Handreiking TOOM.pdf - Brandweer Nederland
Handreiking TOOM.pdf - Brandweer Nederland
Handreiking TOOM.pdf - Brandweer Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Handreiking</strong><br />
Terugdringen ongewenste<br />
en onechte meldingen<br />
NVBR <strong>Nederland</strong>se Vereniging voor <strong>Brandweer</strong>zorg en Rampenbestrijding
<strong>Handreiking</strong><br />
Terugdringen ongewenste<br />
en onechte meldingen<br />
Concept 0.9<br />
13 oktober 2011<br />
NVBR <strong>Nederland</strong>se Vereniging voor <strong>Brandweer</strong>zorg en Rampenbestrijding
2<br />
Inhoud<br />
Voorwoord.........................................................................................................................3<br />
Inleiding.............................................................................................................................4<br />
DEEL A<br />
Toezicht en handhaving...................................................................................................6<br />
1 Wettelijke basis...............................................................................................................6<br />
1.1 NEN 2535...............................................................................................................................7<br />
1.2 Toepasselijkheid NEN 2535....................................................................................................8<br />
1.3 Overige wettelijke eisen........................................................................................................9<br />
1.4 Overtreding ........................................................................................................................ 11<br />
2 Stappenplan.................................................................................................................... 13<br />
2.1 Registratie meldingen.......................................................................................................... 13<br />
2.2 Constateren en beoordeling................................................................................................ 10<br />
2.3 Voorlichting ........................................................................................................................ 17<br />
2.4 Gemeentelijk beleid vaststellen .......................................................................................... 18<br />
3 Uitvoering........................................................................................................................22<br />
DEEL B Verificatie ......................................................................................................................... 25<br />
4 Wettelijke basis............................................................................................................. 25<br />
5 Rolverdeling.................................................................................................................... 27<br />
5.1 Rol brandweer..................................................................................................................... 27<br />
5.2 Rol abonnee/gebruiker....................................................................................................... 27<br />
6 Stappenplan....................................................................................................................29<br />
6.1 Registratie...........................................................................................................................29<br />
6.2 Beleid .................................................................................................................................30<br />
BIJLAGE A<br />
Begrippenlijst.................................................................................................................34<br />
BIJLAGE B Relevante wetgeving.................................................................................................... 35<br />
BIJLAGE C Algemene aspecten van bestuursrechterlijke handhaving.............................. 37<br />
BIJLAGE D Modellen........................................................................................................................... 41<br />
Model 1 Formulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder.................................................. 41<br />
Model 2 Formulier opvragen gegevens bij abonnee over BMI .........................................................42<br />
Model 3 Berekingsmethode maximaal aantal loze meldingen..........................................................43<br />
Model 4 Maatregelen door abonnee.................................................................................................44<br />
Model 5 Voorbereidingsbrief handhaving.........................................................................................45<br />
Model 6 Besluit handhaving..............................................................................................................46<br />
BIJLAGE E Referentielijst ...............................................................................................................48<br />
Colofon.............................................................................................................................. 49
3<br />
Voorwoord<br />
Het terugdringen van loze meldingen en daardoor nodeloze uitrukken van<br />
de brandweer is één van de speerpunten van de NVBR. Met het nieuwe Bouwbesluit,<br />
dat per 1 april 2012 in werking treedt, wordt bij een aantal gebruiksfuncties<br />
de verplichte doormelding bij brandmeldinstallaties geschrapt. Uit<br />
onderzoek blijkt dat daardoor het aantal nodeloze uitrukken van de brandweer<br />
substantieel afneemt.<br />
Maar daarmee zijn we er nog niet: onder het regime van de nieuwe bouwregelgeving blijven<br />
er gebouwen die vanwege het risico een rechtstreekse doormelding moeten hebben. Met de<br />
<strong>Handreiking</strong> Terugdringen ongewenste en onechte meldingen (<strong>TOOM</strong>) wil de NVBR de regio’s<br />
en korpsen helpen met praktische informatie en voorbeelden, om het aantal loze meldingen<br />
bij die gebruiksfuncties nog verder terug te dringen.<br />
Diverse NVBR-vakgroepen zijn betrokken bij ‘traditionele’ activiteiten om loze meldingen<br />
terug te dringen, zoals voorlichting aan gebruikers en kwaliteitsverbetering van installaties.<br />
Ook heeft een aantal gemeenten al goede resultaten bereikt met bestuursrechtelijke handhaving.<br />
Bovendien zijn sommige regio’s al ver met het opstellen van procedures voor het<br />
verifiëren van automatische meldingen op de alarmcentrale. Stuk voor stuk goede initiatieven.<br />
Maar deze regionale en lokale ‘good practices’ kunnen we landelijk nog beter delen.<br />
Daarom heeft de Programmaraad Risicobeheersing opdracht gegeven voor deze handreiking.<br />
Daarin vindt u een uitwerking van de bestaande initiatieven. De resultaten van het in mei 2011<br />
afgeronde project Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT), waarin de veiligheidsconsequenties<br />
van het schrappen van de doormeldingen in de bouwregelgeving zijn onderzocht, zijn<br />
uiteraard hierbij meegenomen.<br />
Wij hopen met deze handreiking een bijdrage te leveren aan meer uniformiteit in de aanpak<br />
van het terugdringen van loze meldingen. Naast de informatie in deze handreiking, staat<br />
op <strong>Brandweer</strong>kennisnet ook allerlei materiaal zoals voorbeeldbrieven. Daar kunt u meteen<br />
gebruik van maken.<br />
Onze dank gaat uit naar iedereen die aan de totstandkoming van deze handreiking een<br />
bijdrage heeft geleverd, in het bijzonder de leden van de werkgroep en de vakgroep Veilig<br />
Gebruik. We zijn blij dat ook het ministerie van Veiligheid en Justitie het nut van deze handreiking<br />
onderschrijft en financieel mogelijk heeft gemaakt.<br />
Bernard Tilman<br />
Directeur NVBR
4<br />
Inleiding<br />
Om de brandveiligheid in gebouwen met een verhoogde kans op (ongevallen<br />
bij) brand te vergroten, is het bij bepaalde categorieën wettelijk verplicht om<br />
het gebouw te voorzien van een brandmeldinstallatie (BMI). Door de brandmeldinstallatie<br />
is een eventuele brand vroegtijdig te ontdekken en zowel de<br />
organisatie in het gebouw als de brandweer tijdig te alarmeren.<br />
Zo is het mogelijk een brand snel meester te zijn, slachtoffers te voorkomen en schade te<br />
beperken. Een deel van deze BMI’s moet rechtstreeks doormelden naar de regionale alarmcentrale<br />
(RAC) van de brandweer, de zogenaamde automatische doormelding.<br />
Naast een verhoging van de brandveiligheid heeft dit systeem een keerzijde. Er is vaak sprake<br />
van nodeloos alarm. In 2010 zijn bij de brandweer 102.000 brandmeldingen binnengekomen.<br />
Hiervan was 48.500 loos alarm (60%) . Veruit het grootste deel daarvan (80%) kwam binnen<br />
via een automatische doormelding 1 .<br />
Nadelen<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
Oorzaken<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
Nodeloos alarm 2 heeft een aantal grote nadelen:<br />
de alertheid van personen in een gebouw neemt af, in die zin dat personen binnen het<br />
gebouw geneigd zijn te denken ‘het zal wel weer niks zijn’ en wellicht niet optimaal reageren<br />
op een melding veroorzaakt door een echte brand;<br />
de motivatie van werkgevers om haar personeel voor de brandweer beschikbaar te stellen<br />
neemt af. Samen met een afnemende beschikbaarheid van vrijwilligers tijdens kantooruren<br />
kan hierdoor de brandweerzorg in het gedrang komen;<br />
de motivatie van het brandweerpersoneel neemt af met als gevolg een afname in de uitruksnelheid;<br />
een onnodige uitruk geeft een onnodig verhoogd verkeersrisico: brandweerpersoneel spoedt<br />
zich naar de kazerne en rijdt met spoed en dus meer risico naar een brandadres;<br />
elke uitruk kost de gemeenschap geld;<br />
de brandweer is tijdens een uitruk niet beschikbaar voor andere noodhulp;<br />
er ontstaat door een onnodige uitruk onnodig geluidsoverlast voor omwonenden en anderen.<br />
Nodeloos alarm door automatische brandmelding komt naast gebreken in de aanleg voort uit<br />
menselijk gedrag. Dit betreft gebreken in het onderhoud en het beheer van de installatie, het<br />
gebruik van het bouwwerk en de manier van reageren op brand en brandmeldingen:<br />
de plaatsing van melders en de keuze van de meldtechniek is onvoldoende afgestemd op het<br />
gebruik van ruimten en plaatselijke omstandigheden die nodeloze meldingen kunnen veroorzaken;<br />
onvoldoende onderhoud en beheer van de installatie;<br />
onduidelijke bediening van brandmeldinstallatie;<br />
onbekendheid bij gebruikers met omgang en bediening van brandmeldinstallaties (personeel<br />
onvoldoende geïnstrueerd, wisselend personeel);<br />
gebruikelijke activiteiten die loze meldingen veroorzaken zoals roken, bakken, braden,<br />
douchen, sterretjes en dergelijke;<br />
ongebruikelijke activiteiten en werkzaamheden die een automatische melder nodeloos activeren<br />
(zoals onderhouds- of bouwwerkzaamheden);<br />
moedwil en/of baldadigheid;<br />
1<br />
2<br />
Cijfers afkomstig van CBS.<br />
Sprinklerinstallaties laten we in deze handreiking buiten beschouwing aangezien de ervaring is dat deze weinig nodeloze alarmeringen<br />
veroorzaken.
5<br />
.<br />
.<br />
Best practices<br />
niet adequate alarmopvolging;<br />
verkeerd gebruik doormeldvertraging.<br />
Oorzaken van andere aard kunnen zijn:<br />
externe, zoals atmosferische invloeden;<br />
storing in de installatie.<br />
Een aantal gemeenten voert met succes een handhavingsbeleid om het aantal nodeloze<br />
brandmeldingen te reduceren naar een acceptabel niveau. Er zijn acht gemeenten 3 gekozen<br />
welke de basis bieden voor deze handreiking. De keuze voor deze gemeenten is gemaakt in<br />
het project NUT 4 waarbij zoveel mogelijk verschillende methoden zijn betrokken. De aanpak<br />
van de gemeenten komt voor een deel overeen, daar waar de aanpak verschilt is een keuze<br />
gemaakt dan wel een alternatieve of aanvullende maatregel in de handreiking opgenomen.<br />
Naast vermindering van het aantal nodeloze brandmeldingen kan het aantal nodeloze uitrukken<br />
worden verminderd. Dit kan aangepakt worden door verificatie. Verificatie is het nagaan<br />
door de meldkamer of al dan niet sprake is van een calamiteit waarbij uitrukken is aangewezen.<br />
Na het binnenkomen van de melding bij de meldkamer wordt niet direct de brandweer<br />
gealarmeerd maar wordt eerst telefonisch contact gezocht met iemand die zich in of bij het<br />
object bevindt. Een aantal veiligheidsregio’s heeft een 1-minuut regel opgenomen in de verwerkingsprocedure<br />
van de RAC waardoor het aantal loze uitrukken drastisch is afgenomen.<br />
Twee voorbeelden 5 vormen de basis van deze handreiking.<br />
Leeswijzer<br />
Veel van de oorzaken van nodeloos alarm zijn een gevolg van menselijk gedrag zoals onbekendheid<br />
met de omgang met een brandmeldinstallatie en afwijkend of onvoorzien gebruik van<br />
ruimten. Deze aspecten spelen daarom een doorslaggevende rol bij het terugdringen van nodeloze<br />
meldingen. Dit kan worden beïnvloed door voorlichting, maar ook door bestuursrechtelijke<br />
handhaving. De gemeente beschikt over juridische instrumenten die het juiste gedrag<br />
stimuleren en overtreding voorkomen. Voor het reageren op loze meldingen is de last onder<br />
dwangsom geschikt. De dreiging van het betalen van een geldbedrag blijkt doorgaans in veel<br />
gevallen een goede stimulans tot het voorkomen van nodeloos alarm. Over het toezicht en<br />
handhaving gaat Deel A.<br />
Naast handhaving is verificatie door de RAC een effectieve manier om te voorkomen dat er<br />
nodeloos wordt uitgerukt. De centralist pleegt eerst onderzoek voor hij besluit tot alarmeren.<br />
Deze mogelijkheid moet zorgvuldig in lijn worden gebracht met de wettelijke eis van directe<br />
doormelding. In Deel B wordt aangegeven hoe deze mogelijkheid ingezet kan worden.<br />
In de bijlagen zijn voorbeelden (modellen) opgenomen. Hiernaar wordt in de tekst verwezen.<br />
3<br />
4<br />
5<br />
Het betreft de gemeenten: Amersfoort, Barneveld, Ede, Enschede, Nijmegen, Noordwijk, Texel en Zeist.<br />
Pag. 85 Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT), Deelproject 6 – lessen NUT voor de bestaande praktijk, NVBR en Lectoraat Brandpreventie<br />
NIFV, Onderzoek naar de consequenties van het voorstel <strong>Nederland</strong>s Instituut Fysieke Veiligheid Lectoraat Versie: Eindrapport,<br />
23 mei 2011.<br />
Het betreft de Veiligheidsregio’s Midden- en West-Brabant en Gelderland Midden.
6<br />
DEEL A<br />
Toezicht en handhaving<br />
Het toezicht en de handhaving van nodeloze meldingen is een onderdeel van<br />
het toezicht op en handhaving van alle brandveiligheidseisen die voortkomen<br />
uit de Woningwet. Deze handreiking beoogt te stimuleren dat de partijen die<br />
hierbij betrokken zijn (gemeente/brandweer) de handhaving van nodeloze<br />
meldingen in het bestaande beleid opnemen dan wel aanscherpen en prioriteit<br />
geven.<br />
Handhaving bestaat uit voorlichting en juridische handhaving. Voorlichting is aan de orde<br />
bij overtreders die zich niet bewust zijn van een overtreding en niet weten hoe deze te voorkomen.<br />
Derhalve wordt aanbevolen om in het handhavingsbeleid voorlichting op te nemen als<br />
eerste stap. Juridische handhaving is met name bedoeld voor de gevallen waarin men willens<br />
en wetens de overtreding begaat en men geen uitzicht biedt op beëindiging van de overtredingen.<br />
Het handhaven van de voorschriften voor nodeloze meldingen gebeurt in beginsel volgens<br />
dezelfde procedure als de handhaving van overige brandveiligheidsvoorschriften. Echter<br />
heeft de handhaving van het overschrijden van het toegestane aantal loze meldingen een<br />
andere positie dan het handhaven van andere overtredingen omdat er ook andere instanties<br />
bij betrokken zijn naast de ‘normale’ toezichthouders: degenen die uitrukken en de regionale<br />
alarmcentrale (RAC).<br />
Omdat iedere gemeente/brandweer anders georganiseerd is en ook hun handhaving verschillend<br />
hebben ingericht, kan deze handreiking niet een model bieden dat iedere gemeente/<br />
brandweer onverkort kan overnemen. Immers het moet geïntegreerd worden in de bestaande<br />
handhavingspraktijk voor zover dat nog nodig is. Daarom bestaat de handreiking uit een<br />
uiteenzetting en voorbeelden van zaken die aan de orde moeten komen. Het huidige handhavingsbeleid<br />
kan hieraan getoetst worden en wat nog ontbreekt kan worden ingevoerd.<br />
1<br />
Wettelijke basis handhaving<br />
Bij of krachtens de Woningwet worden eisen gesteld aan brandmeldinstallaties.<br />
Woningwet (Ww)<br />
Bouwverordening<br />
Bouwbesluit 2003<br />
Gebruiksbesluit<br />
Woningwet (Ww)<br />
Bouwbesluit 2003<br />
Sinds 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken 6 opgenomen in de<br />
Bouwverordening. Deze staat naast het Bouwbesluit. In 2012 zal het Gebruiksbesluit worden<br />
opgenomen in het nieuwe Bouwbesluit 2012. Tevens zal met de invoering van het Bouwbesluit<br />
2012 het aantal verplichte doormeldingen aanzienlijk afnemen. In bijlage B wordt het relevante<br />
artikel uit het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 nader uitgelegd.
7<br />
Deze handreiking richt zich vooral op het rechtstreeks aanpakken van een teveel aan nodeloze<br />
brandmeldingen van die doormeldingen welke nog verplicht zijn na de invoering van Bouwbesluit<br />
2012. Voor deze BMI’s geldt de NEN 2535, die exact aangeeft hoeveel nodeloze meldingen<br />
zijn toegestaan. De NEN 2535 wordt via het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 aangestuurd<br />
door de Woningwet. In het Gebruiksbesluit staat de geldende versie van de NEN-norm<br />
expliciet aangegeven. Met het Bouwbesluit 2012 wordt de geldende versie in de Regeling<br />
Bouwbesluit 2012 7 aangewezen. In de Regeling Bouwbesluit 2012 staat de NEN 2535:1996;<br />
niet de NEN 2535:2009. Het is niet bekend of en wanneer de (nieuwere) NEN 2535:2009 aangewezen<br />
zal worden.<br />
Naast het maximaal aantal ongewenste en onechte meldingen uit de NEN 2535 bestaan er nog<br />
andere eisen die aan een goede werking en gebruik van de brandmeldinstallatie bijdragen en<br />
daarmee indirect nodeloos alarm voorkomen.<br />
1.1<br />
NEN 2535<br />
In de NEN 2535 8 is expliciet opgenomen dat een installatie een beperkt aantal loze meldingen<br />
mag veroorzaken. Dit aantal is afhankelijk van de functie van een gebouw en het aantal<br />
melders. Wanneer in een jaar bij de brandweer meer meldingen binnenkomen, is in beginsel<br />
sprake van een overtreding.<br />
.<br />
.<br />
De NEN 2535 maakt onderscheid tussen twee soorten nodeloze meldingen:<br />
ongewenste brandmelding: een brandmelding veroorzaakt door de aanwezigheid van op<br />
brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van brand;<br />
onechte brandmelding: een brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand<br />
lijkende verschijnselen.<br />
Oorzaak Categorie Maatregelen<br />
• Brandontwikkeling<br />
• Brandstichting<br />
Echte brandmelding<br />
• Inbraakpreventie<br />
• Organisatie<br />
• Inbraakbeveiliging<br />
• Roken<br />
• Bakken/braden<br />
• Flamberen<br />
• Uitlaatgassen<br />
• Laswerkzaamheden<br />
• Soldeerwerkzaamheden<br />
• Aërosolen uit productieproces<br />
• Met kwade opzet activeren handbrandmelder<br />
Ongewenste brandmelding<br />
• Organisatorisch<br />
• Beheer<br />
• Controle<br />
• Projectie aanpassen<br />
• Techniek aanpassen<br />
• Prestatie-eis aanpassen<br />
• Onderhoud uitvoeren<br />
• Stoom/douche/waterkoker<br />
• Beschadiging<br />
• Atmosferische beïnvloeding<br />
• Vervuilde melder<br />
• Beïnvloeding door ander systeem;<br />
Elektro Magnetische Compatibiliteit (EMC)<br />
• Opwervelend stof<br />
• Lijmwerkzaamheden (vloerbedekking)<br />
Onechte brandmelding<br />
• Organisatorisch<br />
• Techniek aanpassen<br />
• Projectie aanpassen<br />
• Prestatie-eis aanpassen<br />
• Onderhoud uitvoeren<br />
6<br />
7<br />
8<br />
De Woningwet schrijft de gemeenteraad voor om een bouwverordening vast te stellen, waarin voorschriften zijn opgenomen omtrent<br />
de brandveiligheid van bouwwerken (artikel 8 lid 1 en 2 Ww). Artikel 8, lid 8 Ww geeft de minister de mogelijkheid om regels<br />
te stellen aan de inhoud van de bouwverordening. Met het Gebruiksbesluit is van die bevoegdheid gebruik gemaakt. Hierdoor gelden<br />
in het hele land dezelfde brandveiligheidsregels.<br />
Concept-Regeling Bouwbesluit 2012 van september 2011.<br />
In artikel 4.3.2 van de NEN 2535:1996 en in artikel 4.3.1 van de NEN 2535:2009.
