De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
SOCIALE, MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE PARTICIPATIE de andere hooggerangschikte West- en Noord-Europese landen een gelijkaardig profiel hebben inzake de persoonskenmerken van hun bevolking. Het relatief hoge bbp per hoofd en de relatief hoge uitgaven voor sociale zekerheid in Vlaanderen blijken een positief effect te hebben op de positie van Vlaanderen op vlak van vrijwilligerswerk. Dat blijkt uit het feit dat als gecontroleerd wordt voor deze factoren (dat wil zeggen als deze variabelen over alle landen heen constant worden gehouden), Vlaanderen een aantal plaatsen zakt in de rangschikking van EU-landen. Het bbp en de uitgaven voor de sociale zekerheid hebben echter geen invloed op de relatieve positie van Vlaanderen inzake lidmaatschap. Bij lidmaatschap is er wel een effect van dominante religie zichtbaar. De dominante katholieke godsdienst in Vlaanderen heeft een negatief effect op de rangschikking van Vlaanderen. Als gecontroleerd wordt voor religie, scoort Vlaanderen namelijk best van alle EUlanden. De nog betere score van een aantal andere landen hangt dus samen met het feit dat deze landen als dominante religie het protestantisme hebben, hetgeen een positieve invloed heeft op de maatschappelijke participatie. Iets gelijkaardigs kan gezegd worden over corruptie. Dat een aantal landen nog hoger in de rangschikking staan dan Vlaanderen, hangt samen met hun betere score op de corruptie-index. 3. Politieke participatie In een moderne samenleving wordt een behoorlijke en gelijke mate van politieke participatie gezien als een belangrijke voorwaarde voor een goed functionerende democratie (Dahl, 1971). Een beperkte participatie of een afname ervan wordt als ongunstig beschouwd, evenals het feit dat bepaalde groepen in de samenleving systematisch minder participeren dan andere. Daarachter schuilt de veronderstelling dat een beperkte of ongelijke participatie als gevolg heeft dat de vragen en eisen van (bepaalde) burgers onvoldoende meegenomen worden in de eigenlijke beleidsvoering. Politieke participatie heeft niet alleen gunstige effecten voor de maatschappij als geheel, maar ook voor de individuele burger. Immers, burgers leren de werking van het politieke systeem kennen, leren samenwerken en overleggen, leren compromissen sluiten (Walgrave & Hooghe, 2010). Mensen die veel participeren, blijken toleranter, hebben meer vertrouwen, voelen zich minder machteloos en hechten meer belang aan democratische waarden. De nadruk op een voldoende en gelijke mate van politieke participatie is er niet altijd geweest (Deschouwer & Hooghe, 2005). In het begin van de 20ste eeuw bestond er in de politiekwetenschappelijke literatuur een behoorlijk sterke argwaan tegenover mobilisatie van de burgers. Vaak werd dit gezien als moeilijk verzoenbaar met de principes van de vertegenwoordigende democratie: burgers verkiezen hun vertegenwoordigers die vervolgens autonoom het beleid bepalen. Als burgers zich ook gaan inlaten met de eigenlijke beleidsbepaling, zou onvermijdelijk een overaanbod aan conflicterende voorkeuren en belangen ontstaan. Pas in de jaren 1950 en vooral vanaf de jaren 1970 kwam er op dit vlak een kentering. Almond & Verba (1963) waren één van de pioniers om (collectieve) politieke participatie meer als een stabiliserende dan als een bedreigende factor te zien. Toch wezen ook zij nog op het gevaar van overdreven activisme. Politieke betrokkenheid dient volgens hen gepaard te gaan met een voldoende graad van gemeenschapszin en geloof in de legitimiteit van het politieke systeem. Over het nut van politieke participatie voor de democratische werking van een moderne samenleving bestaat tegenwoordig een brede consensus. Over wat politieke participatie precies is en 283
