De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
SOCIALE, MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE PARTICIPATIE volgt één specifiek aspect van de aard en de kwaliteit van de persoonlijke contacten, met name de mate waarin men met iemand persoonlijke zaken kan bespreken. 1.1. Afbakening De Sociale Staat van Vlaanderen 2009 had slechts beperkte aandacht voor informele sociale contacten. Drie indicatoren werden kort besproken: praten met buren, ontmoeten van familie thuis of elders en ontmoeten van vrienden thuis of elders. De beperkte aandacht werd gemotiveerd vanuit het feit dat het verre van zeker is dat dergelijke contacten dezelfde of vergelijkbare gevolgen hebben op het vlak van sociaal kapitaal, sociale cohesie of socialisatie van individuen als de participatie aan verenigingen (Smits & Elchardus, 2009). Ook in internationaal onderzoek wordt er beduidend minder aandacht besteed aan participatie in informele netwerken in vergelijking met participatie in formele netwerken (onder meer in verenigingen). Nochtans worden ook aan informele sociale participatie positieve gevolgen toegedicht, bijvoorbeeld op het vlak van sociale vaardigheden en fysieke en mentale gezondheid (Van der Meer e.a., 2008). Informele sociale contacten dragen ook bij tot een groter sociaal netwerk en kunnen een bevoorrechte toegang bieden tot informatie (bijvoorbeeld over openstaande jobs) of tot interessante professionele contacten buiten de traditionele kanalen om (Van der Meer e.a., 2009). In die zin kunnen informele sociale contacten een direct instrumenteel voordeel bieden. De densiteit, sterkte en omvang van sociale netwerken worden als belangrijk naar voren geschoven, maar blijken niet makkelijk te operationaliseren in internationaal vergelijkende surveys (Pichler & Wallace, 2007). Er worden ook vragen gesteld bij de geschiktheid van die netwerkinformatie als indicator van sociaal kapitaal (Finsveen & Van Oorschot, 2008). De grootte van iemands netwerk en de frequentie van de sociale contacten blijken slechts in beperkte mate voorspellende waarde te hebben voor de instrumentele voordelen die sociale participatie worden toegedicht. Toch blijft ook hier de analyse noodgedwongen beperkt tot deze eenvoudige maten. Het bestaande comparatieve surveymateriaal biedt namelijk geen andere mogelijkheden. In wat volgt, worden data van Eurobarometer en ESS gebruikt om Vlaanderen te positioneren op vlak van de frequentie van contacten met vrienden en buren en het hebben van een vertrouwenspersoon om intieme en persoonlijke kwesties mee te bespreken. 1.2. Vlaanderen Europees vergeleken 1.2.1. Contactfrequentie Eurobarometer 62.2, afgenomen in november en december 2004, bevatte een module over sociaal kapitaal. Daarin werd de contactfrequentie met vrienden en buren bevraagd 4 . Van alle deelnemende landen blijken de Nederlanders de meeste contacten met vrienden te hebben: 55% rapporteert verschillende contacten per week, en nog eens 24% eenmaal per week. Dat maakt samen 79% met minstens wekelijks contacten. Vlaanderen bevindt zich in de zwakkere middenmoot: 31% rapporteert verschillende contacten per week, 26% eenmaal per week. In totaal heeft 57% minstens wekelijks contact met vrienden. In slechts zes landen en in de Franse Gemeenschap is dat aandeel nog kleiner. 261
in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 Figuur 1. Procentueel aandeel van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens wekelijks contact heeft met vrienden, Vlaamse/Franse Gemeenschap en EU27-landen 5 , 2004 90 80 70 60 in % 50 40 30 20 10 0 Nederland Griekenland Portugal Zweden Cyprus Ierland Slovenië Slovakije Bulgarije Luxemburg Litouwen Denemarken VK Duitsland Letland Frankrijk Tsjechië Oostenrijk Spanje Roemenië Vlaamse Gem. Italië Finland Hongarije Franse Gem. Polen Malta Estland Bron: Eurobarometer 62.2. De positie die Vlaanderen inneemt bij het aandeel mensen dat minstens wekelijks contact heeft met buren blijkt nog minder goed. In Vlaanderen is dat maar 13%. Slechts twee landen scoren nog lager dan Vlaanderen (Italië en Hongarije). Helemaal vooraan staat Litouwen. Daar zegt 64% van de bevolking minstens wekelijks contact te hebben met buren. Opvallend is dat de variatie in figuur 2 veel groter is (aandeel varieert tussen 64% en 11%) dan in figuur 1 (aandeel varieert tussen 79% en 46%). Er zijn dus grotere landenverschillen in de contactfrequentie met buren dan in de contactfrequentie met vrienden. Figuur 2. 70 60 50 40 30 20 10 0 Procentueel aandeel van de bevolking van 15 jaar en ouder dat minstens wekelijks contact heeft met buren, Vlaamse/Franse Gemeenschap en EU27-landen, 2004 Litouwen Letland Slovakije Portugal Slovenië Nederland Cyprus Bulgarije Griekenland Tsjechië Roemenië Ierland Malta VK Polen Duitsland Zweden Oostenrijk Denemarken Estland Finland Frankrijk Luxemburg Spanje Franse Gem. Vlaamse Gem. Italië Hongarije Bron: Eurobarometer 62.2. Vooral voor de contacten met buren verschillen de Eurobarometercijfers met de cijfers uit de SCV-survey. Volgens de SCV-survey van 2010 praat 70% van de Vlamingen minstens wekelijks met de buren. Dit grote verschil kan waarschijnlijk verklaard worden door de andere vraagstelling: ‘afspreken met’ (Eurobarometer) versus ‘praten met’ (SCV-survey). Volgens de SCV- 262
- Page 211 and 212: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 213 and 214: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 215 and 216: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 M
- Page 217 and 218: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 219 and 220: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 221 and 222: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 223 and 224: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 225 and 226: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 D
