uit de NEN 2535 de doormelding alsnog af te sluiten;<br />

voor deze aansluitingen een verificatietijd te hanteren.<br />

Vrijwillige doormelding toestaan<br />

nee<br />

tenzij<br />

nee<br />

Toe te laten categorie<br />

ja<br />

Kwaliteitseisen overeenkomst<br />

nee<br />

Voldoet niet aan de eisen<br />

ja<br />

Overschrijding max aantal<br />

ja<br />

Voldoet niet aan max aantal<br />

nee<br />

Niet toelaten<br />

of aansluitingen beëindigen<br />

nee<br />

Wanprestatie<br />

opgeheven<br />

ja<br />

Toelaten doormelding of aansluiting behouden


21<br />

Voorbeeld<br />

concept-beleid VRU<br />

.<br />

.<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

.<br />

.<br />

Vrijwillige doormelding naar de RAC<br />

Niet-wettelijk verplichte BMI’s worden in beginsel niet meer doorgemeld naar de RAC.<br />

In afwijking hiervan kan de brandweer de aanvrager van een vrijwillige BMI toestemming<br />

verlenen voor doormelding naar de RAC, indien naar het oordeel van de brandweer bijzondere<br />

omstandigheden daarvoor aanleiding geven. Bijzondere omstandigheden kunnen<br />

gelegen zijn in de aard, het gebruik van het gebouw, de inventaris van een gebouw of een<br />

bijzonder risico op brand.<br />

De verleende toestemming wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden is<br />

voldaan:<br />

de gebruiker heeft een gemotiveerd schriftelijk verzoek voor doormelding bij de brandweer<br />

ingediend;<br />

de brandmeldinstallatie is alleen voorzien van melders die een verminderde kans hebben<br />

om loze brandmeldingen te veroorzaken (zoals multisensor-, multicriteria-, thermische- of<br />

aspiratie melders);<br />

de installatie is tijdens openingstijden van het pand voorzien van doormeldvertraging.<br />

Deze doormeldvertraging bedraagt in beginsel 5 tot 10 minuten; voor kwetsbare maatschappelijk<br />

relevante gebouwen moet een kortere vertragingtijd worden toegepast. Deze tijd zal<br />

in beginsel tussen de 0 en 5 minuten liggen;<br />

ten behoeve van de brandveiligheid en het terugdringen van loze brandmeldingen dient<br />

tijdens het in werking zijn van de doormeldvertraging een parate BHV organisatie aanwezig<br />

te zijn. Deze BHV organisatie heeft als taak om op adequate manier te reageren bij een automatisch<br />

brandalarm;<br />

de apparatuur wordt jaarlijks onderhouden volgens de NEN 2654 en beschikt over een geldig<br />

onderhoudsrapport als bedoeld in de Regeling brandmeldinstallaties 2002;<br />

indien de omvang van de vrijwillige brandmeldinstallatie zo groot is, dat de norm voor loze<br />

brandmeldingen meer dan 1 per jaar zal gaan bedragen, kunnen aanvullende eisen worden<br />

gesteld voor het voorkomen van loze brandmeldingen;<br />

de installatie is voorzien van een certificaat; indien geen certificaat verstrekt wordt, uitsluitend<br />

op de in het PVE vastgelegde brandweereisen die afwijken van de prestatie eisen<br />

van de NEN 2535, dan wordt het opleveringsrapport met ‘nee-conclusie gezien als een gelijkwaardig<br />

document voor het certificaat.<br />

Toestemming voor doormelding van een nieuwe aansluiting wordt door de brandweer niet<br />

gegeven voordat er ten behoeve van de brandweer een sleutelkluis gebruiksgereed is, een<br />

rapport van oplevering met (naar oordeel van de brandweer) positieve conclusie is afgegeven,<br />

een onderhoudscontract beschikbaar is, een beheerder brandmeldinstallatie is aangesteld en<br />

een BHV organisatie tijdens openingstijden van het gebouw aanwezig is.<br />

Indien, de norm volgens NEN 2535 van het aantal loze brandmeldingen bij een vrijwillige<br />

installatie wordt overschreden, zal de doormelding in beginsel beëindigd worden.<br />

In afwijking hiervan wordt de doormelding van kwetsbare maatschappelijk relevante bouwwerken<br />

in beginsel niet direct beëindigd als de norm is overschreden. In overleg met de<br />

eigenaar van het bouwwerk wordt intensief gezocht naar oplossingen van het probleem en<br />

indien nodig wordt hetzelfde handhavingtraject gevolgd als bij verplichte installaties. Op het<br />

moment dat er geen verbetering zichtbaar is, kan de doormelding alsnog beëindigd worden.


22<br />

3<br />

Uitvoering handhaving<br />

De handhaving van nodeloze meldingen moet geïntegreerd worden in de<br />

bestaande handhavingspraktijk voor zover dat nog nodig is.<br />

.<br />

De procedure heeft twee specifieke kenmerken:<br />

betrokkenheid bevelvoerder en RAC;<br />

de nodeloze meldingen moeten geteld worden, pas bij overschrijding van een bepaald aantal<br />

(per jaar) betreft het een overtreding.<br />

Hieronder volgt schematisch de handhavingsprocedure voor nodeloze meldingen en vervolgens<br />

een lijst van zaken die bij de handhaving aan de orde komen.<br />

1 Nodeloze melding<br />

2 Constatering toezichthouder/rapportage bevelvoerder/RAC<br />

3 Overtreding<br />

Nee: opnemen in dossier<br />

Ja: door naar 4<br />

4 Waarschuwing: voorbereidingsbrief, zienswijze<br />

5 Nieuwe nodeloze melding<br />

Nee: aan het einde van het (kalender)jaar ‘teller weer op 0’<br />

Ja: door naar 6<br />

6 Besluit<br />

7 Nieuwe nodeloze melding<br />

Nee: aan het einde van het (kalender)jaar ‘teller weer op 0’<br />

Ja: door naar 8<br />

8 Toepassing sanctie<br />

Invorderen dwangsom<br />

Rapportage<br />

Zie bijlage D, Model 1<br />

Overtreder<br />

Waarschuwing<br />

De nodeloze meldingen en de oorzaak daarvan moeten altijd schriftelijk worden vastgelegd.<br />

Wanneer dit gebeurt door een functionaris die geen toezichthouder is, is het nodig dat de<br />

naam van degene die de informatie heeft verstrekt wordt opgenomen. Indien deze persoon<br />

ter plaatse is (de bevelvoerder) dan is het raadzaam om het rapport te laten ondertekenen<br />

door de contactpersoon.<br />

Zorg voor goede formulieren en het gebruik van een eenduidige terminologie.<br />

Formulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder<br />

De abonnee is niet altijd degene die aangesproken moet worden bij een overtreding. De<br />

abonnee kan immers een persoon zijn die niet degene is die de overtredingen veroorzaakt,<br />

zoals een overkoepelende organisatie. Het kan zijn dat er meerdere partijen aangesproken<br />

kunnen worden. Het is het meest effectief diegene aan te spreken die het in zijn macht heeft<br />

de overtreding te beëindigen. In de praktijk zal de hoofdgebruiker degene zijn die moet<br />

worden aangesproken.<br />

In de voorbereidingsbrief moeten naast de gelegenheid tot het geven van de zienswijze, de<br />

relevante aspecten staan die de basis zullen vormen van het handhavingbesluit: de geconsta-


23<br />

teerde overtreding (de feiten en het overtreden voorschrift), de last (de maatregelen die de<br />

overtreder moet nemen) en de sanctie. Een voorbeeldbrief is in de bijlage opgenomen.<br />

Zie bijlage D, Model 5<br />

Voorbereidingsbrief handhaving<br />

Plan van Aanpak<br />

Nijmegen hanteert een tussenfase. Voor het overgaan tot handhaving kan de abonnee een<br />

Plan van Aanpak indienen met termijnen waarbinnen de problemen zijn opgelost. Hierdoor<br />

laat de abonnee zien welwillend te willen meewerken aan de oplossing van het probleem en<br />

is er uitzicht op het oplossen van het probleem binnen een gestelde termijn. Wanneer het<br />

Plan van Aanpak niet reëel is, de abonnee zich er niet aan houdt of de maatregelen niet de<br />

gewenste resultaten opleveren wordt alsnog de handhavingsprocedure opgestart.<br />

Besluit tot bestuursdwang/dwangsom<br />

.<br />

Zie bijlage D, Model 6<br />

Het besluit om over te gaan tot handhaving is een bevoegdheid van B&W. Deze bevoegdheid<br />

kan gemandateerd zijn.<br />

In het besluit moeten aan de orde komen:<br />

de geconstateerde overtreding (de feiten en het overtreden voorschrift);<br />

de last (waar de overtreder aan moet voldoen);<br />

begunstigingstermijn;<br />

mogelijkheid tot het maken van bezwaar (hoe, bij wie, adres, binnen welke termijn).<br />

Brief besluit handhaving<br />

Teller op 0<br />

Omdat het maximaal aantal toegestane loze meldingen per jaar geldt, moet jaarlijks<br />

‘de tel-ler op 0’ worden gezet. Het is logisch om hiervoor de datum 1 januari te kiezen.<br />

Gemeente Nijmegen werkt bewust niet met kalenderjaren omdat lopende het jaar de<br />

situatie behoorlijk veranderd kan zijn en misschien helemaal geen wettelijke grond meer<br />

bestaat om te handhaven.<br />

Dwangsom<br />

.<br />

Voor nodeloos alarm geldt een bedrag per overtreding. Er moet een maximaal bedrag worden<br />

gesteld. De bedragen die hiervoor gehanteerd worden in de praktijk verschillen zeer per<br />

gemeente.<br />

Ook in de systemen zit een grote variatie:<br />

coulancefactor, in het begin een groter maximaal aantal nodeloze meldingen toestaan;<br />

met een lage dwangsom beginnen, een stijging van het bedrag bij meerdere overtredingen;<br />

een vast bedrag per overtreding en een vast maximum bedrag;<br />

een vast bedrag afhankelijk van de grootte van het bouwwerk.<br />

Voor alle gevallen geldt dat wanneer in een bepaald geval de hoogte van de dwangsom<br />

kennelijk niet hoog genoeg is om als prikkel te dienen, dat van het bedrag afgeweken kan<br />

worden. Dit is het geval als het geschatte voordeel van overtreding groter is dan het nadeel<br />

van de dwangsom.<br />

Voorbeeld<br />

gemeente Ede<br />

1<br />

De sanctiestrategie voor het opleggen van bestuursdwang is in overeenstemming met de<br />

gemeentelijke handhavingnota ‘Handhaven omdat er veel op het spel staat’. De dwangsom<br />

is gekoppeld aan het gedrag van de overtreder: het moet herhaling voorkomen. Daarom<br />

geldt vaak een hoog bedrag per overtreding. De sanctiestrategie is als volgt opgebouwd:<br />

Overschrijding van het aantal loze brandmeldingen per kalenderjaar:<br />

een last onder dwangsom van E 2.000,00 per overtreding tot een maximum bedrag aan<br />

dwangsommen van E 20.000,00.