8<br />
De oorzaak van een ongewenste brandmelding heeft te maken met ‘brandverschijnselen’,<br />
veroorzaakt door kwaadwilligheid, gewijzigd gebruik van ruimten en dergelijke. De oorzaak<br />
van een onechte brandmelding kan kort samengevat worden als ‘oorzaak techniek’, zoals de<br />
kwaliteit van het onderhoud of een systeemstoring. Daarnaast kennen we de categorie ‘echte<br />
brand’. Het behoeft geen uitleg dat het in zo’n situatie gaat om een terechte brandmelding.<br />
Er is sprake van een daadwerkelijke brand.<br />
Tussen echt en ongewenst zit een grijs gebied. Het kan zijn dat er het begin was van een<br />
echte brand die echter adequaat is bestreden en op het moment dat de brandweer ter plaatse<br />
kwam inmiddels gedoofd was. Dan komt het wellicht over als een nodeloos alarm, maar dat is<br />
niet het geval, de BMI en de interne organisatie hebben optimaal gefunctioneerd waardoor<br />
de brandweer niet meer nodig was. Een verkeerde kwalificatie wordt voorkomen door altijd<br />
de oorzaak van de brand te vermelden/registreren.<br />
Onoplettendheid en<br />
onachtzaamheid<br />
Nog een probleem: het veelvuldig veroorzaken van echte meldingen. Dit kan verwijtbaar<br />
gedrag zijn. De oorzaken liggen veelal in de sfeer van onoplettendheid en onachtzaamheid.<br />
<strong>Brandweer</strong> Ede heeft deze oorzaken in de achterliggende jaren altijd gecategoriseerd bij de<br />
ongewenste brandmeldingen, omdat de oorzaak van deze brandmeldingen nagenoeg altijd<br />
weggenomen kan worden door het treffen van (organisatorische) maatregelen. Denk hierbij<br />
aan bakken en braden, overgekookte melk en een drooggekookt pannetje.<br />
1.2<br />
Toepasselijkheid NEN 2535<br />
De NEN 2535 maakt een directe aanpak van een teveel aan nodeloze meldingen mogelijk.<br />
Echter niet in alle gevallen is deze norm van toepassing. Hieronder volgt een overzicht<br />
wanneer de NEN 2535 van toepassing is.<br />
Gebruiksbesluit art. 2.2.1<br />
ja<br />
nee<br />
Gelijkwaardigheid<br />
nee<br />
ja<br />
Gebruiksmelding checken en<br />
eventueel aanpassen<br />
Milieuwetgeving<br />
nee<br />
ja<br />
Vergunning checken en<br />
eventueel aanpassen<br />
Vrijwillige doormelding<br />
ja<br />
Overeenkomst checken en<br />
eventueel aanpassen<br />
nee<br />
Bouwbesluit 2012 art. 6.20<br />
ja<br />
NEN 2535 van toepassing
9<br />
Gebruiksbesluit/<br />
Bouwbesluit 2012<br />
Gelijkwaardigheid<br />
Milieuwetgeving<br />
De NEN 2535 is van toepassing op die doormeldingen welke zijn verplicht op grond van artikel<br />
2.2.1, eerste lid Gebruiksbesluit / artikel 6.20, eerste lid Bouwbesluit 2012.<br />
Op basis van een gelijkwaardigheid (artikel 1.4 Gebruiksbesluit/1.3 Bouwbesluit 2012) kan<br />
een BMI met doormelding zijn vereist. Het is niet eenduidig aan welke eisen deze installaties<br />
moeten voldoen. Het hangt ervan af hoe dit destijds tot stand gekomen is om te bepalen<br />
welke eisen aan deze installaties zijn gesteld. Het kan zijn dat in de nadere voorwaarden van<br />
de gebruiksmelding dan wel de bouw- of gebruiksvergunningsvoorwaarden hierin nadere<br />
bepalingen zijn opgenomen. Soms zijn er gemeentelijke bouwverordeningen die een aanvullende<br />
bepaling hebben opgenomen voor BMI’s die op deze basis (of vrijwillig) doormelden.<br />
Het is nodig dat bij het gelijkwaardigheidsbesluit expliciet wordt opgenomen dat de BMI aan<br />
de NEN 2535 9 moet voldoen.<br />
Vanuit de milieuwetgeving wordt meestal gebruik gemaakt van de PGS-en (Praktijkrichtlijn<br />
Gevaarlijke Stoffen). De PGS-en gaan vooral over de opslag of het werken met gevaarlijke stoffen.<br />
Daarbij wordt vaak een beschermingsniveau geëist, waarvan branddetectie een onderdeel<br />
kan zijn. In deze handreiking gaan wij daar niet verder op in omdat er teveel verschillen<br />
zijn met de BMI’s die op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 zijn geëist.<br />
Het doel is meestal anders. BMI’s op basis van milieuwetgeving (M-BMI’s) hebben veelal tot<br />
taak een brand snel te melden, zodat escalatie door de brandweer kan worden voorkomen.<br />
Hierbij is het oogmerk het beschermen van het milieu. Bij BMI’s op basis van de Woningwet<br />
(BB-BMI’s) is de voornaamste taak het alarmeren van de aanwezigen en de brandweer om<br />
slachtoffers te voorkomen. De installatie is vaak anders, de M-BMI’s zijn vaak gekoppeld aan<br />
een brandbestrijdingsinstallatie. Soms is er helemaal geen BMI aanwezig, maar meld bijvoorbeeld<br />
de sprinkler zelf door. Het gebruik is anders, bij M-BMI’s gaat het veelal om opslagvoorzieningen.<br />
Hier werken niet veel mensen en de activiteiten bestaan voornamelijk uit het<br />
verplaatsen van containers/pallets en dergelijke.<br />
Vrijwillige<br />
doormelding<br />
PAC’s<br />
De eisen voor een vrijwillige doormelding zijn niet wettelijk vastgelegd. Bestuursrechtelijke<br />
handhaving is daarom niet mogelijk. De RAC of de Veiligheidsregio heeft een privaatrechtelijke<br />
overeenkomst met de abonnee of met de OMS-beheerder. Via de aansluitvoorwaarden<br />
kunnen eisen worden gesteld en deze kunnen privaatrechtelijk afgedwongen worden. De NEN<br />
2335 is vaak opgenomen in de overeenkomst.<br />
BMI’s kunnen vrijwillig doormelden naar een particuliere alarmcentrale (PAC). Deze doormelding<br />
wordt niet wettelijk vereist 10 . De PAC neemt telefonisch contact op met de RAC. Tussen<br />
de PAC’s en de organisaties die daarbij zijn aangesloten gelden privaatrechtelijke afspraken,<br />
echter staat de RAC daar buiten. Ook PAC’s geven nodeloze meldingen door. Het kan zijn dat<br />
de RAC gebeld wordt zonder dat de brandmelding door de abonnee of derden is geverifieerd.<br />
De manier van werken door PAC’s is zeer uiteenlopend. De aanpak van PAC’s vergt dan ook<br />
een heel ander beleid en zal in deze fase van de handreiking niet aan de orde komen. 11<br />
1.3<br />
Overige wettelijke eisen<br />
Naast de norm voor het maximaal toegestane aantal nodeloze brandmeldingen gelden nog<br />
meer eisen welke het voorkomen van nodeloze meldingen bevorderen.<br />
Certificaat<br />
Op grond van het Gebruiksbesluit is een geldig (product)certificaat als bedoeld in de Regeling<br />
brandmeldinstallaties 2002 van het Centraal College van Deskundigen van het Centrum voor<br />
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) vereist. Dit komt met het Bouwbesluit 2012 te<br />
vervallen en wordt vervangen door een inspectiecertificaat. Hierdoor wordt niet alleen de<br />
werking van de BMI, maar na ingebruikstellen van die installatie ook de veiligheid van die<br />
9<br />
10<br />
11<br />
Op grond van gelijkwaardigheid kan de geldende prestatie-eis ook worden bepaald op basis van NEN 2535:2009.<br />
Er zijn wel verzekeraars die dit eisen.<br />
Op dit moment ontbreekt nog informatie. De besprekingen met de PAC-branche zijn aangevangen en zullen worden gebruikt voor de<br />
volgende fase van de handreiking.
10<br />
installatie in zijn specifieke toepassing gecontroleerd. Via Bouwbesluit 2012 artikel 1.5, derde<br />
lid geldt Regeling Bouwbesluit 2012 12 waarin is opgenomen dat een BMI voor ingebruikname<br />
over een inspectiecertificaat moet beschikken. Wanneer een doormelding verplicht is, is de<br />
geldigheidsduur van een inspectiecertificaat een jaar.<br />
Uitvoering<br />
en projectie<br />
Beheer en<br />
onderhoud<br />
Naast het maximaal aantal toelaatbare nodeloze meldingen zijn in de NEN 2535 eisen opgenomen<br />
voor de uitvoering en de projectie van melders en aangesloten voorzieningen.<br />
Met de NEN 2654 wordt geregeld dat een BMI goed beheerd en onderhouden moet worden.<br />
Met een goed beheer en onderhoud zullen minder nodeloze meldingen gegenereerd worden.<br />
In het Gebruiksbesluit staat de geldende versie van de NEN norm expliciet aangegeven 13 . Met<br />
het Bouwbesluit 2012 wordt de geldende versie in de Regeling bouwbesluit 2012 14 aangewezen.<br />
Voor het onderhoud is vereist dat er een onderhoudscontract is en dat er jaarlijks onderhoud<br />
wordt gepleegd. In de norm is een model gegeven voor een onderhoudsovereenkomst met<br />
een voorbeeld van de daaraan gekoppelde voorwaarden en condities. Daarnaast moet alle<br />
onderhoudswerk, zoals preventief onderhoud, inspectie en reparatie, in het logboek worden<br />
vermeld. In een bijlage in de norm is een model gegeven voor een logboek dat geschikt is<br />
voor het vermelden van het onderhoudswerk.<br />
Voor het beheer is vereist dat een abonnee één of meerdere personen moet aanwijzen die<br />
zijn opgeleid en geïnstrueerd om te functioneren als ‘beheerder brandmeldinstallaties’ 15 . Vaak<br />
wordt deze taak uitbesteed aan een onderhoudsbedrijf. De bedoelde taken zijn specifiek<br />
bedoeld voor het beheer, de controle en het onderhoud waarbij geen taakinvulling is opgenomen<br />
ten aanzien van alarmopvolging in geval van een brandmelding. In geval van een gecertificeerde<br />
brandmeldinstallatie 16 moet de beheerder voldoende zijn geïnstrueerd/opgeleid in<br />
de omgang met en beheer van de brandmeldinstallatie. Hiervoor is in samenwerking met de<br />
Vereniging van Beveiligingsondernemingen in <strong>Nederland</strong> (VEBON) en Facility Management<br />
<strong>Nederland</strong> het boek ‘Beheerder brandmeldinstallaties’ (voorheen ‘opgeleid persoon’) opgesteld.<br />
Middels een verklaring van een erkend branddetectiebedrijf, dat de beheerder voldoende<br />
is geïnstrueerd, of bij voorkeur met een diploma ‘Beheerder brandmeldinstallatie’, van het<br />
<strong>Nederland</strong>s Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV) kan aangetoond worden dat aan de<br />
eisen is voldaan.<br />
Logboek<br />
Ontruimingsplan<br />
Op grond van artikel 2.10.1 van het Gebruiksbesluit is een logboek vereist. Dit vereiste vervalt<br />
met het Bouwbesluit 2012. De Algemene wet bestuursrecht voorziet namelijk in een algemene<br />
informatieplicht die een dergelijk voorschrift overbodig maakt. 17 Dit neemt niet weg dat een<br />
logboek in veel gevallen een handig hulpmiddel kan zijn om aan de informatieverplichtingen<br />
te voldoen. Daarnaast blijft het logboek BMI wel vereist op basis van de NEN 2654, het is niet<br />
duidelijk hoe dit zich verhoudt tot het vervallen van de eis in het Bouwbesluit 2012.<br />
Wanneer een bouwwerk een op grond van het Gebruiksbesluit verplichte brandmeldinstallatie<br />
heeft, moet er een ontruimingsalarminstallatie en een ontruimingsplan aanwezig zijn 18 .<br />
Er zijn geen concrete eisen aan het ontruimingsplan gesteld, echter de toelichting op het<br />
Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 wordt wel een indicatie gegeven, er wordt verwezen naar<br />
de <strong>Nederland</strong>se Technische Afspraken (NTA) 8112-serie. De ontruiming moet geoefend worden<br />
en deze oefeningen moeten gerapporteerd worden in het logboek 19 . Wanneer deze zaken<br />
op orde zijn, zal adequaat op een melding worden gereageerd, echter wordt een nodeloze<br />
melding niet voorkomen.<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
16<br />
Artikel 1.10 van concept-Regeling Bouwbesluit 2012 van september 2011.<br />
NEN 2654-1: Brandmeldinstallaties. Eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud, uitgave 2002.<br />
NEN 2654-1 2002: Beheer, onderhoud en controle van brandveligheidsinstallaties, Deel 1 Brandmeldinstallaties.<br />
Artikel 5.3 van NEN 2654-1: Beheerd door de gebruiker.<br />
De beheerder is belast met de bediening, de periodieke controle en het preventieve onderhoudswerk. De Beheerder moet de onderhouder<br />
informeren over bouwkundige wijzigingen, wijzigingen in het gebruik van ruimten en wijzigingen in de alarmorganisatie.<br />
Met betrekking tot het voorkomen van onechte en ongewenste brandmeldingen, moet de Beheerder de personen instrueren die<br />
gebruik maken van de ruimten. Storingen die niet door de Beheerder kunnen worden verholpen moeten direct aan de onderhouder<br />
worden gemeld. Alle gebeurtenissen, samenhangend met het functioneren van de brandmeldinstallatie, moet de Beheerder in het<br />
logboek vermelden.<br />
Certificeringsregeling ‘Regeling brandmeldinstallaties 2002’ van het CCV. Ministeriële Regeling Bouwbesluit 2012, artikel 1.12:<br />
‘Regeling brandmeldinstallaties 2011’ van het CCV. Deze Regeling wordt gepubliceerd in 2012.
11<br />
In het geval van een doormeldvertraging kan wel een nodeloze doormelding worden voorkomen.<br />
Bij het besluit om de doormeldvertraging toe te staan kan een inhoudelijke toetsing<br />
op het ontruimingsplan plaatsvinden, immers met een ontoereikend ontruimingsplan kan de<br />
aanvraag afgewezen worden. Aanbevolen wordt om in een dergelijk ontruimingsplan specifiek<br />
aandacht te hebben voor de alarmopvolging en hoe deze is omschreven in het ontruimingsplan.<br />
Aangegeven moet zijn dat er een doormeldvertraging is toegepast, hoe en door wie<br />
acceptatie en verkenning plaatsvindt.<br />
Arbo<br />
Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet heeft een bedrijf of instelling als verplichting<br />
zorg te dragen voor de veiligheid 20 van de werknemers en andere aanwezigen. Hiertoe moeten<br />
binnen de organisatie bedrijfshulpverleners (BHV) worden opgeleid en uitgerust 21 . De bedrijfshulpverlening<br />
is bedoeld als voorpostfunctie voor de professionele hulpverlening, zoals<br />
brandweer en ambulancedienst. De BHV reageert op een melding, echter voorkomt niet het<br />
ontstaan van een nodeloze melding. Hoogstens kan de BHV voorkomen dat een nodeloze<br />
melding wordt doorgemeld naar de meldkamer van de brandweer, echter alleen in geval<br />
doormeldvertraging of verificatie wordt toegepast.<br />
1.4<br />
Overtreding<br />
De Woningwet 22 geeft aan dat het verboden is een bouwwerk in gebruik te hebben in afwijking<br />
van de voorschriften in het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit. Wanneer een situatie een<br />
dergelijke afwijking is, is sprake van een overtreding 23 en kan er direct worden gehandhaafd<br />
met bestuursrechtelijke sancties.<br />
Abonnees die vrijwillig zijn doorgemeld moeten zich houden aan de overeenkomst die is<br />
gesloten met de RAC of de Veiligheidsregio. Deze overeenkomsten zijn niet bestuursrechtelijk<br />
handhaafbaar. Men kan echter dezelfde normen van toepassing verklaren in de overeenkomst.<br />
Wanneer deze overtreden worden, is sprake van wanprestatie en kan privaatrechtelijk worden<br />
opgetreden. In het strafrecht is nodeloos alarmeren opgenomen als een strafbaar feit (art. 142<br />
van het Wetboek van Strafrecht). Of en wanneer er in het geval van nodeloze meldingen door<br />
PAC’s sprake is van een strafbaar feit moet nader onderzocht worden en valt buiten het bereik<br />
van deze handreiking.<br />
Overtreding<br />
(e.v. andere bron)<br />
Wanprestatie<br />
Strafbaar feit<br />
(e.v. andere bron)<br />
Bestuursrecht<br />
Privaatrecht<br />
Strafrecht<br />
Handhaven<br />
Nakoming eisen/<br />
overeenkomst beëindigen<br />
Vervolgen<br />
17<br />
18<br />
19<br />
20<br />
21<br />
22<br />
23<br />
Artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht: Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke<br />
termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.<br />
Artikel 2.3.6, vijfde lid Gebruikbesluit /artikel 6:23, zesde lid Bouwbesluit 2012.<br />
zodra het Besluit basishulpverlening in werking treedt, zal de verplichting om een ontruimingsplan te hebben op dat besluit zal zijn<br />
gebaseerd. Het voorschrift in het Bouwbesluit zal daarmee komen te vervallen.<br />
Artikel 2.10.1 Gebruiksbesluit/niet meer expliciet opgenomen in Bouwbesluit 2012.<br />
Arbeidsomstandighedenwet artikel 3, 1e lid.<br />
Arbeidsomstandighedenwet artikel 15.<br />
Artikel 1b jo 7b Woningwet.<br />
Artikel 5:1 Algemene wet bestuursrecht. [1] In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het<br />
bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. [2] Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of<br />
medepleegt. [3] Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde<br />
lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
12<br />
Het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit 2012 hebben directe werking. Dat wil zeggen dat er geen<br />
besluit nodig is om vast te stellen dat een situatie de status van overtreding heeft. Zodra een<br />
overtreding is geconstateerd kan de handhavingsprocedure op grond van de Algemene wet<br />
bestuursrecht in gang worden gezet.<br />
Het voorschrift dat bepaalt hoeveel onechte/ongewenste meldingen zijn toegestaan, is de<br />
aangewezen weg om het probleem aan te pakken. De handreiking richt zich vooral hier op.<br />
De andere toepasselijke voorschriften hebben meer indirect invloed op het beperken van<br />
het aantal nodeloze meldingen. De aanpak van deze overtredingen is niet noodzakelijk maar<br />
ondersteunt het beleid wel.<br />
In onderstaande tabel is bij alle relevante overtredingen aangegeven of de norm van toepassing<br />
is op de BMI’s die op basis van Gebruiksbesluit artikel 2.2.1, Bouwbesluit 2012 artikel 6.20<br />
en een gelijkwaardigheid op basis van artikel 1.3 Bouwbesluit 2012 een doormelding hebben.<br />
Voor BMI’s die op basis van huidige gelijkwaardigheid en milieu-eisen verplicht zijn, en de<br />
vrijwillige doormelding zijn geen landelijke uniforme systemen en kan daarom geen algemeen<br />
overzicht worden gegeven.<br />
Overtreding Wettelijke norm GB 2.2.1 BB12 6.20 BB12 1.3<br />
Teveel onechte/ongewenste meldingen<br />
NEN 2535 jo 2.2.1, lid 6 GB<br />
NEN 2535 jo 6.20, lid 1 BB 12<br />
ja ja –<br />
Staat van installatie niet in orde<br />
NEN 2535 jo 2.2.1, lid 6 GB<br />
NEN 2535 jo 6.20, lid 1 BB 12<br />
ja<br />
ja –<br />
Geen installatie-certificaat CCV 2.2.1, lid 9 GB ja – –<br />
Geen inspectie-certificaat CCV 6.20, lid 6 BB12 nee ja –<br />
Geen onderhoudscontract<br />
(als inspectie certificaat CCV niet vereist is)<br />
NEN 2654 jo 2.2.1, lid 8 GB<br />
NEN 2654 jo 6.20, lid 7 BB12<br />
ja<br />
ja<br />
ja<br />
Onvoldoende (deskundig) onderhoud<br />
NEN 2654 jo 2.2.1, lid 8 GB<br />
NEN 2654 jo 6.20, lid 7 BB12<br />
ja<br />
ja<br />
ja<br />
Geen beheerder/opgeleid persoon BMI<br />
NEN 2654 jo 2.2.1, lid 8 GB<br />
NEN 2654 jo 6.20, lid 8 BB12<br />
ja<br />
ja<br />
ja<br />
Logboek niet in orde<br />
2.10.1 GB<br />
NEN 2654 jo 6.20, lid 8 BB12<br />
ja<br />
ja<br />
ja<br />
Ontruimingsplan niet in orde<br />
(in geval van doormeldvertraging)<br />
2.3.6, vijfde lid GB<br />
6:23, zesde lid BB12/toekomstig<br />
Besluit basishulpverlening<br />
ja<br />
ja<br />
–<br />
BHV niet in orde<br />
(in geval van doormeldvertraging)<br />
Arbeidsomstandighedenwet
13<br />
2<br />
Stappenplan handhaving<br />
Het handhaven van nodeloos alarm noodzaakt het gemeentebestuur om een<br />
aantal keuzes te maken en om zaken aan te passen dan wel in gang te zetten<br />
om dit goed te kunnen uitvoeren. Ook de alarmcentrale en de repressieve dienst<br />
hebben hier een rol.<br />
Stappen die genomen moeten worden, voor zover nog niet gebruikelijk binnen de eigen<br />
regio, zijn in twee groepen te verdelen: binnen de gemeente/brandweer en tussen gemeente/<br />
brandweer en abonnee. Het start met registratie en communicatie. Hieronder volgt een overzicht<br />
met vervolgens een nadere uitleg.<br />
Schema stappenplan<br />
Interne acties<br />
Externe acties<br />
Registratie meldingen bij RAC<br />
Registratie NEN 2535 van toepassing<br />
Zonodig NEN 2535 van toepassing<br />
verklaren op doormelding o.g.v.<br />
gelijkwaardigheid/vrijwilligheid<br />
Registratie oorzaak van melding<br />
Voorlichting aan abonnees<br />
om maatregelen te nemen<br />
Informatie inwinnen<br />
om maximaal aantal te kunnen bepalen<br />
Registratie max nodeloze meldingen<br />
Voorlichting aan abonnees<br />
over maximaal aantal<br />
Vaststellen handhavingsbeleid<br />
Informatie over<br />
voorgenomen handhavingsbeleid<br />
2.1<br />
Registratie meldingen en oorzaak<br />
Om te kunnen handhaven, maar ook om doelgericht te informeren en voor te lichten is juiste<br />
informatie noodzakelijk. Dat betekent dat alle automatische brandmeldingen die binnenkomen<br />
bij de RAC moeten worden geregistreerd waarbij ook de oorzaak van de meldingen vastgesteld<br />
moet zijn. Er moet een systeem opgezet worden, waarbij de gegevens van de alarmcentrale<br />
en de gegevens over de oorzaken van de melding betrouwbaar zijn en bijeengebracht<br />
worden.<br />
A<br />
B<br />
C<br />
D<br />
Er zijn verschillende manieren om de oorzaak vast te stellen:<br />
doorrijden tankautospuit (TAS);<br />
toezichthouder erop af (controle);<br />
toezichthouder belt (telefonisch contact);<br />
centralist vraagt uit (verificatie).<br />
De mogelijkheden kunnen naast elkaar bestaan.
