De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

WONEN wordt, is dat de sociale huisvesting onderdak biedt aan gezinnen met een erg laag inkomen. Dat de budgetmethode in belangrijke mate een inkomensprobleem meet en niet noodzakelijk een woonprobleem, blijkt ook uit het aandeel eigenaars zonder afbetaling (7%) dat volgens de budgetmethode toch betaalbaarheidsproblemen ondervindt (Heylen & Winters, 2011). Omwille van een gebrek aan budgetnormen voor de meeste Europese landen beperken we de hiernavolgende internationale vergelijking tot de methode van de woonquote. We nemen daarbij de definitie van woonuitgaven en woonquote over van Eurostat, die enigszins verschilt van de definitie die tot bovenstaande resultaten leidt. In deze Eurostat-definitie is de woonquote de verhouding tussen de totale woonuitgaven (na aftrek van tegemoetkomingen voor wonen) en het totaal beschikbare huishoudinkomen (na aftrek van tegemoetkomingen voor wonen). Bij de woonuitgaven worden ook de bijkomende uitgaven zoals voor verwarming, elektriciteit, onderhoud van gezamenlijke delen mee in rekening genomen. Voor een nadere toelichting bij de methode verwijzen we naar de bijlage. In een eerste stap kijken we naar de mediaan woonquote. In het Vlaamse Gewest was in 2009 de mediaan woonquote 14%, wat duidelijk minder is dan in het Waalse en Brusselse Gewest (tabel 4). Dit algemene beeld verhult echter grote verschillen tussen de deelmarkten. In elk van de drie Belgische gewesten is de mediaan woonquote opvallend lager voor eigenaars dan voor huurders. De mediaan woonquotes zijn hoger voor de private dan voor de sociale huurders. Dat eigenaars zonder afbetaling toch nog een relatief hoge woonquote hebben, heeft te maken met enerzijds het gemiddeld lage inkomen van deze groep (veel gepensioneerden) en anderzijds de opname van de bijkomende woonkosten in de berekening van de woonquote. Het geringe verschil met de eigenaars die nog een afbetaling hebben lopen, is het gevolg van het fiscale voordeel, dat in de definitie van de woonquote is meegerekend. In de drie gewesten vinden we dezelfde verschillen tussen deze groepen terug. Tabel 4. Mediaan woonquote* (in %), gegevens voor personen**, België en de gewesten, 2009 België Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest Totaal 15,6 13,9 16,8 23,2 Eigenaars 12,4 11,6 14,1 14,0 Zonder afbetaling 11,6 10,8 13,3 12,0 Met afbetaling 13,1 12,1 14,7 15,2 Huurders 29,1 27,4 30,3 32,4 Private huurders 30,5 29,0 32,9 34,1 Sociale huurders 25,9 24,9 25,8 28,1 N 14.682 7.840 4.978 1.864 * Aandeel van de totale woonuitgaven (na aftrek van tegemoetkomingen voor wonen) in het totaal beschikbare huishoudinkomen (na aftrek van tegemoetkomingen voor wonen). ** Woonquote berekend voor het huishouden en vervolgens toegekend aan elk lid van het huishouden. Bron: EU-SILC, ADSEI. Met een mediaan woonquote van 14% blijft Vlaanderen onder het gemiddelde voor de 27 EUlanden dat 18% bedraagt (figuur 13). De mediaan woonquote voor het Waalse Gewest ligt daar net onder, terwijl deze voor het Brusselse Gewest ruim boven dit gemiddeld ligt. Het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland en Denemarken vinden we bij de landen met de hoogste mediaan woonquotes. 241

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 Figuur 13. 35 Mediaan woonquote* (in %), gegevens voor personen**, Belgische gewesten en EU27-landen, 2009 30 25 in % 20 15 10 5 0 Malta Cyprus Luxemburg Ierland Slovenia Portugal Estland Italië Frankrijk Litouwen Spanje Letland Oostenrijk Vlaams Gewest Finland Bulgarije Waals Gewest Polen EU27 Slovakije België Tsjechië Zweden Hongarije Roemenië VK Brussels Gewest Griekenland Nederland Duitsland Denemarken * Aandeel van de totale woonuitgaven (na aftrek van tegemoetkomingen voor wonen) in het totaal beschikbare huishoudinkomen (na aftrek van tegemoetkomingen voor wonen). ** Woonquote berekend voor het huishouden en vervolgens toegekend aan elk lid van het huishouden. Bron: EU-SILC, Eurostat en ADSEI. Dat eigenaars een minder hoge woonquote hebben dan private huurders, zien we in alle Europese landen. Vergelijken we de relatieve positie van Vlaamse private huurders en eigenaars met hun buitenlandse collega’s in 2007 (op basis van Özdemir & Ward, 2009), dan zien we dat Vlaamse eigenaars-bewoners die nog een afbetaling hebben lopen, met een gemiddelde woonquote van 16% onder het gemiddelde voor 25 EU-landen blijven (20%). 5 Daar tegenover staat dat de gemiddelde woonquote voor de private huurders in Vlaanderen met 35% boven het EU25-gemiddelde van 33% ligt. Enkel in Spanje, Nederland, Polen, Slovakije en het Verenigd Koninkrijk geven private huurders gemiddeld een groter deel van hun inkomen uit voor wonen. Het EU25-gemiddelde voor gesubsidieerde huur bedraagt 27% en ligt dus ook boven het Vlaamse gemiddelde van 24%. Om na te gaan of de woonuitgaven ‘betaalbaar’ zijn, hanteert Eurostat een woonquote van 40% als maximum. Volgens deze definitie leeft in het Vlaamse Gewest 6% van de bevolking in een gezin waarvoor wonen onbetaalbaar wordt geacht, wat significant lager is dan in het Waalse Gewest (10%) en aanzienlijk minder dan in het Brusselse Gewest (21%). Figuur 15 toont verder dat ook binnen Europa dit een relatief laag aandeel is. Het gemiddelde voor alle EU-landen bedraagt 12%. Uitschieters in negatieve zin zijn in Europa het Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Duitsland en Denemarken. Frankrijk valt op met het op Cyprus na laagste cijfer (3%). 242

