De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

SOCIALE, MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE PARTICIPATIE verkiezingen. Mogelijk zijn de kiezers bij dergelijke ‘tweede orde’-verkiezingen van mening dat er minder op het spel staat waardoor ze ook minder geneigd zijn om te participeren (Lijphart, 2010). In Vlaanderen blijven de opkomstverschillen naar beleidsniveau als gevolg van de opkomstplicht beperkt. Diverse studies (voor een overzicht zie: Lijphart 2010; Van der Meer & Van Deth, 2010) kwamen tot de vaststelling dat de opkomstcijfers in zo goed als alle moderne westerse democratieën de afgelopen decennia gedaald zijn. Dat blijkt ook uit een vergelijking van de opkomst in de 27 EU-landen bij de meest recente parlementsverkiezingen en die van begin jaren 1980 (eerste vrije verkiezingen begin jaren 1990 voor de postcommunistische landen). Gemiddeld genomen is de opkomst in deze periode met 13 procentpunten gedaald (IDEA). Het is weinig verwonderlijk dat de daling in de landen met opkomstplicht duidelijk minder groot is. De daling is het grootst in de relatief jonge Oost-Europese democratieën. Het enthousiasme bij deze eerste verkiezingen werd klaarblijkelijk niet volgehouden. Dergelijke daling van de opkomstcijfers lijkt vreemd gezien de steeds hogere scholing van de Europese bevolking. Van een hogere scholing wordt net verwacht dat zij samengaat met een hogere mate van politieke participatie (Lijphart, 1997). Mogelijk houdt dit verband met een algemene afname van het vertrouwen in de belangrijkste politieke instituties in nagenoeg alle westerse democratische stelsels tijdens de afgelopen decennia (Dalton, 2004). 3.2.2. Lidmaatschap van politieke partijen De meest recente surveygegevens geven aan dat het lidmaatschap van politieke partijen in Vlaanderen schommelt rond 5%. In de EVS van 2008 geeft 4% van de Vlamingen van 18 jaar en ouder aan lid te zijn van een partij. De SCV-survey van 2010 komt uit op 6%. Vlaanderen bevindt zich daarmee in de middenmoot van Europese landen. Een aantal kleinere West-Europese landen zoals Oostenrijk, Denemarken, Ierland en Luxemburg scoren iets hoger dan Vlaanderen. In Finland en Nederland ligt het percentage zelf verklaarde partijleden veruit het hoogst. Grote landen zoals Italië, Duitsland, Frankrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Polen kennen iets lagere ledenpercentages dan Vlaanderen. De Oost-Europese landen hebben een uiteenlopend profiel. Een aantal landen haalt de Europese middenmoot, andere landen (Hongarije, Polen en Slovakije) doen het heel wat minder goed. Vlaanderen scoort in de EVS duidelijk hoger dan de Franse Gemeenschap, wat toch enigszins wordt tegengesproken als de resultaten van de SCV-survey worden vergeleken met de resultaten van de IWEPS-survey van 2007. Daaruit blijkt dat 6% van de inwoners van de Franse Gemeenschap tussen 18 en 85 jaar lid is van een politieke partij, wat min of meer overeenkomt met de resultaten van de recente edities van de SCV-survey. Mogelijk houdt het verschil in de EVS tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap verband met de relatief kleine steekproefomvang van de Franse Gemeenschap. Deze surveygegevens kunnen worden vergeleken met de door de partijen zelf gerapporteerde ledencijfers. In 2008 hadden de Vlaamse politieke partijen samen bijna 214.000 leden (Quintelier & Hooghe, 2010). Afgezet ten opzichte van de bevolking gaat het om 4% van de Vlamingen van 18 jaar en ouder 20 . Dat cijfer ligt min of meer op dezelfde hoogte als de resultaten van de EVS en de SCV-survey. Ook een aantal verschillen tussen landen die naar voren komen in de resultaten van de EVS worden grotendeels bevestigd in internationaal onderzoek gebaseerd op door de partijen zelf gerapporteerde ledencijfers (Van Biezen e.a., 2009). Vooral de grotere landen en enkele postcommunistische landen blijken lagere ledenpercentages te kennen dan de kleinere, voornamelijk West-Europese landen. De lagere score van de postcom- 287