14<br />
A<br />
1<br />
Zie bijlage D, Model 1<br />
2<br />
a<br />
b<br />
Doorrijden TAS<br />
Als er een brandmelding is zal de brandweer doorgaans met een tankautospuit (TAS) uitrukken<br />
en met een prio 1 ter plaatse gaan. Dan volgen er verschillende scenario’s:<br />
Er is geen contact dan wel er wordt vanuit het object gemeld dat nog niets bekend is. Dan<br />
blijft de TAS met een prio 1 doorrijden. Eenmaal aangekomen, en de oorzaak van de ongewenste/onechte<br />
melding is duidelijk, zowel voor de brandweer als de aanwezige contactpersoon<br />
dan kan de bevelvoerder dit ook rapporteren. Het is noodzakelijk dat de contactpersoon<br />
een handtekening onder het rapport zet, zodat achteraf geen twijfel bestaat. Voor een handhavingsprocedure<br />
is het van belang dat de feiten vaststaan. In geval er twijfel blijft bestaan<br />
of anderszins nog voorlichting of oplossingen nodig zijn dan schakelt de bevelvoerder een<br />
toezichthouder of preventie-functionaris in.<br />
Voorbeeldformulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder<br />
Er wordt vanuit het object gemeld dat er niets aan de hand is, dat het gaat om bijvoorbeeld<br />
rook uit een broodrooster. Nu volgen er twee mogelijkheden, afhankelijk van de beleidskeuze<br />
van de brandweer/gemeente:<br />
de TAS rijdt door naar het brandadres met een prio 2 of 3 en handelt de melding zelf af zoals<br />
onder 1;<br />
de TAS rijdt terug naar de kazerne. Voor het handhaven van nodeloos alarm moet dan een<br />
voorziening als onder B, C of D getroffen worden.<br />
Reset installatie<br />
In geval de oorzaak van een melding onbekend is en de gebruiker de installatie zonder overleg<br />
met de brandweer gereset heeft, kan deze melding worden aangemerkt als ongewenst.<br />
B<br />
Toezicht<br />
Voorafgaand aan handhaving is de rapportage van een toezichthouder de aangewezen<br />
procedure. Het is niet wenselijk om een toezichthouder op iedere nodeloze melding te laten<br />
reageren. Wanneer er geen onduidelijkheid over de oorzaak van de melding is en niemand de<br />
feiten zal betwisten, dan is tussenkomst van de toezichthouder niet noodzakelijk.<br />
Er zijn verschillende manieren om het toezicht te organiseren. Preventie-functionarissen van<br />
de brandweer kunnen aangewezen zijn als toezichthouder of inspecteurs van de gemeente<br />
kunnen aangewezen zijn als toezichthouder. Of beide.<br />
In Zeist is een toezichthouder als Preventie-controlefunctionaris van dienst (PCF) benoemd.<br />
Bij een melding (tijdens kantooruren) rijdt de PCF gelijktijdig met de tankautospuit om de<br />
melding af te handelen indien het geen echte melding blijkt. De tankautospuit (TAS) is dan<br />
al teruggeroepen of kan dan terugrijden. Hiermee is ervaring opgedaan en men komt tot<br />
onderstaande voor- en nadelen.<br />
Voordelen toezichthouder (PCF)<br />
. Minder onrust en ‘schaamte’ binnen de instelling*.<br />
. Meer rust in de buurt.<br />
. Minder tijdsbelasting uitruk / productiever voor de<br />
koude kant.<br />
. Toezichthouder heeft meer tijd en meer rust voor<br />
afhandeling.<br />
. Kinderen worden niet op ideeen gebracht.<br />
. Minder risicos in verkeer.<br />
. Minder kosten.<br />
. Inzetbaarheid elders neemt toe.<br />
. Een deskundige afhandeling.<br />
. Directer contact met klant.<br />
. De melding kan snel worden afgehandeld.<br />
De instelling krijgt geen bezoek enkele dagen later.<br />
. De juiste persoon kan direct aangepakt worden.<br />
. PCF treft de alarmsituatie aan die de melding heeft<br />
veroorzaakt en kan direct maatregelen nemen en<br />
afspraken maken.<br />
. Bij meldingen tijdens een oefening, kan de oefening<br />
sneller hervat worden.<br />
. TAS weer snel inzetbaar voor andere hulpvragen.<br />
* Dit kan zowel een voordeel als een nadeel worden genoemd.
15<br />
Nadelen<br />
. De afhandeling kost de instelling meer tijd bij de<br />
melding*.<br />
. TAS bezetting leert veel minder over objecten,<br />
omgeving en straten.<br />
. Opkomstmotivatie vrijwilligers wordt minder.<br />
. Onrust binnen de organisatie tijdens pilot:<br />
Tweestrijd tussen de PCF en de bezetting van de TAS.<br />
. PCF kreeg tegenwerking van brandweercollega’s<br />
tijdens het project. Gedoopt tot D.V.D. (Demotiveerder<br />
Van Dienst).<br />
. Het uit- en direct weer inrukken is frustrerend.<br />
. Er is niet meer rood op straat: (positieve uitstraling<br />
blusvoertuig).<br />
. Toezichthouder heeft minder impact bij de veroorzaker<br />
van de loze melding dan een blusvoertuig.<br />
. Als het toch echt brand, ben je later.<br />
. Minder productief voor de warme kant.<br />
. Procedure, communicatie en afspraken moeten<br />
duidelijker.<br />
. <strong>Brandweer</strong>chauffeur mist rijervaring.<br />
. Onderbreken lopende gebruikscontrole toezichthouder.<br />
. TAS meldt zich niet bij de PCF ter plaatse(wel<br />
statusmelding), zodat de PCF door blijft rijden naar<br />
het object.<br />
. Moeilijk te organiseren op regioniveau en daarmee<br />
bewerkelijk/duur.<br />
* Dit kan zowel een voordeel als een nadeel worden genoemd.<br />
C<br />
D<br />
Telefonisch contact<br />
De toezichthouder neem telefonisch contact op en vraagt naar de oorzaak van de melding bij<br />
de abonnee. De toezichthouder heeft dit niet zelf geconstateerd. Naast de oorzaak van de<br />
melding moet daarom ook de naam genoteerd worden van degene die dit als oorzaak heeft<br />
opgegeven.<br />
Verificatie<br />
Er bestaan twee soorten verificatie. Verificatie door de abonnee bij doormeldvertraging,<br />
meestal zoektijd genoemd én verificatie door de meldkamer. Het laatstgenoemde is hier<br />
bedoeld.<br />
De centralist van de meldkamer moet in dat geval de oorzaak van de melding uitvragen bij de<br />
abonnee. De centralist heeft dit niet zelf geconstateerd en is ook geen toezichthouder. Naast<br />
de oorzaak van de melding moet daarom ook de naam genoteerd worden van degene die<br />
dit als oorzaak heeft opgegeven. Bij verificatie door de meldkamer ligt de rapportageverantwoordelijkheid<br />
bij de RAC.<br />
Over verificatie, als basis voor het besluit om te alarmeren of daarvan af te zien, meer in Deel B.<br />
Hier beperken we ons tot het vernemen van de oorzaak van de melding door de RAC.<br />
2.2<br />
Registratie NEN 2535<br />
Er is een verschil tussen het constateren van feiten en een oordeel geven of sprake is van een<br />
overtreding 24 . Voor dat laatste is kennis nodig van de wetgeving. Zo volgt op het constateren<br />
van de oorzaak van de melding nog de beoordeling of dit een echte, ongewenste of onechte<br />
brandmelding is. Vervolgens moet worden beoordeeld of het toegestane aantal is overschreden.<br />
Daarmee komt pas vast te staan of sprake is van een overtreding.<br />
.<br />
Dit zijn dus vier stappen:<br />
vaststellen brandmelding;<br />
vaststellen oorzaak van de melding;<br />
beoordeling onecht of ongewenst;<br />
beoordelen of sprake is van overtreding.<br />
24<br />
Artikel 5:1 Algemene wet bestuursrecht.<br />
[1] In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk<br />
voorschrift. [2] Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of mede pleegt. [3] Overtredingen kunnen<br />
worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van<br />
overeenkomstige toepassing.
16<br />
Brandmelding<br />
Oorzaak melding<br />
toetsing aan NEN 2535<br />
Onecht of ongewenst<br />
- grondslag BMI;<br />
- risicoklasse;<br />
- bewaakt vloeroppervlak;<br />
- aantal puntmelders.<br />
Overtreding<br />
Overmacht<br />
Als sprake is van een onechte of ongewenste melding en er is sprake van overmacht (blikseminslag,<br />
uitval energievoorziening van een energiebedrijf) kan worden besloten niet over te<br />
gaan tot handhaving.<br />
Om de laatste stap te kunnen zetten, moeten de gegevens van de BMI bekend zijn zodat<br />
bepaald kan worden wat de maximaal toelaatbare onechte/ongewenste meldingen zijn.<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
De benodigde gegevens zijn:<br />
grondslag BMI (is de NEN 2535 van toepassing);<br />
risicoklasse;<br />
bewaakt vloeroppervlak;<br />
aantal puntmelders.<br />
De grondslag is bij de brandweer bekend. Wanneer sprake is van gelijkwaardigheid of een<br />
vrijwillige doormelding moet nagegaan worden of de NEN 2535 van toepassing is. De risicoklasse<br />
is bekend bij de brandweer. Het bewaakt vloeroppervlak en het aantal puntmelders<br />
kunnen bekend zijn in het PVE, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Die gegevens moeten<br />
dan opgevraagd worden. Wanneer de NEN 2535:2009 wordt aangewezen zal het criterium<br />
‘bewaakt vloeroppervlak’ komen te vervallen. De norm van het maximaal aantal ongewenste<br />
en onechte meldingen wordt dan alleen bepaald door het aantal puntmelders.<br />
.<br />
.<br />
Zie bijlage D, Model 2<br />
Wanneer een abonnee de gevraagde gegevens niet indient, is dit geen groot probleem.<br />
De gemeente kan zich altijd baseren op gegevens, bijvoorbeeld:<br />
de totale gebruiksoppervlakte van de bouwwerken met een verplichte brandmeldinstallatie<br />
is wel bekend bij de brandweer. Het bewaakt vloeroppervlak is vaak kleiner dan de totale<br />
gebruiksoppervlakte. Indien de brandweer uitgaat van de totale gebruiksoppervlakte dan is<br />
dat in het ‘voordeel’ van de gebruiker, en zal daarom geen problemen opleveren als hiervan<br />
wordt uitgegaan bij handhaving;<br />
de gemeente kan contact opnemen met het branddetectiebedrijf of installateur;<br />
de gemeente kan uitgaan van een geschatte, minimale norm. Indien de abonnee bij een waarschuwing<br />
tot last onder dwangsom daarover bezwaar maakt, moet hij zelf aantonen wat dan<br />
wel het juiste aantal zou zijn.<br />
Voorbeeld opvragen gegevens bij abonnee over BMI
17<br />
Objecten zijn ingedeeld in risicoklassen, afhankelijk van een aantal factoren. Per risicoklasse is<br />
een factor bepaald waarmee samen met het oppervlak of de puntmelders het aantal ongewenste<br />
en onechte meldingen per object per jaar kan worden vastgesteld. De berekening<br />
van het aantal ongewenste meldingen en van het aantal onechte meldingen moet tweemaal<br />
gemaakt worden: eenmaal op basis van het bewaakt vloeroppervlak en eenmaal op basis van<br />
het aantal puntmelders. Het laagste aantal is maatgevend.<br />
.<br />
Van iedere installatie worden twee aantallen geregistreerd:<br />
maximaal toegestane ongewenste meldingen;<br />
maximaal toegestane onechte meldingen.<br />
Onechte meldingen (gebreken op installatietechnisch niveau) mogen minder voorkomen dan<br />
ongewenste meldingen (verschijnselen die lijken op brand).<br />
Gefaseerde aanpak<br />
In Enschede is in 2006 beleid vastgesteld ten aanzien van het terugdringen van ongewenste<br />
en onechte meldingen. In dit beleid werd gebruik gemaakt van een coulancefactor voor het<br />
aantal toegestane loze alarmeringen. Deze factor is in een aantal jaren afgebouwd naar 1 in<br />
het jaar 2011, oftewel de norm die de NEN 2535 voorschrijft. In 2006 en 2007 is de coulancefactor<br />
5 gebruikt en in 2008 en 2009 de coulancefactor 3. Voor het jaar 2010 was de factor 2<br />
van toepassing.<br />
Zie bijlage D, Model 3<br />
Berekeningsmethode maximaal aantal loze meldingen<br />
2.3<br />
Voorlichting<br />
Na inventarisatie en registratie is voorlichting de volgende stap om nodeloze meldingen terug<br />
te dringen. Veel gemeenten hebben diverse folders en brochures opgesteld gericht aan abonnees<br />
met informatie om nodeloos alarm te verminderen.<br />
Juist door de verzamelde informatie uit eerdere stappen kan de voorlichting op maat en<br />
daardoor effectiever plaatsvinden. Er zijn verschillende mogelijkheden en wegen om dat te<br />
bereiken.<br />
Er kan een informatiebrief gestuurd worden welke wordt gecombineerd met de uitnodiging<br />
voor een voorlichtingsbijeenkomst of het verzoek om informatie omtrent bewaakt vloeroppervlak/aantal<br />
puntmelders. Daarnaast kunnen er gerichte brieven met informatie aan abonnees<br />
gestuurd worden. Ook de NVBR heeft een folder uitgebracht 25 .<br />
De meest effectieve manier om oplossingen te vinden is in gesprek gaan met de verantwoordelijke<br />
voor de objecten en een schouw ter plaatse. Tijdens de gesprekken op locatie worden de<br />
oorzaken van de meldingen besproken. Op basis van deze analyse worden gerichte adviezen<br />
gegeven voor het voorkomen van loze meldingen. Het doel van het voorlichtingsgesprek is om<br />
de mensen bewust te maken van de installatie en samen te kijken naar verbetermaatregelen.<br />
Dit kan gaan om technische verbeteringen, gedragsverandering of om een combinatie van<br />
beide. Dit vraagt om gedegen kennis bij de brandweerfunctionaris van de werking van brandmeldsystemen<br />
en omgang met brandmeldinstallaties.<br />
Naast technische aanpassingen in het huidige systeem (zie bijlage D, Model 4) kan worden<br />
geadviseerd kwalitatief hoogwaardige brandmeldsystemen toe te passen. Deze worden voorzien<br />
van intelligente detectiemethoden en wanneer deze op de juiste wijze geprojecteerd<br />
worden, is er nauwelijks of geen kans meer op het ontstaan van een nodeloze brandmelding.<br />
Dit kan het geval zijn met multisensormelders welke zo zijn in te stellen dat zij voldoen aan de<br />
NEN-EN 54-7 (als rookmelder). De interne organisatie reageert direct op het optische element<br />
en de brandweer rukt pas uit als ook het thermische deel in alarm komt. De totale melder<br />
25<br />
Folder 121 ‘Nodeloze brandmeldingen’ uit de NVBR-reeks brandveiligheidsINFO; verkrijgbaar via www.preventiedrukwerk.nl.