- Page 227 and 228: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 229 and 230: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 231 and 232: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 233 and 234: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 235 and 236: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 g
- Page 237 and 238: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 239 and 240: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 241 and 242: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 243 and 244: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 245 and 246: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 5
- Page 247 and 248: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 249 and 250: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 251 and 252: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 253 and 254: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 255 and 256: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 257 and 258: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 259 and 260: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 261: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 P
- Page 265 and 266: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 267 and 268: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 J
- Page 269 and 270: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 271 and 272: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 2
- Page 273 and 274: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 275 and 276: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 277 and 278: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 279 and 280: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 281 and 282: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 283 and 284: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 285 and 286: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 287 and 288: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 289 and 290: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 291 and 292: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 293 and 294: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 295 and 296: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 p
- Page 297 and 298: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 299 and 300: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 301 and 302: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 N
- Page 303 and 304: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 305 and 306: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 307 and 308: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
- Page 309 and 310: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
in %<br />
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />
Figuur 1.<br />
Procentueel aandeel <strong>van</strong> de <strong>be</strong>volking <strong>van</strong> 15 jaar en ouder dat minstens wekelijks contact heeft<br />
met vrienden, Vlaamse/Franse Gemeenschap en EU27-landen 5 , 2004<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
in %<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Nederland<br />
Griekenland<br />
Portugal<br />
Zweden<br />
Cyprus<br />
Ierland<br />
Slovenië<br />
Slovakije<br />
Bulgarije<br />
Luxemburg<br />
Litouwen<br />
<strong>De</strong>nemarken<br />
VK<br />
Duitsland<br />
Letland<br />
Frankrijk<br />
Tsjechië<br />
Oostenrijk<br />
Spanje<br />
Roemenië<br />
Vlaamse Gem.<br />
Italië<br />
Finland<br />
Hongarije<br />
Franse Gem.<br />
Polen<br />
Malta<br />
Estland<br />
Bron: Eurobarometer 62.2.<br />
<strong>De</strong> positie die <strong>Vlaanderen</strong> inneemt bij het aandeel mensen dat minstens wekelijks contact heeft<br />
met buren blijkt nog minder goed. In <strong>Vlaanderen</strong> is dat maar 13%. Slechts twee landen scoren<br />
nog lager dan <strong>Vlaanderen</strong> (Italië en Hongarije). Helemaal vooraan staat Litouwen. Daar zegt<br />
64% <strong>van</strong> de <strong>be</strong>volking minstens wekelijks contact te heb<strong>be</strong>n met buren.<br />
Opvallend is dat de variatie in figuur 2 veel groter is (aandeel varieert tussen 64% en 11%) dan<br />
in figuur 1 (aandeel varieert tussen 79% en 46%). Er zijn dus grotere landenverschillen in de<br />
contactfrequentie met buren dan in de contactfrequentie met vrienden.<br />
Figuur 2.<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
Procentueel aandeel <strong>van</strong> de <strong>be</strong>volking <strong>van</strong> 15 jaar en ouder dat minstens wekelijks contact heeft<br />
met buren, Vlaamse/Franse Gemeenschap en EU27-landen, 2004<br />
Litouwen<br />
Letland<br />
Slovakije<br />
Portugal<br />
Slovenië<br />
Nederland<br />
Cyprus<br />
Bulgarije<br />
Griekenland<br />
Tsjechië<br />
Roemenië<br />
Ierland<br />
Malta<br />
VK<br />
Polen<br />
Duitsland<br />
Zweden<br />
Oostenrijk<br />
<strong>De</strong>nemarken<br />
Estland<br />
Finland<br />
Frankrijk<br />
Luxemburg<br />
Spanje<br />
Franse Gem.<br />
Vlaamse Gem.<br />
Italië<br />
Hongarije<br />
Bron: Eurobarometer 62.2.<br />
Vooral voor de contacten met buren verschillen de Eurobarometercijfers met de cijfers uit de<br />
SCV-survey. Volgens de SCV-survey <strong>van</strong> 2010 praat 70% <strong>van</strong> de Vlamingen minstens wekelijks<br />
met de buren. Dit grote verschil kan waarschijnlijk verklaard worden door de andere vraagstelling:<br />
‘afspreken met’ (Eurobarometer) versus ‘praten met’ (SCV-survey). Volgens de SCV-<br />
262