De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
Mobiel Vlaanderen in een mobiel Europa Veronique Van Acker*, Georges Allaert**, Kobe Boussauw*, Enid Zwerts*** & Frank Witlox**** Inleiding Met het schrijven van haar ‘Transport White Paper’ in 2001 toonde de Europese Unie haar bezorgdheid omtrent mobiliteit. Verschillende maatregelen werden beschreven om de dominantie van het autogebruik te doorbreken, de congestie in steden en op belangrijke verkeersroutes tegen te gaan en de milieubelasting van het verkeer te reduceren. Tien jaar na de White Paper maken we in deze bijdrage een stand van zaken op van de gelijkenissen en de verschillen inzake mobiliteit tussen enkele Europese landen, EU- en niet-EU-landen. We vergelijken de mobiliteitscijfers voor het Vlaamse Gewest in de eerste plaats met de andere gewesten in België, maar ook met de ons omringende buurlanden en landen zoals Denemarken, Noorwegen en Zwitserland. De keuze voor deze regio’s en landen is enerzijds gebaseerd op de beschikbaarheid van vergelijkbare data. Deze landen kennen een gelijkaardige traditie op het gebied van het bevragen van het mobiliteitsgedrag van hun inwoners aan de hand van regionale of nationale mobiliteitsonderzoeken. Anderzijds bestaan er tussen deze regio’s en landen enkele interessante vergelijkingspunten met betrekking tot onder andere socio-economische en demografische trends (bijvoorbeeld grotere arbeidsparticipatie van vrouwen in Scandinavische landen), ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld striktere ruimtelijke ordening in Nederland en Denemarken) en mobiliteitsbeleid (bijvoorbeeld sterke gerichtheid op openbaar vervoer in Zwitserland). Daar waar mogelijk vergelijken we de regionale en nationale cijfers met het Europese gemiddelde. Hierbij gebruiken we het gemiddelde van de EU15-landen omdat dit een betere vergelijkingsbasis is voor de voornamelijk West-Europese regio’s en landen die we in dit hoofdstuk beschrijven. Daarbij dient tevens opgemerkt te worden dat deze bijdrage het personenverkeer beschrijft en niet het goederenverkeer, omwille van de focus op de leefsituatie van de Vlamingen. De opbouw van deze bijdrage is als volgt. We starten met een beschrijving van de leefsituatie van de Vlaming op vlak van personenmobiliteit en vergelijken dit met de mobiliteitssituatie in de andere Belgische regio’s (Brusselse Hoofdstedelijke en Waalse Gewest) en landen (Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Luxemburg, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland). Daarbij focussen we eerst op enkele algemene kenmerken van mobiliteit die de feitelijke situatie weergeven, en vervolgens op de gevolgen van mobiliteit. Daarna trachten we gelijkenissen en verschillen in de mobiliteitssituatie te verklaren. Daarbij bekijken we persoonsgebonden factoren, verschillen in de ruimtelijke context en toegankelijkheid, alsook het overheidsbeleid. Ten slotte bieden we een kort overzicht van toekomstige trends in het autogebruik. Op deze manier kunnen we in de uitleiding enkele aandachtspunten voor het toekomstige mobiliteitsbeleid naar voren schuiven. * Vakgroep Geografie, Universiteit Gent. ** Vakgroep Civiele Techniek, Universiteit Gent. *** MINT NV. **** Promotor van de bijdrage. Vakgroep Geografie, Universiteit Gent. E-mail: frank.witlox@ugent.be. 311
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1. Vlaanderen Europees vergeleken In de afgelopen decennia is de mobiliteit van personen niet enkel in het Vlaamse Gewest sterk toegenomen, maar in de gehele Europese Unie. Sinds de jaren 1970 is het personenverkeer meer dan verdubbeld (zie figuur 1). Van de dagelijks gebruikte en gemotoriseerde vervoerswijzen laat de auto hierbij de grootste groei zien. Maar ook het openbaar vervoer kent een duidelijke groei. Het hoogtepunt van de mobiliteitsgroei is enigszins voorbij. De voorbije tien jaar vlakte deze groei af, maar van een stilstand is nog geen sprake. Figuur 1. Evolutie personenkilometers* volgens vervoerswijze (in miljard