18<br />
komt wel binnen de voor rookmelders gestelde tijd in alarm, maar de kans op een nodeloze<br />
melding is velen malen kleiner.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
Tijdens een gesprek kan deze kennis worden overgebracht. Er zijn verschillende manieren om<br />
in gesprek te komen met de verantwoordelijken van de objecten:<br />
de bevelvoerder/preventiefunctionaris die ter plaatste is, naar aanleiding van een melding;<br />
de toezichthouder die bij de reguliere controle ter plaatse is;<br />
de abonnee neemt contact op naar aanleiding van een informatiebrief of brochure over het<br />
terugdringen van loze meldingen;<br />
na aanschrijving in verband met overschrijding maximaal aantal nodeloze meldingen;<br />
op basis van een regelmatige analyse van de loze meldingen waarbij de top 10 wordt vastgesteld<br />
worden de grootste veroorzakers door de brandweer benaderd.<br />
Onafhankelijke<br />
positie<br />
Benader altijd ook de eigenaren/directies/raad van bestuur. Dit zijn de mensen die de<br />
bevoegdheden en middelen hebben om zaken in gang te zetten. Zij zijn verantwoordelijk<br />
voor het ontstaan van de problemen en zij zijn bij machte om ze op te lossen. Behoud een<br />
onafhankelijke positie bij de voorlichting. Het gaat om informatie geven, meedenken in<br />
oplossingsrichtingen, niet het gericht adviseren van een technische oplossing.<br />
Zie bijlage D, Model 4<br />
Een overzicht van maatregelen die geadviseerd kunnen worden.<br />
2.4<br />
Gemeentelijk beleid vaststellen<br />
Waar mogelijk leiden de overige gebruiksovertredingen in combinatie met overschrijding van<br />
de prestatie-eis uit de NEN 2535 voor nodeloos alarm tot één bestuursrechtelijk spoor, waarin<br />
beide zaken de aandacht krijgen. Waar nodig moet het bestaande handhavingsbeleid worden<br />
gewijzigd en moet dat bestuurlijk worden vastgesteld.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
Nieuwe zaken kunnen zijn:<br />
voor de start van de handhaving nodeloze meldingen is (tijdelijk) extra tijd nodig en is er<br />
goedkeuring nodig voor extra personele inzet voor toezicht en handhaving;<br />
tijdelijk prioritering van het handhaven van nodeloze meldingen om een ‘lik-op-stuk-beleid’ te<br />
kunnen voeren;<br />
een top 10 benadering voor de handhaving in te stellen;<br />
aanwijzing toezichthouder;<br />
uitvoering voorbereidingsfase;<br />
mandatering handhavingsbevoegdheid;<br />
eisen stellen aan doormeldingen op basis van gelijkwaardigheid/vrijwilligheid;<br />
beleid omgaan met vertraging in de doormelding;<br />
beleid niet-verplichte doormeldingen.<br />
Er is geen standaardmodel, iedere gemeente heeft zijn eigen onderwerpen, stijl en procedures.<br />
Beleidsstukken<br />
Uitstekende voorbeelden zijn de beleidsstukken van de gemeentes Ede, Enschede, Nijmegen<br />
en Zeist. Deze zijn te vinden via <strong>Brandweer</strong>KennisNet.<br />
Extra fte<br />
Om het beleid op te zetten en de uitvoering te starten is het niet altijd nodig om extra personeel<br />
in te zetten. Het projectleiderschap en de uitvoering kunnen als deeltaken worden ondergebracht.<br />
Voorwaarde is dat men voldoende kennis heeft van terugdringen van nodeloze<br />
meldingen. Mocht toch een wijziging in de organisatie wenselijk of nodig zijn, dan kan een<br />
kosten-baten analyse het voorstel steunen. Een kosten-baten analyse is vrij gecompliceerd, in<br />
het onderzoek door het NIFV 26 wordt een zeer zorgvuldig voorbeeld gegeven en toegepast op<br />
26<br />
Evaluatie beleid nodeloze brandmeldingen Zeist, NIFV, 21 januari 2010.
19<br />
de gemeente Zeist. Het onderzoek laat zien dat structurele kosten (toezicht, handhaving, jaarlijks<br />
beleidswerk) ruimschoots opwegen tegen de baten uit dwangsommen en kosten-reductie<br />
door vermindering van nodeloze uitrukken.<br />
Lik op stuk<br />
Top 10<br />
.<br />
Aanwijzing<br />
toezichthouder<br />
Uitvoeren<br />
voorbereidingsfase<br />
Mandatering handhavingsbevoegdheid<br />
Eisen in geval<br />
gelijkwaardigheid<br />
Beleid omgaan<br />
met vertraging in<br />
de doormelding<br />
Beleid niet-verplichte<br />
doormeldingen<br />
Wanneer het enige weken tijd kost om te reageren op een overtreding, kan het effect een stuk<br />
minder zijn. Alert reageren op nieuwe probleemgevallen kan effectief zijn. Dit is zowel van<br />
belang bij notoire overschrijders als abonnees waar plotseling of tijdelijk een probleem ontstaat.<br />
Overweeg om tijdelijk een lik-op-stuk beleid te voeren wat betekent om deze overtreding<br />
voorrang te geven en zeer snel af te handelen. De waarschuwing en de zienswijze kunnen<br />
door de brandweer worden uitgevoerd. In combinatie met een mandaat om de handhaving<br />
door de brandweer uit te laten voeren kan heel snel op een overtreding gereageerd worden.<br />
Hoewel het niet de voorkeur heeft maar prioritering, capaciteit of budget daartoe aanleiding<br />
geven kan worden voorgesteld te kiezen voor een prioritering in overtredingen en de grootste<br />
overtreders aan te pakken.<br />
De prioriteit van overtredingen kan wordt bepaald op grond van de volgende criteria:<br />
de instellingen die absoluut gezien de meeste nodeloze alarmeringen veroorzaken;<br />
het aantal nodeloze alarmeringen in het licht van de norm (het percentage);<br />
beïnvloedbaarheid van de loze meldingen;<br />
er is sprake van een notoire overschrijder.<br />
Toezichthouders worden aangewezen door B&W. Bij de aanwijzing van een nieuwe toezichthouder<br />
of uitbreiding waarop de toezichthouder moet toezien moet een nieuw aanwijzingsbesluit<br />
worden genomen.<br />
De waarschuwing en de zienswijze zijn vormvrij. Ook is hier nog geen sprake van een besluit<br />
waarvoor een mandaat vereist is. Men kan afspreken met de gemeente deze fase door de<br />
brandweer te laten uitvoeren voor een snelle en slagvaardige handhaving. Meestal is dit voldoende<br />
en hoeft niet te worden overgegaan tot een handhavingsbesluit.<br />
Omdat de signalering, voorlichting en vaak ook het toezicht bij de brandweer ligt, kan voor de<br />
specifieke overtreding van het maximaal aantal nodeloze meldingen de handhavingsbevoegdheid<br />
worden gemandateerd aan de brandweer, bijvoorbeeld het hoofd preventie. De reactie<br />
op de overtredingen kan dan veel sneller plaats vinden. Dit is in het kader van slagvaardig<br />
handhaven aan te bevelen, aangezien een B&W-besluit al gauw een week tot een maand in<br />
beslag neemt. Wanneer het mandaat is verleend aan een ambtenaar van de gemeente zal het<br />
wat sneller kunnen gaan, maar ook dan gaat er al gauw een week overheen. Het mandaat kan<br />
ook gedeeltelijk verleend worden, bijvoorbeeld voor een bepaald project, of onder voorwaarden<br />
zoals eerst mondelinge goedkeuring van de portefeuillehouder.<br />
Voor zover er nog geen kwaliteitseisen zijn gesteld aan BMI’s op grond van gelijkwaardigheid<br />
moeten deze worden doorgevoerd. De gelijkwaardigheid is onderdeel van een melding of<br />
vergunning. Daar kunnen voorwaarden aan verbonden worden. In het geval van een doormelding<br />
is het aan te bevelen om dezelfde kwaliteitseisen te stellen als aan de verplichte doormelding<br />
op basis van artikel 2.2.1 GB of 6.20 BB12. Het betreft specifiek het van toepassing verklaren<br />
van de NEN 2535 en het inspectiecertificaat van artikel 6.20, zesde lid, Bouwbesluit 2012.<br />
De Memorie van Toelichting op het Bouwbesluit 2012 geeft duidelijk aan dat een vertraging<br />
niet gewenst is, tenzij toegestaan in een gelijkwaardigheidsbesluit. Om zeker te weten dat<br />
de BHV organisatie goed functioneert en geschikt is om verantwoord met de vertraging om<br />
te gaan, kan een ontruimingsoefening georganiseerd worden. In het beleidsvoorstel kan het<br />
toekomstig beleid omtrent vertraging hiermee in overeenstemming gebracht worden. Of en<br />
in hoeverre bestaande vertragingen hierin mee genomen worden moet dan ook vastgesteld<br />
worden.<br />
Met de invoering van het Bouwbesluit 2012 zal een deel van de verplichte doormeldingen niet<br />
meer verplicht zijn. Hiermee ontstaat een grote toename van het aantal vrijwillige doormelding<br />
en is het tijd voor een heroverweging. Allereerst moet de vraag gesteld worden of alle catego-
20<br />
rieën gebruiksfuncties zonder meer worden aangesloten of dat daarin een nieuw beleid<br />
gevoerd wordt. Vervolgens moet een keuze gemaakt worden onder welke omstandigheden<br />
en eisen deze aansluitingen worden toegelaten.<br />
Voorbeeld <strong>Brandweer</strong><br />
Midden- en<br />
West-Brabant<br />
Voor deze groep abonnees wordt nog bekeken of er op basis van de brandbeveiligingsconcepten<br />
een maatschappelijk (scholen, gemeentehuizen, e.d.), cultuurhistorisch (monumenten,<br />
musea, e.d.) en/ of economisch (extreem hoge waarde) belang is. Die abonnees blijven rechtstreeks<br />
naar de RAC doormelden en worden betiteld als ‘Vrijwillige aansluitingen’.<br />
Voor de voorwaarden kan een vergelijkbaar beleid worden gevoerd als bij de wettelijk verplichte<br />
doormeldingen door dezelfde eisen te stellen aan de kwaliteit en het maximaal aantal<br />
nodeloze meldingen. De constatering en rapportage kan op dezelfde manier geschieden.<br />
Echter de grondslag voor vrijwillige doormeldingen is anders, en daardoor ook de instrumenten<br />
voor handhaving. Er is nu geen sprake van overtreding maar van wanprestatie. Bij wanprestatie<br />
kan de abonnee worden afgesloten.<br />
Voorbeeld<br />
.<br />
De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond overweegt:<br />
vrijwillige aansluitingen alleen toe te staan als de BMI is voorzien van een certificaat;<br />
bij overschrijding van de prestatie-eis uit de NEN 2535 de doormelding alsnog af te sluiten;<br />
voor deze aansluitingen een verificatietijd te hanteren.<br />
Vrijwillige doormelding toestaan<br />
nee<br />
tenzij<br />
nee<br />
Toe te laten categorie<br />
ja<br />
Kwaliteitseisen overeenkomst<br />
nee<br />
Voldoet niet aan de eisen<br />
ja<br />
Overschrijding max aantal<br />
ja<br />
Voldoet niet aan max aantal<br />
nee<br />
Niet toelaten<br />
of aansluitingen beëindigen<br />
nee<br />
Wanprestatie<br />
opgeheven<br />
ja<br />
Toelaten doormelding of aansluiting behouden
21<br />
Voorbeeld<br />
concept-beleid VRU<br />
.<br />
.<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
–<br />
.<br />
.<br />
Vrijwillige doormelding naar de RAC<br />
Niet-wettelijk verplichte BMI’s worden in beginsel niet meer doorgemeld naar de RAC.<br />
In afwijking hiervan kan de brandweer de aanvrager van een vrijwillige BMI toestemming<br />
verlenen voor doormelding naar de RAC, indien naar het oordeel van de brandweer bijzondere<br />
omstandigheden daarvoor aanleiding geven. Bijzondere omstandigheden kunnen<br />
gelegen zijn in de aard, het gebruik van het gebouw, de inventaris van een gebouw of een<br />
bijzonder risico op brand.<br />
De verleende toestemming wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden is<br />
voldaan:<br />
de gebruiker heeft een gemotiveerd schriftelijk verzoek voor doormelding bij de brandweer<br />
ingediend;<br />
de brandmeldinstallatie is alleen voorzien van melders die een verminderde kans hebben<br />
om loze brandmeldingen te veroorzaken (zoals multisensor-, multicriteria-, thermische- of<br />
aspiratie melders);<br />
de installatie is tijdens openingstijden van het pand voorzien van doormeldvertraging.<br />
Deze doormeldvertraging bedraagt in beginsel 5 tot 10 minuten; voor kwetsbare maatschappelijk<br />
relevante gebouwen moet een kortere vertragingtijd worden toegepast. Deze tijd zal<br />
in beginsel tussen de 0 en 5 minuten liggen;<br />
ten behoeve van de brandveiligheid en het terugdringen van loze brandmeldingen dient<br />
tijdens het in werking zijn van de doormeldvertraging een parate BHV organisatie aanwezig<br />
te zijn. Deze BHV organisatie heeft als taak om op adequate manier te reageren bij een automatisch<br />
brandalarm;<br />
de apparatuur wordt jaarlijks onderhouden volgens de NEN 2654 en beschikt over een geldig<br />
onderhoudsrapport als bedoeld in de Regeling brandmeldinstallaties 2002;<br />
indien de omvang van de vrijwillige brandmeldinstallatie zo groot is, dat de norm voor loze<br />
brandmeldingen meer dan 1 per jaar zal gaan bedragen, kunnen aanvullende eisen worden<br />
gesteld voor het voorkomen van loze brandmeldingen;<br />
de installatie is voorzien van een certificaat; indien geen certificaat verstrekt wordt, uitsluitend<br />
op de in het PVE vastgelegde brandweereisen die afwijken van de prestatie eisen<br />
van de NEN 2535, dan wordt het opleveringsrapport met ‘nee-conclusie gezien als een gelijkwaardig<br />
document voor het certificaat.<br />
Toestemming voor doormelding van een nieuwe aansluiting wordt door de brandweer niet<br />
gegeven voordat er ten behoeve van de brandweer een sleutelkluis gebruiksgereed is, een<br />
rapport van oplevering met (naar oordeel van de brandweer) positieve conclusie is afgegeven,<br />
een onderhoudscontract beschikbaar is, een beheerder brandmeldinstallatie is aangesteld en<br />
een BHV organisatie tijdens openingstijden van het gebouw aanwezig is.<br />
Indien, de norm volgens NEN 2535 van het aantal loze brandmeldingen bij een vrijwillige<br />
installatie wordt overschreden, zal de doormelding in beginsel beëindigd worden.<br />
In afwijking hiervan wordt de doormelding van kwetsbare maatschappelijk relevante bouwwerken<br />
in beginsel niet direct beëindigd als de norm is overschreden. In overleg met de<br />
eigenaar van het bouwwerk wordt intensief gezocht naar oplossingen van het probleem en<br />
indien nodig wordt hetzelfde handhavingtraject gevolgd als bij verplichte installaties. Op het<br />
moment dat er geen verbetering zichtbaar is, kan de doormelding alsnog beëindigd worden.
22<br />
3<br />
Uitvoering handhaving<br />
De handhaving van nodeloze meldingen moet geïntegreerd worden in de<br />
bestaande handhavingspraktijk voor zover dat nog nodig is.<br />
.<br />
De procedure heeft twee specifieke kenmerken:<br />
betrokkenheid bevelvoerder en RAC;<br />
de nodeloze meldingen moeten geteld worden, pas bij overschrijding van een bepaald aantal<br />
(per jaar) betreft het een overtreding.<br />
Hieronder volgt schematisch de handhavingsprocedure voor nodeloze meldingen en vervolgens<br />
een lijst van zaken die bij de handhaving aan de orde komen.<br />
1 Nodeloze melding<br />
2 Constatering toezichthouder/rapportage bevelvoerder/RAC<br />
3 Overtreding<br />
Nee: opnemen in dossier<br />
Ja: door naar 4<br />
4 Waarschuwing: voorbereidingsbrief, zienswijze<br />
5 Nieuwe nodeloze melding<br />
Nee: aan het einde van het (kalender)jaar ‘teller weer op 0’<br />
Ja: door naar 6<br />
6 Besluit<br />
7 Nieuwe nodeloze melding<br />
Nee: aan het einde van het (kalender)jaar ‘teller weer op 0’<br />
Ja: door naar 8<br />
8 Toepassing sanctie<br />
Invorderen dwangsom<br />
Rapportage<br />
Zie bijlage D, Model 1<br />
Overtreder<br />
Waarschuwing<br />
De nodeloze meldingen en de oorzaak daarvan moeten altijd schriftelijk worden vastgelegd.<br />
Wanneer dit gebeurt door een functionaris die geen toezichthouder is, is het nodig dat de<br />
naam van degene die de informatie heeft verstrekt wordt opgenomen. Indien deze persoon<br />
ter plaatse is (de bevelvoerder) dan is het raadzaam om het rapport te laten ondertekenen<br />
door de contactpersoon.<br />
Zorg voor goede formulieren en het gebruik van een eenduidige terminologie.<br />
Formulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder<br />
De abonnee is niet altijd degene die aangesproken moet worden bij een overtreding. De<br />
abonnee kan immers een persoon zijn die niet degene is die de overtredingen veroorzaakt,<br />
zoals een overkoepelende organisatie. Het kan zijn dat er meerdere partijen aangesproken<br />
kunnen worden. Het is het meest effectief diegene aan te spreken die het in zijn macht heeft<br />
de overtreding te beëindigen. In de praktijk zal de hoofdgebruiker degene zijn die moet<br />
worden aangesproken.<br />
In de voorbereidingsbrief moeten naast de gelegenheid tot het geven van de zienswijze, de<br />
relevante aspecten staan die de basis zullen vormen van het handhavingbesluit: de geconsta-
23<br />
teerde overtreding (de feiten en het overtreden voorschrift), de last (de maatregelen die de<br />
overtreder moet nemen) en de sanctie. Een voorbeeldbrief is in de bijlage opgenomen.<br />
Zie bijlage D, Model 5<br />
Voorbereidingsbrief handhaving<br />
Plan van Aanpak<br />
Nijmegen hanteert een tussenfase. Voor het overgaan tot handhaving kan de abonnee een<br />
Plan van Aanpak indienen met termijnen waarbinnen de problemen zijn opgelost. Hierdoor<br />
laat de abonnee zien welwillend te willen meewerken aan de oplossing van het probleem en<br />
is er uitzicht op het oplossen van het probleem binnen een gestelde termijn. Wanneer het<br />
Plan van Aanpak niet reëel is, de abonnee zich er niet aan houdt of de maatregelen niet de<br />
gewenste resultaten opleveren wordt alsnog de handhavingsprocedure opgestart.<br />
Besluit tot bestuursdwang/dwangsom<br />
.<br />
Zie bijlage D, Model 6<br />
Het besluit om over te gaan tot handhaving is een bevoegdheid van B&W. Deze bevoegdheid<br />
kan gemandateerd zijn.<br />
In het besluit moeten aan de orde komen:<br />
de geconstateerde overtreding (de feiten en het overtreden voorschrift);<br />
de last (waar de overtreder aan moet voldoen);<br />
begunstigingstermijn;<br />
mogelijkheid tot het maken van bezwaar (hoe, bij wie, adres, binnen welke termijn).<br />
Brief besluit handhaving<br />
Teller op 0<br />
Omdat het maximaal aantal toegestane loze meldingen per jaar geldt, moet jaarlijks<br />
‘de tel-ler op 0’ worden gezet. Het is logisch om hiervoor de datum 1 januari te kiezen.<br />
Gemeente Nijmegen werkt bewust niet met kalenderjaren omdat lopende het jaar de<br />
situatie behoorlijk veranderd kan zijn en misschien helemaal geen wettelijke grond meer<br />
bestaat om te handhaven.<br />
Dwangsom<br />
.<br />
Voor nodeloos alarm geldt een bedrag per overtreding. Er moet een maximaal bedrag worden<br />
gesteld. De bedragen die hiervoor gehanteerd worden in de praktijk verschillen zeer per<br />
gemeente.<br />
Ook in de systemen zit een grote variatie:<br />
coulancefactor, in het begin een groter maximaal aantal nodeloze meldingen toestaan;<br />
met een lage dwangsom beginnen, een stijging van het bedrag bij meerdere overtredingen;<br />
een vast bedrag per overtreding en een vast maximum bedrag;<br />
een vast bedrag afhankelijk van de grootte van het bouwwerk.<br />
Voor alle gevallen geldt dat wanneer in een bepaald geval de hoogte van de dwangsom<br />
kennelijk niet hoog genoeg is om als prikkel te dienen, dat van het bedrag afgeweken kan<br />
worden. Dit is het geval als het geschatte voordeel van overtreding groter is dan het nadeel<br />
van de dwangsom.<br />
Voorbeeld<br />
gemeente Ede<br />
1<br />
De sanctiestrategie voor het opleggen van bestuursdwang is in overeenstemming met de<br />
gemeentelijke handhavingnota ‘Handhaven omdat er veel op het spel staat’. De dwangsom<br />
is gekoppeld aan het gedrag van de overtreder: het moet herhaling voorkomen. Daarom<br />
geldt vaak een hoog bedrag per overtreding. De sanctiestrategie is als volgt opgebouwd:<br />
Overschrijding van het aantal loze brandmeldingen per kalenderjaar:<br />
een last onder dwangsom van E 2.000,00 per overtreding tot een maximum bedrag aan<br />
dwangsommen van E 20.000,00.
