De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

SOCIALE, MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE PARTICIPATIE survey zou overigens 3% van de Vlamingen minstens wekelijks ‘vrijetijdsactiviteiten’ doen met buren; nog een ander cijfer bij nog een andere vraagstelling dus. Ook voor de Franse Gemeenschap zijn er cijfers over het ‘praten met buren’. Uit de IWEPS-enquête van 2007 blijkt dat 69% van de volwassen bevolking één of meerdere keren per week praat met de buren; een vergelijkbaar verschil dus dat waarschijnlijk eveneens aan de vraagstelling toegewezen kan worden. De opeenvolgende SCV-surveys tonen dat het gaat om vrij stabiele cijfers. Er zijn wel duidelijke verschillen volgens een aantal achtergrondkenmerken, voornamelijk voor leeftijd. Jongeren hebben minder contact met hun buren (45% van de 18- tot 24-jarigen praat minstens wekelijks met buren, bij de 55- tot 74-jarigen is dit meer dan 80%), maar zij compenseren dit door meer contact met hun vriendenkring (75% van de 18- tot 24-jarigen ontmoet minstens wekelijks vrienden, bij de 55- tot 74-jarigen is dit ongeveer 60%). De verschillende golven van ESS (2002, 2004, 2006 en 2008) laten ook toe om internationaal te vergelijken en geven bovendien al een beperkte tijdreeks. Het gaat telkens om één vraag waarin de contacten ‘om sociale redenen’ met vrienden, familie en collega’s samen worden bevraagd. Figuur 3 toont alleen de EU-landen opgenomen in de ESS van 2008. In Denemarken is het aandeel personen met minstens wekelijkse contacten het grootst (77%). De cijfers voor Spanje en Nederland zijn vrijwel even hoog, Vlaanderen is een goede middenmotor met 68%. Figuur 3. in % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Denemarken Bron: ESS 2008. Procentueel aandeel van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens wekelijks vrienden, familie of collega’s ontmoet, Vlaamse/Franse Gemeenschap en 22 EU-landen, 2008 Spanje Nederland Zweden Portugal Franse Gem. Frankrijk Ierland Finland Vlaamse Gem. VK Bulgarije Als de verschillende ESS-jaargangen worden bekeken, blijken de verschillen in de tijd over het algemeen veel beperkter dan de verschillen tussen landen. Portugal vormt hierop een uitzondering. In dat land schommelen de percentages sterk, maar uit die schommelingen blijkt geen trend. In 2004 en 2006 zouden de contactfrequenties in Portugal veel hoger liggen dan in 2002 en in 2008. In de andere landen en ook in Vlaanderen zijn de temporele verschillen eerder klein. Het is moeilijk om duidelijke patronen te ontwaren over de verschillende indicatoren van contactfrequentie heen. Weinig landen situeren zich telkens aan dezelfde kant van de figuren. Tsjechië Slovakije Duitsland Letland Slovenië Estland Polen Cyprus Griekenland Roemenië Hongarije Litouwen 263

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 Hongarije bevindt zich telkens eerder aan de kant met lage contactfrequenties en Nederland en Portugal eerder aan de kant met hoge frequenties. Vlaanderen lijkt over het algemeen een middenmotor en springt er in geen van beide richtingen uit. Voor de contacten met buren scoort Vlaanderen wel slecht, maar uit de vergelijking met SCV-cijfers blijkt dat dat mogelijk te wijten is aan de vraagverwoording. 1.2.2. Kwaliteit van de sociale contacten In de beschikbare surveys is er slechts één internationaal vergelijkbare indicator die iets zegt over de aard of de kwaliteit van de sociale contacten. In ESS wordt gevraagd naar het al dan niet hebben van iemand waarmee intieme en persoonlijke kwesties besproken kunnen worden. De ruime meerderheid van de respondenten heeft zo’n vertrouwenspersoon. In Spanje zegt 95% van de respondenten zo iemand te hebben. In nog eens tien andere landen en in Vlaanderen gaat het om meer dan 90% van de bevolking. Roemenië sluit de rij met 71% en ook de Franse Gemeenschap scoort met 82% relatief gezien eerder zwak. Globaal genomen zijn de verschillen tussen landen voor deze indicator echter beduidend kleiner dan voor de indicatoren over de contactfrequentie. De vier opeenvolgende ESS-golven geven in de meeste landen stabiele cijfers, zij het iets minder voor de Franse Gemeenschap en Spanje. Dat laatste land bevindt zich alleen in 2008 aan de top. De fluctuaties voor de Franse Gemeenschap kunnen waarschijnlijk deels verklaard worden door de kleinere steekproefomvang (minder dan 700 respondenten in 2008). Het Vlaamse cijfer is over de jaren heen zeer stabiel. Het verschil tussen de hoogst en de laagst opgetekende waarde bedraagt minder dan één procentpunt. Figuur 4. 100 Procentueel aandeel van de bevolking van 15 jaar en ouder dat iemand heeft om persoonlijke of intieme kwesties te bespreken, Vlaamse/Franse Gemeenschap en 22 EU-landen, 2008 80 60 40 20 0 Spanje Duitsland Nederland Hongarije in % Griekenland Denemarken Ierland VK Zweden Finland Slovenië Vlaamse Gem. Bulgarije Slovakije Cyprus Frankrijk Polen Portugal Estland Litouwen Tsjechië Letland Franse Gem. Roemenië Bron: ESS 2008. 1.2.3. Ongelijke participatie Om verschillen tussen bevolkingsgroepen in beeld te brengen, werden sociale participatiekloven berekend (tabel 1). Deze kloven geven de verhouding weer van het aandeel personen dat minstens wekelijks contact heeft naar geslacht, leeftijd en opleiding 6 . De tweede kolom in tabel 1 toont bijvoorbeeld voor alle landen de verhouding tussen het aandeel mannen met 264

