De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
MOBILITEIT Tabel 17. Gemiddeld aantal verplaatsingen en afgelegde afstand per persoon per dag en verdeling van verplaatsingen per vervoersmiddel (in %) naar verstedelijkingsgraad, Vlaams Gewest en 6 Europese landen, 2008 (tenzij anders vermeld) aantal verpl. aantal verpl. aantal afgelegde aantal verpl. per langzaam per openbaar verplaatsingen* afstand per auto* verkeer* vervoer* (km)* (%) (%) (%) Vlaams Gewest - zeer sterk stedelijk 3,0 35,6 50,0 35,6 11,5 - sterk stedelijk 3,2 32,6 57,0 34,8 6,1 - matig stedelijk 3,3 39,5 69,9 24,4 3,3 - weinig stedelijk 3,1 42,4 67,2 25,1 5,3 - niet stedelijk 3,2 46,8 68,1 25,0 4,2 Denemarken 2006 - zeer sterk stedelijk 3,3 36,0 43,1 42,9 11,0 - sterk stedelijk 3,3 40,7 46,5 40,2 8,5 - matig stedelijk 3,3 43,6 65,3 31,3 3,9 - weinig stedelijk 3,4 41,3 57,7 32,6 4,8 - niet stedelijk 3,3 51,6 69,2 22,2 2,7 Duitsland - zeer sterk stedelijk 3,4 34,8 41,3 39,6 16,4 - sterk stedelijk 3,5 38,3 50,5 35,0 10,6 - matig stedelijk 3,6 37,6 57,7 34,8 4,9 - weinig stedelijk 3,4 39,7 60,3 31,5 5,0 - niet stedelijk 3,3 45,2 64,2 27,9 4,4 Frankrijk - zeer sterk stedelijk 2,2 20,3 80,1 3,9 13,2 - sterk stedelijk - matig stedelijk 2,5 29,8 90,8 2,3 5,4 - weinig stedelijk 2,4 31,1 91,3 4,2 3,5 - niet stedelijk 2,3 27,5 91,0 4,0 3,1 Nederland - zeer sterk stedelijk 2,7 26,7 35,2 49,5 12,5 - sterk stedelijk 2,9 30,7 47,1 45,7 4,8 - matig stedelijk 3,0 31,6 49,0 45,7 3,0 - weinig stedelijk 3,0 32,0 53,6 42,4 2,3 - niet stedelijk 3,0 34,7 52,7 42,7 2,3 Noorwegen 2005 - zeer sterk stedelijk 3,4 32,8 43,0 35,0 21,0 - sterk stedelijk 3,5 30,1 57,0 23,0 10,0 - matig stedelijk 3,4 34,4 68,0 25,0 6,0 - weinig stedelijk 3,4 37,8 71,0 21,7 6,3 - niet stedelijk 3,2 40,1 73,0 22,0 4,0 Zwitserland 2005** - zeer sterk tot sterk stedelijk 3,3 33,1 nb nb nb - matig stedelijk 3,3 37,6 nb nb nb - weinig tot niet stedelijk 3,3 41,5 nb nb nb * Gemiddelde per persoon per dag. ** Het Zwitserse mobiliteitsonderzoek hanteert slechts 3 categorieën van verstedelijking. nb = niet beschikbaar. Bron: OVG 2007-2008, TU 2006, MiD 2008, ENTD 2007-2008, MON 2008, RVU 2005, NTS 2008, MZ 2005. 341
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 2.3. Verschillende toegankelijkheid De ruimtelijke kenmerken kunnen het gebruik van vervoersmiddelen al dan niet aanmoedigen, maar de basisvoorwaarde voor mobiliteit blijft de toegankelijkheid van het vervoerssysteem. Deze toegankelijkheid geldt zowel voor de individuele (rijbewijsbezit, autobezit) alsook de collectieve vervoermiddelen (bezit van een openbaar vervoersabonnement, toegang tot het openbaar vervoer). 2.3.1. Individuele vervoermiddelen De meest gebruikte en voor de hand liggende indicator voor toegankelijkheid van individuele vervoermiddelen is het autobezit. Tabel 18 illustreert dat in de meerderheid van de bestudeerde landen het autobezit met meer dan 10% is toegenomen op minder dan tien jaar tijd, met als gevolg dat er in 2008 ongeveer 500 auto’s per 1.000 personen in de EU15 zijn. Het aantal auto’s per 1.000 inwoners schommelt voor de meeste landen rond dit EU15-gemiddelde. Dit cijfer is opvallend lager voor Denemarken waar iets meer dan 1 op de 3 inwoners een auto bezitten. Dit verklaart mogelijk waarom volgens tabel 3 het autogebruik in Denemarken lager is in vergelijking met de meeste andere landen. Tabel 18. Aantal auto’s per 1.000 inwoners, Belgische gewesten, 9 Europese landen en EU15, periode 2000-2008 auto’s per 1.000 inwoners Evolutie 2000-2008 (2008) (%) Vlaams Gewest 488 +10,3 Brussels Gewest 467 + 3,5 Waals Gewest 447 +10,0 België 