24<br />
2<br />
3<br />
4<br />
Geen onderhoudscontract conform de NEN 2654:<br />
een last onder dwangsom van E 2.000,00 per overtreding tot een maximum bedrag aan<br />
dwangsommen van E 20.000,00.<br />
Geen Beheerder Brandmeldinstallaties conform de NEN 2654:<br />
een last onder dwangsom van E 2.000,00 per overtreding tot een maximum bedrag aan<br />
dwangsommen van E 20.000,00.<br />
Geen certificering van een bestaande brandmeldinstallatie:<br />
het opleggen van een last onder dwangsom (per overtreding en tot een maximum bedrag<br />
aan dwangsommen) is afhankelijk van de grootte en de kosten voor een dergelijke installatie.<br />
Bestuursdwang<br />
De bestuursdwangmaatregelen kunnen onder andere bestaan uit het laten onderhouden en<br />
inspecteren van de brandmeldinstallatie of het laten certificeren van ondeugdelijke installaties.<br />
Rechtszaak<br />
handhaving hotel<br />
De handhaving van nodeloos alarm middels dwangsom is onderwerp geweest van een rechtzaak<br />
27 . De aanpak van gemeente Ede heeft de rechterlijke toetsing doorstaan. Hierbij is een<br />
degelijke dossiervorming noodzakelijk, waarmee zichtbaar is gemaakt dat alle nodige stappen<br />
en informatie plaatsgevonden hebben. De dwangsom is niet onevenredig hoog bevonden.<br />
Voorts geeft de rechter aan dat handhaving om gedragsverandering te bewerkstellingen een<br />
geëigend middel is:<br />
“Het exploiteren van een hotel brengt met zich dat de exploitant geacht moet worden -<br />
tot op zekere hoogte - zeggenschap te hebben over en de verantwoordelijkheid te dragen<br />
voor het gedrag van de ter plaatse verblijvende gasten en andere personen, zoals monteurs.<br />
In dit kader staat onder meer de mogelijkheid open om huisregels op te stellen en<br />
personen te instrueren. Voorts staat buiten kijf dat eiseres als exploitant de aangewezen<br />
persoon is om onder meer het type en de locatie van de brandmelders te bepalen en het<br />
onderhoud daarvan te (laten) verzorgen.”<br />
27<br />
LJN:BJ1474, Rechtbank Arnhem , AWB 08/3171.
25<br />
DEEL B<br />
Verificatie<br />
Met verificatie wordt in deze handreiking gedoeld op het niet onmiddellijk<br />
alarmeren van de brandweer na een rechtstreekse doormelding van de BMI naar<br />
de Regionale alarmcentrale (RAC). De centralist doet eerst onderzoek naar de<br />
oorzaak van de melding en de situatie ter plaatse voor hij het besluit neemt om<br />
al dan niet de brandweer te alarmeren. Dit kost tijd.<br />
Verificatie staat daarmee op gespannen voet met verplichte rechtstreekse doormelding en<br />
wettelijk voorgeschreven opkomsttijden. Verificatie is in algemene zin geen probleem 28 , maar<br />
alleen onder strikte voorwaarden gerechtvaardigd. De inzet van de brandweer moet blijven<br />
passen binnen de normen van behoorlijke of goede hulpverlening. Verificatie past binnen de<br />
norm van zorgvuldig handelen voor zover noodzakelijk om een rationele verhouding tussen<br />
kosten en baten te kunnen realiseren.<br />
4<br />
Wettelijke basis<br />
Bouwwerken van een bepaalde categorie worden verplicht tot automatische<br />
doormelding 29 . Met deze verplichting heeft de wetgever impliciet aangegeven<br />
dat een snelle melding en daarmee een snelle opkomst van de brandweer noodzakelijk<br />
is.<br />
Opkomsttijden<br />
De brandweertaak wordt in de norm voor de opkomsttijden concreet geformuleerd in het<br />
Besluit Veiligheidsregio’s 30 . Daarnaast is de brandweer verplicht de gerealiseerde opkomsttijden<br />
te registreren 31 . De normtijden bedragen vijf tot tien minuten. In het tweede lid is de<br />
mogelijkheid aangegeven hiervan af te wijken tot maximaal 18 minuten. De keuze van de<br />
locatie en de mate van afwijking moet worden gemotiveerd en vastgelegd. Die motivatie<br />
moet zorgvuldig zijn. Bij aanpassing van de normen moeten de achterliggende redenen<br />
daarvoor helder worden toegelicht. De vraag is of extra tijd in verband met verificatie een<br />
gerechtvaardigd argument biedt voor overschrijding in geval van dreiging van persoonlijke<br />
ongevallen. Daarom is het in geval van verplichte automatische doormelding geboden in geval<br />
van verificatie deze zo in te richten dat daardoor de opkomsttijd niet wordt verhoogd 32 .<br />
Hieronder een overzicht van de verschillende tijden die relevant zijn bij verificatie.<br />
Opkomsttijd 33<br />
Vertragingstijd 34<br />
Verwerkingstijd<br />
Verificatietijd<br />
Uitruktijd<br />
Rijtijd<br />
De tijd tussen aanname van de melding door de meldkamer en de aankomst van de eerste<br />
brandweereenheid op de plaats van het incident.<br />
De tijd tussen interne melding en doormelding aan meldkamer. Binnen de vertragingstijd<br />
spreken we van acceptatie- en zoektijd.<br />
De tijd tussen de melding aan de meldkamer en het alarmeren van de brandweer.<br />
De tijd die nodig is om na te gaan of al dan niet sprake is van een calamiteit waarbij uitrukken<br />
is aangewezen.<br />
De tijd tussen alarmering van de brandweer en het uitrijden van de kazerne.<br />
De tijd die nodig is om te gaan van de kazerne naar plaats incident.<br />
28<br />
29<br />
30<br />
31<br />
32<br />
33<br />
34<br />
Prof. T. Hol, Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV pg. 76.<br />
Gebruiksbesluit artikel 2.2.1/Bouwbesluit 2012 artikel 6.20.<br />
Artikel 3.2.1 Besluit Veiligheidsregio’s.<br />
Artikel 3.2.3 Besluit Veiligheidsregio’s.<br />
Prof. T. Hol in Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV, pg 71.<br />
Definitie uit het Besluit Veiligheidsregio’s.<br />
Het is de vraag of de vertragingstijd tot de opkomsttijd gerekend moet worden.
26<br />
Opkomstijd<br />
Verwerkingsttijd Uitruktijdv Rijtijdv<br />
Verificatie is een onderdeel van de verwerkingstijd. Wegens technische vooruitgang en<br />
verbeteringen van de systemen op de meldkamer is de verwerkingstijd korter geworden en<br />
kan een korte verificatie plaatsvinden zonder een vertraging ten opzichte van de vroegere<br />
verwerkingstijd.<br />
Verwerkingstijd<br />
Accepteren Verifiëren Alarmeren<br />
Interne organisatie<br />
a<br />
b<br />
c<br />
Wanneer een bouwwerk een verplichte doormelding heeft, moet er een ontruimingsplan<br />
aanwezig zijn 35 . De ontruiming moet geoefend worden en deze oefening moet gerapporteerd<br />
worden in het logboek 36 . Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet heeft een bedrijf of<br />
instelling als verplichting zorg te dragen voor de veiligheid 37 van de werknemers en andere<br />
aanwezigen. Hiertoe moeten binnen de organisatie bedrijfshulpverleners (BHV) worden<br />
opgeleid en uitgerust 38 . De omvang van deze bedrijfshulpverleningsorganisatie wordt mede<br />
bepaald door het aantal werknemers en alle overige aanwezigen personen.<br />
De taken bevatten in ieder geval:<br />
Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;<br />
Het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;<br />
Het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het<br />
bedrijf of de inrichting.<br />
De bedrijfshulpverlening is dus bedoeld als voorpostfunctie voor de professionele hulpverlening,<br />
zoals brandweer en ambulancedienst. Als dit goed functioneert zal een bedrijfshulpverlener<br />
adequaat intern onderzoek instellen in geval van een brandmelding in het<br />
object.<br />
Op grond van de NEN 2654-1 39 moet er een Beheerder brandmeldinstallaties zijn. Het betreft<br />
hier een persoon die al dan niet in dienst is van de gebruiker en is geïnstrueerd over het<br />
beheer, de controle en het onderhoud van de BMI. Deze persoon heeft dus niet als speciale<br />
taak om actie te ondernemen bij brand.<br />
35<br />
36<br />
37<br />
38<br />
39<br />
Artikel 2.3.6 Gebruikbesluit, lid 5/artikel 6.23, zesde lid Bouwbesluit 2012.<br />
Artikel 2.10.1. Gebruiksbesluit/niet meer expliciet opgenomen in Bouwbesluit 2012: De Algemene wet bestuursrecht voorziet in een<br />
algemene informatieplicht die een dergelijk voorschrift overbodig maakt. Dit neemt niet weg dat een logboek in veel gevallen een<br />
handig hulpmiddel kan zijn om aan de informatieverplichtingen te voldoen.<br />
Arbeidsomstandighedenwet artikel 3, 1e lid.<br />
Arbeidsomstandighedenwet artikel 15.<br />
De NEN 2654-1 geldt via artikel 2.2.1 Gebruiksbesluit/6.20 Bouwbesluit 2012.
27<br />
5<br />
Rolverdeling<br />
De brandweer heeft een zorgplicht en tegelijkertijd dragen bedrijven en instellingen<br />
een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het beperken en bestrijden<br />
van brand. In beginsel mag de brandweer uitgaan van correcte informatie<br />
die haar omtrent een melding bereikt 40 .<br />
5.1<br />
Rol brandweer<br />
De brandweer moet een inschatting maken van de mogelijke risico’s ten aanzien van de<br />
brandveiligheid waaronder de tekortkomingen ten aanzien van de BHV. Wanneer de interne<br />
organisatie niet op orde is, dan heeft het bevoegd gezag (Arbeidsinspectie) als taak dat<br />
middels handhaving op orde te brengen. In dit soort gevallen is vertragende verificatie niet<br />
te rechtvaardigen.<br />
Toezicht op het ontruimingsplan vindt plaats door de gemeente/brandweer. Voor de kwaliteit<br />
van het ontruimingsplan is geen harde wettelijke norm gegeven. De brandweer kan wel zelf<br />
een beoordeling maken en dat mee laten wegen in het besluit of verificatie gerechtvaardigd is.<br />
Handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet wordt uitgevoerd door de Arbeidsinspectie.<br />
Signalen en informatie hieromtrent kunnen uitgewisseld worden tussen gemeente, brandweer<br />
en Arbeidsinspectie. In geval van verificatie zal deze protocollair helder moeten worden vastgelegd<br />
om vertraging die leidt tot overschrijding van de maximale opkomsttijden te voorkomen.<br />
PAC’s zijn niet verplicht doorgemeld en zouden zelf moeten verifiëren, zeker wanneer er<br />
BHV-ers aanwezig zijn. Immers gaan we ervan uit dat bij niet verplichte doormelding brand<br />
‘ontdekt’ moet worden. Een PAC-melding is in feite een ‘112-belletje’. Dus verificatie bij PAC’s<br />
is aanvaardbaar binnen de van de brandweer vereiste zorg.<br />
5.2<br />
Rol abonnee/gebruiker<br />
Primair hebben particulieren een eigen verantwoordelijkheid voor wat betreft brandveiligheid.<br />
Een BHV is nodig om een zwaardere verantwoordelijkheid te kunnen dragen waar het<br />
gaat om het inschatten van risico’s en het uitvoeren van taken. Op bepaalde tijden, zoals buiten<br />
kantooruren zijn er bij bepaalde functies minder mensen aanwezig, waardoor verificatie<br />
moeilijker of onmogelijk wordt. Tegelijkertijd zal op die tijden minder nodeloos alarm ontstaan,<br />
omdat er minder activiteiten zijn die nodeloze brandmeldingen veroorzaken, waardoor<br />
het dan niet nodig is om met verificatie te trachten het aantal nodeloze uitrukken terug te<br />
dringen. Verificatie ‘tijdens kantooruren’ zal met relatief weinig tijdverlies gepaard gaan. Als<br />
het gaat om een bedrijf of instelling met BHV, is deze vertraging bovendien te rechtvaardigen<br />
omdat men in staat is zelf de nodige maatregelen te treffen en mensen te redden, dan wel<br />
schade te beperken 41 .<br />
BMI’s kunnen vrijwillig doormelden naar een particuliere alarmcentrale (PAC). Deze doormelding<br />
heeft geen wettelijke grondslag. Het kan zijn dat de RAC gebeld wordt zonder dat de<br />
brandmelding door de abonnee of derden is geverifieerd. In dit kader kan het strafrecht van<br />
toepassing zijn wegens nodeloos alarmeren (art. 142 van het Wetboek van Strafrecht).<br />
In welke gevallen het strafrecht van toepassing kan zijn zal nader worden onderzocht door<br />
het kennisplatform S<strong>TOOM</strong> 42 wat momenteel door de NVBR wordt opgericht. In deze handreiking<br />
zal die aanpak dan ook niet aan de orde komen.<br />
40<br />
41<br />
42<br />
Prof. T. Hol in Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV, pg. 72.<br />
Prof. T. Hol in Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT) Onderzoek naar de consequenties van het voorstel, NIFV, pg. 76.<br />
Hierin zullen van alle 25 Veiligheidsregio’s vertegenwoordiging deelnemen. De doelstelling is de komende 5 jaar de Structurele<br />
Terugdringing van Ongewenste en Onechte Meldingen (S<strong>TOOM</strong>) uitvoering te geven. Het doel is om tot 50% minder nodeloze<br />
uitrukken te komen.
28<br />
Afweging<br />
Bovenstaand worden verschillende aspecten genoemd die tegelijkertijd bestaan: verantwoordelijkheid<br />
brandweer zoals opkomsttijd, verantwoordelijkheid abonnee zoals kwaliteit BHV<br />
en ontruimingsplan. Over de afweging van deze aspecten meer in 6.2.
29<br />
6<br />
Stappenplan verificatie<br />
Om op een verantwoorde wijze verificatie toe te passen in de verwerkingsprocedure<br />
van automatische brandmeldingen moet een aantal zaken inzichtelijk<br />
zijn, bestuurlijk vastgesteld en in werkprocessen opgesteld. De eerste stap is<br />
registratie. Meten is weten.<br />
Op basis van de gegevens kan besloten worden welke objecten uitgesloten moeten worden en<br />
hoe de verificatie uitgevoerd moet worden. Als inzichtelijk gemaakt is in welke gevallen verificatie<br />
kan worden toegepast moet dit bestuurlijk worden vastgelegd. Het kan zijn dat binnen<br />
een Veiligheidsregio verschillende besluiten hierover vallen. Dit hoeft geen bezwaar te zijn als<br />
het zo ingericht wordt dat voor de centralist maar één keuze bestaat: niet of wel verifiëren.<br />
En dit altijd volgens dezelfde procedure.<br />
6.1<br />
Registratie<br />
Onderstaand volgt een overzicht van de onderwerpen die geregistreerd moeten zijn. Dit geldt<br />
voor alle objecten met een doormelding, ook de niet-verplichte. De meeste gegevens zullen<br />
momenteel geregistreerd worden maar moeten nu ook bij elkaar gebracht worden.<br />
Het Bouwbesluit 2012 laat de verplichting van de doormelding voor een substantieel deel<br />
vervallen. Daarnaast blijven bouwwerken met grote brandcompartimenten op basis van het<br />
brandbeveiligingsconcept Beheersbaarheid van Brand en doormeldingen op grond van gelijkwaardigheid<br />
en milieuwetgeving gelden. Het is nodig deze nieuwe indeling inzichtelijk te<br />
maken bij de afweging of verificatie van toepassing kan zijn.<br />
Registratie<br />
OMS-objecten<br />
a<br />
b<br />
c<br />
d<br />
e<br />
f<br />
g<br />
Ad a en b<br />
Ad f<br />
Ad g<br />
Registratie<br />
opkomsttijden<br />
De volgende gegevens moeten beschikbaar zijn:<br />
alle objecten met verplichte doormelding;<br />
alle objecten met niet-verplichte doormelding;<br />
de gebruiksfuncties van de objecten;<br />
toegepaste gelijkwaardige oplossing met doormelding;<br />
doormelding op grond van Wet Milieubeheer;<br />
eventuele vertraging in de doormelding van de installatie (acceptatie en zoektijd);<br />
historie van loze meldingen.<br />
Alle abonnees worden getoetst aan de nieuwe wetgeving, het Bouwbesluit 2012. Dit is ook<br />
nodig in het kader van handhaving.<br />
Deze informatie is niet altijd goed bekend bij de brandweer. Maar het is wel zeer relevant<br />
voor de vraag of verificatie gerechtvaardigd is. Het zou zo moeten zijn dat er alleen vertraging<br />
is toegekend op aanvraag en dat dit besluit is gearchiveerd (PvE dan wel apart besluit zoals<br />
gebruiksvergunning of -melding). In de praktijk blijkt vertraging vaker toegepast te zijn en is<br />
dit niet op een eenduidige manier terug te vinden. Voor de toekomst geldt dat een vertraging<br />
alleen kan worden toegestaan op basis van gelijkwaardigheid en hierdoor is een gebruiksmelding<br />
vereist 43 .<br />
Wanneer er een handhavingsbeleid wordt gevoerd is deze informatie voor handen. Als dat<br />
nog niet het geval is geeft Deel A van deze handreiking aan hoe dit opgebouwd kan worden.<br />
Om te besluiten of bouwwerken in aanmerking komen voor de verificatieprocedure is het nodig<br />
om te weten of de opkomsttijd gehaald wordt.<br />
43<br />
MVT Bouwbesluit 2012, Staatsblad 2011, 416. pg 308: Brandmeldinstallaties die op grond van tabel I moeten zijn voorzien van<br />
een doormelding als bedoeld in NEN 2535, doen dat op grond van het derde lid rechtstreeks naar de RAC. Rechtstreeks wil zeggen<br />
zonder tussenkomst van een particuliere alarmcentrale. De doormelding naar deze regionale alarmcentrale moet zonder vertraging<br />
plaatsvinden, tenzij er door het bevoegd gezag op grond van artikel 1.3 is ingestemd met een vertraging in de doormelding.