WONEN<br />

wordt, is dat de sociale huisvesting onderdak biedt aan gezinnen met een erg laag inkomen. Dat<br />

de budgetmethode in <strong>be</strong>langrijke mate een inkomensprobleem meet en niet noodzakelijk een<br />

woonprobleem, blijkt ook uit het aandeel eigenaars zonder af<strong>be</strong>taling (7%) dat volgens de<br />

budgetmethode toch <strong>be</strong>taalbaarheidsproblemen ondervindt (Heylen & Winters, <strong>2011</strong>).<br />

Omwille <strong>van</strong> een gebrek aan budgetnormen voor de meeste Europese landen <strong>be</strong>perken we de<br />

hiernavolgende internationale vergelijking tot de methode <strong>van</strong> de woonquote. We nemen daarbij<br />

de definitie <strong>van</strong> woonuitgaven en woonquote over <strong>van</strong> Eurostat, die enigszins verschilt <strong>van</strong><br />

de definitie die tot bovenstaande resultaten leidt. In deze Eurostat-definitie is de woonquote de<br />

verhouding tussen de totale woonuitgaven (na aftrek <strong>van</strong> tegemoetkomingen voor wonen) en<br />

het totaal <strong>be</strong>schikbare huishoudinkomen (na aftrek <strong>van</strong> tegemoetkomingen voor wonen). Bij de<br />

woonuitgaven worden ook de bijkomende uitgaven zoals voor verwarming, elektriciteit, onderhoud<br />

<strong>van</strong> gezamenlijke delen mee in rekening genomen. Voor een nadere toelichting bij de<br />

methode verwijzen we naar de bijlage.<br />

In een eerste stap kijken we naar de mediaan woonquote. In het Vlaamse Gewest was in 2009<br />

de mediaan woonquote 14%, wat duidelijk minder is dan in het Waalse en Brusselse Gewest<br />

(ta<strong>be</strong>l 4). Dit algemene <strong>be</strong>eld verhult echter grote verschillen tussen de deelmarkten. In elk <strong>van</strong><br />

de drie Belgische gewesten is de mediaan woonquote opvallend lager voor eigenaars dan voor<br />

huurders. <strong>De</strong> mediaan woonquotes zijn hoger voor de private dan voor de sociale huurders. Dat<br />

eigenaars zonder af<strong>be</strong>taling toch nog een relatief hoge woonquote heb<strong>be</strong>n, heeft te maken met<br />

enerzijds het gemiddeld lage inkomen <strong>van</strong> deze groep (veel gepensioneerden) en anderzijds de<br />

opname <strong>van</strong> de bijkomende woonkosten in de <strong>be</strong>rekening <strong>van</strong> de woonquote. Het geringe verschil<br />

met de eigenaars die nog een af<strong>be</strong>taling heb<strong>be</strong>n lopen, is het gevolg <strong>van</strong> het fiscale<br />

voordeel, dat in de definitie <strong>van</strong> de woonquote is meegerekend. In de drie gewesten vinden we<br />

dezelfde verschillen tussen deze groepen terug.<br />

Ta<strong>be</strong>l 4. Mediaan woonquote* (in %), gegevens voor personen**, België en de gewesten, 2009<br />

België Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest<br />

Totaal 15,6 13,9 16,8 23,2<br />

Eigenaars 12,4 11,6 14,1 14,0<br />

Zonder af<strong>be</strong>taling 11,6 10,8 13,3 12,0<br />

Met af<strong>be</strong>taling 13,1 12,1 14,7 15,2<br />

Huurders 29,1 27,4 30,3 32,4<br />

Private huurders 30,5 29,0 32,9 34,1<br />

<strong>Sociale</strong> huurders 25,9 24,9 25,8 28,1<br />

N 14.682 7.840 4.978 1.864<br />

* Aandeel <strong>van</strong> de totale woonuitgaven (na aftrek <strong>van</strong> tegemoetkomingen voor wonen) in het totaal <strong>be</strong>schikbare<br />

huishoudinkomen (na aftrek <strong>van</strong> tegemoetkomingen voor wonen).<br />

** Woonquote <strong>be</strong>rekend voor het huishouden en vervolgens toegekend aan elk lid <strong>van</strong> het huishouden.<br />

Bron: EU-SILC, ADSEI.<br />

Met een mediaan woonquote <strong>van</strong> 14% blijft <strong>Vlaanderen</strong> onder het gemiddelde voor de 27 EUlanden<br />

dat 18% <strong>be</strong>draagt (figuur 13). <strong>De</strong> mediaan woonquote voor het Waalse Gewest ligt daar<br />

net onder, terwijl deze voor het Brusselse Gewest ruim boven dit gemiddeld ligt. Het Verenigd<br />

Koninkrijk, Nederland, Duitsland en <strong>De</strong>nemarken vinden we bij de landen met de hoogste<br />

mediaan woonquotes.<br />

241

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!