De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
MOBILITEIT Tabel 1. Aantal personenkilometers (pkm) per inwoner en procentuele verdeling volgens de drie belangrijkste vervoerswijzen, Belgische gewesten, 9 Europese landen en EU15-gemiddelde, 2008 pkm per inw. personenauto bus en autocar trein (%) (%) (%) Vlaams Gewest 12.482 80,5 11,7 7,9 Brussels Gewest 6.266 64,8 16,4 18,8 Waals Gewest 16.278 79,7 14,8 5,6 België 13.281 79,4 13,1 7,4 Denemarken 12.139 79,5 11,0 9,4 Duitsland 12.133 85,4 6,4 8,2 Frankrijk 13.338 84,4 5,7 10,0 Luxemburg 16.453 84,2 11,4 4,4 Nederland 10.698 83,8 7,1 9,1 Verenigd Koninkrijk 12.807 86,6 6,6 6,7 EU15 12.412 83,7 8,9 7,4 Noorwegen 13.755 88,6 6,7 4,7 Zwitserland 14.183 77,6 5,7 16,7 Bron: Europese Unie, 2010; SVR en eigen bewerking. 1.1. Algemene kenmerken van mobiliteit Bovenstaande cijfers geven een eerste indicatie over de positie van een mobiel Vlaanderen binnen een mobiel Europa. Voor diepgaander inzicht in het gebruik van deze vervoerswijzen en de verplaatsingsmotieven bestaan echter geen gestandaardiseerde Europese statistieken, maar moeten we beroep doen op cijfers uit verscheidene regionale en nationale mobiliteitsonderzoeken. De mobiliteitscijfers voor het Vlaamse Gewest zijn afkomstig uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag OVG 2007-2008 (OVG 3). Op het ogenblik van de opmaak van deze bijdrage loopt de vierde dataverzameling (OVG 4), maar in tegenstelling tot de eerdere OVG’s wordt de dataverzameling niet langer beperkt tot één jaar, maar verspreid over vijf jaren. Ook het aantal respondenten wordt verdeeld over deze vijf jaren. De eerste gegevens van OVG 4.1 zijn reeds beschikbaar, maar omwille van de kleinere steekproef van respondenten (1.600 respondenten in OVG 4.1 tegenover bijvoorbeeld 8.800 respondenten in OVG 3) maken we in deze bijdrage gebruik van de gegevens uit OVG 3. De mobiliteitscijfers voor het Vlaamse Gewest worden vervolgens vergeleken met cijfers uit verschillende regionale en nationale mobiliteitsonderzoeken. Voor het Brusselse en Waalse Gewest zijn deze cijfers afkomstig uit het onderzoek naar de ‘dagelijkse Mobiliteit van de Belgen’ (MOBEL). Hoewel dit MOBEL-onderzoek werd uitgevoerd op het niveau van België, bestaat de steekproef verhoudingsgewijs hoofdzakelijk uit respondenten uit het Brusselse en Waalse Gewest. In 2010 werd een tweede Belgisch mobiliteitsonderzoek uitgevoerd (BEL- DAM), maar data zijn nog niet beschikbaar bij de opmaak van deze bijdrage. Voor de Belgische vergelijking kunnen we daarom momenteel enkel gebruik maken van de MOBEL-data uit 1998-1999. Een vergelijking van de recentere OVG-data voor het Vlaamse Gewest met de oudere MOBEL-data voor het Brusselse en Waalse Gewest zou kunnen leiden tot verkeerde interpretaties en conclusies. Daarom rapporteren we voor het Vlaamse Gewest zowel de OVGdata (2007-2008) als de MOBEL-data (1998-1999). Voor de vergelijking met andere Europese landen werd gebruik gemaakt van verschillende nationale mobiliteitsonderzoeken. De tabel in bijlage geeft voor elk van de gebruikte onder- 313
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 zoeken een overzicht van de gebruikte onderzoeksmethode, de omvang van de steekproef en de leeftijd van de respondenten. Volgens het recente OVG 2007-2008 verplaatst bijna 18% van de Vlamingen zich op een willekeurige dag niet buitenshuis. Dit is vergelijkbaar met het aandeel niet-verplaatsers in Frankrijk, maar is toch ietwat hoger dan in de overige Europese landen. Bijna 1 op de 2 niet-verplaatsers in het Vlaamse Gewest heeft simpelweg geen behoefte om zich te verplaatsen (47%). Opvallend is dat bijna 