30<br />
a<br />
b<br />
Registratie<br />
interne organisatie<br />
a<br />
b<br />
c<br />
d<br />
e<br />
Ad a en b<br />
Ad c<br />
Ad d<br />
Ad e<br />
Hiervoor zijn de volgende gegevens nodig:<br />
vastgestelde opkomsttijd;<br />
gerealiseerde opkomsttijden 44 .<br />
Om te besluiten of verificatie toepasselijk is, maar ook tijdens de verificatie is het nodig<br />
om te weten:<br />
aanwezigheid/kwaliteit ontruimingsplan;<br />
controleren en oefenen ontruimingsplan;<br />
kwaliteit BHV;<br />
telefoonnummer van contactpersoon ter plaatse;<br />
geluidsopname telefoongesprekken met RAC.<br />
Deze gegevens zullen bekend zijn in het kader van preventie en preparatie.<br />
De Arbeidsinspectie houdt toezicht hierop. Gegevens hierover worden ook door de bevelvoerder<br />
en de centralist gesignaleerd. Gegevens kunnen worden uitgewisseld met de Arbeidsinspectie.<br />
Sommige regio’s beschikken over telefoons als onderdeel van de BMI-installatie (de zogenaamde<br />
‘rode telefoons’ of ‘hotline’).<br />
Meldingen worden met een geluidsopname geregistreerd. Belangrijk is dat de geluidsopnames<br />
lang genoeg bewaard blijven voor het geval de meldkamer en/of brandweer aansprakelijk<br />
wordt gesteld na een calamiteit.<br />
6.2<br />
Beleid<br />
Er moet een verificatieprocedure vastgesteld worden. Het is om verschillende redenen onwenselijk<br />
om meer dan één verificatieprocedure voor de centralist in te voeren 45 . De centralist hoeft<br />
alleen te checken of hij wel of niet zal verifiëren. De manier waarop en de tijd die daarvoor<br />
staat zal in alle gevallen hetzelfde moeten zijn 46 . Vervolgens moet elke gemeente het toepassen<br />
van verificatie bestuurlijk vaststellen. In het besluit moet staan dat er verificatie ingevoerd<br />
zal worden, in welke gevallen dat wel/niet toepasselijk is en op welke manier dit uitgevoerd<br />
gaat worden.<br />
De invoering van verificatie kan in meerdere fasen plaatsvinden. Het is niet nodig dat alle<br />
gemeenten gelijktijdig starten met een verificatiebeleid. Ook is het niet nodig dat alle gemeenten<br />
verificatie in dezelfde gevallen toe staan. Daarbij kunnen categorieën objecten waarbij<br />
verificatie toegepast mag worden stapsgewijs ingevoerd worden. Dit staat immers een uniforme<br />
procedure (wel of niet verifiëren) niet in de weg. Het toestaan van verificatie is een dynamische<br />
situatie.<br />
Afwegingscriteria<br />
verificatie<br />
Er zijn verschillende afwegingscriteria waarop het besluit dat verificatie wel of niet toepasselijk<br />
is gebaseerd kan worden. De criteria zijn gebaseerd op elementen die een object een<br />
verhoogd risico geven dan wel omstandigheden die verificatie, onmogelijk, onwenselijk of<br />
overbodig maken. Er zijn omstandigheden die verificatie juist beter mogelijk maken. Bijvoorbeeld<br />
de nabijheid van de kazerne waardoor de rijtijd zeer kort is. Deze criteria kunnen meewegen<br />
in geval van twijfel.<br />
44<br />
45<br />
46<br />
In het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) in 2006 bleek dat 60% van de gemeenten geen<br />
informatie kon verschaffen over de operationele prestaties in de vorm van opkomsttijden. Sinds die tijd zijn gemeenten zich bewust<br />
hiervan en is hier veel aandacht voor.<br />
Momenteel wordt gewerkt aan het uniformeren van meldingsclassificaties. Er zijn 5800 classificaties in heel <strong>Nederland</strong>. Gelderland<br />
Midden heeft er bijvoorbeeld 1100. Het is de bedoeling dat er nog 300 overblijven. In oktober 2011 is de pilot LMC 1.0 worden<br />
afgesloten.<br />
Noordwijk heeft als systeem voor het bepalen van de max. toegestane vertragingstijd de tijd die overblijft na aftrek van de opkomsttijd.<br />
Verschillende procedures wordt echter niet als algemeen advies in deze handreiking gegeven.
31<br />
Verhoogd risico<br />
.<br />
Verificatie onmogelijk<br />
.<br />
Verificatie onwenselijk<br />
.<br />
Verificatie onnodig<br />
.<br />
.<br />
Verificatie mogelijk<br />
.<br />
Dynamische situatie<br />
Vaststellen protocol<br />
De bouwwerken met een wettelijk verplichte doormelding zijn impliciet al aangemerkt als<br />
objecten met een hoger risico. Binnen deze groep kan nog een nader onderscheid worden<br />
gemaakt. De Regeling Brandmeldinstallaties 2002 geeft indirect via de inspectie frequentie<br />
een bruikbare indeling aan.<br />
Criteria om een beoordeling te kunnen maken of sprake is van een ‘verhoogd risico’ (dus verificatie<br />
niet toepasselijk) zijn:<br />
verplichte doormelding;<br />
de zelfredzaamheid van de aanwezige personen;<br />
de aanwezige vuurlast en/of de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen;<br />
een vloer van het gebouw boven de 50 meter of meer dan 8 meter onder het maaiveld;<br />
toegepaste gelijkwaardigheid waarbij gerekend wordt op brandweerhulp;<br />
de toegepaste vertragingstijd in de BMI;<br />
de aanwezigheid van een adequate BHV-organisatie;<br />
nabijheid brandweerkazerne of -post.<br />
In sommige gevallen is verificatie niet mogelijk. Dat is het geval wanneer:<br />
geen telefoonnummer van een persoon op de locatie zelf bekend is;<br />
er op die dagen/dagdelen niemand aanwezig zal zijn.<br />
Wanneer bekend is dat een van onderstaande situaties (al of niet tijdelijk) zich voordoet dan is<br />
verificatie onwenselijk:<br />
overschrijding van de gestelde norm voor de opkomsttijd;<br />
gebreken in het bouwwerk en brandveiligheidsvoorzieningen 47 ;<br />
gebreken in het ontruimingsplan en de interne organisatie 48 ;<br />
historie van onjuiste informatieverstrekking.<br />
In twee gevallen is verificatie onnodig:<br />
bij toepassing van kwalitatief hoogwaardige brandmeldsystemen, voorzien van intelligente<br />
detectiemethoden, en op juiste wijze geprojecteerd, kan verificatie door de meldkamer overbodig<br />
zijn of worden, omdat er nauwelijks of geen kans meer is op het ontstaan van een nodeloze<br />
brandmelding. Dit kan het geval zijn met multisensormelders welke zo zijn in te stellen<br />
dat zij voldoen aan de NEN-EN 54-7 (als rookmelder). De interne organisatie reageert direct op<br />
het optische element en de brandweer rukt pas uit als ook het thermische deel in alarm komt.<br />
De totale melder komt wel binnen de voor rookmelders gestelde tijd in alarm, maar de kans<br />
op een nodeloze melding is velen malen kleiner.<br />
de toegepaste vertragingstijd in de BMI in combinatie met een adequate BHV-organisatie.<br />
Wanneer de afweging van bovenstaande criteria nog niet tot een besluit hebben geleid,<br />
kunnen onderstaande criteria de keuze voor verificatie ondersteunen:<br />
niet verplichte doormelding;<br />
nabijheid brandweerkazerne of om andere reden zeer korte opkomsttijd;beroepskorps of met<br />
vrijwilligers (kosten/motivatie);<br />
historie van veel loze meldingen.<br />
De lijst met objecten waarbij verificatie niet toepasselijk is, is altijd in beweging. Bij de vaststelling<br />
van de objecten waarbij verificatie toepasselijk is moet daarom een methode of een<br />
systeem opgesteld worden waarmee voortdurende actualisatie wordt toegepast. Er is altijd<br />
sprake van (tijdelijke) situaties als wegwerkzaamheden, bouwwerkzaamheden en problemen<br />
met brandveiligheidsvoorzieningen in het bouwwerk.<br />
Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over hoe lang de verificatietijd is, hoe de<br />
verificatietijd wordt bewaakt, hoe de centralist weet wanneer verificatie niet toepasselijk is,<br />
welke gegevens bij verificatie gevraagd en genoteerd worden en of na verstrijken van de<br />
verificatietijd het contact met de locatie wordt aangehouden. Hiervoor is geen vast model te<br />
geven, iedere RAC heeft zijn eigen procedures, een nieuwe verificatieprocedure moet in de<br />
47<br />
48<br />
In dit geval kan ook een opschaling i.p.v. niet-verificatie worden toegepast.<br />
In dit geval kan ook een opschaling i.p.v. niet-verificatie worden toegepast.
32<br />
bestaande praktijk ingepast worden. Hieronder volgt een overzicht van de zaken die in het<br />
protocol aan de orde moeten komen.<br />
Procedure verificatie automatische brandmelding<br />
Melding accepteren<br />
Verificatie van toepassing<br />
nee<br />
Bellen<br />
Alarmeren<br />
Verificatie<br />
nee<br />
ja<br />
Geen verificatie binnen gestelde tijd<br />
Registratie<br />
Alarmeren<br />
Procedure 1<br />
verificatie 2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
.<br />
6<br />
7<br />
Ad 1<br />
Ad 2<br />
Ad 3<br />
Ad 4<br />
Accepteren melding<br />
Check wel of niet verifiëren; zo niet, onmiddellijk alarmeren<br />
Bij verifiëren onmiddellijk bellen<br />
Besluit wel of niet alarmeren<br />
Wanneer alarmeren niet meer nodig is:<br />
Noteren naam van degene aan de telefoon<br />
Noteren oorzaak melding<br />
Verificatie tijd is verstreken, onmiddellijk alarmeren<br />
Ophangen of doorvragen<br />
Dit blijft volgens de gebruikelijke procedure van de RAC.<br />
Alle locaties waar verificatie niet toegepast mag worden, moeten worden ingevoerd in het<br />
systeem. Dit moet leiden tot een duidelijk signaal voor de centralist. Eenduidig, zonder dat er<br />
nog een zoek- of beslismoment nodig is.<br />
Hiervoor moeten de telefoonnummers beschikbaar zijn. Er kunnen afspraken gemaakt worden<br />
bijvoorbeeld dat als er na maximaal vier keer overgaan geen telefonisch contact is, tot<br />
alarmering wordt overgegaan. Wanneer meerdere telefoonnummers van die locatie beschikbaar<br />
zijn moet een tijd worden afgesproken.<br />
De centralist heeft een ‘uitvraagprocedure’ en kan daarmee vaststellen of uitrukken geboden<br />
is of niet. Er moet altijd gevraagd worden naar de oorzaak van de melding. Als de oorzaak<br />
duidelijk wordt aangegeven kan de centralist een inschatting maken.<br />
Men kan ervan uitgaan dat informatie afkomstig van een BHV’er in beginsel correct is.<br />
De informatie die wordt gegeven door niet geoefenden en van bedrijven en instellingen zonder<br />
BHV kunnen een duidelijke oorzaak van de melding geven, maar het kan ook zijn dat de centralist<br />
op basis van deze informatie geen inschatting kan maken en zal alsnog alarmeren.
33<br />
Ad 5<br />
Ad 6<br />
Ad 7<br />
Er moet een duidelijke terminologie worden afgesproken die de centralist moet hanteren.<br />
Die terminologie moet aansluiten bij wat de bevelvoerder, de toezichthouder, de preventiefunctionaris<br />
en de handhaver hanteert. Richtlijn hiervoor is de NEN 2535:2009.<br />
Er kan sprake zijn van een echte brand die al onder controle blijkt bij de verificatie zodat uitrukken<br />
niet meer nodig is of afgeschaald kan worden naar minder prioriteit en minder materieel.<br />
Een nodeloze uitruk is hiermee voorkomen, echter moet dit niet worden geregistreerd als<br />
een nodeloos alarm, immers de oorzaak van de brand was echt.<br />
Er moet duidelijk zijn hoe lang de verwerkingstijd maximaal mag duren en dus hoe lang de<br />
verificatietijd is na aftrek van de acceptatietijd en de alarmeringstijd. Aanbevolen wordt om<br />
aan het einde van de verificatietijd een waarschuwingssignaal in te stellen (‘piep’). Als de tijd<br />
om is maar de verificatie nog niet is afgerond volgt onmiddellijke alarmering.<br />
Als het contact wordt aangehouden kan alsnog blijken dat de melding nodeloos was en kan<br />
de brandweer gede-alarmeerd worden danwel de eenheden worden teruggeroepen. Niet alle<br />
regio’s de-alarmeren, en het hangt van de gemeente af of er wordt teruggeroepen. Hiervoor<br />
moet een afweging worden gemaakt op basis van kosten en handhaving. In het kader van<br />
handhaving kan het wenselijk zijn dat wordt doorgereden. Er moet in het protocol worden<br />
vastgelegd of er mogelijkheid is om na alarmering alsnog te de-alarmeren of terug te roepen.<br />
Procedure verificatie automatische brandmelding<br />
Procedure de-alarmeren en terugroepen<br />
Registreren<br />
Alarmeren<br />
Ophangen<br />
Doorvragen<br />
Echte melding<br />
De-alarmeren<br />
Nodeloze melding<br />
Terugroepen<br />
Nodeloze melding<br />
Voorbeeld<br />
Gelderland Midden<br />
In de regio Gelderland Midden wordt na alarmering het contact voortgezet.<br />
Onderstaand figuur geeft globaal aan wat de verificatieprocedure in deze regio oplevert.<br />
Opkomsttijd<br />
Afvangen alarm<br />
tijdens verificatietijd<br />
50%<br />
De-alarmeren<br />
in uitruktijd<br />
10%<br />
Terugroepen<br />
tijdens rijtijd<br />
15%
34<br />
A<br />
Begrippenlijst<br />
Awb<br />
BMI<br />
OMS<br />
PAC<br />
RAC<br />
Aanschrijving<br />
Abonnee<br />
Beleid<br />
Besluit<br />
Bestuursdwang<br />
Bezwaar<br />
Controle<br />
Dwangsom<br />
Gedogen<br />
Handhaven<br />
Handhavingmiddelen<br />
Loze melding<br />
Overtreding<br />
Registreren<br />
Toezicht<br />
Verificatie<br />
Vooraankondiging<br />
Algemene wet bestuursrecht<br />
Brandmeldinstallatie<br />
Openbaar Meldsysteem<br />
Particuliere alarmcentrale<br />
Regionale alarmcentrale van de brandweer<br />
Term die nog stamt uit de oude Woningwet maar er nu niet meer in voorkomt. Meestal wordt<br />
een (voorbereidend) handhavingsbesluit bedoeld.<br />
Degene die een directe doormelding heeft naar de RAC. Vaak wordt ook de term OMS-object<br />
of aansluiting gebruikt.<br />
De wijze waarop de gemeente omgaat met een bepaalde bevoegdheid.<br />
Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling,<br />
zoals bedoeld in de Algemene Wet Bestuursrecht.<br />
Het dwingen tot een maatregel met als sanctie dat het bestuursorgaan de maatregelen (laat)<br />
nemen op kosten van de overtreder.<br />
De mogelijkheid voor een belanghebbende om binnen zes weken na bekendmaking van een<br />
besluit een bezwaarschrift tegen het besluit in te dienen bij het bestuursorgaan dat het<br />
besluit heeft genomen.<br />
Nagaan of een situatie aan de wettelijke eisen voldoet.<br />
Vaak foutief aangeduid als ‘boete’. Het gaat wel om een geldbedrag welke betaald moet<br />
worden als een overtreding wordt voortgezet of herhaald.<br />
Het door middel van het nemen van een besluit gemotiveerd aangeven dat tegen een illegale<br />
situatie niet wordt opgetreden.<br />
Alle activiteiten die erop zijn gericht om naleving van de regels te bewerkstelligen. Vaak<br />
wordt alleen het gebruiken maken van juridische handhavingsmiddelen bedoeld.<br />
Alle instrumenten om te handhaven zoals voorlichting, overleg en intrekken van een vergunning.<br />
Vaak worden alleen de juridische instrumenten zoals de last onder bestuursdwang en<br />
last onder dwangsom bedoeld.<br />
Vaak worden ook termen als nodeloos alarm of nodeloze brandmelding gebruikt. Het veroorzaken<br />
van een brandmelding door een brandmeldinstallatie terwijl er geen brand is. Er is dan<br />
sprake van een ongewenste of een onechte melding.<br />
Een gedraging die in strijd is met een wettelijke bepaling.<br />
Het op een logische en systematische wijze vastleggen van gegevens.<br />
Op basis van een wettelijk toegekende bevoegdheid nagaan of een situatie aan de wettelijke<br />
eisen voldoet.<br />
Het niet onmiddellijk alarmeren van de brandweer na een rechtstreekse doormelding van<br />
de BMI naar de Regionale alarmcentrale (RAC). De centralist doet eerst onderzoek naar de<br />
oorzaak van de melding en de situatie ter plaatse voor hij het besluit neemt om al dan niet de<br />
brandweer te alarmeren.<br />
Geen juridische term. Bedoeld wordt een voorbereidende brief van de gemeente waarin<br />
bekend wordt gemaakt dat de gemeente voornemens is om handhavend tegen een illegale<br />
situatie op te treden. Ook wel waarschuwing, voornemen of zienswijzebrief genoemd.
35<br />
B<br />
Relevante wetgeving<br />
Gebruiksbesluit/<br />
Bouwbesluit 2012<br />
Het Gebruiksbesluit schrijft voor in artikel 2.2.1 welke bouwwerken moeten zijn voorzien van<br />
een brandmeldinstallatie met rechtstreekse doormelding naar de regionale alarmcentrale. Het<br />
artikel verwijst voor de eisen aan de uitvoering per gebruiksfunctie naar een tabel 49 .<br />
In het zesde tot en met negende lid is geregeld aan welke kwaliteitseisen de BMI moet voldoen:<br />
NEN 2535, NEN 2654-1 en een geldig certificaat als bedoeld in de Regeling brandmeldinstallaties<br />
2002 van het Centraal College van Deskundigen van het CCV.<br />
Met het Bouwbesluit 2012 wordt dit artikel iets gewijzigd qua opbouw en inhoud. In artikel<br />
6.20 is aangegeven welke bouwwerken moeten zijn voorzien van een BMI met doormelding.<br />
Nu is daarbij aangegeven dat deze moeten voldoen aan de NEN 2535. In het zesde tot en met<br />
achtste lid is geregeld aan welke kwaliteitseisen de BMI verder moet voldoen: inspectiecertificaat<br />
(nieuw) en NEN 2654-1.<br />
Artikel 6.20<br />
1<br />
a<br />
b<br />
c<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
a<br />
b<br />
c<br />
6<br />
Brandmeldinstallatie (Bouwbesluit 2012, Stb. 416 en Stb. 676, 2011)<br />
Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 met een omvang<br />
van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I bij dit besluit, indien:<br />
de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan<br />
gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw voor zover die gebruiksfuncties op eenzelfde<br />
vluchtroute zijn aangewezen groter is dan de in deze bijlage aangegeven grenswaarde;<br />
de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau<br />
hoger is gelegen dan op de in deze bijlage aangegeven grenswaarde, of<br />
deze bijlage dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als hierboven bedoeld.<br />
Een brandcompartiment waarin een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als<br />
bedoeld in het eerste lid ligt, heeft een brandmeldinstallatie met een zelfde omvang van<br />
de bewaking en doormelding als die gebruiksfunctie.<br />
Een doormelding als bedoeld in het eerste lid vindt rechtstreeks plaats naar de regionale<br />
alarmcentrale van de brandweer.<br />
Bij een woonfunctie voor zorg met zorg op afroep in een woongebouw of in een groepszorgwoning<br />
vindt rechtstreekse melding naar een zorgcentrale plaats. Bij 24-uurszorg in een<br />
woongebouw of in een groepszorgwoning vindt deze melding naar een zusterpost plaats.<br />
Voor zover vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden<br />
gevlucht, zijn de buiten die verblijfsruimte gelegen ruimten waardoor die enkele vluchtroute<br />
voert alsmede aan die ruimten grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd<br />
brandrisico voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld in NEN<br />
2535, indien:<br />
de loopafstand tussen de uitgang van een verblijfsruimte en het punt van waaruit in meer dan<br />
één richting kan worden gevlucht meer dan 10 m. is;<br />
de totale vloeroppervlakte van de ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede van<br />
de daarop aangewezen verblijfsruimten meer dan 200 m 2 is, of<br />
het aantal aan de enkele vluchtroute gelegen verblijfsruimten meer dan twee is.<br />
In de in bijlage I bij dit besluit aangewezen gevallen heeft een bij of krachtens de wet voorgeschreven<br />
bestaande brandmeldinstallatie een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven<br />
op grond van het CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties.<br />
49<br />
Artikel 2.2.1 verwijst naar Bijlage I. In de toelichting op artikel 2.2.1 is vermeld dat, afhankelijk van plaatselijke omstandigheden,<br />
bijvoorbeeld goede vluchtmogelijkheden, minder eisen aan de brandmeldinstallatie gesteld kunnen worden dan aangegeven deze<br />
tabel. Dit in het kader van gelijkwaardigheid (artikel 1.4 Gebruiksbesluit).