in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 munistische landen is mogelijk een gevolg van het feit dat partijactivisme in die landen in diskrediet is gebracht door het Sovjetverleden (Whiteley, 2009). De verschillen tussen de Oost- Europese landen onderling hangen samen met een verschillende startpositie begin jaren 1990. In een aantal landen werden de partijen gedwongen om hun organisatie helemaal vanaf nul op te bouwen. In andere landen konden bepaalde partijen voortbouwen op de relatief sterke partijorganisatie en bijhorende ledenaantallen van de vroegere communistische partij (Mair & Van Biezen, 2001). Figuur 10. Procentueel aandeel van de bevolking van 18 jaar en ouder dat zegt lid te zijn van een politieke partij, Vlaamse/Franse Gemeenschap en EU27-landen, 2008 12 10 8 6 4 2 0 Nederland Finland Cyprus Denemarken Bron: EVS 2008. Oostenrijk Luxemburg Zweden Griekenland Vlaamse Gem. Litouwen Bulgarije Estland Slovenië Roemenië Italië Portugal Franse Gem. Duitsland Ierland Tsjechië Frankrijk Spanje Letland Malta VK Slovakije Polen Hongarije De door de Vlaamse politieke partijen zelf gerapporteerde ledencijfers wijzen duidelijk op een daling van het aantal partijleden sinds eind jaren 1980: van goed 373.000 leden in 1987 tot 214.000 in 2008 (Quintelier & Hooghe, 2010). Ook de SCV-survey – die wegens een wijziging in de vraagstelling enkel voor de periode 2001-2008 vergelijkbare cijfers oplevert – geeft voor het laatste decennium een licht dalende trend. Die dalende trend is niet specifiek voor Vlaanderen maar blijkt ook uit surveygegevens van de meeste Europese landen. Het gaat trouwens niet alleen om een afname van de verhouding van het aantal leden ten opzichte van het totale electoraat. Er blijkt tijdens de laatste decennia in de meeste landen ook sprake van een daling in het absolute aantal door de partijen gerapporteerde leden (Van Biezen e.a., 2009). In enkele landen gaat het om behoorlijk indrukwekkende cijfers. In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld is er in de periode tussen 1980 en 2008 sprake van een afname van ongeveer 1 miljoen partijleden, wat overeenkomt met een verlies van respectievelijk de helft en tweederde van het aantal partijleden van begin jaren 1980. In Italië daalde het ledenaantal in dezelfde periode zelfs met bijna 1,5 miljoen (-36%). Ook in de Scandinavische landen is sprake van verliezen tussen 40% en 50% van het aantal leden tussen 1980 en 2008. Enkel in Spanje, Griekenland en Portugal – waar de democratie pas hersteld werd in de loop van de jaren 1970 – is het aantal partijleden tegenover 1980 toegenomen. Als verklaring voor deze afname wordt vooreerst vaak verwezen naar de gelijktijdige afname van het vertrouwen in politieke partijen door onder meer de schandalen van partijfinanciering die in verschillende landen in de loop van de jaren 1980 en 1990 aan het licht zijn gekomen (Dalton & Wattenberg, 2000). De afname van het lidmaatschap is dan ook weinig verwonderlijk gezien het feit dat vertrouwen in en lidmaatschap van partijen positief samenhangt (Mariën 288

in %<br />

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />

munistische landen is mogelijk een gevolg <strong>van</strong> het feit dat partijactivisme in die landen in<br />

diskrediet is gebracht door het Sovjetverleden (Whiteley, 2009). <strong>De</strong> verschillen tussen de Oost-<br />

Europese landen onderling hangen samen met een verschillende startpositie <strong>be</strong>gin jaren 1990.<br />