24<br />

2<br />

3<br />

4<br />

Geen onderhoudscontract conform de NEN 2654:<br />

een last onder dwangsom van E 2.000,00 per overtreding tot een maximum bedrag aan<br />

dwangsommen van E 20.000,00.<br />

Geen Beheerder Brandmeldinstallaties conform de NEN 2654:<br />

een last onder dwangsom van E 2.000,00 per overtreding tot een maximum bedrag aan<br />

dwangsommen van E 20.000,00.<br />

Geen certificering van een bestaande brandmeldinstallatie:<br />

het opleggen van een last onder dwangsom (per overtreding en tot een maximum bedrag<br />

aan dwangsommen) is afhankelijk van de grootte en de kosten voor een dergelijke installatie.<br />

Bestuursdwang<br />

De bestuursdwangmaatregelen kunnen onder andere bestaan uit het laten onderhouden en<br />

inspecteren van de brandmeldinstallatie of het laten certificeren van ondeugdelijke installaties.<br />

Rechtszaak<br />

handhaving hotel<br />

De handhaving van nodeloos alarm middels dwangsom is onderwerp geweest van een rechtzaak<br />

27 . De aanpak van gemeente Ede heeft de rechterlijke toetsing doorstaan. Hierbij is een<br />

degelijke dossiervorming noodzakelijk, waarmee zichtbaar is gemaakt dat alle nodige stappen<br />

en informatie plaatsgevonden hebben. De dwangsom is niet onevenredig hoog bevonden.<br />

Voorts geeft de rechter aan dat handhaving om gedragsverandering te bewerkstellingen een<br />

geëigend middel is:<br />

“Het exploiteren van een hotel brengt met zich dat de exploitant geacht moet worden -<br />

tot op zekere hoogte - zeggenschap te hebben over en de verantwoordelijkheid te dragen<br />

voor het gedrag van de ter plaatse verblijvende gasten en andere personen, zoals monteurs.<br />

In dit kader staat onder meer de mogelijkheid open om huisregels op te stellen en<br />

personen te instrueren. Voorts staat buiten kijf dat eiseres als exploitant de aangewezen<br />

persoon is om onder meer het type en de locatie van de brandmelders te bepalen en het<br />

onderhoud daarvan te (laten) verzorgen.”<br />

27<br />

LJN:BJ1474, Rechtbank Arnhem , AWB 08/3171.


25<br />

DEEL B<br />

Verificatie<br />

Met verificatie wordt in deze handreiking gedoeld op het niet onmiddellijk<br />

alarmeren van de brandweer na een rechtstreekse doormelding van de BMI naar<br />

de Regionale alarmcentrale (RAC). De centralist doet eerst onderzoek naar de<br />

oorzaak van de melding en de situatie ter plaatse voor hij het besluit neemt om<br />

al dan niet de brandweer te alarmeren. Dit kost tijd.<br />

Verificatie staat daarmee op gespannen voet met verplichte rechtstreekse doormelding en<br />

wettelijk voorgeschreven opkomsttijden. Verificatie is in algemene zin geen probleem 28 , maar<br />

alleen onder strikte voorwaarden gerechtvaardigd. De inzet van de brandweer moet blijven<br />

passen binnen de normen van behoorlijke of goede hulpverlening. Verificatie past binnen de<br />

norm van zorgvuldig handelen voor zover noodzakelijk om een rationele verhouding tussen<br />

kosten en baten te kunnen realiseren.<br />

4<br />

Wettelijke basis<br />

Bouwwerken van een bepaalde categorie worden verplicht tot automatische<br />

doormelding 29 . Met deze verplichting heeft de wetgever impliciet aangegeven<br />

dat een snelle melding en daarmee een snelle opkomst van de brandweer noodzakelijk<br />

is.<br />

Opkomsttijden<br />

De brandweertaak wordt in de norm voor de opkomsttijden concreet geformuleerd in het<br />

Besluit Veiligheidsregio’s 30 . Daarnaast is de brandweer verplicht de gerealiseerde opkomsttijden<br />

te registreren 31 . De normtijden bedragen vijf tot tien minuten. In het tweede lid is de<br />

mogelijkheid aangegeven hiervan af te wijken tot maximaal 18 minuten. De keuze van de<br />

locatie en de mate van afwijking moet worden gemotiveerd en vastgelegd. Die motivatie<br />

moet zorgvuldig zijn. Bij aanpassing van de normen moeten de achterliggende redenen<br />

daarvoor helder worden toegelicht. De vraag is of extra tijd in verband met verificatie een<br />

gerechtvaardigd argument biedt voor overschrijding in geval van dreiging van persoonlijke<br />

ongevallen. Daarom is het in geval van verplichte automatische doormelding geboden in geval<br />

van verificatie deze zo in te richten dat daardoor de opkomsttijd niet wordt verhoogd 32 .<br />

Hieronder een overzicht van de verschillende tijden die relevant zijn bij verificatie.<br />

Opkomsttijd 33<br />

Vertragingstijd 34<br />

Verwerkingstijd<br />

Verificatietijd<br />

Uitruktijd<br />

Rijtijd<br />

De tijd tussen aanname van de melding door de meldkamer en de aankomst van de eerste<br />

brandweereenheid op de plaats van het incident.<br />

De tijd tussen interne melding en doormelding aan meldkamer. Binnen de vertragingstijd<br />

spreken we van acceptatie- en zoektijd.<br />

De tijd tussen de melding aan de meldkamer en het alarmeren van de brandweer.<br />

De tijd die nodig is om na te gaan of al dan niet sprake is van een calamiteit waarbij uitrukken<br />

is aangewezen.<br />

De tijd tussen alarmering van de brandweer en het uitrijden van de kazerne.<br />

De tijd die nodig is om te gaan van de kazerne naar plaats incident.<br />

28<br />

29<br />

30<br />

31<br />

32<br />

33<br />

34<br />

Prof. T. Hol, Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV pg. 76.<br />

Gebruiksbesluit artikel 2.2.1/Bouwbesluit 2012 artikel 6.20.<br />

Artikel 3.2.1 Besluit Veiligheidsregio’s.<br />

Artikel 3.2.3 Besluit Veiligheidsregio’s.<br />

Prof. T. Hol in Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV, pg 71.<br />

Definitie uit het Besluit Veiligheidsregio’s.<br />

Het is de vraag of de vertragingstijd tot de opkomsttijd gerekend moet worden.


26<br />

Opkomstijd<br />

Verwerkingsttijd Uitruktijdv Rijtijdv<br />

Verificatie is een onderdeel van de verwerkingstijd. Wegens technische vooruitgang en<br />

verbeteringen van de systemen op de meldkamer is de verwerkingstijd korter geworden en<br />

kan een korte verificatie plaatsvinden zonder een vertraging ten opzichte van de vroegere<br />

verwerkingstijd.<br />

Verwerkingstijd<br />

Accepteren Verifiëren Alarmeren<br />

Interne organisatie<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Wanneer een bouwwerk een verplichte doormelding heeft, moet er een ontruimingsplan<br />

aanwezig zijn 35 . De ontruiming moet geoefend worden en deze oefening moet gerapporteerd<br />

worden in het logboek 36 . Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet heeft een bedrijf of<br />

instelling als verplichting zorg te dragen voor de veiligheid 37 van de werknemers en andere<br />

aanwezigen. Hiertoe moeten binnen de organisatie bedrijfshulpverleners (BHV) worden<br />

opgeleid en uitgerust 38 . De omvang van deze bedrijfshulpverleningsorganisatie wordt mede<br />

bepaald door het aantal werknemers en alle overige aanwezigen personen.<br />

De taken bevatten in ieder geval:<br />

Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;<br />

Het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;<br />

Het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het<br />

bedrijf of de inrichting.<br />

De bedrijfshulpverlening is dus bedoeld als voorpostfunctie voor de professionele hulpverlening,<br />

zoals brandweer en ambulancedienst. Als dit goed functioneert zal een bedrijfshulpverlener<br />

adequaat intern onderzoek instellen in geval van een brandmelding in het<br />

object.<br />

Op grond van de NEN 2654-1 39 moet er een Beheerder brandmeldinstallaties zijn. Het betreft<br />

hier een persoon die al dan niet in dienst is van de gebruiker en is geïnstrueerd over het<br />

beheer, de controle en het onderhoud van de BMI. Deze persoon heeft dus niet als speciale<br />

taak om actie te ondernemen bij brand.<br />

35<br />

36<br />

37<br />

38<br />

39<br />

Artikel 2.3.6 Gebruikbesluit, lid 5/artikel 6.23, zesde lid Bouwbesluit 2012.<br />

Artikel 2.10.1. Gebruiksbesluit/niet meer expliciet opgenomen in Bouwbesluit 2012: De Algemene wet bestuursrecht voorziet in een<br />

algemene informatieplicht die een dergelijk voorschrift overbodig maakt. Dit neemt niet weg dat een logboek in veel gevallen een<br />

handig hulpmiddel kan zijn om aan de informatieverplichtingen te voldoen.<br />

Arbeidsomstandighedenwet artikel 3, 1e lid.<br />

Arbeidsomstandighedenwet artikel 15.<br />

De NEN 2654-1 geldt via artikel 2.2.1 Gebruiksbesluit/6.20 Bouwbesluit 2012.


27<br />

5<br />

Rolverdeling<br />

De brandweer heeft een zorgplicht en tegelijkertijd dragen bedrijven en instellingen<br />

een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het beperken en bestrijden<br />

van brand. In beginsel mag de brandweer uitgaan van correcte informatie<br />

die haar omtrent een melding bereikt 40 .<br />

5.1<br />

Rol brandweer<br />

De brandweer moet een inschatting maken van de mogelijke risico’s ten aanzien van de<br />

brandveiligheid waaronder de tekortkomingen ten aanzien van de BHV. Wanneer de interne<br />

organisatie niet op orde is, dan heeft het bevoegd gezag (Arbeidsinspectie) als taak dat<br />

middels handhaving op orde te brengen. In dit soort gevallen is vertragende verificatie niet<br />

te rechtvaardigen.<br />

Toezicht op het ontruimingsplan vindt plaats door de gemeente/brandweer. Voor de kwaliteit<br />

van het ontruimingsplan is geen harde wettelijke norm gegeven. De brandweer kan wel zelf<br />

een beoordeling maken en dat mee laten wegen in het besluit of verificatie gerechtvaardigd is.<br />

Handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet wordt uitgevoerd door de Arbeidsinspectie.<br />

Signalen en informatie hieromtrent kunnen uitgewisseld worden tussen gemeente, brandweer<br />

en Arbeidsinspectie. In geval van verificatie zal deze protocollair helder moeten worden vastgelegd<br />

om vertraging die leidt tot overschrijding van de maximale opkomsttijden te voorkomen.<br />

PAC’s zijn niet verplicht doorgemeld en zouden zelf moeten verifiëren, zeker wanneer er<br />

BHV-ers aanwezig zijn. Immers gaan we ervan uit dat bij niet verplichte doormelding brand<br />

‘ontdekt’ moet worden. Een PAC-melding is in feite een ‘112-belletje’. Dus verificatie bij PAC’s<br />

is aanvaardbaar binnen de van de brandweer vereiste zorg.<br />

5.2<br />

Rol abonnee/gebruiker<br />

Primair hebben particulieren een eigen verantwoordelijkheid voor wat betreft brandveiligheid.<br />