36<br />
7<br />
8<br />
9<br />
Het onderhoud van een bij of krachtens de wet voorgeschreven bestaande brandmeldinstallatie<br />
waarvoor geen certificaat als bedoeld in het zesde lid is vereist, voldoet aan<br />
NEN 2654-1.<br />
Het beheer en de controle van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie<br />
voldoen aan NEN 2654-1.<br />
Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien boven de in bijlage I bedoelde<br />
hoogste vloer niet meer dan 6 opstelplaatsen voor bedden voor kinderen zijn.<br />
Nieuw is lid 6, dat voor een deel van de brandmeldinstallaties ook de aanwezigheid van een<br />
inspectiecertificaat voorschrijft. Hierdoor wordt niet alleen de werking van de BMI, maar na<br />
ingebruikstellen van die installatie ook de veiligheid van die installatie in zijn specifieke toepassing<br />
gecontroleerd. Via Bouwbesluit 2012 artikel 1.5, derde lid geldt Regeling Bouwbesluit<br />
2012 50 waarin zal worden opgenomen dat een BMI voor ingebruikname over een inspectiecertificaat<br />
moet beschikken. Wanneer een doormelding verplicht is, is de geldigheidsduur een<br />
jaar.<br />
Gelijkwaardigheid<br />
Vrijwillige<br />
doormelding<br />
PAC’s<br />
Met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 zijn lid 6, 7 en 8 van artikel 6.20 op deze<br />
installaties van toepassing. Het kan zijn dat in bijlage I een inspectiecertificaat is aangewezen<br />
en in alle gevallen moeten deze BMI’s onderhouden, beheerd en gecontroleerd worden conform<br />
de NEN 2654-1.<br />
De eisen voor installaties met een vrijwillige doormelding zijn niet wettelijk vastgelegd. Er is<br />
dus geen bestuursrechtelijke handhaving mogelijk. De RAC of de Veiligheidsregio heeft een<br />
privaatrechtelijke overeenkomst met de abonnee. Via de aansluitvoorwaarden kunnen eisen<br />
gesteld worden en deze kunnen privaatrechtelijk afgedwongen worden. De doormelding kan<br />
afgesloten worden bij niet nakomen van de overeenkomst. Met de inwerkingtreding van het<br />
Bouwbesluit 2012 zal een aanzienlijk deel van de verplichte doormeldingen niet meer verplicht<br />
worden. Dit is het moment om beleid hierop te formuleren en in geval van bestaand beleid<br />
dit zo nodig te herzien.<br />
In dit kader kan het strafrecht van toepassing zijn wegens nodeloos alarmeren (art. 142 van<br />
het Wetboek van Strafrecht). Er is nog onvoldoende zicht op de omvang en de oorzaken van<br />
het probleem en dit zal worden onderzocht door het kennisplatform S<strong>TOOM</strong> 51 wat momenteel<br />
door de NVBR wordt opgericht. In deze handreiking zal de aanpak dan ook niet aan de<br />
orde komen.<br />
50<br />
51<br />
Artikel 1.10 van concept-Regeling Bouwbesluit 2012 van september 2011.<br />
Het kennisplatform is momenteel in oprichting. Hierin zullen van alle 25 Veiligheidsregio’s vertegenwoordiging deelnemen. De doelstelling<br />
is de komende 5 jaar de Structurele Terugdringing van Ongewenste en Onechte Meldingen (S<strong>TOOM</strong>) uitvoering te geven.<br />
Het doel is om tot 50% minder nodeloze uitrukken te komen.
37<br />
C<br />
Algemene aspecten van<br />
bestuursrechtelijke handhaving<br />
Dossiervorming<br />
Toezicht<br />
Gemeentelijke<br />
handhaving<br />
Overtreder<br />
.<br />
Dossiervorming is de basis van een juridische handhavingsprocedure. Noodzakelijk hierbij zijn<br />
de schriftelijke rapportage, de schriftelijke voorbereiding en het vastleggen van zienswijzen<br />
en andere relevante contacten en waarnemingen.<br />
Bestuursorganen zijn niet ‘vanzelf’ bevoegd om besluiten te nemen of om bepaalde handelingen<br />
te verrichten: de bevoegdheid moet uit de wet voortkomen. Dit geldt ook voor de<br />
bevoegdheden van de toezichthouder 52 .<br />
Toezicht is het beoordelen of een bepaalde situatie aan de gestelde normen voldoet. Door<br />
het bevoegd gezag (B&W) kunnen toezichthouders aangewezen worden. En het werkt ook<br />
andersom: als een ambtenaar niet is aangewezen, dan mag hij geen toezicht uitoefenen.<br />
Op grond van artikel 92 Ww 53 . draagt het bevoegd gezag zorg voor de bestuursrechtelijke<br />
handhaving van hetgeen in het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit is bepaald. Artikel 1 Woningwet<br />
bepaalt dat onder het bevoegd gezag moet worden verstaan: het bestuursorgaan, bedoeld<br />
in artikel 1.1 lid 1 Wabo dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in<br />
dat artikellid, burgemeester en wethouders. Wanneer er sprake is van een overtreding van<br />
de Woningwet zal het college van burgemeester en wethouders dus doorgaans het bevoegd<br />
gezag zijn. De gemeente heeft op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:21<br />
e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang of<br />
dwangsom op te leggen.<br />
Degene die moet worden aangesproken is de overtreder. Dit kan een natuurlijke persoon of<br />
een rechtspersoon zijn. De huidige Woningwet spreekt van ‘gebruiken of te laten gebruiken’<br />
(artikel 7b). De overtreder kan zijn:<br />
de eigenaar;<br />
degene die uit anderen hoofde daartoe het meest aangewezen is;<br />
degene die gevaar/hinder veroorzaakt;<br />
degene die een bouwwerk in gebruik neemt;<br />
degene die een bouwwerk gebruikt.<br />
De abonnee is niet altijd degene die moet worden aangesproken bij een overtreding. De abonnee<br />
kan immers een persoon zijn die niet degene is die de overtredingen veroorzaakt, zoals<br />
een overkoepelende organisatie. Het kan zijn dat er meerdere partijen aangesproken kunnen<br />
worden. Het is het meest effectief diegene aan te spreken die het in zijn macht heeft de overtreding<br />
te beëindigen. In de praktijk zal de hoofdgebruiker degene zijn die moet worden aangesproken.<br />
Bestuursrechtelijke<br />
sancties<br />
Het bestuursrecht kent bestraffende sancties en herstelsancties. Om de dader te straffen zijn<br />
dat de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Deze zijn pas sinds 2009 en 2010<br />
ingevoerd en niet mogelijk voor de overtredingen die in deze handreiking aan de orde komen.<br />
Om overtredingen ongedaan te maken of te voorkomen worden de zogenaamde herstelsancties<br />
54 ingezet. Dit zijn de last onder bestuursdwang en last onder dwangsom.<br />
52<br />
53<br />
54<br />
Artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht<br />
Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de<br />
naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.<br />
Artikel 92 Woningwet [1] Het bevoegd gezag draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens<br />
de hoofdstukken I tot en met III. [2] Met betrekking tot de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en<br />
met III zijn de artikelen 5.2, tweede lid, en 5.3 tot en met 5.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing<br />
Artikel 5:2 Algemene wet bestuursrecht<br />
1. In deze wet wordt verstaan onder:<br />
a. bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;<br />
b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding,<br />
tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een<br />
overtreding;<br />
c. bestraffende sanctie: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.<br />
2. Geen bestuurlijke sanctie is de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen.
38<br />
Bestuursdwang is het dwingen tot een maatregel met als sanctie dat als de overtreder het<br />
niet tijdig zelf doet, het bevoegd gezag maatregelen neemt of laat nemen op kosten van de<br />
overtreder. Ten onrechte wordt hierbij vaak alleen aan sluiting van een bouwwerk gedacht.<br />
Sluiting is een zo ingrijpende maatregel, dat dit alleen in bijzondere situaties toegepast zal en<br />
kan worden. Door onbekendheid met de minder ingrijpende mogelijkheden wordt vaak van<br />
handhaving afgezien. Maar bestuursdwangmaatregelen kunnen onder andere ook bestaan<br />
uit het laten onderhouden en inspecteren van de brandmeldinstallatie of laten certificeren<br />
van een ondeugdelijke installatie.<br />
De last onder dwangsom wordt in de spreektaal vaak foutief aangeduid met ‘boete’. Het gaat<br />
wel om het betalen van een geldbedrag wanneer de overtreding wordt herhaald, maar heeft<br />
een andere bedoeling en andere juridische grondslag dan de strafrechtelijke of bestuurlijke<br />
boete. De last onder dwangsom is niet bedoeld als straf maar om de overtreder te motiveren<br />
om zo spoedig mogelijk de overtreding te beëindigen. De last onder dwangsom is meer een<br />
schriftelijke procedure in vergelijking tot de last onder bestuursdwang. Het bevoegd gezag zal<br />
nu zelf geen maatregelen nemen als de overtreder in gebreke blijft. Een (waarschuwing voor<br />
een) dwangsom is een effectief middel om de overtreder aan te sporen ander gedrag te vertonen<br />
of de nodige maatregelen te nemen en meestal het geëigende instrument bij het handhaven<br />
van nodeloos alarm.<br />
Waarschuwing<br />
.<br />
Voorafgaand aan een handhavingbesluit moet de overtreder gelegenheid krijgen om zijn<br />
zienswijze 55 te geven. In de wet staat niet aangegeven hoe dit moet gebeuren, deze fase is<br />
vormvrij. We treffen dan ook verschillende benamingen aan, zoals waarschuwing, vooraankondiging,<br />
voornemen of zienswijzebrief. Meestal wordt het schriftelijk gedaan, soms wordt<br />
het controlerapport gestuurd, soms wordt de waarschuwing gegeven in de vorm van een concept<br />
handhavingbesluit. Een schriftelijke fase heeft altijd de voorkeur boven een mondelinge.<br />
Een voorbereidingsbrief is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb, maar de fase die aan het<br />
(handhaving)besluit voorafgaat. De schriftelijke voorbereiding heeft een preventieve werking,<br />
meestal wordt gereageerd door maatregelen te nemen en wordt een verdere procedure voorkomen.<br />
Loopt de procedure toch door, dan draagt een schriftelijke voorbereiding bij aan een<br />
volledig dossier en een zorgvuldig genomen handhavingbesluit.<br />
In de voorbereidingsbrief moeten naast de gelegenheid tot het geven van de zienswijze,<br />
de relevante aspecten staan die de basis zullen vormen van het handhavingbesluit:<br />
de geconstateerde overtreding (de feiten en het overtreden voorschrift);<br />
de last (de maatregelen die de overtreder moet nemen);<br />
de sanctie;<br />
gelegenheid tot zienswijze (bij wie, adres/telefoonnummer, binnen welke termijn).<br />
In de wet staat ook niet aangegeven hoe met de zienswijze omgegaan moet worden, ook dit<br />
is vormvrij 56 . De voorbereidingsbrief geeft een duidelijke richting, omdat deze de aspecten<br />
waarover de overtreder zijn zienswijze kan geven bevat. De zienswijze kan ter plaatse, telefonisch,<br />
in een zitting of schriftelijk gegeven worden. Van een mondelinge zienswijze hoeft<br />
geen verslag gemaakt te worden. Maar ook hier geldt dat een schriftelijke verslaglegging<br />
nodig is, teneinde het uiteindelijke handhavingbesluit zorgvuldig te kunnen nemen.<br />
Besluit tot bestuursdwang/dwangsom<br />
De keuze tussen last onder bestuursdwang 57 of last onder dwangsom 58 , hangt van verschillende<br />
factoren af. In gevallen waarbij sprake is van ernstig gevaar en directe dreiging is de dwangsom<br />
niet geschikt, omdat het niet zeker is of de overtreder er gehoor aan geeft. Met bestuursdwang<br />
treedt het bevoegd gezag uiteindelijk zelf op.<br />
55<br />
56<br />
57<br />
58<br />
55 Artikel 4:8 Awb.<br />
56 Artikel 4:9 Awb.<br />
Vaak wordt de het geven van de zienswijze verward met gehoord worden en een hoorzitting, waaraan wel wettelijke vormvereisten<br />
zijn verbonden. Echter van horen is pas sprake in de bezwaarfase.<br />
Artikel 5:21 Awb.<br />
Artikel 5:31d Awb.
39<br />
.<br />
De dwangsom is juist geschikt in situaties als:<br />
de overtreder zelf beter de overtreding ongedaan kan maken;<br />
gevaar voor voortzetting of herhaling van de overtreding bestaat;<br />
andere handhavingmiddelen als disproportioneel moeten worden beschouwd.<br />
De keuze zal in het geval van nodeloze meldingen dus meestal vallen op last onder dwangsom.<br />
Er kan niet gelijktijdig bestuursdwang en een last onder dwangsom worden opgelegd,<br />
de sancties kunnen wel na elkaar worden toegepast.<br />
Het besluit moet aangeven waar de overtreder aan moet voldoen. Hiervoor kunnen soms<br />
concrete maatregelen of adviezen worden gegeven, maar met het aangeven van de prestatieeis<br />
van de maximaal toelaatbare onechte en ongewenste brandmeldingen per jaar is de last<br />
voldoende duidelijk en concreet geformuleerd 59 .<br />
De overtreder moet de gelegenheid krijgen de tekortkoming binnen een bepaalde termijn<br />
op te heffen. Deze zogenaamde begunstigingstermijn 60 moet redelijk zijn. Deze termijn is<br />
afhankelijk van de ernst van de aangetroffen situatie en de te nemen maatregelen. Niet roken<br />
onder de melder kan onmiddellijk worden uitgevoerd, een melder vervangen kost enige tijd.<br />
In combinatie met de ernst van de situatie worden de maatregelen en de termijn bepaald.<br />
Dwangsom<br />
De hoogte van de dwangsom moet in verhouding staan tot de overtreding. Deze mag niet te<br />
hoog zijn, maar ook weer niet te laag. Het moet een stimulans zijn dat om de overtreding te<br />
beëindigen. Een dwangsom is dus een prikkel, niet een kosten- of schadevergoeding. Afhankelijk<br />
van de soort overtreding kan de dwangsom een bedrag ineens zijn, een bedrag per tijdseenheid<br />
of een bedrag per overtreding.<br />
Als de overtreding voortduurt wordt een dwangsom verbeurd. Het invorderen van verbeurde<br />
dwangsommen is een administratieve procedure.<br />
Het kan zijn dat na de begunstigingstermijn de overtreder niet in staat is (geheel) aan de last<br />
te voldoen waardoor het bevoegd gezag kan besluiten tot het aanpassen van de hoogte van<br />
de dwangsom of de looptijd ervan 61 .<br />
Bestuursdwang<br />
Strafrechtelijke<br />
vervolging<br />
Privaatrechtelijk<br />
optreden<br />
Wanneer door middel van het opleggen van een last onder dwangsom het beoogde doel niet<br />
wordt bereikt of doordat omstandigheden direct aanleiding zijn voor optreden (bijvoorbeeld<br />
bij gebreken aan een brandmeldinstallatie, ernstig achterstallig onderhoud of onwil) dan zal<br />
de keuze voor last onder bestuursdwang worden gemaakt. Door feitelijk optreden van de<br />
gemeente zullen er maatregelen worden genomen om de overtreding niet meer voor te laten<br />
komen. De vorm van bestuursdwang is afhankelijk van de ernst van de situatie en mogelijk<br />
andere overtredingen en zal per geval moeten worden beoordeeld.<br />
Het onnodig alarmeren van hulpdiensten is strafbaar (Wetboek van strafrecht, art. 142). Het<br />
strafrecht heeft een andere invalshoek, het betreft dan geen herstelsancties maar is bedoeld<br />
om de dader te straffen. Dit zou ingezet kunnen worden in die gevallen waarbij doelbewust<br />
nodeloos alarm wordt geactiveerd. Dan gaat het bijvoorbeeld om vandalisme of vormen van<br />
nodeloze alarmering via PAC’s. Tussen Openbaar Ministerie, de brandweer en de instelling<br />
waar dit soort problemen zich vaker voordoen zouden afspraken gemaakt kunnen worden.<br />
De politie maakt een proces-verbaal op en de dader wordt vervolgd.<br />
Wanneer de overheid geen bestuursrechtelijke middelen heeft kan zo mogelijk privaatrechtelijk<br />
worden opgetreden. Wat betreft de vrijwillige doormeldingen is dat het geval. De Veiligheidsregio<br />
kan nakoming van de overeenkomst (art. 296, boek 3, Burgerlijk Wetboek) eisen.<br />
Denk hierbij aan contractsvoorwaarden zoals onderhoud en controle van de installatie; ook<br />
ontbinding van de overeenkomst (art. 265, boek 6, Burgerlijk Wetboek) en dus het afsluiten<br />
van het Openbaar Meldsysteem (OMS) is mogelijk.<br />
59<br />
60<br />
61<br />
LJN:BJ1474, Rechtbank Arnhem , AWB 08/3171.<br />
Artikel 5:24, tweede lid Awb voor bestuursdwang en 5:32a, tweede lid voor dwangsom.<br />
Artikel 5:34 Awb.
