De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
Sociale, maatschappelijke en politieke participatie in Vlaanderen en Europa Luk Bral, Ann Carton, Jo Noppe, Guy Pauwels, Jan Pickery & Dries Verlet* Inleiding In deze bijdrage wordt gefocust op de deelname van de individuele Vlaming aan het maatschappelijke leven. Uiteraard komen hier niet alle vormen van participatie aan bod. De mate waarin individuen participeren aan het onderwijs, de arbeidsmarkt of de gezondheidszorg wordt uitgebreid behandeld in andere bijdragen van deze publicatie. Er wordt in deze bijdrage ingegaan op drie specifieke vormen van participatie. Een eerste vorm betreft de persoonlijke contacten met vrienden, familie en buren (sociale participatie), een tweede slaat op de participatie in het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk (maatschappelijke participatie) en een derde omvat de deelname van de burger aan politieke activiteiten (politieke participatie). Het participatiegedrag van de individuele Vlaming wordt niet op zichzelf bekeken, maar afgezet tegenover en vergeleken met het gedrag van individuen uit andere Europese landen. Daarbij wordt op zoek gegaan naar mogelijke verklaringen voor de gevonden overeenkomsten en verschillen. Eerst worden kort de verschillende participatievormen en gebruikte bronnen besproken. Een meer diepgaande definiëring en operationalisering komt aan bod in de verschillende onderdelen. Vervolgens wordt beknopt de relatie geschetst tussen de in deze bijdrage besproken participatievormen en andere in de sociologische literatuur vaak gebruikte en sterk verwante concepten als ‘sociaal kapitaal’, ‘sociale cohesie’ of ‘sociale inclusie’. In het corpus van de bijdrage wordt voor de drie participatievormen de huidige algemene situatie in Vlaanderen, de evolutie doorheen de tijd en de specifieke situatie van kansengroepen vergeleken met de situatie en evolutie in de Franse Gemeenschap en in de landen van de Europese Unie 1 . Tenzij anders vermeld, wordt in deze bijdrage met Vlaanderen steeds de Vlaamse Gemeenschap bedoeld. De keuze om te vergelijken met de situatie in alle EU27-landen waarvoor data beschikbaar zijn, is gebaseerd op de expliciete doelstelling van de huidige Vlaamse Regering om van Vlaanderen in 2020 ‘een solidaire, open en verdraagzame samenleving’ te maken ‘waarin het sociaal kapitaal minstens op het niveau ligt van de top vijf van Europese landen’ (zie doelstelling 2 van het Pact 2020) 2 . Hiermee wordt onder meer gedoeld op de mate waarin Vlamingen bereikt worden door een vereniging, een buurtwerking of vrijwilligersorganisatie en de kwaliteit van hun sociale contacten. Na de huidige situatie en evolutie te hebben beschreven, wordt op zoek gegaan naar mogelijke verklaringen voor de gevonden overeenkomsten en verschillen in het participatiegedrag in Vlaanderen en de andere Europese landen. In hoeverre hangen de vastgestelde overeenkomsten en verschillen samen met de culturele, economische en institutionele karakteristieken van de onderzochte landen De bijdrage sluit af met een samenvatting van de belangrijkste bevindingen en met de aanduiding van een aantal sterktes en zwaktes van Vlaanderen op vlak van sociale, maatschappelijke en politieke participatie in vergelijking met de andere landen. * Studiedienst van de Vlaamse Regering. E-mail: luc.bral@dar.vlaanderen.be 257
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 In navolging van de opzet van de Sociale Staat van Vlaanderen wordt gefocust op de participatie van de individuele Vlaming. Participeert hij of zij En zo ja, op welke manier en in welke mate Het gaat hier dus om een activiteit van het individu. De focus ligt daardoor op het participatiegedrag. Dat betekent dat de subjectieve of attitudecomponent van participatie – de houding van een individu tegenover anderen, tegenover verenigingen, tegenover de overheid – weliswaar wordt meegenomen als mogelijk verklarend element voor de aard en de intensiteit van het participatiegedrag, maar dat dit niet het centrale onderwerp vormt van de beschrijving en de analyse. Tegelijk gaat het om het participatiegedrag van het individu. Dat betekent niet dat er geen aandacht wordt besteed aan het meso- of macroniveau van participatie. Beide niveaus vormen echter niet zelf de centrale focus van de analyse, maar worden meegenomen als mogelijke verklaringsgronden voor het participatiegedrag van het individu (microniveau). In het eerste deel van de bijdrage wordt ingegaan op de informele sociale contacten. Het gaat daarbij voornamelijk om de frequentie van de contacten met buren, familie en vrienden. Tegelijk komt ook de kwaliteit van de persoonlijke contacten aan bod, met name de mate waarin individuen kunnen beschikken over een vertrouwenspersoon, over iemand waarmee ze persoonlijke zaken kunnen bespreken. In het tweede deel wordt ingezoomd op de maatschappelijke participatie van individuen. Daaronder wordt de betrokkenheid van burgers verstaan bij verenigingen en organisaties die geen winst beogen. Deze betrokkenheid kan verschillende vormen aannemen. Achtereenvolgens wordt gekeken naar het aantal lidmaatschappen, de mate van vrijwilligerswerk en het soort vereniging waarvan men lid is of waarvoor men vrijwilligerswerk doet. De betrokkenheid van burgers bij politieke verenigingen (politieke partijen) komt niet in het tweede maar in het derde deel aan