477 + 9,7 Denemarken 381 +13,2 Duitsland 504 + 5,8 Frankrijk 498 + 4,4 Luxemburg 667 +20,5 Nederland 458 +15,3 Verenigd Koninkrijk 475 +16,8 EU15 501 +12,6 Noorwegen 458 +18,6 Zwitserland 518 +12,6 Bron: Europese Unie, 2010; Eurostat. Binnen België bestaan op dit vlak interessante verschillen tussen de gewesten. Het autobezit is ietwat hoger in het Vlaamse Gewest in vergelijking met het Brusselse en vooral het Waalse Gewest. Maar dat vertaalt zich niet in een lager aandeel autogebruik in het Waalse Gewest in vergelijking met de overige gewesten. De situatie is net andersom: het Waalse Gewest kent het hoogste aandeel autogebruik, gevolgd door het Vlaamse en Brusselse Gewest (zie tabel 3). Het lagere aandeel autogebruik in het Brusselse Gewest hangt vermoedelijk samen met de stedelijke context waarin de noodzaak om een auto te gebruiken lager is (Boussauw e.a., 2009). De eerder vermelde hoge densiteit zorgt er immers voor dat het openbaar vervoer als een volwaardig alternatief voor de autoverplaatsingen kan uitgebouwd worden. Dergelijke hoge densiteit ontbreekt in het Waalse Gewest. Daarenboven wordt het fietsen voor functionele verplaatsingen ontmoedigd door het heuvelachtige landschap. Hierdoor zijn het openbaar vervoer en langzaam verkeer in het Waalse Gewest minder geschikte alternatieven voor het autogebruik. 342
- Page 291 and 292: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 293 and 294: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 295 and 296: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 p
- Page 297 and 298: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 299 and 300: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 301 and 302: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 N
- Page 303 and 304: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 305 and 306: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 307 and 308: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
- Page 309 and 310: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 312 and 313: Mobiel Vlaanderen in een mobiel Eur
- Page 314 and 315: MOBILITEIT Tabel 1. Aantal personen
- Page 316 and 317: MOBILITEIT Tabel 2. Enkele algemene
- Page 318 and 319: MOBILITEIT Tabel 3 Verdeling van he
- Page 320 and 321: MOBILITEIT Ook in andere West-Europ
- Page 322 and 323: MOBILITEIT 1.2.2. Verkeersveilighei
- Page 324 and 325: MOBILITEIT Vlaamse Gewest minder st
- Page 326 and 327: MOBILITEIT Fijn stof verwijst naar
- Page 328 and 329: MOBILITEIT 2.1.1. Verschillen naar
- Page 330 and 331: MOBILITEIT dagelijks afgelegde afst
- Page 332 and 333: MOBILITEIT te zijn. Bij de overgang
- Page 334 and 335: MOBILITEIT Omdat inkomen een belang
- Page 336 and 337: MOBILITEIT kunnen personen een pers
- Page 338 and 339: MOBILITEIT bijna vier keer hoger is
- Page 340 and 341: MOBILITEIT structuren die gedominee
- Page 344 and 345: MOBILITEIT In het Brusselse Gewest
- Page 346 and 347: MOBILITEIT beschikbaar zodat er gee
- Page 348 and 349: MOBILITEIT 2.4. Verschillende polit
- Page 350 and 351: MOBILITEIT landen vrij voor zowel n
- Page 352 and 353: MOBILITEIT capaciteit van zowel de
- Page 354 and 355: MOBILITEIT De verschuivingen in het
- Page 356 and 357: MOBILITEIT iedereen evident. Een mi
- Page 358 and 359: MOBILITEIT verplaatsen met het open
- Page 360 and 361: MOBILITEIT Bibliografie ADSEI (2001
- Page 362 and 363: MOBILITEIT MiNa-raad (2005). Oriën
- Page 364: MOBILITEIT Bijlage Naam, wijze van
- Page 367 and 368: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 369 and 370: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 371 and 372: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 373: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />
2.3. Verschillende toegankelijkheid<br />
<strong>De</strong> ruimtelijke kenmerken kunnen het gebruik <strong>van</strong> vervoersmiddelen al dan niet aanmoedigen,<br />
maar de basisvoorwaarde voor mobiliteit blijft de toegankelijkheid <strong>van</strong> het vervoerssysteem.<br />
<strong>De</strong>ze toegankelijkheid geldt zowel voor de individuele (rij<strong>be</strong>wijs<strong>be</strong>zit, auto<strong>be</strong>zit) alsook de<br />
collectieve vervoermiddelen (<strong>be</strong>zit <strong>van</strong> een openbaar vervoersabonnement, toegang tot het<br />
openbaar vervoer).<br />
2.3.1. Individuele vervoermiddelen<br />
<strong>De</strong> meest gebruikte en voor de hand liggende indicator voor toegankelijkheid <strong>van</strong> individuele<br />
vervoermiddelen is het auto<strong>be</strong>zit. Ta<strong>be</strong>l 18 illustreert dat in de meerderheid <strong>van</strong> de <strong>be</strong>studeerde<br />
landen het auto<strong>be</strong>zit met meer dan 10% is toegenomen op minder dan tien jaar tijd, met als<br />
gevolg dat er in 2008 ongeveer 500 auto’s per 1.000 personen in de EU15 zijn. Het aantal auto’s<br />
per 1.000 inwoners schommelt voor de meeste landen rond dit EU15-gemiddelde. Dit cijfer is<br />
opvallend lager voor <strong>De</strong>nemarken waar iets meer dan 1 op de 3 inwoners een auto <strong>be</strong>zitten. Dit<br />
verklaart mogelijk waarom volgens ta<strong>be</strong>l 3 het autogebruik in <strong>De</strong>nemarken lager is in vergelijking<br />
met de meeste andere landen.<br />
Ta<strong>be</strong>l 18.<br />
Aantal auto’s per 1.000 inwoners, Belgische gewesten, 9 Europese landen en EU15, periode<br />
2000-2008<br />
auto’s per 1.000 inwoners Evolutie 2000-2008<br />
(2008) (%)<br />
Vlaams Gewest 488 +10,3<br />
Brussels Gewest 467 + 3,5<br />
Waals Gewest 447 +10,0<br />
België 477 + 9,7<br />
<strong>De</strong>nemarken 381 +13,2<br />
Duitsland 504 + 5,8<br />
Frankrijk 498 + 4,4<br />
Luxemburg 667 +20,5<br />
Nederland 458 +15,3<br />
Verenigd Koninkrijk 475 +16,8<br />
EU15 501 +12,6<br />
Noorwegen 458 +18,6<br />
Zwitserland 518 +12,6<br />
Bron: Europese Unie, 2010; Eurostat.<br />
Binnen België <strong>be</strong>staan op dit vlak interessante verschillen tussen de gewesten. Het auto<strong>be</strong>zit is<br />
ietwat hoger in het Vlaamse Gewest in vergelijking met het Brusselse en vooral het Waalse<br />
Gewest. Maar dat vertaalt zich niet in een lager aandeel autogebruik in het Waalse Gewest in<br />
vergelijking met de overige gewesten. <strong>De</strong> situatie is net andersom: het Waalse Gewest kent het<br />
hoogste aandeel autogebruik, gevolgd door het Vlaamse en Brusselse Gewest (zie ta<strong>be</strong>l 3). Het<br />
lagere aandeel autogebruik in het Brusselse Gewest hangt vermoedelijk samen met de stedelijke<br />
context waarin de noodzaak om een auto te gebruiken lager is (Boussauw e.a., 2009). <strong>De</strong> eerder<br />
vermelde hoge densiteit zorgt er immers voor dat het openbaar vervoer als een volwaardig alternatief<br />
voor de autoverplaatsingen kan uitgebouwd worden. <strong>De</strong>rgelijke hoge densiteit ontbreekt<br />
in het Waalse Gewest. Daarenboven wordt het fietsen voor functionele verplaatsingen ontmoedigd<br />
door het heuvelachtige landschap. Hierdoor zijn het openbaar vervoer en langzaam<br />
verkeer in het Waalse Gewest minder geschikte alternatieven voor het autogebruik.<br />
342