pkm), EU15-landen, periode 1970-2008 6.000 5.000 in miljard pkm 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1970 1980 1990 1995 2000 2005 2006 2007 2008 personenauto bus en autocar spoor tram en metro * Eén personenkilometer (pkm) geeft weer dat één persoon één kilometer aflegt. Zowel een verandering van het aantal personen als een verandering in de afgelegde afstand wordt zo geregistreerd. Bron: Europese Unie, 2003 en 2010. Tabel 1 verduidelijkt hoe de omvang van personenvervoer en de verdeling van de vervoerswijzen verschilt tussen de Belgische gewesten en de bestudeerde Europese landen. Het aantal personenkilometers per inwoner is in België iets hoger dan het EU15-gemiddelde. Binnen België is het personenvervoer in absolute waarden het grootst in het Vlaamse Gewest. Als de omvang van het personenvervoer gerelateerd wordt aan de bevolkingsomvang blijken er opvallende verschillen tussen de Belgische gewesten, met lage waarden voor het Brusselse Gewest en hoge waarden voor het Waalse Gewest. Het personenvervoer in het Vlaamse Gewest komt daarentegen ongeveer overeen met het EU15-gemiddelde. Wanneer we dit vergelijken met de andere Europese landen blijkt de omvang van het personenvervoer in Nederland en Luxemburg respectievelijk opvallend lager en hoger. De auto speelt in alle landen een belangrijke rol. Maar het is opvallend dat in België, en zeker in het Brusselse Gewest, minder gebruik wordt gemaakt van de personenauto en meer van het lokaal openbaar vervoer per bus. Het personenvervoer per trein is in België daarentegen vergelijkbaar met het Europese gemiddelde, hoewel er tussen de Belgische gewesten opvallende verschillen bestaan (hoog in het Brusselse Gewest, gemiddeld in het Vlaamse Gewest en laag in het Waalse Gewest). Personenvervoer per trein scoort opvallend hoog in Zwitserland. 312
- Page 261 and 262: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 P
- Page 263 and 264: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 265 and 266: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 267 and 268: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 J
- Page 269 and 270: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 271 and 272: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 2
- Page 273 and 274: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 275 and 276: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 277 and 278: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 279 and 280: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 281 and 282: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 283 and 284: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 285 and 286: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 287 and 288: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 289 and 290: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 291 and 292: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 293 and 294: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 295 and 296: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 p
- Page 297 and 298: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 299 and 300: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 301 and 302: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 N
- Page 303 and 304: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 305 and 306: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 307 and 308: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
- Page 309 and 310: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 314 and 315: MOBILITEIT Tabel 1. Aantal personen
- Page 316 and 317: MOBILITEIT Tabel 2. Enkele algemene
- Page 318 and 319: MOBILITEIT Tabel 3 Verdeling van he
- Page 320 and 321: MOBILITEIT Ook in andere West-Europ
- Page 322 and 323: MOBILITEIT 1.2.2. Verkeersveilighei
- Page 324 and 325: MOBILITEIT Vlaamse Gewest minder st
- Page 326 and 327: MOBILITEIT Fijn stof verwijst naar
- Page 328 and 329: MOBILITEIT 2.1.1. Verschillen naar
- Page 330 and 331: MOBILITEIT dagelijks afgelegde afst