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />

Hongarije <strong>be</strong>vindt zich telkens eerder aan de kant met lage contactfrequenties en Nederland<br />

en Portugal eerder aan de kant met hoge frequenties. <strong>Vlaanderen</strong> lijkt over het algemeen een<br />

middenmotor en springt er in geen <strong>van</strong> <strong>be</strong>ide richtingen uit. Voor de contacten met buren scoort<br />

<strong>Vlaanderen</strong> wel slecht, maar uit de vergelijking met SCV-cijfers blijkt dat dat mogelijk te wijten<br />

is aan de vraagverwoording.<br />

1.2.2. Kwaliteit <strong>van</strong> de sociale contacten<br />

In de <strong>be</strong>schikbare surveys is er slechts één internationaal vergelijkbare indicator die iets zegt<br />

over de aard of de kwaliteit <strong>van</strong> de sociale contacten. In ESS wordt gevraagd naar het al dan<br />

niet heb<strong>be</strong>n <strong>van</strong> iemand waarmee intieme en persoonlijke kwesties <strong>be</strong>sproken kunnen worden.<br />

<strong>De</strong> ruime meerderheid <strong>van</strong> de respondenten heeft zo’n vertrouwenspersoon. In Spanje zegt 95%<br />

<strong>van</strong> de respondenten zo iemand te heb<strong>be</strong>n. In nog eens tien andere landen en in <strong>Vlaanderen</strong> gaat<br />

het om meer dan 90% <strong>van</strong> de <strong>be</strong>volking. Roemenië sluit de rij met 71% en ook de Franse<br />

Gemeenschap scoort met 82% relatief gezien eerder zwak. Globaal genomen zijn de verschillen<br />

tussen landen voor deze indicator echter <strong>be</strong>duidend kleiner dan voor de indicatoren over de contactfrequentie.<br />

<strong>De</strong> vier opeenvolgende ESS-golven geven in de meeste landen stabiele cijfers, zij het iets minder<br />

voor de Franse Gemeenschap en Spanje. Dat laatste land <strong>be</strong>vindt zich alleen in 2008 aan de<br />

top. <strong>De</strong> fluctuaties voor de Franse Gemeenschap kunnen waarschijnlijk deels verklaard worden<br />

door de kleinere steekproefom<strong>van</strong>g (minder dan 700 respondenten in 2008). Het Vlaamse cijfer<br />

is over de jaren heen zeer stabiel. Het verschil tussen de hoogst en de laagst opgetekende<br />

waarde <strong>be</strong>draagt minder dan één procentpunt.<br />

Figuur 4.<br />

100<br />

Procentueel aandeel <strong>van</strong> de <strong>be</strong>volking <strong>van</strong> 15 jaar en ouder dat iemand heeft om persoonlijke<br />

of intieme kwesties te <strong>be</strong>spreken, Vlaamse/Franse Gemeenschap en 22 EU-landen, 2008<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Spanje<br />

Duitsland<br />

Nederland<br />

Hongarije<br />

in %<br />

Griekenland<br />

<strong>De</strong>nemarken<br />

Ierland<br />

VK<br />

Zweden<br />

Finland<br />

Slovenië<br />

Vlaamse Gem.<br />

Bulgarije<br />

Slovakije<br />

Cyprus<br />

Frankrijk<br />

Polen<br />

Portugal<br />

Estland<br />

Litouwen<br />

Tsjechië<br />

Letland<br />

Franse Gem.<br />

Roemenië<br />

Bron: ESS 2008.<br />

1.2.3. Ongelijke participatie<br />

Om verschillen tussen <strong>be</strong>volkingsgroepen in <strong>be</strong>eld te brengen, werden sociale participatiekloven<br />

<strong>be</strong>rekend (ta<strong>be</strong>l 1). <strong>De</strong>ze kloven geven de verhouding weer <strong>van</strong> het aandeel personen<br />

dat minstens wekelijks contact heeft naar geslacht, leeftijd en opleiding 6 . <strong>De</strong> tweede kolom<br />

in ta<strong>be</strong>l 1 toont bijvoor<strong>be</strong>eld voor alle landen de verhouding tussen het aandeel mannen met<br />

264

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!