De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
MOBILITEIT Ook in andere West-Europese landen is gaan werken niet het belangrijkste verplaatsingsmotief. In landen zoals Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk is winkelen en persoonlijke diensten belangrijker dan gaan werken. Vrijetijdsverkeer (sport, cultuur, bezoekjes afleggen, wandelen en rondrijden) is daarentegen van groter belang in landen zoals Nederland en Zwitserland. 1.2. Gevolgen van mobiliteit op de leefsituatie De gevolgen van mobiliteit zijn in eerste instantie positief: door mobiel te zijn, kan men deelnemen aan allerlei activiteiten en zich sociaal en economisch ontplooien (Church e.a., 2000; Preston & Rajé, 2007; Cebollada, 2009). Toch zijn er ook negatieve elementen verbonden aan mobiliteit. In deze bijdrage beperken we ons tot de gevolgen voor de leefsituatie en focussen we op congestie, verkeersveiligheid, geluidshinder en verkeersemissies. 1.2.1. Congestie In 2009 verloren we volgens het Verkeerscentrum Vlaanderen bijna vier miljoen uren in files op de Vlaamse hoofdwegen. Het gaat hierbij over het rijden aan een snelheid die kleiner is dan 90% van de snelheid die men normaal gezien kan rijden op dat wegvak indien er vlot doorstromend verkeer zou zijn (gemeten met lusdetectoren). Nochtans komt dit aantal verliesuren overeen met slechts 5% van het totaal aantal uren dat we ons verplaatsen op de weg. Dit percentage schommelt sinds 2001 rond 5%. Deze cijfers houden echter geen rekening met de verliesuren op de Antwerpse ring (R1) omdat de meetpunten aldaar definitief verwijderd werden sinds de wegenwerken in 2004. Sinds kort wordt ook de congestie op het onderliggende wegennet gemeten, maar hiervoor gebruikt men GSM- en GPS-data. Maerivoet & Yperman (2008) concluderen op basis van deze data dat het merendeel van de verliesuren in de drie gewesten wordt opgelopen op het onderliggende wegennet (en dan vooral op het regionale wegennet): tegenover één voertuigverliesuur op het hoofdwegennet staan bijna vier voertuigverliesuren op het onderliggende wegennet. Daarenboven wordt de grote meerderheid van het totaal aantal voertuigverliesuren (67%) opgelopen in het Vlaamse Gewest. Prognoses tot 2020 tonen aan dat de gemiddelde verliestijden en het gemiddeld aantal voertuigverliesuren nog verder toenemen, en dit voor alle drie de gewesten. Jammer genoeg zijn geen gestandaardiseerde gegevens over verliesuren beschikbaar voor alle door ons bestudeerde landen. Sinds 2008 heeft INRIX echter wel het Smart Driver Network in Europa geïntroduceerd. Voertuigen uitgerust met GPS bezorgen informatie over hun snelheid en locatie. Op die manier wordt momenteel in 18 Europese landen real time verkeersinformatie verkregen. Deze data worden verwerkt in zogenaamde scorekaarten voor de Benelux regio, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Elk rapport geeft informatie over congestie in de verstedelijkte gebieden en biedt bovendien vergelijkbare informatie van andere landen en stedelijke regio’s. De extra reistijd geeft aan hoeveel tijd je extra nodig hebt bij druk verkeer in vergelijking met normaal verkeer. Een extra reistijd van 20% betekent dat een tien minuten durende verplaatsing bij normaal verkeer oploopt tot twaalf minuten in de piekuren, of een vertraging van twee minuten. Volgens tabel 5 bedraagt in de Benelux de extra reistijd tijdens piekuren 21,1%. Dit is 319
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 aanzienlijk hoger dan in Frankrijk, maar vergelijkbaar met de andere buurlanden (Duitsland, het Verenigd Koninkrijk). Daarenboven verliezen we volgens tabel 5 meer tijd in de avondspits dan in de ochtendspits. Dit lijkt vreemd omdat we de indruk hebben dat de avondspits ruimer is in tijd en ruimte. Dit wordt voor de Belgische gewesten bevestigd door Maerivoet en Yperman (2008): net in de ochtendspits worden de hoogste reistijden waargenomen, maar dit geldt enkel voor het verkeer op de hoofdwegen. Op het regionaal en stedelijk wegennet daarentegen worden in het algemeen de grootste reistijden waargenomen in de avondspits. Deze