Een BHV is nodig om een zwaardere verantwoordelijkheid te kunnen dragen waar het<br />

gaat om het inschatten van risico’s en het uitvoeren van taken. Op bepaalde tijden, zoals buiten<br />

kantooruren zijn er bij bepaalde functies minder mensen aanwezig, waardoor verificatie<br />

moeilijker of onmogelijk wordt. Tegelijkertijd zal op die tijden minder nodeloos alarm ontstaan,<br />

omdat er minder activiteiten zijn die nodeloze brandmeldingen veroorzaken, waardoor<br />

het dan niet nodig is om met verificatie te trachten het aantal nodeloze uitrukken terug te<br />

dringen. Verificatie ‘tijdens kantooruren’ zal met relatief weinig tijdverlies gepaard gaan. Als<br />

het gaat om een bedrijf of instelling met BHV, is deze vertraging bovendien te rechtvaardigen<br />

omdat men in staat is zelf de nodige maatregelen te treffen en mensen te redden, dan wel<br />

schade te beperken 41 .<br />

BMI’s kunnen vrijwillig doormelden naar een particuliere alarmcentrale (PAC). Deze doormelding<br />

heeft geen wettelijke grondslag. Het kan zijn dat de RAC gebeld wordt zonder dat de<br />

brandmelding door de abonnee of derden is geverifieerd. In dit kader kan het strafrecht van<br />

toepassing zijn wegens nodeloos alarmeren (art. 142 van het Wetboek van Strafrecht).<br />

In welke gevallen het strafrecht van toepassing kan zijn zal nader worden onderzocht door<br />

het kennisplatform S<strong>TOOM</strong> 42 wat momenteel door de NVBR wordt opgericht. In deze handreiking<br />

zal die aanpak dan ook niet aan de orde komen.<br />

40<br />

41<br />

42<br />

Prof. T. Hol in Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV, pg. 72.<br />

Prof. T. Hol in Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV, pg. 76.<br />

Hierin zullen van alle 25 Veiligheidsregio’s vertegenwoordiging deelnemen. De doelstelling is de komende 5 jaar de Structurele<br />

Terugdringing van Ongewenste en Onechte Meldingen (S<strong>TOOM</strong>) uitvoering te geven. Het doel is om tot 50% minder nodeloze<br />

uitrukken te komen.


28<br />

Afweging<br />

Bovenstaand worden verschillende aspecten genoemd die tegelijkertijd bestaan: verantwoordelijkheid<br />

brandweer zoals opkomsttijd, verantwoordelijkheid abonnee zoals kwaliteit BHV<br />

en ontruimingsplan. Over de afweging van deze aspecten meer in 6.2.


29<br />

6<br />

Stappenplan verificatie<br />

Om op een verantwoorde wijze verificatie toe te passen in de verwerkingsprocedure<br />

van automatische brandmeldingen moet een aantal zaken inzichtelijk<br />

zijn, bestuurlijk vastgesteld en in werkprocessen opgesteld. De eerste stap is<br />

registratie. Meten is weten.<br />

Op basis van de gegevens kan besloten worden welke objecten uitgesloten moeten worden en<br />

hoe de verificatie uitgevoerd moet worden. Als inzichtelijk gemaakt is in welke gevallen verificatie<br />

kan worden toegepast moet dit bestuurlijk worden vastgelegd. Het kan zijn dat binnen<br />

een Veiligheidsregio verschillende besluiten hierover vallen. Dit hoeft geen bezwaar te zijn als<br />

het zo ingericht wordt dat voor de centralist maar één keuze bestaat: niet of wel verifiëren.<br />

En dit altijd volgens dezelfde procedure.<br />

6.1<br />

Registratie<br />

Onderstaand volgt een overzicht van de onderwerpen die geregistreerd moeten zijn. Dit geldt<br />

voor alle objecten met een doormelding, ook de niet-verplichte. De meeste gegevens zullen<br />

momenteel geregistreerd worden maar moeten nu ook bij elkaar gebracht worden.<br />

Het Bouwbesluit 2012 laat de verplichting van de doormelding voor een substantieel deel<br />

vervallen. Daarnaast blijven bouwwerken met grote brandcompartimenten op basis van het<br />

brandbeveiligingsconcept Beheersbaarheid van Brand en doormeldingen op grond van gelijkwaardigheid<br />

en milieuwetgeving gelden. Het is nodig deze nieuwe indeling inzichtelijk te<br />

maken bij de afweging of verificatie van toepassing kan zijn.<br />

Registratie<br />

OMS-objecten<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Ad a en b<br />

Ad f<br />

Ad g<br />

Registratie<br />

opkomsttijden<br />

De volgende gegevens moeten beschikbaar zijn:<br />

alle objecten met verplichte doormelding;<br />

alle objecten met niet-verplichte doormelding;<br />

de gebruiksfuncties van de objecten;<br />

toegepaste gelijkwaardige oplossing met doormelding;<br />

doormelding op grond van Wet Milieubeheer;<br />

eventuele vertraging in de doormelding van de installatie (acceptatie en zoektijd);<br />

historie van loze meldingen.<br />

Alle abonnees worden getoetst aan de nieuwe wetgeving, het Bouwbesluit 2012. Dit is ook<br />

nodig in het kader van handhaving.<br />

Deze informatie is niet altijd goed bekend bij de brandweer. Maar het is wel zeer relevant<br />

voor de vraag of verificatie gerechtvaardigd is. Het zou zo moeten zijn dat er alleen vertraging<br />

is toegekend op aanvraag en dat dit besluit is gearchiveerd (PvE dan wel apart besluit zoals<br />

gebruiksvergunning of -melding). In de praktijk blijkt vertraging vaker toegepast te zijn en is<br />

dit niet op een eenduidige manier terug te vinden. Voor de toekomst geldt dat een vertraging<br />

alleen kan worden toegestaan op basis van gelijkwaardigheid en hierdoor is een gebruiksmelding<br />

vereist 43 .<br />

Wanneer er een handhavingsbeleid wordt gevoerd is deze informatie voor handen. Als dat<br />

nog niet het geval is geeft Deel A van deze handreiking aan hoe dit opgebouwd kan worden.<br />

Om te besluiten of bouwwerken in aanmerking komen voor de verificatieprocedure is het nodig<br />

om te weten of de opkomsttijd gehaald wordt.<br />

43<br />

MVT Bouwbesluit 2012, Staatsblad 2011, 416. pg 308: Brandmeldinstallaties die op grond van tabel I moeten zijn voorzien van<br />

een doormelding als bedoeld in NEN 2535, doen dat op grond van het derde lid rechtstreeks naar de RAC. Rechtstreeks wil zeggen<br />

zonder tussenkomst van een particuliere alarmcentrale. De doormelding naar deze regionale alarmcentrale moet zonder vertraging<br />

plaatsvinden, tenzij er door het bevoegd gezag op grond van artikel 1.3 is ingestemd met een vertraging in de doormelding.


30<br />

a<br />

b<br />

Registratie<br />

interne organisatie<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Ad a en b<br />

Ad c<br />

Ad d<br />

Ad e<br />

Hiervoor zijn de volgende gegevens nodig:<br />

vastgestelde opkomsttijd;<br />

gerealiseerde opkomsttijden 44 .<br />

Om te besluiten of verificatie toepasselijk is, maar ook tijdens de verificatie is het nodig<br />

om te weten:<br />

aanwezigheid/kwaliteit ontruimingsplan;<br />

controleren en oefenen ontruimingsplan;<br />

kwaliteit BHV;<br />

telefoonnummer van contactpersoon ter plaatse;<br />

geluidsopname telefoongesprekken met RAC.<br />

Deze gegevens zullen bekend zijn in het kader van preventie en preparatie.<br />

De Arbeidsinspectie houdt toezicht hierop. Gegevens hierover worden ook door de bevelvoerder<br />

en de centralist gesignaleerd. Gegevens kunnen worden uitgewisseld met de Arbeidsinspectie.<br />

Sommige regio’s beschikken over telefoons als onderdeel van de BMI-installatie (de zogenaamde<br />

‘rode telefoons’ of ‘hotline’).<br />

Meldingen worden met een geluidsopname geregistreerd. Belangrijk is dat de geluidsopnames<br />

lang genoeg bewaard blijven voor het geval de meldkamer en/of brandweer aansprakelijk<br />

wordt gesteld na een calamiteit.<br />

6.2<br />

Beleid<br />

Er moet een verificatieprocedure vastgesteld worden. Het is om verschillende redenen onwenselijk<br />

om meer dan één verificatieprocedure voor de centralist in te voeren 45 . De centralist hoeft<br />

alleen te checken of hij wel of niet zal verifiëren. De manier waarop en de tijd die daarvoor<br />

staat zal in alle gevallen hetzelfde moeten zijn 46 . Vervolgens moet elke gemeente het toepassen<br />

van verificatie bestuurlijk vaststellen. In het besluit moet staan dat er verificatie ingevoerd<br />

zal worden, in welke gevallen dat wel/niet toepasselijk is en op welke manier dit uitgevoerd<br />

gaat worden.<br />

De invoering van verificatie kan in meerdere fasen plaatsvinden. Het is niet nodig dat alle<br />

gemeenten gelijktijdig starten met een verificatiebeleid. Ook is het niet nodig dat alle gemeenten<br />

verificatie in dezelfde gevallen toe staan. Daarbij kunnen categorieën objecten waarbij<br />

verificatie toegepast mag worden stapsgewijs ingevoerd worden. Dit staat immers een uniforme<br />

procedure (wel of niet verifiëren) niet in de weg. Het toestaan van verificatie is een dynamische<br />

situatie.<br />

Afwegingscriteria<br />

verificatie<br />

Er zijn verschillende afwegingscriteria waarop het besluit dat verificatie wel of niet toepasselijk<br />

is gebaseerd kan worden. De criteria zijn gebaseerd op elementen die een object een<br />

verhoogd risico geven dan wel omstandigheden die verificatie, onmogelijk, onwenselijk of<br />

overbodig maken. Er zijn omstandigheden die verificatie juist beter mogelijk maken. Bijvoorbeeld<br />

de nabijheid van de kazerne waardoor de rijtijd zeer kort is. Deze criteria kunnen meewegen<br />

in geval van twijfel.<br />

44<br />

45<br />

46<br />

In het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) in 2006 bleek dat 60% van de gemeenten geen<br />

informatie kon verschaffen over de operationele prestaties in de vorm van opkomsttijden. Sinds die tijd zijn gemeenten zich bewust<br />

hiervan en is hier veel aandacht voor.<br />

Momenteel wordt gewerkt aan het uniformeren van meldingsclassificaties. Er zijn 5800 classificaties in heel <strong>Nederland</strong>. Gelderland<br />

Midden heeft er bijvoorbeeld 1100. Het is de bedoeling dat er nog 300 overblijven. In oktober 2011 is de pilot LMC 1.0 worden<br />

afgesloten.<br />

Noordwijk heeft als systeem voor het bepalen van de max. toegestane vertragingstijd de tijd die overblijft na aftrek van de opkomsttijd.<br />

Verschillende procedures wordt echter niet als algemeen advies in deze handreiking gegeven.


