De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
WONEN 2.2. Wonen en de welvaartsstaat Wonen wordt vaak de ‘wankele pilaar’ van de welvaartsstaat genoemd (Torgerson, 1987). Wonen neemt een bijzondere plaats in naast andere onderdelen van de welvaartsstaat zoals onderwijs en gezondheidszorg. Wonen is namelijk erg kapitaalsintensief en er is ook sprake van een sterke marktoriëntatie. Het grootste deel van de woningen wordt via de markt aangeboden. In het comparatief huisvestingsonderzoek hebben diverse auteurs getracht theorieën te ontwikkelen die toelaten ‘huisvestingssystemen’ internationaal te positioneren. Tot de meest bekende horen Harloe en Kemeny. Beide auteurs zijn het erover eens dat de sociale huursector deel uitmaakt van de welvaartsstaat. Maar Harloe stelt dat wonen vooral een marktaangelegenheid is en dus niet relevant is voor theorieën over welvaartsstaten (Harloe, 1995). Kemeny (1995) daarentegen is van mening dat wonen een cruciaal onderdeel is van de welvaartsstaat en dat met name de woningmarkt van grote invloed is op collectieve welvaartsvoorzieningen. Immers, in landen met een hoog aandeel eigen woningen, zijn doorgaans de collectieve regelingen en de uitgaven voor de welvaarstaat aanzienlijk lager dan in landen met een bescheidener aandeel eigendomswoningen (Kemeny, 2001). De eigen woning is een manier om vermogen op te bouwen en uitgaven voor diverse posten te spreiden over de levenscyclus. Het kopen van een huis betekent bezuiniging op andere posten in de eerste jaren na aankoop, maar de opbrengst is dat later in de levenscyclus de kosten voor het wonen laag zijn en dat de eigen woning als pensioen kan fungeren (Kemeny, 1981). In navolging van de visie van Kemeny wint in de Angelsaksische literatuur het idee meer en meer veld dat wonen geen wankele pilaar is maar een hoeksteen van het welvaartssysteem, juist door het kapitaalsintensieve karakter van de woning. De woning is een manier om vermogen op te bouwen wat leidt tot lage woonlasten als de hypotheek is afbetaald. Bovendien kan indien gewenst met financiële producten het vermogen uit de woning ook weer worden vrijgemaakt en als inkomen dienen tijdens de oude dag. Het stimuleren van eigen woningbezit kan worden opgevat als een vorm van beleid gericht op vermogensgebaseerde welvaart (‘asset based welfare’) zoals omschreven door Sherraden (2001 en 2003). Een eigen woning is niet alleen een vorm van vermogensopbouw, maar aan de eigen woning worden ook vele andere positieve effecten toegedicht zoals verantwoordelijkheid en emancipatie. Onderzoeksresultaten laten echter zien dat er veel kanttekeningen bij deze vermeende voordelen moeten worden geplaatst (Rohe e.a., 2001; Elsinga & Hoekstra, 2005). Een eigen huis is voor veel huishoudens het grootste bestanddeel van hun financieel vermogen. Een eigen huis verplicht mensen om vermogen op te bouwen in hun jonge jaren en geeft hun de mogelijkheid om dit vermogen aan te wenden op latere leeftijd. Het vermogen in de eigen woning kan dan ook worden beschouwd als financieel vangnet, als een pensioen, dus als een vorm van vermogensgebaseerde welvaart. Groves e.a. (2007) komen tot de conclusie dat in een aantal landen in Oost-Azië dergelijke vorm van vermogensgebaseerde welvaart bestaat. Het betreft landen waar geen sprake is van een ontwikkelde welvaartsstaat, maar waarin stimulering van het eigen woningbezit lange tijd een belangrijk onderdeel was van het economisch beleid. Ook in het Verenigd Koninkrijk is de term ‘asset based welfare’ vast onderdeel in de beleidsplannen van de overheid. De afbouw van de welvaartsstaat gaat samen met een zoektocht naar alternatieven en de eigen woning vormt een cruciaal onderdeel in deze redenering. Gezien het feit dat pensioenen en zorg op de oude dag onder druk staan door vergrijzing en crisis, ligt het voor de hand dat ook in andere landen het vermogen in eigen woningen op enigerlei wijze een rol zal gaan spelen (zie ook De Decker & De Wilde, 2010). 219
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 Eigenaar-bewoners bouwen vermogen op in de woning en dit vermogen kan dienst doen als financieel vangnet. Als huishoudens in financiële problemen verkeren, kunnen zij vermogen uit de woning vrijmaken door hun huis te verkopen of door een (tweede) lening af te sluiten. Ook dient de eigen woning als pensioen. Immers, oudere eigenaar-bewoners hebben doorgaans hun hypotheek afgelost en daardoor hebben zij lage woonuitgaven. Bovendien kunnen zij vermogen vrijmaken door naar een goedkoper huis of een huurhuis te verhuizen. In dit verband kan ook verwezen worden naar de zogenaamde ‘omgekeerde hypotheek’ of ‘opeethypotheek’. Zo’n hypotheek is een financieel product dat inhoudt dat een eigenaar die zijn woning heeft afgelost, een hypotheek afsluit bij een hypotheekverstrekker. De hypotheekverstrekker wordt eigenaar van de woning indien de eigenaar-bewoner overlijdt en keert tot het overlijden een bepaald bedrag per maand uit. Dit bedrag hangt af van de levensverwachting van de eigenaar-bewoner in kwestie, van de waarde van de woning en het door de hypotheekverstrekker ingeschatte risico. Uit recent Europees onderzoek onder eigenaar-bewoners blijkt dat de eigen woning ook door huishoudens wordt gezien als belangrijk voor de oude dag (Elsinga e.a., 210). Echter, niet de omgekeerde hypotheek is wat men in gedachten heeft, maar vooral