- Page 332 and 333: MOBILITEIT te zijn. Bij de overgang
- Page 334 and 335: MOBILITEIT Omdat inkomen een belang
- Page 336 and 337: MOBILITEIT kunnen personen een pers
- Page 338 and 339: MOBILITEIT bijna vier keer hoger is
- Page 340 and 341: MOBILITEIT structuren die gedominee
- Page 342 and 343: MOBILITEIT Tabel 17. Gemiddeld aant
- Page 344 and 345: MOBILITEIT In het Brusselse Gewest
- Page 346 and 347: MOBILITEIT beschikbaar zodat er gee
- Page 348 and 349: MOBILITEIT 2.4. Verschillende polit
- Page 350 and 351: MOBILITEIT landen vrij voor zowel n
- Page 352 and 353: MOBILITEIT capaciteit van zowel de
- Page 354 and 355: MOBILITEIT De verschuivingen in het
- Page 356 and 357: MOBILITEIT iedereen evident. Een mi
- Page 358 and 359: MOBILITEIT verplaatsen met het open
- Page 360 and 361: MOBILITEIT Bibliografie ADSEI (2001
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />
1. <strong>Vlaanderen</strong> Europees vergeleken<br />
In de afgelopen decennia is de mobiliteit <strong>van</strong> personen niet enkel in het Vlaamse Gewest sterk<br />
toegenomen, maar in de gehele Europese Unie. Sinds de jaren 1970 is het personenverkeer meer<br />
dan verdub<strong>be</strong>ld (zie figuur 1). Van de dagelijks gebruikte en gemotoriseerde vervoerswijzen laat<br />
de auto hierbij de grootste groei zien. Maar ook het openbaar vervoer kent een duidelijke groei.<br />
Het hoogtepunt <strong>van</strong> de mobiliteitsgroei is enigszins voorbij. <strong>De</strong> voorbije tien jaar vlakte deze<br />
groei af, maar <strong>van</strong> een stilstand is nog geen sprake.<br />
Figuur 1.<br />
Evolutie personenkilometers* volgens vervoerswijze (in miljard pkm), EU15-landen, periode<br />
1970-2008<br />
6.000<br />
5.000<br />
in miljard pkm<br />
4.000<br />
3.000<br />
2.000<br />
1.000<br />
0<br />
1970 1980 1990 1995 2000 2005 2006 2007 2008<br />
personenauto bus en autocar spoor tram en metro<br />
* Eén personenkilometer (pkm) geeft weer dat één persoon één kilometer aflegt. Zowel een verandering <strong>van</strong><br />
het aantal personen als een verandering in de afgelegde afstand wordt zo geregistreerd.<br />
Bron: Europese Unie, 2003 en 2010.<br />
Ta<strong>be</strong>l 1 verduidelijkt hoe de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> personenvervoer en de verdeling <strong>van</strong> de vervoerswijzen<br />
verschilt tussen de Belgische gewesten en de <strong>be</strong>studeerde Europese landen. Het aantal<br />
personenkilometers per inwoner is in België iets hoger dan het EU15-gemiddelde. Binnen<br />
België is het personenvervoer in absolute waarden het grootst in het Vlaamse Gewest. Als de<br />
om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het personenvervoer gerelateerd wordt aan de <strong>be</strong>volkingsom<strong>van</strong>g blijken er opvallende<br />
verschillen tussen de Belgische gewesten, met lage waarden voor het Brusselse Gewest<br />
en hoge waarden voor het Waalse Gewest. Het personenvervoer in het Vlaamse Gewest komt<br />
daarentegen ongeveer overeen met het EU15-gemiddelde. Wanneer we dit vergelijken met de<br />
andere Europese landen blijkt de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het personenvervoer in Nederland en Luxemburg<br />
respectievelijk opvallend lager en hoger. <strong>De</strong> auto speelt in alle landen een <strong>be</strong>langrijke rol. Maar<br />
het is opvallend dat in België, en zeker in het Brusselse Gewest, minder gebruik wordt gemaakt<br />
<strong>van</strong> de personenauto en meer <strong>van</strong> het lokaal openbaar vervoer per bus. Het personenvervoer per<br />
trein is in België daarentegen vergelijkbaar met het Europese gemiddelde, hoewel er tussen de<br />
Belgische gewesten opvallende verschillen <strong>be</strong>staan (hoog in het Brusselse Gewest, gemiddeld<br />
in het Vlaamse Gewest en laag in het Waalse Gewest). Personenvervoer per trein scoort opvallend<br />
hoog in Zwitserland.<br />
312