31<br />

Verhoogd risico<br />

.<br />

Verificatie onmogelijk<br />

.<br />

Verificatie onwenselijk<br />

.<br />

Verificatie onnodig<br />

.<br />

.<br />

Verificatie mogelijk<br />

.<br />

Dynamische situatie<br />

Vaststellen protocol<br />

De bouwwerken met een wettelijk verplichte doormelding zijn impliciet al aangemerkt als<br />

objecten met een hoger risico. Binnen deze groep kan nog een nader onderscheid worden<br />

gemaakt. De Regeling Brandmeldinstallaties 2002 geeft indirect via de inspectie frequentie<br />

een bruikbare indeling aan.<br />

Criteria om een beoordeling te kunnen maken of sprake is van een ‘verhoogd risico’ (dus verificatie<br />

niet toepasselijk) zijn:<br />

verplichte doormelding;<br />

de zelfredzaamheid van de aanwezige personen;<br />

de aanwezige vuurlast en/of de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen;<br />

een vloer van het gebouw boven de 50 meter of meer dan 8 meter onder het maaiveld;<br />

toegepaste gelijkwaardigheid waarbij gerekend wordt op brandweerhulp;<br />

de toegepaste vertragingstijd in de BMI;<br />

de aanwezigheid van een adequate BHV-organisatie;<br />

nabijheid brandweerkazerne of -post.<br />

In sommige gevallen is verificatie niet mogelijk. Dat is het geval wanneer:<br />

geen telefoonnummer van een persoon op de locatie zelf bekend is;<br />

er op die dagen/dagdelen niemand aanwezig zal zijn.<br />

Wanneer bekend is dat een van onderstaande situaties (al of niet tijdelijk) zich voordoet dan is<br />

verificatie onwenselijk:<br />

overschrijding van de gestelde norm voor de opkomsttijd;<br />

gebreken in het bouwwerk en brandveiligheidsvoorzieningen 47 ;<br />

gebreken in het ontruimingsplan en de interne organisatie 48 ;<br />

historie van onjuiste informatieverstrekking.<br />

In twee gevallen is verificatie onnodig:<br />

bij toepassing van kwalitatief hoogwaardige brandmeldsystemen, voorzien van intelligente<br />

detectiemethoden, en op juiste wijze geprojecteerd, kan verificatie door de meldkamer overbodig<br />

zijn of worden, omdat er nauwelijks of geen kans meer is op het ontstaan van een nodeloze<br />

brandmelding. Dit kan het geval zijn met multisensormelders welke zo zijn in te stellen<br />

dat zij voldoen aan de NEN-EN 54-7 (als rookmelder). De interne organisatie reageert direct op<br />

het optische element en de brandweer rukt pas uit als ook het thermische deel in alarm komt.<br />

De totale melder komt wel binnen de voor rookmelders gestelde tijd in alarm, maar de kans<br />

op een nodeloze melding is velen malen kleiner.<br />

de toegepaste vertragingstijd in de BMI in combinatie met een adequate BHV-organisatie.<br />

Wanneer de afweging van bovenstaande criteria nog niet tot een besluit hebben geleid,<br />

kunnen onderstaande criteria de keuze voor verificatie ondersteunen:<br />

niet verplichte doormelding;<br />

nabijheid brandweerkazerne of om andere reden zeer korte opkomsttijd;beroepskorps of met<br />

vrijwilligers (kosten/motivatie);<br />

historie van veel loze meldingen.<br />

De lijst met objecten waarbij verificatie niet toepasselijk is, is altijd in beweging. Bij de vaststelling<br />

van de objecten waarbij verificatie toepasselijk is moet daarom een methode of een<br />

systeem opgesteld worden waarmee voortdurende actualisatie wordt toegepast. Er is altijd<br />

sprake van (tijdelijke) situaties als wegwerkzaamheden, bouwwerkzaamheden en problemen<br />

met brandveiligheidsvoorzieningen in het bouwwerk.<br />

Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over hoe lang de verificatietijd is, hoe de<br />

verificatietijd wordt bewaakt, hoe de centralist weet wanneer verificatie niet toepasselijk is,<br />

welke gegevens bij verificatie gevraagd en genoteerd worden en of na verstrijken van de<br />

verificatietijd het contact met de locatie wordt aangehouden. Hiervoor is geen vast model te<br />

geven, iedere RAC heeft zijn eigen procedures, een nieuwe verificatieprocedure moet in de<br />

47<br />

48<br />

In dit geval kan ook een opschaling i.p.v. niet-verificatie worden toegepast.<br />

In dit geval kan ook een opschaling i.p.v. niet-verificatie worden toegepast.


32<br />

bestaande praktijk ingepast worden. Hieronder volgt een overzicht van de zaken die in het<br />

protocol aan de orde moeten komen.<br />

Procedure verificatie automatische brandmelding<br />

Melding accepteren<br />

Verificatie van toepassing<br />

nee<br />

Bellen<br />

Alarmeren<br />

Verificatie<br />

nee<br />

ja<br />

Geen verificatie binnen gestelde tijd<br />

Registratie<br />

Alarmeren<br />

Procedure 1<br />

verificatie 2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

.<br />

6<br />

7<br />

Ad 1<br />

Ad 2<br />

Ad 3<br />

Ad 4<br />

Accepteren melding<br />

Check wel of niet verifiëren; zo niet, onmiddellijk alarmeren<br />

Bij verifiëren onmiddellijk bellen<br />

Besluit wel of niet alarmeren<br />

Wanneer alarmeren niet meer nodig is:<br />

Noteren naam van degene aan de telefoon<br />

Noteren oorzaak melding<br />

Verificatie tijd is verstreken, onmiddellijk alarmeren<br />

Ophangen of doorvragen<br />

Dit blijft volgens de gebruikelijke procedure van de RAC.<br />

Alle locaties waar verificatie niet toegepast mag worden, moeten worden ingevoerd in het<br />

systeem. Dit moet leiden tot een duidelijk signaal voor de centralist. Eenduidig, zonder dat er<br />

nog een zoek- of beslismoment nodig is.<br />

Hiervoor moeten de telefoonnummers beschikbaar zijn. Er kunnen afspraken gemaakt worden<br />

bijvoorbeeld dat als er na maximaal vier keer overgaan geen telefonisch contact is, tot<br />

alarmering wordt overgegaan. Wanneer meerdere telefoonnummers van die locatie beschikbaar<br />

zijn moet een tijd worden afgesproken.<br />

De centralist heeft een ‘uitvraagprocedure’ en kan daarmee vaststellen of uitrukken geboden<br />

is of niet. Er moet altijd gevraagd worden naar de oorzaak van de melding. Als de oorzaak<br />

duidelijk wordt aangegeven kan de centralist een inschatting maken.<br />

Men kan ervan uitgaan dat informatie afkomstig van een BHV’er in beginsel correct is.<br />

De informatie die wordt gegeven door niet geoefenden en van bedrijven en instellingen zonder<br />

BHV kunnen een duidelijke oorzaak van de melding geven, maar het kan ook zijn dat de centralist<br />

op basis van deze informatie geen inschatting kan maken en zal alsnog alarmeren.


33<br />

Ad 5<br />

Ad 6<br />

Ad 7<br />

Er moet een duidelijke terminologie worden afgesproken die de centralist moet hanteren.<br />

Die terminologie moet aansluiten bij wat de bevelvoerder, de toezichthouder, de preventiefunctionaris<br />

en de handhaver hanteert. Richtlijn hiervoor is de NEN 2535:2009.<br />

Er kan sprake zijn van een echte brand die al onder controle blijkt bij de verificatie zodat uitrukken<br />

niet meer nodig is of afgeschaald kan worden naar minder prioriteit en minder materieel.<br />

Een nodeloze uitruk is hiermee voorkomen, echter moet dit niet worden geregistreerd als<br />

een nodeloos alarm, immers de oorzaak van de brand was echt.<br />

Er moet duidelijk zijn hoe lang de verwerkingstijd maximaal mag duren en dus hoe lang de<br />

verificatietijd is na aftrek van de acceptatietijd en de alarmeringstijd. Aanbevolen wordt om<br />

aan het einde van de verificatietijd een waarschuwingssignaal in te stellen (‘piep’). Als de tijd<br />

om is maar de verificatie nog niet is afgerond volgt onmiddellijke alarmering.<br />

Als het contact wordt aangehouden kan alsnog blijken dat de melding nodeloos was en kan<br />

de brandweer gede-alarmeerd worden danwel de eenheden worden teruggeroepen. Niet alle<br />

regio’s de-alarmeren, en het hangt van de gemeente af of er wordt teruggeroepen. Hiervoor<br />

moet een afweging worden gemaakt op basis van kosten en handhaving. In het kader van<br />

handhaving kan het wenselijk zijn dat wordt doorgereden. Er moet in het protocol worden<br />

vastgelegd of er mogelijkheid is om na alarmering alsnog te de-alarmeren of terug te roepen.<br />

Procedure verificatie automatische brandmelding<br />

Procedure de-alarmeren en terugroepen<br />

Registreren<br />

Alarmeren<br />

Ophangen<br />

Doorvragen<br />

Echte melding<br />

De-alarmeren<br />

Nodeloze melding<br />

Terugroepen<br />

Nodeloze melding<br />

Voorbeeld<br />

Gelderland Midden<br />

In de regio Gelderland Midden wordt na alarmering het contact voortgezet.<br />

Onderstaand figuur geeft globaal aan wat de verificatieprocedure in deze regio oplevert.<br />

Opkomsttijd<br />

Afvangen alarm<br />

tijdens verificatietijd<br />

50%<br />

De-alarmeren<br />

in uitruktijd<br />

10%<br />

Terugroepen<br />

tijdens rijtijd<br />

15%


34<br />

A<br />

Begrippenlijst<br />

Awb<br />

BMI<br />

OMS<br />

PAC<br />

RAC<br />

Aanschrijving<br />

Abonnee<br />

Beleid<br />

Besluit<br />

Bestuursdwang<br />

Bezwaar<br />

Controle<br />

Dwangsom<br />

Gedogen<br />

Handhaven<br />

Handhavingmiddelen<br />

Loze melding<br />

Overtreding<br />

Registreren<br />

Toezicht<br />

Verificatie<br />

Vooraankondiging<br />

Algemene wet bestuursrecht<br />

Brandmeldinstallatie<br />

Openbaar Meldsysteem<br />

Particuliere alarmcentrale<br />

Regionale alarmcentrale van de brandweer<br />

Term die nog stamt uit de oude Woningwet maar er nu niet meer in voorkomt. Meestal wordt<br />

een (voorbereidend) handhavingsbesluit bedoeld.<br />

Degene die een directe doormelding heeft naar de RAC. Vaak wordt ook de term OMS-object<br />

of aansluiting gebruikt.<br />

De wijze waarop de gemeente omgaat met een bepaalde bevoegdheid.<br />

Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling,<br />

zoals bedoeld in de Algemene Wet Bestuursrecht.<br />

Het dwingen tot een maatregel met als sanctie dat het bestuursorgaan de maatregelen (laat)<br />

nemen op kosten van de overtreder.<br />

De mogelijkheid voor een belanghebbende om binnen zes weken na bekendmaking van een<br />

besluit een bezwaarschrift tegen het besluit in te dienen bij het bestuursorgaan dat het<br />

besluit heeft genomen.<br />

Nagaan of een situatie aan de wettelijke eisen voldoet.<br />

Vaak foutief aangeduid als ‘boete’. Het gaat wel om een geldbedrag welke betaald moet<br />

worden als een overtreding wordt voortgezet of herhaald.<br />

Het door middel van het nemen van een besluit gemotiveerd aangeven dat tegen een illegale<br />

situatie niet wordt opgetreden.<br />

Alle activiteiten die erop zijn gericht om naleving van de regels te bewerkstelligen. Vaak<br />

wordt alleen het gebruiken maken van juridische handhavingsmiddelen bedoeld.<br />

Alle instrumenten om te handhaven zoals voorlichting, overleg en intrekken van een vergunning.<br />

Vaak worden alleen de juridische instrumenten zoals de last onder bestuursdwang en<br />

last onder dwangsom bedoeld.<br />

Vaak worden ook termen als nodeloos alarm of nodeloze brandmelding gebruikt. Het veroorzaken<br />

van een brandmelding door een brandmeldinstallatie terwijl er geen brand is. Er is dan<br />

sprake van een ongewenste of een onechte melding.<br />

Een gedraging die in strijd is met een wettelijke bepaling.<br />

Het op een logische en systematische wijze vastleggen van gegevens.<br />

Op basis van een wettelijk toegekende bevoegdheid nagaan of een situatie aan de wettelijke<br />

eisen voldoet.<br />

Het niet onmiddellijk alarmeren van de brandweer na een rechtstreekse doormelding van<br />

de BMI naar de Regionale alarmcentrale (RAC). De centralist doet eerst onderzoek naar de<br />

oorzaak van de melding en de situatie ter plaatse voor hij het besluit neemt om al dan niet de<br />

brandweer te alarmeren.<br />

Geen juridische term. Bedoeld wordt een voorbereidende brief van de gemeente waarin<br />

bekend wordt gemaakt dat de gemeente voornemens is om handhavend tegen een illegale<br />

situatie op te treden. Ook wel waarschuwing, voornemen of zienswijzebrief genoemd.