het vooruitzicht op lage woonuitgaven wanneer de hypotheek is afbetaald. Een omgekeerde hypotheek is overigens niet in alle landen, en ook niet in België, beschikbaar, terwijl het product in het Verenigd Koninkrijk op redelijke schaal wordt aangeboden en ook gekocht. In bijvoorbeeld Duitsland en België vinden huishoudens dit over het algemeen geen goed idee. Zij houden niet van schulden en zien de woning vooral als pensioen in steen. In Hongarije en Slovenië, waar van oudsher de familie een belangrijke rol speelt, is het vaak zo dat het kind dat de ouders verzorgt op de oude dag, ook de woning erft. Echter, hier is het vrijmaken van vermogen uit de woning niet ongebruikelijk en bestaan er non-profit of overheidsgerelateerde organisaties die leningen verstrekken met de woning als onderpand. De resultaten van het vermelde onderzoek wijzen verder uit dat de jongere generatie veel minder vertrouwen heeft in collectieve pensioenstrategieën dan de oudere generatie. Jongeren zien meer in private strategieën en een eigen huis. Ook een tweede huis wordt vaak genoemd als onderdeel van een mogelijke pensioenstrategie (Elsinga e.a., 2010). Ten slotte is wie geen eigen woning bezit, aangewezen op andere pensioenstrategieën. De woningmarkt is dus onderscheidend voor financiële strategieën van huishoudens. In de Angelsaksische literatuur wordt het een nieuwe trend genoemd dat de woning een hoeksteen is van de welvaartsstaat, daarbij wordt vooral gewezen op opeethypotheken. In Vlaanderen is de eigen woning natuurlijk al veel langer een hoeksteen van de welvaartsstaat en wordt ook zo benoemd in het Vlaamse woonbeleid, alleen maakt de opeethypotheek daar geen deel van uit (Winters & De Decker, 2009). 3. Erg verschillende woningmarkten binnen Europa 3.1 De structuur van woningmarkten Zoals figuur 1 weergeeft, is er in Europa een grote verscheidenheid in de eigendomsstructuur op de woningmarkt. In deze figuur zijn de landen gerangschikt op basis van de verhouding tussen personen wonend in een huur- en eigendomswoning. Zoals al aangegeven in de inleiding zijn de percentage gebaseerd op persoonsgegevens en niet op huishoudgegevens zoals gebruikelijk is in de huisvestingsliteratuur. Omdat huishoudens die een eigen woning bezitten doorgaans 220
- Page 169 and 170: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 171 and 172: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 L
- Page 173 and 174: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 175 and 176: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 t
- Page 177 and 178: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 179 and 180: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 181 and 182: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 b
- Page 183 and 184: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 185 and 186: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 187 and 188: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 K
- Page 189 and 190: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 191 and 192: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 O
- Page 193 and 194: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 D
- Page 195 and 196: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 197 and 198: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 199 and 200: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 b
- Page 201 and 202: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 O
- Page 203 and 204: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 4
- Page 205 and 206: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 5
- Page 207 and 208: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 t
- Page 209 and 210: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 211 and 212: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 213 and 214: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 215 and 216: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 M
- Page 217 and 218: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 219: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 223 and 224: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 225 and 226: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 D
- Page 227 and 228: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 229 and 230: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 231 and 232: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 233 and 234: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 235 and 236: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 g
- Page 237 and 238: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 239 and 240: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 241 and 242: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 243 and 244: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 245 and 246: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 5
- Page 247 and 248: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 249 and 250: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 251 and 252: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 253 and 254: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 255 and 256: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 257 and 258: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 s
- Page 259 and 260: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 261 and 262: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 P