In een aantal landen werden de partijen gedwongen om hun organisatie helemaal <strong>van</strong>af nul op<br />

te bouwen. In andere landen konden <strong>be</strong>paalde partijen voortbouwen op de relatief sterke partijorganisatie<br />

en bijhorende ledenaantallen <strong>van</strong> de vroegere communistische partij (Mair & Van<br />

Biezen, 2001).<br />

Figuur 10.<br />

Procentueel aandeel <strong>van</strong> de <strong>be</strong>volking <strong>van</strong> 18 jaar en ouder dat zegt lid te zijn <strong>van</strong> een politieke<br />

partij, Vlaamse/Franse Gemeenschap en EU27-landen, 2008<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Nederland<br />

Finland<br />

Cyprus<br />

<strong>De</strong>nemarken<br />

Bron: EVS 2008.<br />

Oostenrijk<br />

Luxemburg<br />

Zweden<br />

Griekenland<br />

Vlaamse Gem.<br />

Litouwen<br />

Bulgarije<br />

Estland<br />

Slovenië<br />

Roemenië<br />

Italië<br />

Portugal<br />

Franse Gem.<br />

Duitsland<br />

Ierland<br />

Tsjechië<br />

Frankrijk<br />

Spanje<br />

Letland<br />

Malta<br />

VK<br />

Slovakije<br />

Polen<br />

Hongarije<br />

<strong>De</strong> door de Vlaamse politieke partijen zelf gerapporteerde ledencijfers wijzen duidelijk op een<br />

daling <strong>van</strong> het aantal partijleden sinds eind jaren 1980: <strong>van</strong> goed 373.000 leden in 1987 tot<br />

214.000 in 2008 (Quintelier & Hooghe, 2010). Ook de SCV-survey – die wegens een wijziging<br />

in de vraagstelling enkel voor de periode 2001-2008 vergelijkbare cijfers oplevert – geeft voor<br />

het laatste decennium een licht dalende trend. Die dalende trend is niet specifiek voor <strong>Vlaanderen</strong><br />

maar blijkt ook uit surveygegevens <strong>van</strong> de meeste Europese landen. Het gaat trouwens<br />

niet alleen om een afname <strong>van</strong> de verhouding <strong>van</strong> het aantal leden ten opzichte <strong>van</strong> het totale<br />

electoraat. Er blijkt tijdens de laatste decennia in de meeste landen ook sprake <strong>van</strong> een daling<br />

in het absolute aantal door de partijen gerapporteerde leden (Van Biezen e.a., 2009). In enkele<br />

landen gaat het om <strong>be</strong>hoorlijk indrukwekkende cijfers. In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld is er in de periode tussen 1980 en 2008 sprake <strong>van</strong> een afname <strong>van</strong> ongeveer<br />

1 miljoen partijleden, wat overeenkomt met een verlies <strong>van</strong> respectievelijk de helft en tweederde<br />

<strong>van</strong> het aantal partijleden <strong>van</strong> <strong>be</strong>gin jaren 1980. In Italië daalde het ledenaantal in dezelfde<br />

periode zelfs met bijna 1,5 miljoen (-36%). Ook in de Scandinavische landen is sprake <strong>van</strong><br />

verliezen tussen 40% en 50% <strong>van</strong> het aantal leden tussen 1980 en 2008. Enkel in Spanje,<br />

Griekenland en Portugal – waar de democratie pas hersteld werd in de loop <strong>van</strong> de jaren 1970 –<br />

is het aantal partijleden tegenover 1980 toegenomen.<br />

Als verklaring voor deze afname wordt vooreerst vaak verwezen naar de gelijktijdige afname<br />

<strong>van</strong> het vertrouwen in politieke partijen door onder meer de schandalen <strong>van</strong> partijfinanciering<br />

die in verschillende landen in de loop <strong>van</strong> de jaren 1980 en 1990 aan het licht zijn gekomen<br />

(Dalton & Watten<strong>be</strong>rg, 2000). <strong>De</strong> afname <strong>van</strong> het lidmaatschap is dan ook weinig verwonderlijk<br />

gezien het feit dat vertrouwen in en lidmaatschap <strong>van</strong> partijen positief samenhangt (Mariën<br />

288

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!