De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
SOCIALE, MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE PARTICIPATIE<br />
rieën worden verder aangevuld met theorieën over de invloed <strong>van</strong> religie en de uitbouw en de<br />
rol <strong>van</strong> de civiele samenleving op het engagement <strong>van</strong> burgers in het verenigingsleven.<br />
<strong>De</strong> ‘crowding out’-theorie gaat er<strong>van</strong> uit dat mensen zich organiseren in verenigingen om tegemoet<br />
te komen aan materiële, sociale en maatschappelijke noden. Wanneer de overheid via<br />
de uitbouw <strong>van</strong> de welvaartsstaat de functies <strong>van</strong> deze verenigingen overneemt, valt voor de<br />
burgers de directe aanleiding weg om zich te organiseren en maatschappelijk te participeren<br />
(Zijderveld, 1988; <strong>De</strong> Swaan, 1988; Schuyt, 1991). Het verenigingsleven wordt door de overheid<br />
uit de markt geprijsd of verdrongen (‘crowding out’). Op basis hier<strong>van</strong> mag men verwachten<br />
dat in staten met een sterk uitgebouwde sociale <strong>be</strong>scherming burgers minder geneigd zijn<br />
om maatschappelijk te participeren.<br />
Een hieraan tegengestelde redenering ligt aan de basis <strong>van</strong> de ‘resources’-theorie. <strong>De</strong>ze theorie<br />
is sterk verwant aan de in het vorige deel vermelde ‘socio-economic security’-theorie. Bij de<br />
‘resources’-theorie wordt gekeken naar de <strong>be</strong>schikbaarheid <strong>van</strong> middelen (‘resources’) die de<br />
participatie <strong>van</strong> burgers kunnen verhogen (Verba e.a., 1995; Bekkers, 2005). Het gaat om<br />
elementen als scholing, financiële middelen of <strong>be</strong>schikbare tijd. <strong>De</strong>ze theorie kan gebruikt<br />
worden om participatieverschillen tussen groepen en over de tijd te verklaren. Maar de theorie<br />
kan ook gebruikt worden voor de verklaring <strong>van</strong> verschillen op landenniveau. Hoe hoger het<br />
welvaartsniveau <strong>van</strong> een land, hoe meer ‘resources’ de burgers ter <strong>be</strong>schikking heb<strong>be</strong>n om te<br />
participeren. En hoe meer de overheid ervoor zorgt dat ook minder geprivilegieerden door welvaartsspreiding<br />
en sociale <strong>be</strong>scherming over meer hulpmiddelen kunnen <strong>be</strong>schikken, hoe hoger<br />
de participatie <strong>van</strong> deze groepen. Op basis <strong>van</strong> de ‘resources’-theorie kan verwacht worden dat<br />
in welvaartsstaten met een hoge mate <strong>van</strong> sociale <strong>be</strong>scherming, burgers meer geneigd zullen<br />
zijn om te participeren.<br />
<strong>De</strong> meeste onderzoekers vinden vooral steun voor de ‘resources’-theorie, veel minder voor de<br />
‘crowding out’-theorie. Zowel Van der Meer (2009) als Ruiter & <strong>De</strong> Graaf (2006) vonden bij<br />
hun internationaal vergelijkende analyse een positief effect <strong>van</strong> de uitbouw <strong>van</strong> de sociale<br />
<strong>be</strong>scherming op de maatschappelijke participatie en de inzet <strong>van</strong> burgers in het verenigingsleven.<br />
Volgens Van der Meer zorgen hogere sociale uitgaven niet alleen voor een algemene<br />
hogere participatie, maar ook voor een reductie <strong>van</strong> de participatiekloven op basis <strong>van</strong> geslacht,<br />
opleiding en inkomen.<br />
Over het effect <strong>van</strong> economische welvaart op zich – dus los <strong>van</strong> de wijze waarop die welvaart<br />
via sociale <strong>be</strong>schermingsmechanismen gespreid is over de <strong>be</strong>volking – zijn de onderzoeksresultaten<br />
minder eenduidig. <strong>De</strong> resultaten <strong>van</strong> Duncan (2008) en Ruiter & <strong>De</strong> Graaf (2006) bijvoor<strong>be</strong>eld<br />
spreken elkaar tegen. Duncan vindt wel een positief effect <strong>van</strong> economische welvaart,<br />
Ruiter & <strong>De</strong> Graaf vinden geen effect. Van der Meer (2009) die een opdeling maakt naar het<br />
soort vereniging, vindt een positief effect voor actiegerichte organisaties, niet voor <strong>be</strong>langenorganisaties<br />
of recreatieve organisaties.<br />
In zowel de ‘crowding out’-theorie als de ‘resources’-theorie wordt gekeken naar de impact <strong>van</strong><br />
de welvaartsstaat op de maatschappelijke participatie. Daarbij wordt er impliciet <strong>van</strong>uit gegaan<br />
dat de welvaartsstaat in alle samenlevingen op een gelijkaardige manier is opgebouwd en<br />
dezelfde karakteristieken vertoont. Van Oorschoot e.a. (2005) voeren aan dat dit niet het geval<br />
is. Volgens hen doen er zich op dit vlak zowel kwantitatieve als kwalitatieve verschillen tussen<br />
landen voor. Zij verwachtten dan ook een verschillende impact op de maatschappelijke participatie<br />
naar gelang het type welvaartsstaat. In navolging <strong>van</strong> Esping-Andersen (1990) gingen zij<br />
uit <strong>van</strong> een opdeling tussen li<strong>be</strong>rale, conservatieve en sociaaldemocratische welvaartsstaten en<br />
279