35<br />

B<br />

Relevante wetgeving<br />

Gebruiksbesluit/<br />

Bouwbesluit 2012<br />

Het Gebruiksbesluit schrijft voor in artikel 2.2.1 welke bouwwerken moeten zijn voorzien van<br />

een brandmeldinstallatie met rechtstreekse doormelding naar de regionale alarmcentrale. Het<br />

artikel verwijst voor de eisen aan de uitvoering per gebruiksfunctie naar een tabel 49 .<br />

In het zesde tot en met negende lid is geregeld aan welke kwaliteitseisen de BMI moet voldoen:<br />

NEN 2535, NEN 2654-1 en een geldig certificaat als bedoeld in de Regeling brandmeldinstallaties<br />

2002 van het Centraal College van Deskundigen van het CCV.<br />

Met het Bouwbesluit 2012 wordt dit artikel iets gewijzigd qua opbouw en inhoud. In artikel<br />

6.20 is aangegeven welke bouwwerken moeten zijn voorzien van een BMI met doormelding.<br />

Nu is daarbij aangegeven dat deze moeten voldoen aan de NEN 2535. In het zesde tot en met<br />

achtste lid is geregeld aan welke kwaliteitseisen de BMI verder moet voldoen: inspectiecertificaat<br />

(nieuw) en NEN 2654-1.<br />

Artikel 6.20<br />

1<br />

a<br />

b<br />

c<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

a<br />

b<br />

c<br />

6<br />

Brandmeldinstallatie (Bouwbesluit 2012, Stb. 416 en Stb. 676, 2011)<br />

Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 met een omvang<br />

van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I bij dit besluit, indien:<br />

de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan<br />

gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw voor zover die gebruiksfuncties op eenzelfde<br />

vluchtroute zijn aangewezen groter is dan de in deze bijlage aangegeven grenswaarde;<br />

de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau<br />

hoger is gelegen dan op de in deze bijlage aangegeven grenswaarde, of<br />

deze bijlage dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als hierboven bedoeld.<br />

Een brandcompartiment waarin een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als<br />

bedoeld in het eerste lid ligt, heeft een brandmeldinstallatie met een zelfde omvang van<br />

de bewaking en doormelding als die gebruiksfunctie.<br />

Een doormelding als bedoeld in het eerste lid vindt rechtstreeks plaats naar de regionale<br />

alarmcentrale van de brandweer.<br />

Bij een woonfunctie voor zorg met zorg op afroep in een woongebouw of in een groepszorgwoning<br />

vindt rechtstreekse melding naar een zorgcentrale plaats. Bij 24-uurszorg in een<br />

woongebouw of in een groepszorgwoning vindt deze melding naar een zusterpost plaats.<br />

Voor zover vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden<br />

gevlucht, zijn de buiten die verblijfsruimte gelegen ruimten waardoor die enkele vluchtroute<br />

voert alsmede aan die ruimten grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd<br />

brandrisico voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld in NEN<br />

2535, indien:<br />

de loopafstand tussen de uitgang van een verblijfsruimte en het punt van waaruit in meer dan<br />

één richting kan worden gevlucht meer dan 10 m. is;<br />

de totale vloeroppervlakte van de ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede van<br />

de daarop aangewezen verblijfsruimten meer dan 200 m 2 is, of<br />

het aantal aan de enkele vluchtroute gelegen verblijfsruimten meer dan twee is.<br />

In de in bijlage I bij dit besluit aangewezen gevallen heeft een bij of krachtens de wet voorgeschreven<br />

bestaande brandmeldinstallatie een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven<br />

op grond van het CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties.<br />

49<br />

Artikel 2.2.1 verwijst naar Bijlage I. In de toelichting op artikel 2.2.1 is vermeld dat, afhankelijk van plaatselijke omstandigheden,<br />

bijvoorbeeld goede vluchtmogelijkheden, minder eisen aan de brandmeldinstallatie gesteld kunnen worden dan aangegeven deze<br />

tabel. Dit in het kader van gelijkwaardigheid (artikel 1.4 Gebruiksbesluit).


36<br />

7<br />

8<br />

9<br />

Het onderhoud van een bij of krachtens de wet voorgeschreven bestaande brandmeldinstallatie<br />

waarvoor geen certificaat als bedoeld in het zesde lid is vereist, voldoet aan<br />

NEN 2654-1.<br />

Het beheer en de controle van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie<br />

voldoen aan NEN 2654-1.<br />

Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien boven de in bijlage I bedoelde<br />

hoogste vloer niet meer dan 6 opstelplaatsen voor bedden voor kinderen zijn.<br />

Nieuw is lid 6, dat voor een deel van de brandmeldinstallaties ook de aanwezigheid van een<br />

inspectiecertificaat voorschrijft. Hierdoor wordt niet alleen de werking van de BMI, maar na<br />

ingebruikstellen van die installatie ook de veiligheid van die installatie in zijn specifieke toepassing<br />

gecontroleerd. Via Bouwbesluit 2012 artikel 1.5, derde lid geldt Regeling Bouwbesluit<br />

2012 50 waarin zal worden opgenomen dat een BMI voor ingebruikname over een inspectiecertificaat<br />

moet beschikken. Wanneer een doormelding verplicht is, is de geldigheidsduur een<br />

jaar.<br />

Gelijkwaardigheid<br />

Vrijwillige<br />

doormelding<br />

PAC’s<br />

Met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 zijn lid 6, 7 en 8 van artikel 6.20 op deze<br />

installaties van toepassing. Het kan zijn dat in bijlage I een inspectiecertificaat is aangewezen<br />

en in alle gevallen moeten deze BMI’s onderhouden, beheerd en gecontroleerd worden conform<br />

de NEN 2654-1.<br />

De eisen voor installaties met een vrijwillige doormelding zijn niet wettelijk vastgelegd. Er is<br />

dus geen bestuursrechtelijke handhaving mogelijk. De RAC of de Veiligheidsregio heeft een<br />

privaatrechtelijke overeenkomst met de abonnee. Via de aansluitvoorwaarden kunnen eisen<br />

gesteld worden en deze kunnen privaatrechtelijk afgedwongen worden. De doormelding kan<br />

afgesloten worden bij niet nakomen van de overeenkomst. Met de inwerkingtreding van het<br />

Bouwbesluit 2012 zal een aanzienlijk deel van de verplichte doormeldingen niet meer verplicht<br />

worden. Dit is het moment om beleid hierop te formuleren en in geval van bestaand beleid<br />

dit zo nodig te herzien.<br />

In dit kader kan het strafrecht van toepassing zijn wegens nodeloos alarmeren (art. 142 van<br />

het Wetboek van Strafrecht). Er is nog onvoldoende zicht op de omvang en de oorzaken van<br />

het probleem en dit zal worden onderzocht door het kennisplatform S<strong>TOOM</strong> 51 wat momenteel<br />

door de NVBR wordt opgericht. In deze handreiking zal de aanpak dan ook niet aan de<br />

orde komen.<br />

50<br />

51<br />

Artikel 1.10 van concept-Regeling Bouwbesluit 2012 van september 2011.<br />

Het kennisplatform is momenteel in oprichting. Hierin zullen van alle 25 Veiligheidsregio’s vertegenwoordiging deelnemen. De doelstelling<br />

is de komende 5 jaar de Structurele Terugdringing van Ongewenste en Onechte Meldingen (S<strong>TOOM</strong>) uitvoering te geven.<br />

Het doel is om tot 50% minder nodeloze uitrukken te komen.


37<br />

C<br />

Algemene aspecten van<br />

bestuursrechtelijke handhaving<br />

Dossiervorming<br />

Toezicht<br />

Gemeentelijke<br />

handhaving<br />

Overtreder<br />

.<br />

Dossiervorming is de basis van een juridische handhavingsprocedure. Noodzakelijk hierbij zijn<br />

de schriftelijke rapportage, de schriftelijke voorbereiding en het vastleggen van zienswijzen<br />

en andere relevante contacten en waarnemingen.<br />

Bestuursorganen zijn niet ‘vanzelf’ bevoegd om besluiten te nemen of om bepaalde handelingen<br />

te verrichten: de bevoegdheid moet uit de wet voortkomen. Dit geldt ook voor de<br />

bevoegdheden van de toezichthouder 52 .<br />

Toezicht is het beoordelen of een bepaalde situatie aan de gestelde normen voldoet. Door<br />

het bevoegd gezag (B&W) kunnen toezichthouders aangewezen worden. En het werkt ook<br />

andersom: als een ambtenaar niet is aangewezen, dan mag hij geen toezicht uitoefenen.<br />

Op grond van artikel 92 Ww 53 . draagt het bevoegd gezag zorg voor de bestuursrechtelijke<br />

handhaving van hetgeen in het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit is bepaald. Artikel 1 Woningwet<br />

bepaalt dat onder het bevoegd gezag moet worden verstaan: het bestuursorgaan, bedoeld<br />

in artikel 1.1 lid 1 Wabo dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in<br />

dat artikellid, burgemeester en wethouders. Wanneer er sprake is van een overtreding van<br />

de Woningwet zal het college van burgemeester en wethouders dus doorgaans het bevoegd<br />

gezag zijn. De gemeente heeft op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:21<br />

e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang of<br />

dwangsom op te leggen.<br />

Degene die moet worden aangesproken is de overtreder. Dit kan een natuurlijke persoon of<br />

een rechtspersoon zijn. De huidige Woningwet spreekt van ‘gebruiken of te laten gebruiken’<br />

(artikel 7b). De overtreder kan zijn:<br />

de eigenaar;<br />

degene die uit anderen hoofde daartoe het meest aangewezen is;<br />

degene die gevaar/hinder veroorzaakt;<br />

degene die een bouwwerk in gebruik neemt;<br />

degene die een bouwwerk gebruikt.<br />

De abonnee is niet altijd degene die moet worden aangesproken bij een overtreding. De abonnee<br />

kan immers een persoon zijn die niet degene is die de overtredingen veroorzaakt, zoals<br />

een overkoepelende organisatie. Het kan zijn dat er meerdere partijen aangesproken kunnen<br />

worden. Het is het meest effectief diegene aan te spreken die het in zijn macht heeft de overtreding<br />

te beëindigen. In de praktijk zal de hoofdgebruiker degene zijn die moet worden aangesproken.<br />