1 op de 4 Vlamingen aangeeft zich niet te verplaatsen omwille van ziekte of een handicap (24%). Daarbij wordt voor ziekte geen onderscheid gemaakt tussen kort- of langdurige ziekte, maar het hoge cijfer wijst mogelijks op een (sociaal) isolement van zieken en gehandicapten. Andere redenen voor het niet-verplaatsen zijn: verplichtingen thuis (10%), thuis werken of studeren (8%), het weer (5%) en andere redenen (6%). Merk op dat thuiswerken slechts in beperkte mate voorkomt in het Vlaamse Gewest. Dit wordt ook bevestigd door Glorieux & Minnen (2008) die zich baseren op het Vlaamse Tijdsbestedingsonderzoek uit 2004. Slechts 8% van de werkende Vlamingen gaf aan altijd thuis te werken of als zelfstandige te werken. Bijgevolg is de primaire werkplaats voor de overgrote meerderheid buitenshuis gelegen. Van de groep die niet op permanente basis thuiswerkt, werkt slechts 5% regelmatig tot altijd een volledige dag thuis, en ongeveer 6% doet dit maximaal één keer per week. Thuiswerk gebeurt wel frequenter tijdens de avonduren en het weekend. Bijgevolg wordt thuiswerk eerder aanzien als een aanvulling op dan een echte vervanging van de werkuren op de werkplaats. Thuiswerken lijkt dus nog heel wat groeipotentieel te hebben. Volgens het MOBEL-onderzoek lag het aandeel niet-verplaatsers een tiental jaar geleden nog iets hoger. Voor het Vlaamse Gewest was dit meer dan 1 op de 5 inwoners, terwijl dit voor het Brusselse en Waalse Gewest opliep tot 1 op de 4 inwoners. De redenen voor niet-verplaatsen zijn redelijk gelijklopend, alhoewel de reden ‘thuis werken of studeren’ van groter belang is voor het Brusselse en Waalse Gewest. Daarbij is het niet altijd even duidelijk of het werkelijk om een groter aandeel thuiswerk gaat. Uit tabel 2 blijkt dat een Vlaming zich gemiddeld iets meer dan drie keer per dag verplaatst. Dit is niet opvallend meer of minder dan inwoners van het Brusselse en Waalse Gewest of van de buurlanden en andere West-Europese landen. Opvallend is echter dat zowel de gemiddelde afstand per verplaatsing (13,3 km) als de dagelijks totaal afgelegde afstand per persoon (42 km) in het Vlaamse Gewest tot de hoogste cijfers behoren van de bestudeerde regio’s en landen. Nederland heeft een vergelijkbaar gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag (2,9), maar de gemiddelde afstand per verplaatsing is ietwat korter (12,8 km) zodat de dagelijks totaal afgelegde afstand per persoon ook lager is (31 km). Anderzijds hebben landen zoals Duitsland, Noorwegen en Zwitserland een hoger gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Maar doordat de gemiddelde afstand per verplaatsing korter is, blijft de dagelijks totaal afgelegde afstand per persoon ietwat lager dan in het Vlaamse Gewest. Een Vlaming is dagelijks gemiddeld 65 minuten onderweg en een verplaatsing duurt gemiddeld 21 minuten. Tussen de gewesten zijn er opnieuw geen grote verschillen te bemerken, maar dit geldt niet voor een vergelijking van de diverse landen. Hoewel in alle landen de gemiddelde afstand per verplaatsing korter is, is de gemiddelde reistijd per verplaatsing niet noodzakelijk korter dan in het Vlaamse Gewest. Dit kan twee mogelijke verklaringen hebben: (i) een groter aandeel langzaam verkeer en (ii) meer congestie. Hierop wordt later ingegaan. 314
- Page 263 and 264: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 265 and 266: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 267 and 268: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 J
- Page 269 and 270: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 271 and 272: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 2