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 welke activiteiten daaronder vallen, is er veel minder eensgezindheid. Alvorens in te gaan op de mate van participatie in Vlaanderen en in andere Europese landen wordt eerst een bruikbare definitie en operationalisering van het concept uitgewerkt. 3.1. Afbakening In de literatuur is er geen sprake van een algemeen aanvaarde definitie van politieke participatie, noch over de operationalisering ervan (Irwin & Andeweg, 1981). Volgens Parry e.a. (1992) kan politieke participatie omschreven worden als de deelname aan het proces van formulering, aanname en implementatie van publiek beleid. Daarmee wordt de nadruk gelegd op de directe participatie van de burger aan de eigenlijke beleidsvoering. Verschillende auteurs hebben op basis hiervan zogenaamde participatieladders geconstrueerd (onder andere Arnstein, 1969; Edelenbos & Monnikhof, 2001). Hoe meer inspraak en beslissingsmacht burgers zelf hebben in het beleid, hoe hoger zij staan op de participatieladder. Voor meer indirecte vormen van politieke participatie waarbij burgers de beleidsvoering niet zelf (mee)bepalen maar de keuzes van de beleidsvoerders wel (on)rechtstreeks beïnvloeden, is in dergelijke opdelingen minder aandacht. De definitie van Verba e.a. (1995) vertrekt vanuit een andere, meer vertegenwoordigende benadering van democratie: burgers kiezen hun vertegenwoordigers die vervolgens beslissen over de beleidsvoering. In tegenstelling tot Parry e.a. focussen zij meer op de indirecte participatie van de burgers in het beleidsproces via de beïnvloeding van de keuzes van de beleidsvoerders. Politieke participatie heeft dan betrekking op de activiteiten van burgers die gericht zijn op het communiceren van informatie over hun belangen en voorkeuren aan de beleidsverantwoordelijken. Die communicatie dient gepaard te gaan met een zekere mate van druk opdat de beleidsverantwoordelijken daarmee rekening zouden houden (Deschouwer & Hooghe, 2005). In wat volgt worden een aantal elementen uit de definities van Parry e.a. (1992) en Verba e.a. (1995) overgenomen om te komen tot een eigen afbakening van het begrip politieke participatie. Politieke participatie wordt vooreerst gezien als een activiteit. Daarmee wordt bedoeld dat het gaat om gesteld gedrag. Alle niet-actieve vormen van politieke betrokkenheid zoals geïnteresseerd zijn in politiek of het louter hebben van een mening over een politiek thema zonder die mening te uiten, vallen zo buiten de definitie. Daarnaast gaat het om een politieke activiteit. De activiteit is erop gericht de beleidsvoering te beïnvloeden. Afhankelijk van de specifieke inrichting van het democratische systeem en van de aanwezige inspraakkanalen voor burgers, neemt die beïnvloeding de vorm aan van directe beleidsdeelname door de burger zelf (cf. Parry e.a.) of indirecte beleidsdeelname via de beïnvloeding van de beleidsvoerders (cf. Verba e.a.). Dat kan gebeuren door deel te nemen aan de selectie van de gezagsdragers of door de preferenties aan de beleidsvoerders kenbaar te maken, hetzij door communicatie tussen de burger en bestuurder, hetzij via tussenkomst van derde actoren zoals de media. De link met het overheidsbeleid is in deze belangrijk. Activiteiten die niet gericht zijn op de beïnvloeding van het beleid – zoals het discussiëren met vrienden over politiek – worden daardoor niet beschouwd als politieke participatie. Dat betekent ook dat het bewust kopen of niet kopen van bepaalde producten om commerciële bedrijven aan te zetten hun beleid inzake milieubeleid of mensenrechten aan te passen, buiten de hier gehanteerde benadering vallen. Ten slotte wordt ook de deelname aan activiteiten van intermediaire organisaties als vakbonden, de milieubeweging of derde wereldverenigingen hier buiten beschouwing gelaten. Dergelijke organisaties houden zich weliswaar minstens ten dele bezig met politieke 284
- Page 233 and 234: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 235 and 236: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 g
- Page 237 and 238: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 239 and 240: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 241 and 242: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 243 and 244: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 245 and 246: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 5