Bestuursrechtelijke<br />

sancties<br />

Het bestuursrecht kent bestraffende sancties en herstelsancties. Om de dader te straffen zijn<br />

dat de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Deze zijn pas sinds 2009 en 2010<br />

ingevoerd en niet mogelijk voor de overtredingen die in deze handreiking aan de orde komen.<br />

Om overtredingen ongedaan te maken of te voorkomen worden de zogenaamde herstelsancties<br />

54 ingezet. Dit zijn de last onder bestuursdwang en last onder dwangsom.<br />

52<br />

53<br />

54<br />

Artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht<br />

Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de<br />

naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.<br />

Artikel 92 Woningwet [1] Het bevoegd gezag draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens<br />

de hoofdstukken I tot en met III. [2] Met betrekking tot de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en<br />

met III zijn de artikelen 5.2, tweede lid, en 5.3 tot en met 5.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing<br />

Artikel 5:2 Algemene wet bestuursrecht<br />

1. 
In deze wet wordt verstaan onder:<br />

a. bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;<br />

b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding,<br />

tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een<br />

overtreding;<br />

c. bestraffende sanctie: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.<br />

2. Geen bestuurlijke sanctie is de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen.


38<br />

Bestuursdwang is het dwingen tot een maatregel met als sanctie dat als de overtreder het<br />

niet tijdig zelf doet, het bevoegd gezag maatregelen neemt of laat nemen op kosten van de<br />

overtreder. Ten onrechte wordt hierbij vaak alleen aan sluiting van een bouwwerk gedacht.<br />

Sluiting is een zo ingrijpende maatregel, dat dit alleen in bijzondere situaties toegepast zal en<br />

kan worden. Door onbekendheid met de minder ingrijpende mogelijkheden wordt vaak van<br />

handhaving afgezien. Maar bestuursdwangmaatregelen kunnen onder andere ook bestaan<br />

uit het laten onderhouden en inspecteren van de brandmeldinstallatie of laten certificeren<br />

van een ondeugdelijke installatie.<br />

De last onder dwangsom wordt in de spreektaal vaak foutief aangeduid met ‘boete’. Het gaat<br />

wel om het betalen van een geldbedrag wanneer de overtreding wordt herhaald, maar heeft<br />

een andere bedoeling en andere juridische grondslag dan de strafrechtelijke of bestuurlijke<br />

boete. De last onder dwangsom is niet bedoeld als straf maar om de overtreder te motiveren<br />

om zo spoedig mogelijk de overtreding te beëindigen. De last onder dwangsom is meer een<br />

schriftelijke procedure in vergelijking tot de last onder bestuursdwang. Het bevoegd gezag zal<br />

nu zelf geen maatregelen nemen als de overtreder in gebreke blijft. Een (waarschuwing voor<br />

een) dwangsom is een effectief middel om de overtreder aan te sporen ander gedrag te vertonen<br />

of de nodige maatregelen te nemen en meestal het geëigende instrument bij het handhaven<br />

van nodeloos alarm.<br />

Waarschuwing<br />

.<br />

Voorafgaand aan een handhavingbesluit moet de overtreder gelegenheid krijgen om zijn<br />

zienswijze 55 te geven. In de wet staat niet aangegeven hoe dit moet gebeuren, deze fase is<br />

vormvrij. We treffen dan ook verschillende benamingen aan, zoals waarschuwing, vooraankondiging,<br />

voornemen of zienswijzebrief. Meestal wordt het schriftelijk gedaan, soms wordt<br />

het controlerapport gestuurd, soms wordt de waarschuwing gegeven in de vorm van een concept<br />

handhavingbesluit. Een schriftelijke fase heeft altijd de voorkeur boven een mondelinge.<br />

Een voorbereidingsbrief is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb, maar de fase die aan het<br />

(handhaving)besluit voorafgaat. De schriftelijke voorbereiding heeft een preventieve werking,<br />

meestal wordt gereageerd door maatregelen te nemen en wordt een verdere procedure voorkomen.<br />

Loopt de procedure toch door, dan draagt een schriftelijke voorbereiding bij aan een<br />

volledig dossier en een zorgvuldig genomen handhavingbesluit.<br />

In de voorbereidingsbrief moeten naast de gelegenheid tot het geven van de zienswijze,<br />

de relevante aspecten staan die de basis zullen vormen van het handhavingbesluit:<br />

de geconstateerde overtreding (de feiten en het overtreden voorschrift);<br />

de last (de maatregelen die de overtreder moet nemen);<br />

de sanctie;<br />

gelegenheid tot zienswijze (bij wie, adres/telefoonnummer, binnen welke termijn).<br />

In de wet staat ook niet aangegeven hoe met de zienswijze omgegaan moet worden, ook dit<br />

is vormvrij 56 . De voorbereidingsbrief geeft een duidelijke richting, omdat deze de aspecten<br />

waarover de overtreder zijn zienswijze kan geven bevat. De zienswijze kan ter plaatse, telefonisch,<br />

in een zitting of schriftelijk gegeven worden. Van een mondelinge zienswijze hoeft<br />

geen verslag gemaakt te worden. Maar ook hier geldt dat een schriftelijke verslaglegging<br />

nodig is, teneinde het uiteindelijke handhavingbesluit zorgvuldig te kunnen nemen.<br />

Besluit tot bestuursdwang/dwangsom<br />

De keuze tussen last onder bestuursdwang 57 of last onder dwangsom 58 , hangt van verschillende<br />

factoren af. In gevallen waarbij sprake is van ernstig gevaar en directe dreiging is de dwangsom<br />

niet geschikt, omdat het niet zeker is of de overtreder er gehoor aan geeft. Met bestuursdwang<br />

treedt het bevoegd gezag uiteindelijk zelf op.<br />

55<br />

56<br />

57<br />

58<br />

55 Artikel 4:8 Awb.<br />

56 Artikel 4:9 Awb.<br />

Vaak wordt de het geven van de zienswijze verward met gehoord worden en een hoorzitting, waaraan wel wettelijke vormvereisten<br />

zijn verbonden. Echter van horen is pas sprake in de bezwaarfase.<br />

Artikel 5:21 Awb.<br />

Artikel 5:31d Awb.


39<br />

.<br />

De dwangsom is juist geschikt in situaties als:<br />

de overtreder zelf beter de overtreding ongedaan kan maken;<br />

gevaar voor voortzetting of herhaling van de overtreding bestaat;<br />

andere handhavingmiddelen als disproportioneel moeten worden beschouwd.<br />

De keuze zal in het geval van nodeloze meldingen dus meestal vallen op last onder dwangsom.<br />

Er kan niet gelijktijdig bestuursdwang en een last onder dwangsom worden opgelegd,<br />

de sancties kunnen wel na elkaar worden toegepast.<br />

Het besluit moet aangeven waar de overtreder aan moet voldoen. Hiervoor kunnen soms<br />

concrete maatregelen of adviezen worden gegeven, maar met het aangeven van de prestatieeis<br />

van de maximaal toelaatbare onechte en ongewenste brandmeldingen per jaar is de last<br />

voldoende duidelijk en concreet geformuleerd 59 .<br />

De overtreder moet de gelegenheid krijgen de tekortkoming binnen een bepaalde termijn<br />

op te heffen. Deze zogenaamde begunstigingstermijn 60 moet redelijk zijn. Deze termijn is<br />

afhankelijk van de ernst van de aangetroffen situatie en de te nemen maatregelen. Niet roken<br />

onder de melder kan onmiddellijk worden uitgevoerd, een melder vervangen kost enige tijd.<br />

In combinatie met de ernst van de situatie worden de maatregelen en de termijn bepaald.<br />

Dwangsom<br />

De hoogte van de dwangsom moet in verhouding staan tot de overtreding. Deze mag niet te<br />

hoog zijn, maar ook weer niet te laag. Het moet een stimulans zijn dat om de overtreding te<br />

beëindigen. Een dwangsom is dus een prikkel, niet een kosten- of schadevergoeding. Afhankelijk<br />

van de soort overtreding kan de dwangsom een bedrag ineens zijn, een bedrag per tijdseenheid<br />

of een bedrag per overtreding.<br />

Als de overtreding voortduurt wordt een dwangsom verbeurd. Het invorderen van verbeurde<br />

dwangsommen is een administratieve procedure.<br />

Het kan zijn dat na de begunstigingstermijn de overtreder niet in staat is (geheel) aan de last<br />

te voldoen waardoor het bevoegd gezag kan besluiten tot het aanpassen van de hoogte van<br />

de dwangsom of de looptijd ervan 61 .<br />

Bestuursdwang<br />

Strafrechtelijke<br />

vervolging<br />

Privaatrechtelijk<br />

optreden<br />

Wanneer door middel van het opleggen van een last onder dwangsom het beoogde doel niet<br />

wordt bereikt of doordat omstandigheden direct aanleiding zijn voor optreden (bijvoorbeeld<br />

bij gebreken aan een brandmeldinstallatie, ernstig achterstallig onderhoud of onwil) dan zal<br />

de keuze voor last onder bestuursdwang worden gemaakt. Door feitelijk optreden van de<br />

gemeente zullen er maatregelen worden genomen om de overtreding niet meer voor te laten<br />

komen. De vorm van bestuursdwang is afhankelijk van de ernst van de situatie en mogelijk<br />

andere overtredingen en zal per geval moeten worden beoordeeld.<br />

Het onnodig alarmeren van hulpdiensten is strafbaar (Wetboek van strafrecht, art. 142). Het<br />

strafrecht heeft een andere invalshoek, het betreft dan geen herstelsancties maar is bedoeld<br />

om de dader te straffen. Dit zou ingezet kunnen worden in die gevallen waarbij doelbewust<br />

nodeloos alarm wordt geactiveerd. Dan gaat het bijvoorbeeld om vandalisme of vormen van<br />

nodeloze alarmering via PAC’s. Tussen Openbaar Ministerie, de brandweer en de instelling<br />

waar dit soort problemen zich vaker voordoen zouden afspraken gemaakt kunnen worden.<br />

De politie maakt een proces-verbaal op en de dader wordt vervolgd.<br />

Wanneer de overheid geen bestuursrechtelijke middelen heeft kan zo mogelijk privaatrechtelijk<br />

worden opgetreden. Wat betreft de vrijwillige doormeldingen is dat het geval. De Veiligheidsregio<br />

kan nakoming van de overeenkomst (art. 296, boek 3, Burgerlijk Wetboek) eisen.<br />

Denk hierbij aan contractsvoorwaarden zoals onderhoud en controle van de installatie; ook<br />

ontbinding van de overeenkomst (art. 265, boek 6, Burgerlijk Wetboek) en dus het afsluiten<br />

van het Openbaar Meldsysteem (OMS) is mogelijk.<br />

59<br />

60<br />

61<br />

LJN:BJ1474, Rechtbank Arnhem , AWB 08/3171.<br />

Artikel 5:24, tweede lid Awb voor bestuursdwang en 5:32a, tweede lid voor dwangsom.<br />

Artikel 5:34 Awb.