bod als één van de verschillende mogelijke vormen van politieke participatie. Politieke participatie wordt hier beschouwd als het gedrag van burgers gericht op de beïnvloeding van de politieke beleidsvoering. In deze bijdrage komen zowel institutionele vormen als niet-institutionele vormen van politieke participatie aan bod. Bij de eerste groep activiteiten verloopt de participatie via de bestaande geïnstitutionaliseerde electorale en politieke inspraakkanalen (deelname aan verkiezingen en lidmaatschap van politieke partijen). De tweede groep activiteiten is beleidsbeïnvloeding die verloopt via inspraakkanalen die de burger – al dan niet samen met anderen – zelf opzet. Het gaat om activiteiten als het tekenen van petities, het deelnemen aan demonstraties, het contacteren van media om de mening te uiten, het deelnemen aan een politiek forum op internet of het lidmaatschap van actie- of bewonersgroepen. Bij de vergelijking van het participatiegedrag in Vlaanderen en in de EU-lidstaten trachten we op een bevattelijke en overzichtelijke manier samen te brengen wat elders al werd gepubliceerd en onderzocht. Waar nodig wordt dit aangevuld met eigen analyses. Het internationaal vergelijkend participatieonderzoek is veelal gebaseerd op een beperkt aantal internationale, hoogstaande wetenschappelijke surveys: de European Social Survey (ESS), de European Values Study (EVS), Eurobarometer en het International Social Survey Programme (ISSP). Bij de eerste drie surveys stelt zich het probleem dat er geen aparte steekproeven voor Vlaanderen worden genomen. Het is wel mogelijk om de Belgische respondenten op te delen naar taalgroep, hetgeen in deze bijdrage ook is gebeurd. De op deze manier verkregen Vlaamse ESS-, EVS- en Eurobarometerresultaten kunnen bovendien vergeleken worden met de resultaten van de survey ‘Sociaal-culturele Verschuivingen in Vlaanderen’ (SCV-survey) die jaarlijks in opdracht van de Studiedienst van de Vlaamse Regering bij een steekproef van de Vlaamse 258
- Page 207 and 208: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 t
- Page 209 and 210: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 211 and 212: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 213 and 214: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 215 and 216: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 M
- Page 217 and 218: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 219 and 220: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 221 and 222: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 223 and 224: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 225 and 226: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 D
- Page 227 and 228: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 229 and 230: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 231 and 232: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 233 and 234: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 235 and 236: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 g
- Page 237 and 238: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 239 and 240: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 241 and 242: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 243 and 244: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 245 and 246: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 5
- Page 247 and 248: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 249 and 250: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 251 and 252: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 253 and 254: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 255 and 256: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 257: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 261 and 262: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 P
- Page 263 and 264: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 265 and 266: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 267 and 268: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 J
- Page 269 and 270: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 271 and 272: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 2
- Page 273 and 274: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 275 and 276: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 277 and 278: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 279 and 280: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 281 and 282: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 283 and 284: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 285 and 286: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 287 and 288: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 289 and 290: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 291 and 292: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 293 and 294: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 295 and 296: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 p
- Page 297 and 298: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 299 and 300: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
- Page 301 and 302: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 N
- Page 303 and 304: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 305 and 306: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 307 and 308: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />
In navolging <strong>van</strong> de opzet <strong>van</strong> de <strong>Sociale</strong> <strong>Staat</strong> <strong>van</strong> <strong>Vlaanderen</strong> wordt gefocust op de participatie<br />
<strong>van</strong> de individuele Vlaming. Participeert hij of zij En zo ja, op welke manier en in welke<br />
mate Het gaat hier dus om een activiteit <strong>van</strong> het individu.<br />
<strong>De</strong> focus ligt daardoor op het participatiegedrag. Dat <strong>be</strong>tekent dat de subjectieve of attitudecomponent<br />
<strong>van</strong> participatie – de houding <strong>van</strong> een individu tegenover anderen, tegenover<br />
verenigingen, tegenover de overheid – weliswaar wordt meegenomen als mogelijk verklarend<br />
element voor de aard en de intensiteit <strong>van</strong> het participatiegedrag, maar dat dit niet het centrale<br />
onderwerp vormt <strong>van</strong> de <strong>be</strong>schrijving en de analyse.<br />
Tegelijk gaat het om het participatiegedrag <strong>van</strong> het individu. Dat <strong>be</strong>tekent niet dat er geen aandacht<br />
wordt <strong>be</strong>steed aan het meso- of macroniveau <strong>van</strong> participatie. Beide niveaus vormen<br />
echter niet zelf de centrale focus <strong>van</strong> de analyse, maar worden meegenomen als mogelijke verklaringsgronden<br />
voor het participatiegedrag <strong>van</strong> het individu (microniveau).<br />
In het eerste deel <strong>van</strong> de bijdrage wordt ingegaan op de informele sociale contacten. Het gaat<br />
daarbij voornamelijk om de frequentie <strong>van</strong> de contacten met buren, familie en vrienden.<br />
Tegelijk komt ook de kwaliteit <strong>van</strong> de persoonlijke contacten aan bod, met name de mate waarin<br />
individuen kunnen <strong>be</strong>schikken over een vertrouwenspersoon, over iemand waarmee ze persoonlijke<br />
zaken kunnen <strong>be</strong>spreken.<br />
In het tweede deel wordt ingezoomd op de maatschappelijke participatie <strong>van</strong> individuen.<br />
Daaronder wordt de <strong>be</strong>trokkenheid <strong>van</strong> burgers verstaan bij verenigingen en organisaties die<br />
geen winst <strong>be</strong>ogen. <strong>De</strong>ze <strong>be</strong>trokkenheid kan verschillende vormen aannemen. Achtereenvolgens<br />
wordt gekeken naar het aantal lidmaatschappen, de mate <strong>van</strong> vrijwilligerswerk en het<br />
soort vereniging waar<strong>van</strong> men lid is of waarvoor men vrijwilligerswerk doet.<br />
<strong>De</strong> <strong>be</strong>trokkenheid <strong>van</strong> burgers bij politieke verenigingen (politieke partijen) komt niet in het<br />
tweede maar in het derde deel aan bod als één <strong>van</strong> de verschillende mogelijke vormen <strong>van</strong> politieke<br />
participatie. Politieke participatie wordt hier <strong>be</strong>schouwd als het gedrag <strong>van</strong> burgers gericht<br />
op de <strong>be</strong>ïnvloeding <strong>van</strong> de politieke <strong>be</strong>leidsvoering. In deze bijdrage komen zowel institutionele<br />
vormen als niet-institutionele vormen <strong>van</strong> politieke participatie aan bod. Bij de eerste groep<br />
activiteiten verloopt de participatie via de <strong>be</strong>staande geïnstitutionaliseerde electorale en politieke<br />
inspraakkanalen (deelname aan verkiezingen en lidmaatschap <strong>van</strong> politieke partijen). <strong>De</strong><br />
tweede groep activiteiten is <strong>be</strong>leids<strong>be</strong>ïnvloeding die verloopt via inspraakkanalen die de burger<br />
– al dan niet samen met anderen – zelf opzet. Het gaat om activiteiten als het tekenen <strong>van</strong><br />
petities, het deelnemen aan demonstraties, het contacteren <strong>van</strong> media om de mening te uiten,<br />
het deelnemen aan een politiek forum op internet of het lidmaatschap <strong>van</strong> actie- of <strong>be</strong>wonersgroepen.<br />
Bij de vergelijking <strong>van</strong> het participatiegedrag in <strong>Vlaanderen</strong> en in de EU-lidstaten trachten we<br />
op een <strong>be</strong>vattelijke en overzichtelijke manier samen te brengen wat elders al werd gepubliceerd<br />
en onderzocht. Waar nodig wordt dit aangevuld met eigen analyses.<br />
Het internationaal vergelijkend participatieonderzoek is veelal gebaseerd op een <strong>be</strong>perkt aantal<br />
internationale, hoogstaande wetenschappelijke surveys: de European Social Survey (ESS), de<br />
European Values Study (EVS), Eurobarometer en het International Social Survey Programme<br />
(ISSP). Bij de eerste drie surveys stelt zich het probleem dat er geen aparte steekproeven voor<br />
<strong>Vlaanderen</strong> worden genomen. Het is wel mogelijk om de Belgische respondenten op te delen<br />
naar taalgroep, hetgeen in deze bijdrage ook is ge<strong>be</strong>urd. <strong>De</strong> op deze manier verkregen Vlaamse<br />
ESS-, EVS- en Eurobarometerresultaten kunnen bovendien vergeleken worden met de resultaten<br />
<strong>van</strong> de survey ‘Sociaal-culturele Verschuivingen in <strong>Vlaanderen</strong>’ (SCV-survey) die jaarlijks<br />
in opdracht <strong>van</strong> de Studiedienst <strong>van</strong> de Vlaamse Regering bij een steekproef <strong>van</strong> de Vlaamse<br />
258