40<br />
Schema<br />
invordering<br />
dwangsom<br />
Stap procedure Invordering dwangsom opmerkingen<br />
1 Beschikking dwangsom. Dit is het eigenlijke besluit.<br />
Echter de overtreder heeft nog de gelegenheid de overtreding<br />
op te heffen/te stoppen met nodeloze meldingen,<br />
en zal dan geen dwangsom verschuldigd worden.<br />
2 Verbeuren dwangsom. Dit kan zijn een bedrag ineens,<br />
hetzij een bedrag per tijdseenheid of per overtreding.<br />
Er moet altijd een maximum bedrag worden vastgesteld.<br />
3 Invorderingsbeschikking. 62 Deze bevat het daadwerkelijk<br />
verbeurde bedrag. De verbeurde dwangsom moet<br />
worden betaald binnen 6 weken. 63<br />
4 Factuur met daarop uiterste termijn van 6 weken na<br />
datum Invorderingsbeschikking<br />
5 Aanmaning te betalen binnen twee weken wanneer de<br />
schuldenaar in verzuim is. Hierbij wordt gewaarschuwd<br />
voor invordering bij dwangbevel 64 .<br />
Controlerapport<br />
Schriftelijk besluit<br />
Kan gelijktijdig met invorderingsbesluit<br />
Brief<br />
6 Overdracht aan deurwaarder.<br />
7 Invordering bij dwangbevel. Verbeurde dwangsommen komen toe<br />
aan de rechtspersoon waartoe het<br />
bestuursorgaan behoort (gemeente)<br />
8 Verjaringstermijn voor dwangsommen is korter dan de<br />
algemene termijn. De bevoegdheid tot invordering<br />
verjaart na 1 jaar 65 na de dag waarop zij is verbeurd,<br />
tenzij de verjaring is gestuit.<br />
Bewaking termijnen, zonodig stuitinghandelingen<br />
verrichten (bv nieuwe<br />
aanmaning)<br />
62<br />
63<br />
64<br />
65<br />
Artikel 5:37 Awb<br />
Artikel 5:33 Awb<br />
Artikel 4:112 Awb<br />
Artikel 5:35 Awb
41<br />
D<br />
Modellen<br />
Model 1<br />
Formulier registratie oorzaak melding door bevelvoerder<br />
Registratie automatische meldingen<br />
naam object:<br />
adres object:<br />
postcode en plaats:<br />
contactpersoon:<br />
niet aanwezig<br />
uitrukgegevens<br />
datum uitruk: / /201 uur :<br />
naam bevelvoerder:<br />
Post:<br />
alarmgegevens<br />
melding via: RAC PAC<br />
OMS-nummer: Verdieping: Kamernummer: Meldernummer:<br />
BMI gereset voor aankomst brandweer:<br />
Ja Nee<br />
Gehandeld conform procedure:<br />
Ja Nee<br />
Rookmelder Thermische melder Handmelder anders:<br />
echte brandmelding<br />
melding door een brand of<br />
door een voorval dat tot<br />
brand kan leiden<br />
begin van brand<br />
droog gekookte pan<br />
vlam in de pan<br />
kortsluiting<br />
oververhitting<br />
brandstichting*<br />
anders:<br />
ongewenste brandmelding<br />
melding door de aanwezigheid van<br />
op brand lijkende verschijnselen,die<br />
niet het gevolg zijn van brand<br />
roken<br />
bakken,braden<br />
flamberen<br />
uitlaatgassen<br />
laswerkzaamheden<br />
soldeerwerkzaamheden<br />
aërosolen uit productieproces<br />
met kwaadwillige opzet<br />
activeren handbrandmelder<br />
anders:<br />
onechte brandmelding<br />
melding die niet het gevolg is van<br />
een brand of op brand lijkende<br />
verschijnselen<br />
stoom/douche/waterkoker<br />
beschadiging<br />
atmosferische beïnvloeding<br />
vervuilde melder<br />
beïnvloeding door ander<br />
systeem; EMC (Elektro<br />
Magnetische Compatiliteit)<br />
opwervelend stof<br />
lijmwerkzaamheden<br />
fout OMS beheerder**<br />
anders:<br />
* Hiervan dient de politie in kennis te worden gesteld i.v.m. strafrechtelijke afhandeling.<br />
** Wie heeft OMS afgemeld Hoe laat Contactpersoon OMS beheerder<br />
Korte omschrijving melding:<br />
Melding duidelijk<br />
Bericht van het object duidelijk<br />
Opvang ter plaatse in orde<br />
Toegang terrein / gebouw in orde<br />
Juiste sleutels in de sleutelbuis<br />
Interne organisatie in orde<br />
Ja Nee Onbekend<br />
Ja Nee Onbekend<br />
Ja Nee Onbekend<br />
Ja Nee Onbekend<br />
Ja Nee Onbekend<br />
Ja Nee Onbekend<br />
Naam en handtekening contactpersoon:
42<br />
Model 2<br />
Opvragen gegevens bij abonnee over BMI<br />
Vragenformulier aansluiting op het Openbaar MeldSysteem (OMS)<br />
1 Gegevens betreffende het object<br />
OMS-nummer:<br />
Naam object:<br />
Straatnaam + huisnr.:<br />
Postcode/Plaats:<br />
Telefoonnummer:<br />
Functie van het gebouw: Woonfunctie<br />
Bijeenkomstfunctie<br />
Bijeenkomstfunctie voor de opvang van kinderen jonger dan 4 jaar.<br />
Celfunctie<br />
Gezondheidszorgfunctie<br />
Industriefunctie<br />
Kantoorfunctie<br />
Logiesfunctie<br />
Onderwijsfunctie<br />
Sportfunctie<br />
Winkelfunctie<br />
2 Gegevens contactpersoon<br />
Naam:<br />
Functie:<br />
Telefoonnummer:<br />
3 Gegevens betreffende de brandmeldinstallatie<br />
Omvang bewaking<br />
brandmeldinstallatie<br />
Bewaakt vloeroppervlak:<br />
niet automatisch (alleen handbrandmelders)<br />
gedeeltelijk (automatische melders in vluchtwegen en handbrandmelders)<br />
volledig (automatische melders in elke ruimte en handbrandmelders)<br />
…………….. m 2<br />
Aantal melders: Optische/ thermische/ multisensor-melders Aantal: ……<br />
Vertraging in de<br />
doormelding<br />
Is de brandmeldinstallatie<br />
gecertificeerd<br />
4 Ondertekening<br />
Datum:<br />
Plaats:<br />
Handtekening:<br />
Vlammenmelders<br />
Handbrandmelders<br />
Lineaire rookmelders<br />
Aanzuigpunten aspiratierookmelders<br />
Nee<br />
Ja,<br />
Aantal: ……<br />
Aantal: ……<br />
Aantal: ……<br />
Aantal: ……<br />
…… minuten. Vertraging ingeschakeld: van …… uur tot…… uur.<br />
Op de dagen:<br />
Maandag Donderdag Zaterdag<br />
Dinsdag Vrijdag Zondag<br />
Woensdag<br />
Vertraging op basis van akkoord brandweer Ja/Nee<br />
Datum akkoord brandweer…………….….<br />
Kenmerk brief………………<br />
Nee Wordt gecertificeerd op datum: ……………....<br />
Ja<br />
Certificaat geldig tot datum: ……….....………<br />
Kopie certificaat meesturen.
43<br />
Model 3<br />
Berekeningsmethode maximaal aantal loze meldingen<br />
Berekening aantal loze meldingen per object<br />
Het aantal toegestane ongewenste en onechte brandmeldingen wordt op basis van onderstaande<br />
tabel bepaald. Deze tabel is een combinatie van tabel 2 en 3 uit de NEN 2535:1996.<br />
De factoren in de tabel zijn het aantal ongewenste en onechte brandmeldingen per 5.000 m 2<br />
bewaakt vloeroppervlak per jaar of per 100 puntmelders per jaar, het laagste aantal is maatgevend.<br />
Er is aangegeven dat er aantal in cijfers automatische melders zijn geplaatst en dat in totaal<br />
aantal in cijfers m 2 aan vloeroppervlakte wordt bewaakt. In onderhavig geval is het<br />
bewaakt vloeroppervlak maatgevend. Of: In onderhavig geval is het aantal puntmelders<br />
maatgevend.<br />
Soort gebouw<br />
Maximaal toegestaan<br />
aantal ongewenste loze<br />
meldingen (per jaar)<br />
Maximaal toegestaan<br />
aantal onechte loze<br />
meldingen (per jaar)<br />
Bijeenkomstfunctie 0,70 0,30<br />
Celfunctie 0,35 0,15<br />
Gezondheidszorgfunctie 1,05 0,45<br />
Industriefunctie 0,70 0,30<br />
Kantoorfunctie 0,35 0,15<br />
Logiesfunctie 1,05 0,45<br />
Onderwijsfunctie 0,35 0,15<br />
Sportfunctie 0,70 0,30<br />
Winkelfunctie 0,70 0,30<br />
Woonfunctie 1,05 0,45<br />
Overige gebruiksfuncties<br />
en bouwwerken die geen<br />
gebouw zijn<br />
door bevoegde autoriteit te bepalen<br />
Ongewenste meldingen doorgemeld naar de meldkamer van de brandweer:<br />
------ / 5.000 * 1,05 = ------ (drie getallen achter de komma)<br />
Factor 2 * ------ = --- --- meldingen<br />
Onechte meldingen doorgemeld naar de meldkamer van de brandweer:<br />
------ / 5.000 * 0,45 = ------ (drie getallen achter de komma)<br />
Factor 2 * ------ = --- --- meldingen
44<br />
Model 4<br />
Maatregelen door abonnee<br />
‘Wat te doen bij’: ongewenste brandmeldingen<br />
Oorzaak ‘Wat te doen’ Actie door*<br />
Roken onder melder<br />
- ander type melder plaatsen<br />
- melder verplaatsen<br />
- rook-locatie verplaatsen<br />
- afzuiging aanbrengen<br />
- abonnee<br />
- brandweer<br />
- installateur<br />
Spuitbus onder melder (geen opzet) - melder verplaatsen - abonnee<br />
- brandweer<br />
- installateur<br />
Bakken en braden - overleg brandweer - abonnee<br />
- brandweer<br />
Melk overgekookt / pannetje drooggekookt<br />
Stoomvorming koken<br />
Stoomvorming douchen<br />
Stoomvorming afwasmachine / wasdroger<br />
Rookvorming door siervuurwerk / sterretjes<br />
/ kaarsen of kaarsjes<br />
Rook uit oven / magnetron<br />
Werkzaamheden / activiteiten bij abonnee<br />
o.a. / b.v.:<br />
- lassen / solderen<br />
- stofvorming (vegen, boren, schuren<br />
e.d.)<br />
- dakdekkingswerkzaamheden<br />
- overige<br />
- overleg brandweer - abonnee<br />
- brandweer<br />
- ander type melder plaatsen<br />
- melder verplaatsen<br />
- afzuiging aanpassen<br />
- ander type melder plaatsen<br />
- melder verplaatsen<br />
- afzuiging aanpassen<br />
- ander type melder plaatsen<br />
- melder verplaatsen<br />
- abonnee<br />
- brandweer<br />
- installateur<br />
- abonnee<br />
- brandweer<br />
- installateur<br />
- abonnee<br />
- brandweer<br />
- installateur<br />
- groep of melder tijdelijk uitzetten - abonnee<br />
(beheerder)<br />
- ander type melder plaatsen<br />
- melder verplaatsen<br />
- oven / magnetron verplaatsen<br />
- groep of melder tijdelijk uitzetten<br />
- melder afdekken (denk om verwijderen<br />
voorziening bij einde werkzaam=<br />
heden;<br />
verantwoordelijkheid bij eigenaar/<br />
gebruiker)<br />
- abonnee<br />
- brandweer<br />
- abonnee<br />
(beheerder)<br />
Handbrandmelder inslaan - veroorzaker achterhalen - abonnee<br />
Spuitbus onder melder (opzet) - veroorzaker achterhalen - abonnee<br />
Sabotage / beschadiging - veroorzaker achterhalen - abonnee<br />
Defecte melder - melder direct vervangen# - abonnee<br />
- installateur<br />
Spontane melding - melder direct vervangen# - abonnee<br />
- installateur<br />
Vervuilde melder - melder direct vervangen# - abonnee<br />
- installateur<br />
Storing in installatie - storing direct verhelpen# - abonnee<br />
- installateur<br />
Werkzaamheden aan installatie<br />
- installatie op Alarmcentrale<br />
in onderhoud laten zetten<br />
- abonnee<br />
* de brandweer neemt contact op met de abonnee; de abonnee neemt contact op met de installateur<br />
voor het uitvoeren van eventuele aanpassingen aan de installatie.<br />
# geldt 24 uur per dag; dus ook in de nachtsituatie, omdat dezelfde melder korte tijd na het resetten<br />
opnieuw in alarm kan komen.
45<br />
Model 5<br />
Voorbereidingsbrief handhaving<br />
Geachte heer/ mevrouw ----------,<br />
Volgens het Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6 dient u te<br />
voldoen aan de geldende NEN 2535/Bouwbesluit artikel 6.20 lid 1/andere grond.<br />
Dit houdt in dat uw brandmeldinstallatie de prestatie-eis wat betreft loze meldingen, niet<br />
mag overschrijden. Dit is bij uw brandmeldinstallatie wel het geval.<br />
Op dit moment zijn door uw brandmeldinstallatie al aantal in letters (aantal in cijfers)<br />
ongewenste meldingen en aantal in letters (aantal in cijfers) onechte meldingen<br />
gegenereerd. Dit is in strijd met de wettelijke eisen. U mag een beperkt aantal loze meldingen<br />
genereren. Op basis van de geldende NEN 2535 en de aan ons verstrekte gegevens mag u voor<br />
het jaar 20-- afgerond aantal in letters (aantal in cijfers) ongewenste en aantal in letters<br />
(aantal in cijfers) onechte melding genereren. Bij deze aantallen is rekening gehouden<br />
met de coulance factor aantal in letters (aantal in cijfers). Voor de berekening, zie<br />
bijlage.<br />
Hieronder treft u een overzicht aan van het hierboven genoemde aantal loze meldingen:<br />
Nr. Datum Meldingscode Tijd Ongewenst/ onecht/ telt niet<br />
1. 01-01-2010 Melding --- --:-- Ongewenste loze melding<br />
2. 02-01-2010 Melding --- --:-- Onechte loze melding<br />
Gezien het feit dat u de norm op dit moment al (ruimschoots) overschrijdt, hebben wij<br />
gegronde reden aan te nemen dat er dit jaar meer loze meldingen zullen volgen. Hierdoor<br />
blijft u de bepalingen van de geldende NEN 2535 overtreden.<br />
Voornemen opleggen last onder dwangsom<br />
Middels deze brief maken wij bekend dat wij voornemens zijn u aan te schrijven en onder aanzegging<br />
van de oplegging van een last onder dwangsom u te gelasten genoemde overtreding<br />
te voorkomen. Dit houdt in dat u voor iedere overtreding ten aanzien van ongewenste/onechte<br />
meldingen die in 20-- plaatsvindt een vooraf vastgesteld geldbedrag verbeurd. Dit bedrag<br />
bedraagt E ------ per overtreding tot een maximum bedrag van E ------.<br />
Zienswijze<br />
Voordat wij hiertoe overgaan, stellen wij u in de gelegenheid om vóór datum uw zienswijze<br />
over dit voornemen bekend te maken. Wilt u van deze gelegenheid gebruik maken, dan kunt<br />
u schriftelijk een reactie zenden aan <strong>Brandweer</strong> ------ afdeling ---------, ter attentie van dhr/<br />
mevr ------, postbus postcode te ------. U kunt ook mondeling uw zienswijze kenbaar maken,<br />
hiervoor kunt u telefonisch contact opnemen met dhr/ mevr ------ bereikbaar onder telefoonnummer<br />
------ Uw tijdig ingediende zienswijze zal worden betrokken bij de uiteindelijke<br />
besluitvorming inzake de aanzegging van de last onder dwangsom.<br />
Wij vertrouwen er op u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
46<br />
Model 6<br />
Brief besluit handhaving<br />
Geachte ----------,<br />
Bij de brief van datum hebben wij u geïnformeerd over de door ons geconstateerde overtreding<br />
van het Gebruiksbesluit artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6/artikel 6.20 lid 1 Bouwbesluit 2012/<br />
andere grondslag voor het pand aan de adres te ------- en over ons voornemen u preventief<br />
aan te schrijven deze overtreding in de toekomst te voorkomen.<br />
Op datum is door ons geconstateerd dat wederom een onechte/ongewenste melding is<br />
veroorzaakt. Om deze reden hebben wij besloten u aan te schrijven onder oplegging van een<br />
preventieve last onder dwangsom om overtreding in de toekomst te voorkomen in het kalenderjaar<br />
----, ingaande twee weken na de datum van verzending van dit besluit.<br />
Geconstateerde overtreding<br />
Conform artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6 van het Gebruiksbesluit/artikel 6.20 lid 1 Bouwbesluit<br />
2012/andere grondslag dient u te voldoen aan de NEN 2535. Hierin is de prestatie-eis<br />
opgenomen ten aanzien van loze meldingen.<br />
Op dit moment zijn aantal onechte/ongewenste meldingen veroorzaakt, voornamelijk door<br />
oorzaken noemen. Dit is in strijd met de wettelijke eis. U bent in brieven die naar aanleiding<br />
van de onechte en ongewenste meldingen zijn verzonden hierop gewezen. Tevens zijn<br />
mogelijke oplossingen aangedragen om de onechte en ongewenste meldingen in<br />
de toekomst te voorkomen.<br />
Gezien het aantal reeds veroorzaakte onechte/ongewenste meldingen in dit kalenderjaar<br />
hebben wij gegronde reden aan te nemen dat er dit jaar meer onechte/ongewenste meldingen<br />
zullen volgen. Als gebruiker van het pand adres bent u bij machte om deze overtreding te<br />
voorkomen door geen onechte of ongewenste meldingen te laten ontstaan.<br />
Uw zienswijze<br />
Bij brief van datum hebben wij u meegedeeld voornemens te zijn u wegens bovenstaande<br />
overtreding een sanctie op te leggen.<br />
U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid uw zienswijze ten aanzien van ons<br />
voornemen kenbaar te maken. U heeft aangegeven in uw zienswijze dat ..... en onze<br />
reactie daarop is dat .....<br />
Belangenafweging en motivering<br />
Na afweging van alle betrokken belangen vinden wij dat er geen bijzondere omstandigheden<br />
bestaan die ons op dit moment tot het opleggen van een last onder dwangsom moeten doen<br />
af zien.<br />
Met name de inzetbaarheid van het brandweerpersoneel, de veiligheid van weggebruikers en<br />
het voorkomen van onnodige overlast in de leefomgeving achten wij groter dan uw belang bij<br />
het niet uitvoeren van de gestelde eisen.<br />
Bevoegdheid<br />
In situaties waarin sprake is van strijd met de Gebruiksvergunning/Bouwbesluit 2012/<br />
andere grond hebben wij op grond van artikel 125 van de Gemeentewet juncto afdeling 5.3<br />
en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij de bevoegdheid een last onder<br />
dwangsom op te leggen die er toe strekt de genoemde overtreding te voorkomen.<br />
Besluit<br />
Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht gelasten wij u op het perceel<br />
aan de adres overtreding van artikel 2.2.1 lid 1 en lid 6 van het Gebruiksbesluit/artikel 6.20<br />
lid 1 Bouwbesluit 2012/andere grondslag te voorkomen in het kalenderjaar ----, ingaande<br />
twee weken na de datum van verzending van dit besluit.<br />
Wij besluiten de preventieve dwangsom te stellen op E 1.000,-- per geconstateerde overtreding<br />
in het kalenderjaar ----, met een maximum van E 24.000,--.
47<br />
Wij wijzen u er met nadruk op dat indien het maximum bedrag van E 24.000,-- is verbeurd en<br />
het kalenderjaar ---- nog niet is geëindigd en nog steeds klaarblijkelijk is dat een overtreding<br />
op korte termijn plaats zal vinden, wij u een nieuwe preventieve last onder dwangsom op<br />
kunnen leggen of in plaats daarvan bestuursdwang aan kunnen zeggen.<br />
Bezwaar<br />
Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u een bezwaarschrift indienen. Een bezwaarschrift<br />
moet worden ingediend binnen zes weken na de datum van de verzending van dit<br />
besluit.<br />
U kunt uw bezwaarschrift sturen aan de adres voor bezwaarschriften betreffende<br />
gemeente. Als u uw bezwaren te laat indient kunnen deze niet meer in behandeling worden<br />
genomen.<br />
Uw bezwaarschrift moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:<br />
- uw naam en adres<br />
- de datum waarop u het bezwaarschrift schrijft<br />
- een omschrijving van het besluit waar het bezwaar tegen is gericht<br />
- de reden waarom u het er niet mee eens bent<br />
- uw handtekening.<br />
Indien u vragen heeft over dit besluit kunt u contact opnemen met de behandelend ambtenaar,<br />
de naam. Hij is bereikbaar onder telefoonnummer ………...
48<br />
E<br />
Referentielijst<br />
Naleving brandveiligheidsregels<br />
Visie op de rol van de brandweer bij toezicht en handhaving en andere instrumenten ter bevordering<br />
van regelnaleving, NVBR (oktober 2010).<br />
Evaluatie beleid nodeloze brandmeldingen Zeist<br />
NIFV (januari 2010).<br />
Nodeloze uitrukken terugdringen (NUT)<br />
Onderzoek naar de consequenties van het voorstel herziening doormelding in het Bouwbesluit<br />
2012, <strong>Nederland</strong>s Instituut Fysieke Veiligheid Lectoraat Brandpreventie, Versie: Eindrapport,<br />
23 mei 2011.<br />
.<br />
Deelprojecten<br />
Deelproject 6, lessen NUT voor de bestaande praktijk, NVBR en NIFV.<br />
Deelproject 4, juridische aspecten.<br />
Handhavingsbeleid van de gemeenten:<br />
Amersfoort, Barneveld, Ede, Enschede, Nijmegen, Noordwijk, Texel en Zeist.<br />
.<br />
Verificatiebeleid<br />
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.<br />
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.
49<br />
Colofon<br />
Dit is een uitgave van de <strong>Nederland</strong>se<br />
Vereniging voor <strong>Brandweer</strong>zorg en<br />
Rampenbestrijding.<br />
adres<br />
post<br />
t<br />
f<br />
e<br />
i<br />
Kemperbergerweg 783<br />
6816 RW Arnhem<br />
Postbus 7010<br />
6801 HA Arnhem<br />
(026) 355 24 55<br />
(026) 351 50 51<br />
info@nvbr.nl<br />
www.nvbr.nl<br />
redactie<br />
tekstbijdragen<br />
vormgeving<br />
drukwerk<br />
NVBR<br />
Bettina Zevenbergen en Henk Jongen<br />
HSTotaal communicatie & design, Haarlem<br />
Haarmans, Beverwijk<br />
oplage<br />
©<br />
300 exemplaren<br />
NVBR, maart 2012