- Page 273 and 274: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 275 and 276: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 277 and 278: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 279 and 280: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 281 and 282: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 283 and 284: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 285 and 286: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 287 and 288: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 289 and 290: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 291 and 292: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 293 and 294: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 295 and 296: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 p
- Page 297 and 298: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 299 and 300: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 301 and 302: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 N
- Page 303 and 304: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 305 and 306: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 307 and 308: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
- Page 309 and 310: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 312 and 313: Mobiel Vlaanderen in een mobiel Eur
- Page 316 and 317: MOBILITEIT Tabel 2. Enkele algemene
- Page 318 and 319: MOBILITEIT Tabel 3 Verdeling van he
- Page 320 and 321: MOBILITEIT Ook in andere West-Europ
- Page 322 and 323: MOBILITEIT 1.2.2. Verkeersveilighei
- Page 324 and 325: MOBILITEIT Vlaamse Gewest minder st
- Page 326 and 327: MOBILITEIT Fijn stof verwijst naar
- Page 328 and 329: MOBILITEIT 2.1.1. Verschillen naar
- Page 330 and 331: MOBILITEIT dagelijks afgelegde afst
- Page 332 and 333: MOBILITEIT te zijn. Bij de overgang
- Page 334 and 335: MOBILITEIT Omdat inkomen een belang
- Page 336 and 337: MOBILITEIT kunnen personen een pers
- Page 338 and 339: MOBILITEIT bijna vier keer hoger is
- Page 340 and 341: MOBILITEIT structuren die gedominee
- Page 342 and 343: MOBILITEIT Tabel 17. Gemiddeld aant
- Page 344 and 345: MOBILITEIT In het Brusselse Gewest
- Page 346 and 347: MOBILITEIT beschikbaar zodat er gee
- Page 348 and 349: MOBILITEIT 2.4. Verschillende polit
- Page 350 and 351: MOBILITEIT landen vrij voor zowel n
- Page 352 and 353: MOBILITEIT capaciteit van zowel de
- Page 354 and 355: MOBILITEIT De verschuivingen in het
- Page 356 and 357: MOBILITEIT iedereen evident. Een mi
- Page 358 and 359: MOBILITEIT verplaatsen met het open
- Page 360 and 361: MOBILITEIT Bibliografie ADSEI (2001
- Page 362 and 363: MOBILITEIT MiNa-raad (2005). Oriën
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />
zoeken een overzicht <strong>van</strong> de gebruikte onderzoeksmethode, de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de steekproef en de<br />
leeftijd <strong>van</strong> de respondenten.<br />
Volgens het recente OVG 2007-2008 verplaatst bijna 18% <strong>van</strong> de Vlamingen zich op een willekeurige<br />
dag niet buitenshuis. Dit is vergelijkbaar met het aandeel niet-verplaatsers in Frankrijk,<br />
maar is toch ietwat hoger dan in de overige Europese landen. Bijna 1 op de 2 niet-verplaatsers<br />
in het Vlaamse Gewest heeft simpelweg geen <strong>be</strong>hoefte om zich te verplaatsen (47%). Opvallend<br />
is dat bijna 1 op de 4 Vlamingen aangeeft zich niet te verplaatsen omwille <strong>van</strong> ziekte of een<br />
handicap (24%). Daarbij wordt voor ziekte geen onderscheid gemaakt tussen kort- of langdurige<br />
ziekte, maar het hoge cijfer wijst mogelijks op een (sociaal) isolement <strong>van</strong> zieken en<br />