40<br />

Schema<br />

invordering<br />

dwangsom<br />

Stap procedure Invordering dwangsom opmerkingen<br />

1 Beschikking dwangsom. Dit is het eigenlijke besluit.<br />

Echter de overtreder heeft nog de gelegenheid de overtreding<br />

op te heffen/te stoppen met nodeloze meldingen,<br />

en zal dan geen dwangsom verschuldigd worden.<br />

2 Verbeuren dwangsom. Dit kan zijn een bedrag ineens,<br />

hetzij een bedrag per tijdseenheid of per overtreding.<br />

Er moet altijd een maximum bedrag worden vastgesteld.<br />

3 Invorderingsbeschikking. 62 Deze bevat het daadwerkelijk<br />

verbeurde bedrag. De verbeurde dwangsom moet<br />

worden betaald binnen 6 weken. 63<br />

4 Factuur met daarop uiterste termijn van 6 weken na<br />

datum Invorderingsbeschikking<br />

5 Aanmaning te betalen binnen twee weken wanneer de<br />

schuldenaar in verzuim is. Hierbij wordt gewaarschuwd<br />

voor invordering bij dwangbevel 64 .<br />

Controlerapport<br />

Schriftelijk besluit<br />

Kan gelijktijdig met invorderingsbesluit<br />

Brief<br />

6 Overdracht aan deurwaarder.<br />

7 Invordering bij dwangbevel. Verbeurde dwangsommen komen toe<br />

aan de rechtspersoon waartoe het<br />

bestuursorgaan behoort (gemeente)<br />

8 Verjaringstermijn voor dwangsommen is korter dan de<br />

algemene termijn. De bevoegdheid tot invordering<br />

verjaart na 1 jaar 65 na de dag waarop zij is verbeurd,<br />

tenzij de verjaring is gestuit.<br />

Bewaking termijnen, zonodig stuitinghandelingen<br />

verrichten (bv nieuwe<br />

aanmaning)<br />

62<br />

63<br />

64<br />

65<br />

Artikel 5:37 Awb<br />

Artikel 5:33 Awb<br />

Artikel 4:112 Awb<br />

Artikel 5:35 Awb


41<br />

D<br />

Modellen<br />

Model 1<br />

Formulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder<br />

Registratie automatische meldingen<br />

naam object:<br />

adres object:<br />

postcode en plaats:<br />

contactpersoon:<br />

niet aanwezig<br />

uitrukgegevens<br />

datum uitruk: / /201 uur :<br />

naam bevelvoerder:<br />

Post:<br />

alarmgegevens<br />

melding via: RAC PAC<br />

OMS-nummer: Verdieping: Kamernummer: Meldernummer:<br />

BMI gereset voor aankomst brandweer:<br />

Ja Nee<br />

Gehandeld conform procedure:<br />

Ja Nee<br />

Rookmelder Thermische melder Handmelder anders:<br />

echte brandmelding<br />

melding door een brand of<br />

door een voorval dat tot<br />

brand kan leiden<br />

begin van brand<br />

droog gekookte pan<br />

vlam in de pan<br />

kortsluiting<br />

oververhitting<br />

brandstichting*<br />

anders:<br />

ongewenste brandmelding<br />

melding door de aanwezigheid van<br />

op brand lijkende verschijnselen,die<br />

niet het gevolg zijn van brand<br />

roken<br />

bakken,braden<br />

flamberen<br />

uitlaatgassen<br />

laswerkzaamheden<br />

soldeerwerkzaamheden<br />

aërosolen uit productieproces<br />

met kwaadwillige opzet<br />

activeren handbrandmelder<br />

anders:<br />

onechte brandmelding<br />

melding die niet het gevolg is van<br />

een brand of op brand lijkende<br />

verschijnselen<br />

stoom/douche/waterkoker<br />

beschadiging<br />

atmosferische beïnvloeding<br />

vervuilde melder<br />

beïnvloeding door ander<br />

systeem; EMC (Elektro<br />

Magnetische Compatiliteit)<br />

opwervelend stof<br />

lijmwerkzaamheden<br />

fout OMS beheerder**<br />

anders:<br />

* Hiervan dient de politie in kennis te worden gesteld i.v.m. strafrechtelijke afhandeling.<br />

** Wie heeft OMS afgemeld Hoe laat Contactpersoon OMS beheerder<br />

Korte omschrijving melding:<br />

Melding duidelijk<br />

Bericht van het object duidelijk<br />

Opvang ter plaatse in orde<br />

Toegang terrein / gebouw in orde<br />

Juiste sleutels in de sleutelbuis<br />

Interne organisatie in orde<br />

Ja Nee Onbekend<br />

Ja Nee Onbekend<br />

Ja Nee Onbekend<br />

Ja Nee Onbekend<br />

Ja Nee Onbekend<br />

Ja Nee Onbekend<br />

Naam en handtekening contactpersoon:


42<br />

Model 2<br />

Opvragen gegevens bij abonnee over BMI<br />

Vragenformulier aansluiting op het Openbaar MeldSysteem (OMS)<br />

1 Gegevens betreffende het object<br />

OMS-nummer:<br />

Naam object:<br />

Straatnaam + huisnr.:<br />

Postcode/Plaats:<br />

Telefoonnummer:<br />

Functie van het gebouw: Woonfunctie<br />

Bijeenkomstfunctie<br />

Bijeenkomstfunctie voor de opvang van kinderen jonger dan 4 jaar.<br />

Celfunctie<br />

Gezondheidszorgfunctie<br />

Industriefunctie<br />

Kantoorfunctie<br />

Logiesfunctie<br />

Onderwijsfunctie<br />

Sportfunctie<br />

Winkelfunctie<br />

2 Gegevens contactpersoon<br />

Naam:<br />

Functie:<br />

Telefoonnummer:<br />

3 Gegevens betreffende de brandmeldinstallatie<br />

Omvang bewaking<br />

brandmeldinstallatie<br />

Bewaakt vloeroppervlak:<br />

niet automatisch (alleen handbrandmelders)<br />

gedeeltelijk (automatische melders in vluchtwegen en handbrandmelders)<br />

volledig (automatische melders in elke ruimte en handbrandmelders)<br />

…………….. m 2<br />

Aantal melders: Optische/ thermische/ multisensor-melders Aantal: ……<br />

Vertraging in de<br />

doormelding<br />

Is de brandmeldinstallatie<br />

gecertificeerd<br />

4 Ondertekening<br />

Datum:<br />

Plaats:<br />

Handtekening:<br />

Vlammenmelders<br />

Handbrandmelders<br />

Lineaire rookmelders<br />

Aanzuigpunten aspiratierookmelders<br />

Nee<br />

Ja,<br />

Aantal: ……<br />

Aantal: ……<br />

Aantal: ……<br />

Aantal: ……<br />

…… minuten. Vertraging ingeschakeld: van …… uur tot…… uur.<br />

Op de dagen:<br />

Maandag Donderdag Zaterdag<br />

Dinsdag Vrijdag Zondag<br />

Woensdag<br />

Vertraging op basis van akkoord brandweer Ja/Nee<br />

Datum akkoord brandweer…………….….<br />

Kenmerk brief………………<br />

Nee Wordt gecertificeerd op datum: ……………....<br />

Ja<br />

Certificaat geldig tot datum: ……….....………<br />

Kopie certificaat meesturen.


43<br />

Model 3<br />

Berekeningsmethode maximaal aantal loze meldingen<br />

Berekening aantal loze meldingen per object<br />

Het aantal toegestane ongewenste en onechte brandmeldingen wordt op basis van onderstaande<br />

tabel bepaald. Deze tabel is een combinatie van tabel 2 en 3 uit de NEN 2535:1996.<br />

De factoren in de tabel zijn het aantal ongewenste en onechte brandmeldingen per 5.000 m 2<br />

bewaakt vloeroppervlak per jaar of per 100 puntmelders per jaar, het laagste aantal is maatgevend.<br />

Er is aangegeven dat er aantal in cijfers automatische melders zijn geplaatst en dat in totaal<br />

aantal in cijfers m 2 aan vloeroppervlakte wordt bewaakt. In onderhavig geval is het<br />

bewaakt vloeroppervlak maatgevend. Of: In onderhavig geval is het aantal puntmelders<br />

maatgevend.<br />

Soort gebouw<br />

Maximaal toegestaan<br />

aantal ongewenste loze<br />

meldingen (per jaar)<br />

Maximaal toegestaan<br />

aantal onechte loze<br />

meldingen (per jaar)<br />

Bijeenkomstfunctie 0,70 0,30<br />

Celfunctie 0,35 0,15<br />

Gezondheidszorgfunctie 1,05 0,45<br />

Industriefunctie 0,70 0,30<br />

Kantoorfunctie 0,35 0,15<br />

Logiesfunctie 1,05 0,45<br />

Onderwijsfunctie 0,35 0,15<br />

Sportfunctie 0,70 0,30<br />

Winkelfunctie 0,70 0,30<br />

Woonfunctie 1,05 0,45<br />

Overige gebruiksfuncties<br />

en bouwwerken die geen<br />

gebouw zijn<br />

door bevoegde autoriteit te bepalen<br />

Ongewenste meldingen doorgemeld naar de meldkamer van de brandweer:<br />

------ / 5.000 * 1,05 = ------ (drie getallen achter de komma)<br />

Factor 2 * ------ = --- --- meldingen<br />

Onechte meldingen doorgemeld naar de meldkamer van de brandweer:<br />

------ / 5.000 * 0,45 = ------ (drie getallen achter de komma)<br />

Factor 2 * ------ = --- --- meldingen


44<br />

Model 4<br />

Maatregelen door abonnee<br />

‘Wat te doen bij’: ongewenste brandmeldingen<br />

Oorzaak ‘Wat te doen’ Actie door*<br />

Roken onder melder<br />

- ander type melder plaatsen<br />

- melder verplaatsen<br />

- rook-locatie verplaatsen<br />

- afzuiging aanbrengen<br />

- abonnee<br />

- brandweer<br />

- installateur<br />

Spuitbus onder melder (geen opzet) - melder verplaatsen - abonnee<br />

- brandweer<br />

- installateur<br />

Bakken en braden - overleg brandweer - abonnee<br />

- brandweer<br />

Melk overgekookt / pannetje drooggekookt<br />

Stoomvorming koken<br />

Stoomvorming douchen<br />

Stoomvorming afwasmachine / wasdroger<br />

Rookvorming door siervuurwerk / sterretjes<br />

/ kaarsen of kaarsjes<br />

Rook uit oven / magnetron<br />

Werkzaamheden / activiteiten bij abonnee<br />

o.a. / b.v.:<br />

- lassen / solderen<br />

- stofvorming (vegen, boren, schuren<br />

e.d.)<br />

- dakdekkingswerkzaamheden<br />

- overige<br />

- overleg brandweer - abonnee<br />

- brandweer<br />

- ander type melder plaatsen<br />

- melder verplaatsen<br />

- afzuiging aanpassen<br />

- ander type melder plaatsen<br />

- melder verplaatsen<br />

- afzuiging aanpassen<br />

- ander type melder plaatsen<br />

- melder verplaatsen<br />

- abonnee<br />

- brandweer<br />

- installateur<br />

- abonnee<br />

- brandweer<br />

- installateur<br />

- abonnee<br />

- brandweer<br />

- installateur<br />

- groep of melder tijdelijk uitzetten - abonnee<br />

(beheerder)<br />

- ander type melder plaatsen<br />

- melder verplaatsen<br />

- oven / magnetron verplaatsen<br />

- groep of melder tijdelijk uitzetten<br />

- melder afdekken (denk om verwijderen<br />

voorziening bij einde werkzaam=<br />

heden;<br />

verantwoordelijkheid bij eigenaar/<br />

gebruiker)<br />

- abonnee<br />

- brandweer<br />

- abonnee<br />

(beheerder)<br />

Handbrandmelder inslaan - veroorzaker achterhalen - abonnee<br />

Spuitbus onder melder (opzet) - veroorzaker achterhalen - abonnee<br />

Sabotage / beschadiging - veroorzaker achterhalen - abonnee<br />

Defecte melder - melder direct vervangen# - abonnee<br />

- installateur<br />

Spontane melding - melder direct vervangen# - abonnee<br />

- installateur<br />

Vervuilde melder - melder direct vervangen# - abonnee<br />

- installateur<br />

Storing in installatie - storing direct verhelpen# - abonnee<br />

- installateur<br />

Werkzaamheden aan installatie<br />

- installatie op Alarmcentrale<br />

in onderhoud laten zetten<br />

- abonnee<br />

* de brandweer neemt contact op met de abonnee; de abonnee neemt contact op met de installateur<br />

voor het uitvoeren van eventuele aanpassingen aan de installatie.<br />

# geldt 24 uur per dag; dus ook in de nachtsituatie, omdat dezelfde melder korte tijd na het resetten<br />

opnieuw in alarm kan komen.