- Page 263 and 264: in % SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2
- Page 265 and 266: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 267 and 268: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 J
- Page 269 and 270: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 n
WONEN<br />
2.2. Wonen en de welvaartsstaat<br />
Wonen wordt vaak de ‘wankele pilaar’ <strong>van</strong> de welvaartsstaat genoemd (Torgerson, 1987).<br />
Wonen neemt een bijzondere plaats in naast andere onderdelen <strong>van</strong> de welvaartsstaat zoals<br />
onderwijs en gezondheidszorg. Wonen is namelijk erg kapitaalsintensief en er is ook sprake <strong>van</strong><br />
een sterke marktoriëntatie. Het grootste deel <strong>van</strong> de woningen wordt via de markt aangeboden.<br />
In het comparatief huisvestingsonderzoek heb<strong>be</strong>n diverse auteurs getracht theorieën te ontwikkelen<br />
die toelaten ‘huisvestingssystemen’ internationaal te positioneren. Tot de meest <strong>be</strong>kende<br />
horen Harloe en Kemeny. Beide auteurs zijn het erover eens dat de sociale huursector deel uitmaakt<br />
<strong>van</strong> de welvaartsstaat. Maar Harloe stelt dat wonen vooral een marktaangelegenheid is<br />
en dus niet rele<strong>van</strong>t is voor theorieën over welvaartsstaten (Harloe, 1995). Kemeny (1995) daarentegen<br />
is <strong>van</strong> mening dat wonen een cruciaal onderdeel is <strong>van</strong> de welvaartsstaat en dat met<br />
name de woningmarkt <strong>van</strong> grote invloed is op collectieve welvaartsvoorzieningen. Immers, in<br />
landen met een hoog aandeel eigen woningen, zijn doorgaans de collectieve regelingen en de<br />
uitgaven voor de welvaarstaat aanzienlijk lager dan in landen met een <strong>be</strong>scheidener aandeel<br />
eigendomswoningen (Kemeny, 2001). <strong>De</strong> eigen woning is een manier om vermogen op te<br />
bouwen en uitgaven voor diverse posten te spreiden over de levenscyclus. Het kopen <strong>van</strong> een<br />
huis <strong>be</strong>tekent <strong>be</strong>zuiniging op andere posten in de eerste jaren na aankoop, maar de opbrengst is<br />
dat later in de levenscyclus de kosten voor het wonen laag zijn en dat de eigen woning als<br />
pensioen kan fungeren (Kemeny, 1981).<br />
In navolging <strong>van</strong> de visie <strong>van</strong> Kemeny wint in de Angelsaksische literatuur het idee meer en<br />
meer veld dat wonen geen wankele pilaar is maar een hoeksteen <strong>van</strong> het welvaartssysteem, juist<br />
door het kapitaalsintensieve karakter <strong>van</strong> de woning. <strong>De</strong> woning is een manier om vermogen op<br />
te bouwen wat leidt tot lage woonlasten als de hypotheek is af<strong>be</strong>taald. Bovendien kan indien<br />
gewenst met financiële producten het vermogen uit de woning ook weer worden vrijgemaakt en<br />
als inkomen dienen tijdens de oude dag. Het stimuleren <strong>van</strong> eigen woning<strong>be</strong>zit kan worden<br />
opgevat als een vorm <strong>van</strong> <strong>be</strong>leid gericht op vermogensgebaseerde welvaart (‘asset based<br />
welfare’) zoals omschreven door Sherraden (2001 en 2003). Een eigen woning is niet alleen een<br />
vorm <strong>van</strong> vermogensopbouw, maar aan de eigen woning worden ook vele andere positieve<br />
effecten toegedicht zoals verantwoordelijkheid en emancipatie. Onderzoeksresultaten laten<br />
echter zien dat er veel kanttekeningen bij deze vermeende voordelen moeten worden geplaatst<br />
(Rohe e.a., 2001; Elsinga & Hoekstra, 2005).<br />
Een eigen huis is voor veel huishoudens het grootste <strong>be</strong>standdeel <strong>van</strong> hun financieel vermogen.<br />
Een eigen huis verplicht mensen om vermogen op te bouwen in hun jonge jaren en geeft hun<br />
de mogelijkheid om dit vermogen aan te wenden op latere leeftijd. Het vermogen in de eigen<br />
woning kan dan ook worden <strong>be</strong>schouwd als financieel <strong>van</strong>gnet, als een pensioen, dus als een<br />
vorm <strong>van</strong> vermogensgebaseerde welvaart. Groves e.a. (2007) komen tot de conclusie dat in een<br />
aantal landen in Oost-Azië dergelijke vorm <strong>van</strong> vermogensgebaseerde welvaart <strong>be</strong>staat. Het<br />
<strong>be</strong>treft landen waar geen sprake is <strong>van</strong> een ontwikkelde welvaartsstaat, maar waarin stimulering<br />
<strong>van</strong> het eigen woning<strong>be</strong>zit lange tijd een <strong>be</strong>langrijk onderdeel was <strong>van</strong> het economisch <strong>be</strong>leid.<br />
Ook in het Verenigd Koninkrijk is de term ‘asset based welfare’ vast onderdeel in de <strong>be</strong>leidsplannen<br />
<strong>van</strong> de overheid. <strong>De</strong> afbouw <strong>van</strong> de welvaartsstaat gaat samen met een zoektocht naar<br />
alternatieven en de eigen woning vormt een cruciaal onderdeel in deze redenering. Gezien het<br />
feit dat pensioenen en zorg op de oude dag onder druk staan door vergrijzing en crisis, ligt het<br />
voor de hand dat ook in andere landen het vermogen in eigen woningen op enigerlei wijze een<br />
rol zal gaan spelen (zie ook <strong>De</strong> <strong>De</strong>cker & <strong>De</strong> Wilde, 2010).<br />
219