- Page 247 and 248: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 249 and 250: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 251 and 252: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 253 and 254: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 255 and 256: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 257 and 258: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 259 and 260: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 261 and 262: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 P
- Page 263 and 264: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 265 and 266: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 267 and 268: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 J
- Page 269 and 270: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 271 and 272: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 2
- Page 273 and 274: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 275 and 276: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 277 and 278: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 279 and 280: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 281 and 282: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 283: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 287 and 288: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 289 and 290: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 291 and 292: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 293 and 294: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 295 and 296: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 p
- Page 297 and 298: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 299 and 300: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 301 and 302: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 N
- Page 303 and 304: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 305 and 306: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 307 and 308: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
- Page 309 and 310: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 312 and 313: Mobiel Vlaanderen in een mobiel Eur
- Page 314 and 315: MOBILITEIT Tabel 1. Aantal personen
- Page 316 and 317: MOBILITEIT Tabel 2. Enkele algemene
- Page 318 and 319: MOBILITEIT Tabel 3 Verdeling van he
- Page 320 and 321: MOBILITEIT Ook in andere West-Europ
- Page 322 and 323: MOBILITEIT 1.2.2. Verkeersveilighei
- Page 324 and 325: MOBILITEIT Vlaamse Gewest minder st
- Page 326 and 327: MOBILITEIT Fijn stof verwijst naar
- Page 328 and 329: MOBILITEIT 2.1.1. Verschillen naar
- Page 330 and 331: MOBILITEIT dagelijks afgelegde afst
- Page 332 and 333: MOBILITEIT te zijn. Bij de overgang
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />
welke activiteiten daaronder vallen, is er veel minder eensgezindheid. Alvorens in te gaan op de<br />
mate <strong>van</strong> participatie in <strong>Vlaanderen</strong> en in andere Europese landen wordt eerst een bruikbare<br />
definitie en operationalisering <strong>van</strong> het concept uitgewerkt.<br />
3.1. Afbakening<br />
In de literatuur is er geen sprake <strong>van</strong> een algemeen aanvaarde definitie <strong>van</strong> politieke participatie,<br />
noch over de operationalisering er<strong>van</strong> (Irwin & Andeweg, 1981).<br />
Volgens Parry e.a. (1992) kan politieke participatie omschreven worden als de deelname aan het<br />
proces <strong>van</strong> formulering, aanname en implementatie <strong>van</strong> publiek <strong>be</strong>leid. Daarmee wordt de<br />
nadruk gelegd op de directe participatie <strong>van</strong> de burger aan de eigenlijke <strong>be</strong>leidsvoering.<br />
Verschillende auteurs heb<strong>be</strong>n op basis hier<strong>van</strong> zogenaamde participatieladders geconstrueerd<br />
(onder andere Arnstein, 1969; Edelenbos & Monnikhof, 2001). Hoe meer inspraak en <strong>be</strong>slissingsmacht<br />
burgers zelf heb<strong>be</strong>n in het <strong>be</strong>leid, hoe hoger zij staan op de participatieladder. Voor<br />
meer indirecte vormen <strong>van</strong> politieke participatie waarbij burgers de <strong>be</strong>leidsvoering niet zelf<br />
