De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
MOBILITEIT<br />
2.4. Verschillende politieke en institutionele context<br />
Een vierde <strong>be</strong>langrijke factor die verschillen in mobiliteit kan verklaren is de politieke en institutionele<br />
context. Zo <strong>be</strong>merken we dat de drie Belgische gewesten het domein <strong>van</strong> mobiliteit<br />
anders <strong>be</strong>naderen.<br />
Het Vlaamse Gewest stelde reeds in 2001 een Ontwerp Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> op met doelstellingen<br />
op vlak <strong>van</strong> <strong>be</strong>reikbaarheid, toegankelijkheid, verkeersveiligheid, leefbaarheid en<br />
milieu. Om deze doelstellingen te realiseren, hanteert men een tweesporen<strong>be</strong>leid. Men investeert<br />
vooreerst in de uitbouw <strong>van</strong> het openbaar vervoer. Om de concurrentie met de auto aan te<br />
kunnen moet het aanbod aan openbaar vervoer tijdens de spitsuren met 50% worden uitgebreid.<br />
Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar het wegwerken <strong>van</strong> missing links in het netwerk en een<br />
versnelde realisatie <strong>van</strong> de voorstedelijke tramlijnen in Antwerpen en Gent (Pegasusplan 2003-<br />
2025 <strong>van</strong> <strong>De</strong> Lijn), of de tram- en busverbindingen die noodzakelijk zijn in aansluiting op het<br />
Brusselse Gewestelijk ExpresNet (GEN). <strong>De</strong>rgelijke infrastructuurwerken zijn nodig om te<br />
voldoen aan het principe <strong>van</strong> basismobiliteit dat werd vastgelegd in het <strong>De</strong>creet Basismobiliteit<br />
(20 april 2001) en verder gespecificeerd werd in het Besluit <strong>van</strong> de Vlaamse Regering <strong>be</strong>treffende<br />
de basismobiliteit in het Vlaamse Gewest (29 novem<strong>be</strong>r 2002). <strong>De</strong> normen <strong>van</strong> basismobiliteit<br />
garanderen een minimumaanbod <strong>van</strong> openbaar vervoer in termen <strong>van</strong> maximale<br />
afstand tot een halte en de minimale frequentie, rekening houdend met de specificiteit <strong>van</strong> het<br />
gebied waarin de woonzone gelegen is. <strong>De</strong> Vlaamse Regering voorzag <strong>van</strong>af 2001 elk jaar<br />
25 miljoen euro extra om deze normen tegen 2006 te <strong>be</strong>reiken. Het <strong>be</strong>oordelen <strong>van</strong> het openbaar<br />
vervoer ge<strong>be</strong>urt dus duidelijk <strong>van</strong>uit een sociaal standpunt en niet aan de hand <strong>van</strong> een puur<br />
financieel gegeven als de kostdekkingsgraad zoals het in andere landen zoals Nederland ge<strong>be</strong>urt<br />
(Mol & Beghin, 2006).<br />
Ten tweede voorziet men in de uitvoering <strong>van</strong> de nodige infrastructuurwerken. <strong>De</strong> meeste initiatieven<br />
richten zich op de auto-infrastructuur (bijvoor<strong>be</strong>eld, verkeersveilige herinrichting <strong>van</strong><br />
doortochten), het waterwegennet (bijvoor<strong>be</strong>eld, renovatie <strong>van</strong> sluizen, verbreding <strong>van</strong> waterwegen<br />
en kanalen) en het spoorwegennet (bijvoor<strong>be</strong>eld, modernisering <strong>van</strong> de treinstations om<br />
tot goede overstapfaciliteiten te komen – alhoewel dit vooral een federale materie is). Maar<br />
daarnaast werkt men ook aan de instandhouding en de verdere uitbouw <strong>van</strong> een veilige fietsinfrastructuur.<br />
Door de Vlaamse provincies is reeds een bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk<br />
uitgewerkt. <strong>De</strong> Vlaamse overheid neemt zich voor om de fietspaden langsheen gewestwegen<br />
die deel uitmaken <strong>van</strong> dit fietsroutenetwerk uit te rusten volgens de criteria vermeld in<br />
het Vademecum Fietsvoorzieningen (Ministerie <strong>van</strong> de Vlaamse Gemeenschap, 2005).<br />
Recent werden de krachtlijnen <strong>van</strong> dit Vlaamse mobiliteits<strong>be</strong>leid neergeschreven in het <strong>De</strong>creet<br />
<strong>be</strong>treffende het mobiliteits<strong>be</strong>leid (20 maart 2009). Hierin staat het STOP-principe alsook het<br />
participatie<strong>be</strong>ginsel voorop. Initiatieven richten zich in de eerste plaats op de ‘stappers’ (voetgangers),<br />
daarna op de ‘trappers’ (fietsers), ‘openbaar vervoer’ en ten slotte de ‘personenwagen’.<br />
Het participatie<strong>be</strong>ginsel verwijst naar de inspraak die burgers verkrijgen bij het uitstippelen<br />
<strong>van</strong> het mobiliteits<strong>be</strong>leid om zodoende een maatschappelijk draagvlak voor deze initiatieven<br />
te creëren. Daarenboven is het de <strong>be</strong>doeling om eind 2012 over een nieuw Mobiliteitsplan<br />
<strong>Vlaanderen</strong> te <strong>be</strong>schikken. Tevens is men zich er<strong>van</strong> <strong>be</strong>wust dat het mobiliteitsdomein<br />
moet afgestemd worden op andere domeinen zoals ruimtelijke ordening. Zo voorziet de<br />
Vlaamse Regering een veralgemeend gebruik <strong>van</strong> een mobiliteitseffectenrapport (MOBER).<br />
347