combinatie verklaart mogelijks waarom in totaliteit de extra reistijd in de avondspits iets hoger ligt dan in de ochtendspits. Dit geldt ook voor de andere landen, behalve voor Duitsland. De laatste kolom van tabel 5 geeft weer op hoeveel van de geanalyseerde wegsegmenten (vooral de hoofdwegen rond de grote steden) de gemiddelde snelheid minder dan 50% van de normale snelheid bedraagt gedurende minstens vijf uur per week. De Benelux heeft de grootste hoeveelheid probleempunten (13%) in vergelijking met de omringende landen. Tabel 6 specificeert de gegevens per stad zodat we kunnen nagaan waar de knelpunten in de Benelux (en andere landen) zich juist bevinden. De top tien wordt aangevoerd door Utrecht, maar ook Brussel (7de plaats) en Antwerpen (9de plaats) behoren tot de lijst met steden waar je het meest tijd verliest door congestie. Tabel 5. Extra reistijd wegens congestie, België en de buurlanden, periode augustus 2009 tot juli 2010 extra reistijd extra reistijd extra reistijd file van 5u (%) ochtendspits* (%) avondspits** (%) of meer (%) Benelux 21,1 18,6 19,2 12,6 Duitsland 19,7 20,1 19,3 3,2 Frankrijk 14,3 13,6 15,0 7,0 Verenigd Koninkrijk 22,5 21,9 23,1 7,0 Totaal 18,9 18,6 19,2 6,2 * Ochtendspits wordt gerekend tussen 6u en 10u. ** Avondspits wordt gerekend tussen 15u en 19u. Bron: INRIX, 2010. Tabel 6. Top tien van steden met de meeste extra reistijd tijdens piekuren, België en de buurlanden, periode augustus 2009 tot juli 2010 rangorde stad land extra reistijd extra reistijd extra reistijd (%) ochtendspits* (%) avondspits** (%) 1 Utrecht NL 34,2 23,1 45,3 2 Manchester VK 32,8 30,2 35,4 3 Parijs FR 32,0 31,0 32,9 4 Arnhem NL 30,7 26,6 34,7 5 Trier DE 30,3 30,4 30,1 6 Derry VK 29,8 26,4 33,2 7 Brussel BE 29,8 32,0 27,5 8 Amsterdam NL 29,7 24,3 35,1 9 Antwerpen BE 29,5 28,5 30,5 10 Nottingham VK 29,3 27,1 31,5 * Ochtendspits wordt gerekend tussen 6u en 10u. ** Avondspits wordt gerekend tussen 15u en 19u. Bron: INRIX, 2010. 320
- Page 269 and 270: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 271 and 272: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 2
- Page 273 and 274: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 275 and 276: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 277 and 278: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 279 and 280: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 281 and 282: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 283 and 284: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 285 and 286: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 287 and 288: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 289 and 290: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 291 and 292: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 293 and 294: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 295 and 296: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 p
- Page 297 and 298: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 299 and 300: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 301 and 302: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 N
- Page 303 and 304: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 305 and 306: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 307 and 308: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
- Page 309 and 310: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 312 and 313: Mobiel Vlaanderen in een mobiel Eur
- Page 314 and 315: MOBILITEIT Tabel 1. Aantal personen
- Page 316 and 317: MOBILITEIT Tabel 2. Enkele algemene
- Page 318 and 319: MOBILITEIT Tabel 3 Verdeling van he
- Page 322 and 323: MOBILITEIT 1.2.2. Verkeersveilighei
- Page 324 and 325: MOBILITEIT Vlaamse Gewest minder st
- Page 326 and 327: MOBILITEIT Fijn stof verwijst naar
- Page 328 and 329: MOBILITEIT 2.1.1. Verschillen naar
- Page 330 and 331: MOBILITEIT dagelijks afgelegde afst
- Page 332 and 333: MOBILITEIT te zijn. Bij de overgang
- Page 334 and 335: MOBILITEIT Omdat inkomen een belang
- Page 336 and 337: MOBILITEIT kunnen personen een pers
- Page 338 and 339: MOBILITEIT bijna vier keer hoger is