45<br />

Model 5<br />

Voorbereidingsbrief handhaving<br />

Geachte heer/ mevrouw ----------,<br />

Volgens het Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6 dient u te<br />

voldoen aan de geldende NEN 2535/Bouwbesluit artikel 6.20 lid 1/andere grond.<br />

Dit houdt in dat uw brandmeldinstallatie de prestatie-eis wat betreft loze meldingen, niet<br />

mag overschrijden. Dit is bij uw brandmeldinstallatie wel het geval.<br />

Op dit moment zijn door uw brandmeldinstallatie al aantal in letters (aantal in cijfers)<br />

ongewenste meldingen en aantal in letters (aantal in cijfers) onechte meldingen<br />

gegenereerd. Dit is in strijd met de wettelijke eisen. U mag een beperkt aantal loze meldingen<br />

genereren. Op basis van de geldende NEN 2535 en de aan ons verstrekte gegevens mag u voor<br />

het jaar 20-- afgerond aantal in letters (aantal in cijfers) ongewenste en aantal in letters<br />

(aantal in cijfers) onechte melding genereren. Bij deze aantallen is rekening gehouden<br />

met de coulance factor aantal in letters (aantal in cijfers). Voor de berekening, zie<br />

bijlage.<br />

Hieronder treft u een overzicht aan van het hierboven genoemde aantal loze meldingen:<br />

Nr. Datum Meldingscode Tijd Ongewenst/ onecht/ telt niet<br />

1. 01-01-2010 Melding --- --:-- Ongewenste loze melding<br />

2. 02-01-2010 Melding --- --:-- Onechte loze melding<br />

Gezien het feit dat u de norm op dit moment al (ruimschoots) overschrijdt, hebben wij<br />

gegronde reden aan te nemen dat er dit jaar meer loze meldingen zullen volgen. Hierdoor<br />

blijft u de bepalingen van de geldende NEN 2535 overtreden.<br />

Voornemen opleggen last onder dwangsom<br />

Middels deze brief maken wij bekend dat wij voornemens zijn u aan te schrijven en onder aanzegging<br />

van de oplegging van een last onder dwangsom u te gelasten genoemde overtreding<br />

te voorkomen. Dit houdt in dat u voor iedere overtreding ten aanzien van ongewenste/onechte<br />

meldingen die in 20-- plaatsvindt een vooraf vastgesteld geldbedrag verbeurd. Dit bedrag<br />

bedraagt E ------ per overtreding tot een maximum bedrag van E ------.<br />

Zienswijze<br />

Voordat wij hiertoe overgaan, stellen wij u in de gelegenheid om vóór datum uw zienswijze<br />

over dit voornemen bekend te maken. Wilt u van deze gelegenheid gebruik maken, dan kunt<br />

u schriftelijk een reactie zenden aan <strong>Brandweer</strong> ------ afdeling ---------, ter attentie van dhr/<br />

mevr ------, postbus postcode te ------. U kunt ook mondeling uw zienswijze kenbaar maken,<br />

hiervoor kunt u telefonisch contact opnemen met dhr/ mevr ------ bereikbaar onder telefoonnummer<br />

------ Uw tijdig ingediende zienswijze zal worden betrokken bij de uiteindelijke<br />

besluitvorming inzake de aanzegging van de last onder dwangsom.<br />

Wij vertrouwen er op u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.


46<br />

Model 6<br />

Brief besluit handhaving<br />

Geachte ----------,<br />

Bij de brief van datum hebben wij u geïnformeerd over de door ons geconstateerde overtreding<br />

van het Gebruiksbesluit artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6/artikel 6.20 lid 1 Bouwbesluit 2012/<br />

andere grondslag voor het pand aan de adres te ------- en over ons voornemen u preventief<br />

aan te schrijven deze overtreding in de toekomst te voorkomen.<br />

Op datum is door ons geconstateerd dat wederom een onechte/ongewenste melding is<br />

veroorzaakt. Om deze reden hebben wij besloten u aan te schrijven onder oplegging van een<br />

preventieve last onder dwangsom om overtreding in de toekomst te voorkomen in het kalenderjaar<br />

----, ingaande twee weken na de datum van verzending van dit besluit.<br />

Geconstateerde overtreding<br />

Conform artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6 van het Gebruiksbesluit/artikel 6.20 lid 1 Bouwbesluit<br />

2012/andere grondslag dient u te voldoen aan de NEN 2535. Hierin is de prestatie-eis<br />

opgenomen ten aanzien van loze meldingen.<br />

Op dit moment zijn aantal onechte/ongewenste meldingen veroorzaakt, voornamelijk door<br />

oorzaken noemen. Dit is in strijd met de wettelijke eis. U bent in brieven die naar aanleiding<br />

van de onechte en ongewenste meldingen zijn verzonden hierop gewezen. Tevens zijn<br />

mogelijke oplossingen aangedragen om de onechte en ongewenste meldingen in<br />

de toekomst te voorkomen.<br />

Gezien het aantal reeds veroorzaakte onechte/ongewenste meldingen in dit kalenderjaar<br />

hebben wij gegronde reden aan te nemen dat er dit jaar meer onechte/ongewenste meldingen<br />

zullen volgen. Als gebruiker van het pand adres bent u bij machte om deze overtreding te<br />

voorkomen door geen onechte of ongewenste meldingen te laten ontstaan.<br />

Uw zienswijze<br />

Bij brief van datum hebben wij u meegedeeld voornemens te zijn u wegens bovenstaande<br />

overtreding een sanctie op te leggen.<br />

U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid uw zienswijze ten aanzien van ons<br />

voornemen kenbaar te maken. U heeft aangegeven in uw zienswijze dat ..... en onze<br />

reactie daarop is dat .....<br />

Belangenafweging en motivering<br />

Na afweging van alle betrokken belangen vinden wij dat er geen bijzondere omstandigheden<br />

bestaan die ons op dit moment tot het opleggen van een last onder dwangsom moeten doen<br />

af zien.<br />

Met name de inzetbaarheid van het brandweerpersoneel, de veiligheid van weggebruikers en<br />

het voorkomen van onnodige overlast in de leefomgeving achten wij groter dan uw belang bij<br />

het niet uitvoeren van de gestelde eisen.<br />

Bevoegdheid<br />

In situaties waarin sprake is van strijd met de Gebruiksvergunning/Bouwbesluit 2012/<br />

andere grond hebben wij op grond van artikel 125 van de Gemeentewet juncto afdeling 5.3<br />

en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij de bevoegdheid een last onder<br />

dwangsom op te leggen die er toe strekt de genoemde overtreding te voorkomen.<br />

Besluit<br />

Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht gelasten wij u op het perceel<br />

aan de adres overtreding van artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6 van het Gebruiksbesluit/artikel 6.20<br />

lid 1 Bouwbesluit 2012/andere grondslag te voorkomen in het kalenderjaar ----, ingaande<br />

twee weken na de datum van verzending van dit besluit.<br />

Wij besluiten de preventieve dwangsom te stellen op E 1.000,-- per geconstateerde overtreding<br />

in het kalenderjaar ----, met een maximum van E 24.000,--.


47<br />

Wij wijzen u er met nadruk op dat indien het maximum bedrag van E 24.000,-- is verbeurd en<br />

het kalenderjaar ---- nog niet is geëindigd en nog steeds klaarblijkelijk is dat een overtreding<br />

op korte termijn plaats zal vinden, wij u een nieuwe preventieve last onder dwangsom op<br />

kunnen leggen of in plaats daarvan bestuursdwang aan kunnen zeggen.<br />

Bezwaar<br />

Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u een bezwaarschrift indienen. Een bezwaarschrift<br />

moet worden ingediend binnen zes weken na de datum van de verzending van dit<br />

besluit.<br />

U kunt uw bezwaarschrift sturen aan de adres voor bezwaarschriften betreffende<br />

gemeente. Als u uw bezwaren te laat indient kunnen deze niet meer in behandeling worden<br />

genomen.<br />

Uw bezwaarschrift moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:<br />

- uw naam en adres<br />

- de datum waarop u het bezwaarschrift schrijft<br />

- een omschrijving van het besluit waar het bezwaar tegen is gericht<br />

- de reden waarom u het er niet mee eens bent<br />

- uw handtekening.<br />

Indien u vragen heeft over dit besluit kunt u contact opnemen met de behandelend ambtenaar,<br />

de naam. Hij is bereikbaar onder telefoonnummer ………...


48<br />

E<br />

Referentielijst<br />

Naleving brandveiligheidsregels<br />

Visie op de rol van de brandweer bij toezicht en handhaving en andere instrumenten ter bevordering<br />

van regelnaleving, NVBR (oktober 2010).<br />

Evaluatie beleid nodeloze brandmeldingen Zeist<br />

NIFV (januari 2010).<br />

Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT)<br />

Onderzoek naar de consequenties van het voorstel herziening doormelding in het Bouwbesluit<br />

2012, <strong>Nederland</strong>s Instituut Fysieke Veiligheid Lectoraat Brandpreventie, Versie: Eindrapport,<br />

23 mei 2011.<br />

.<br />

Deelprojecten<br />

Deelproject 6, lessen NUT voor de bestaande praktijk, NVBR en NIFV.<br />

Deelproject 4, juridische aspecten.<br />

Handhavingsbeleid van de gemeenten:<br />

Amersfoort, Barneveld, Ede, Enschede, Nijmegen, Noordwijk, Texel en Zeist.<br />

.<br />

Verificatiebeleid<br />

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.<br />

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.


49<br />

Colofon<br />

Dit is een uitgave van de <strong>Nederland</strong>se<br />

Vereniging voor <strong>Brandweer</strong>zorg en<br />

Rampenbestrijding.<br />

adres<br />

post<br />

t<br />

f<br />

e<br />

i<br />

Kemperbergerweg 783<br />

6816 RW Arnhem<br />

Postbus 7010<br />

6801 HA Arnhem<br />

(026) 355 24 55<br />

(026) 351 50 51<br />

info@nvbr.nl<br />

www.nvbr.nl<br />

redactie<br />

tekstbijdragen<br />

vormgeving<br />

drukwerk<br />

NVBR<br />

Bettina Zevenbergen en Henk Jongen<br />

HSTotaal communicatie & design, Haarlem<br />

Haarmans, Beverwijk<br />

oplage<br />

©<br />

300 exemplaren<br />

NVBR, maart 2012

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!