gehandicapten. Andere redenen voor het niet-verplaatsen zijn: verplichtingen thuis (10%), thuis<br />
werken of studeren (8%), het weer (5%) en andere redenen (6%).<br />
Merk op dat thuiswerken slechts in <strong>be</strong>perkte mate voorkomt in het Vlaamse Gewest. Dit wordt<br />
ook <strong>be</strong>vestigd door Glorieux & Minnen (2008) die zich baseren op het Vlaamse Tijds<strong>be</strong>stedingsonderzoek<br />
uit 2004. Slechts 8% <strong>van</strong> de werkende Vlamingen gaf aan altijd thuis te werken<br />
of als zelfstandige te werken. Bijgevolg is de primaire werkplaats voor de overgrote meerderheid<br />
buitenshuis gelegen. Van de groep die niet op permanente basis thuiswerkt, werkt slechts<br />
5% regelmatig tot altijd een volledige dag thuis, en ongeveer 6% doet dit maximaal één keer<br />
per week. Thuiswerk ge<strong>be</strong>urt wel frequenter tijdens de avonduren en het weekend. Bijgevolg<br />
wordt thuiswerk eerder aanzien als een aanvulling op dan een echte ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de werkuren<br />
op de werkplaats. Thuiswerken lijkt dus nog heel wat groeipotentieel te heb<strong>be</strong>n.<br />
Volgens het MOBEL-onderzoek lag het aandeel niet-verplaatsers een tiental jaar geleden nog<br />
iets hoger. Voor het Vlaamse Gewest was dit meer dan 1 op de 5 inwoners, terwijl dit voor het<br />
Brusselse en Waalse Gewest opliep tot 1 op de 4 inwoners. <strong>De</strong> redenen voor niet-verplaatsen<br />
zijn redelijk gelijklopend, alhoewel de reden ‘thuis werken of studeren’ <strong>van</strong> groter <strong>be</strong>lang is<br />
voor het Brusselse en Waalse Gewest. Daarbij is het niet altijd even duidelijk of het werkelijk<br />
om een groter aandeel thuiswerk gaat.<br />
Uit ta<strong>be</strong>l 2 blijkt dat een Vlaming zich gemiddeld iets meer dan drie keer per dag verplaatst. Dit<br />
is niet opvallend meer of minder dan inwoners <strong>van</strong> het Brusselse en Waalse Gewest of <strong>van</strong> de<br />
buurlanden en andere West-Europese landen. Opvallend is echter dat zowel de gemiddelde afstand<br />
per verplaatsing (13,3 km) als de dagelijks totaal afgelegde afstand per persoon (42 km)<br />
in het Vlaamse Gewest tot de hoogste cijfers <strong>be</strong>horen <strong>van</strong> de <strong>be</strong>studeerde regio’s en landen.<br />
Nederland heeft een vergelijkbaar gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag (2,9),<br />
maar de gemiddelde afstand per verplaatsing is ietwat korter (12,8 km) zodat de dagelijks totaal<br />
afgelegde afstand per persoon ook lager is (31 km). Anderzijds heb<strong>be</strong>n landen zoals Duitsland,<br />
Noorwegen en Zwitserland een hoger gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag.<br />
Maar doordat de gemiddelde afstand per verplaatsing korter is, blijft de dagelijks totaal afgelegde<br />
afstand per persoon ietwat lager dan in het Vlaamse Gewest.<br />
Een Vlaming is dagelijks gemiddeld 65 minuten onderweg en een verplaatsing duurt gemiddeld<br />
21 minuten. Tussen de gewesten zijn er opnieuw geen grote verschillen te <strong>be</strong>merken, maar dit<br />
geldt niet voor een vergelijking <strong>van</strong> de diverse landen. Hoewel in alle landen de gemiddelde afstand<br />
per verplaatsing korter is, is de gemiddelde reistijd per verplaatsing niet noodzakelijk korter<br />
dan in het Vlaamse Gewest. Dit kan twee mogelijke verklaringen heb<strong>be</strong>n: (i) een groter aandeel<br />
langzaam verkeer en (ii) meer congestie. Hierop wordt later ingegaan.<br />
314