- Page 340 and 341: MOBILITEIT structuren die gedominee
- Page 342 and 343: MOBILITEIT Tabel 17. Gemiddeld aant
- Page 344 and 345: MOBILITEIT In het Brusselse Gewest
- Page 346 and 347: MOBILITEIT beschikbaar zodat er gee
- Page 348 and 349: MOBILITEIT 2.4. Verschillende polit
- Page 350 and 351: MOBILITEIT landen vrij voor zowel n
- Page 352 and 353: MOBILITEIT capaciteit van zowel de
- Page 354 and 355: MOBILITEIT De verschuivingen in het
- Page 356 and 357: MOBILITEIT iedereen evident. Een mi
- Page 358 and 359: MOBILITEIT verplaatsen met het open
- Page 360 and 361: MOBILITEIT Bibliografie ADSEI (2001
- Page 362 and 363: MOBILITEIT MiNa-raad (2005). Oriën
- Page 364: MOBILITEIT Bijlage Naam, wijze van
- Page 367 and 368: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 369 and 370: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />
aanzienlijk hoger dan in Frankrijk, maar vergelijkbaar met de andere buurlanden (Duitsland, het<br />
Verenigd Koninkrijk). Daarenboven verliezen we volgens ta<strong>be</strong>l 5 meer tijd in de avondspits dan<br />
in de ochtendspits. Dit lijkt vreemd omdat we de indruk heb<strong>be</strong>n dat de avondspits ruimer is in<br />
tijd en ruimte. Dit wordt voor de Belgische gewesten <strong>be</strong>vestigd door Maerivoet en Yperman<br />
(2008): net in de ochtendspits worden de hoogste reistijden waargenomen, maar dit geldt enkel<br />
voor het verkeer op de hoofdwegen. Op het regionaal en stedelijk wegennet daarentegen worden<br />
in het algemeen de grootste reistijden waargenomen in de avondspits. <strong>De</strong>ze combinatie<br />
verklaart mogelijks waarom in totaliteit de extra reistijd in de avondspits iets hoger ligt dan in<br />
de ochtendspits. Dit geldt ook voor de andere landen, <strong>be</strong>halve voor Duitsland. <strong>De</strong> laatste kolom<br />
<strong>van</strong> ta<strong>be</strong>l 5 geeft weer op hoeveel <strong>van</strong> de geanalyseerde wegsegmenten (vooral de hoofdwegen<br />
rond de grote steden) de gemiddelde snelheid minder dan 50% <strong>van</strong> de normale snelheid<br />
<strong>be</strong>draagt gedurende minstens vijf uur per week. <strong>De</strong> Benelux heeft de grootste hoeveelheid probleempunten<br />
(13%) in vergelijking met de omringende landen. Ta<strong>be</strong>l 6 specificeert de gegevens<br />
per stad zodat we kunnen nagaan waar de knelpunten in de Benelux (en andere landen) zich<br />
juist <strong>be</strong>vinden. <strong>De</strong> top tien wordt aangevoerd door Utrecht, maar ook Brussel (7de plaats) en<br />
Antwerpen (9de plaats) <strong>be</strong>horen tot de lijst met steden waar je het meest tijd verliest door congestie.<br />
Ta<strong>be</strong>l 5. Extra reistijd wegens congestie, België en de buurlanden, periode augustus 2009 tot juli 2010<br />
extra reistijd extra reistijd extra reistijd file <strong>van</strong> 5u<br />
(%) ochtendspits* (%) avondspits** (%) of meer (%)<br />
Benelux 21,1 18,6 19,2 12,6<br />
Duitsland 19,7 20,1 19,3 3,2<br />
Frankrijk 14,3 13,6 15,0 7,0<br />
Verenigd Koninkrijk 22,5 21,9 23,1 7,0<br />
Totaal 18,9 18,6 19,2 6,2<br />
* Ochtendspits wordt gerekend tussen 6u en 10u.<br />
** Avondspits wordt gerekend tussen 15u en 19u.<br />
Bron: INRIX, 2010.<br />
Ta<strong>be</strong>l 6.<br />
Top tien <strong>van</strong> steden met de meeste extra reistijd tijdens piekuren, België en de buurlanden,<br />
periode augustus 2009 tot juli 2010<br />
rangorde stad land extra reistijd extra reistijd extra reistijd<br />
(%) ochtendspits* (%) avondspits** (%)<br />
1 Utrecht NL 34,2 23,1 45,3<br />
2 Manchester VK 32,8 30,2 35,4<br />
3 Parijs FR 32,0 31,0 32,9<br />
4 Arnhem NL 30,7 26,6 34,7<br />
5 Trier DE 30,3 30,4 30,1<br />
6 <strong>De</strong>rry VK 29,8 26,4 33,2<br />
7 Brussel BE 29,8 32,0 27,5<br />
8 Amsterdam NL 29,7 24,3 35,1<br />
9 Antwerpen BE 29,5 28,5 30,5<br />
10 Nottingham VK 29,3 27,1 31,5<br />
* Ochtendspits wordt gerekend tussen 6u en 10u.<br />
** Avondspits wordt gerekend tussen 15u en 19u.<br />
Bron: INRIX, 2010.<br />
320