(mee)<strong>be</strong>palen maar de keuzes <strong>van</strong> de <strong>be</strong>leidsvoerders wel (on)rechtstreeks <strong>be</strong>ïnvloeden, is in<br />
dergelijke opdelingen minder aandacht.<br />
<strong>De</strong> definitie <strong>van</strong> Verba e.a. (1995) vertrekt <strong>van</strong>uit een andere, meer vertegenwoordigende<br />
<strong>be</strong>nadering <strong>van</strong> democratie: burgers kiezen hun vertegenwoordigers die vervolgens <strong>be</strong>slissen<br />
over de <strong>be</strong>leidsvoering. In tegenstelling tot Parry e.a. focussen zij meer op de indirecte participatie<br />
<strong>van</strong> de burgers in het <strong>be</strong>leidsproces via de <strong>be</strong>ïnvloeding <strong>van</strong> de keuzes <strong>van</strong> de <strong>be</strong>leidsvoerders.<br />
Politieke participatie heeft dan <strong>be</strong>trekking op de activiteiten <strong>van</strong> burgers die gericht zijn<br />
op het communiceren <strong>van</strong> informatie over hun <strong>be</strong>langen en voorkeuren aan de <strong>be</strong>leidsverantwoordelijken.<br />
Die communicatie dient gepaard te gaan met een zekere mate <strong>van</strong> druk opdat de<br />
<strong>be</strong>leidsverantwoordelijken daarmee rekening zouden houden (<strong>De</strong>schouwer & Hooghe, 2005).<br />
In wat volgt worden een aantal elementen uit de definities <strong>van</strong> Parry e.a. (1992) en Verba e.a.<br />
(1995) overgenomen om te komen tot een eigen afbakening <strong>van</strong> het <strong>be</strong>grip politieke participatie.<br />
Politieke participatie wordt vooreerst gezien als een activiteit. Daarmee wordt <strong>be</strong>doeld dat het<br />
gaat om gesteld gedrag. Alle niet-actieve vormen <strong>van</strong> politieke <strong>be</strong>trokkenheid zoals geïnteresseerd<br />
zijn in politiek of het louter heb<strong>be</strong>n <strong>van</strong> een mening over een politiek thema zonder die<br />
mening te uiten, vallen zo buiten de definitie.<br />
Daarnaast gaat het om een politieke activiteit. <strong>De</strong> activiteit is erop gericht de <strong>be</strong>leidsvoering te<br />
<strong>be</strong>ïnvloeden. Afhankelijk <strong>van</strong> de specifieke inrichting <strong>van</strong> het democratische systeem en <strong>van</strong> de<br />
aanwezige inspraakkanalen voor burgers, neemt die <strong>be</strong>ïnvloeding de vorm aan <strong>van</strong> directe<br />
<strong>be</strong>leidsdeelname door de burger zelf (cf. Parry e.a.) of indirecte <strong>be</strong>leidsdeelname via de <strong>be</strong>ïnvloeding<br />
<strong>van</strong> de <strong>be</strong>leidsvoerders (cf. Verba e.a.). Dat kan ge<strong>be</strong>uren door deel te nemen aan de<br />
selectie <strong>van</strong> de gezagsdragers of door de preferenties aan de <strong>be</strong>leidsvoerders kenbaar te maken,<br />
hetzij door communicatie tussen de burger en <strong>be</strong>stuurder, hetzij via tussenkomst <strong>van</strong> derde<br />
actoren zoals de media. <strong>De</strong> link met het overheids<strong>be</strong>leid is in deze <strong>be</strong>langrijk. Activiteiten die<br />
niet gericht zijn op de <strong>be</strong>ïnvloeding <strong>van</strong> het <strong>be</strong>leid – zoals het discussiëren met vrienden over<br />
politiek – worden daardoor niet <strong>be</strong>schouwd als politieke participatie. Dat <strong>be</strong>tekent ook dat het<br />
<strong>be</strong>wust kopen of niet kopen <strong>van</strong> <strong>be</strong>paalde producten om commerciële <strong>be</strong>drijven aan te zetten<br />
hun <strong>be</strong>leid inzake milieu<strong>be</strong>leid of mensenrechten aan te passen, buiten de hier gehanteerde<br />
<strong>be</strong>nadering vallen. Ten slotte wordt ook de deelname aan activiteiten <strong>van</strong> intermediaire organisaties<br />
als vakbonden, de milieu<strong>be</strong>weging of derde wereldverenigingen hier buiten <strong>be</strong>schouwing<br />
gelaten. <strong>De</strong>rgelijke organisaties houden zich weliswaar minstens ten dele <strong>be</strong>zig met politieke<br />
284