De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
GEZONDHEID EN ZORG Met de vergrijzing van de bevolking zullen we ontegensprekelijk instaan voor een groeiende groep patiënten met multimorbiditeit (zie figuur 8). Brengt de vergrijzing en de toename van multimorbiditeit ons enkel en alleen een groeiende groep patiënten met hoge, complexe zorgnood en afhankelijkheid of gaat de toename van de levensverwachting en de vooruitgang van de geneeskunde ook gepaard met langer gezond en onafhankelijk leven Verschillende studies suggereren dat functiebeperkingen in het algemeen dalen maar het blijft onduidelijk of deze vooruitgang geldt voor alle gezondheidsproblemen en patiëntengroepen (Freedman e.a., 2002). De kennis rond klinische zorg en gezondheidszorgorganisatie heeft zich de laatste decennia voornamelijk ontwikkeld binnen een probleemgestuurd model. Er zijn richtlijnen en aanbevelingen, gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, voorhanden en die hebben de kwaliteit van de zorg aanzienlijk verbeterd. Wanneer men echter bij patiënten met multimorbiditeit zorg herleidt tot een som van ziektespecifieke aanbevelingen, wordt de zorg voor de patiënt versnipperd en gefragmenteerd met tegenstrijdige behandelingen en polyfarmacie tot gevolg (Boyd e.a., 2005). Eén van de grootste gevaren hierbij is dat men voorbijgaat aan de individuele voorkeuren, noden en aspiraties van de patiënt (Ritchie, 2007). In de dagdagelijkse praktijk vraagt de zorg voor patiënten met multimorbiditeit dat aanbevelingen en richtlijnen geoperationaliseerd worden binnen de context van de individuele patiënt: comorbiditeit, patiëntenvoorkeuren, functionele toestand, levenskwaliteit, levensverwachting en omgevingsfactoren spelen hier een belangrijke rol en zullen ertoe leiden dat er (nu en dan) wordt afgeweken van wat de ‘medische evidentie’ voorschrijft. Zorgmanagement bij patiënten met verschillende chronische aandoeningen is ontegensprekelijk één van de belangrijkste uitdagingen binnen de gezondheidszorg voor de komende jaren. Er is echter nood aan de ontwikkeling van specifieke kwaliteitsindicatoren voor patiënten met multimorbiditeit (Boyd e.a., 2005). Om de uitdaging van multimorbiditeit efficiënt aan te gaan, moeten we meer inzicht krijgen in de impact van het probleem op het niveau van de individuele patiënt om zo strategieën in klinische zorg en binnen de gezondheidszorgorganisatie aan te passen aan de noden in het veld. We moeten hierbij de grenzen van de individuele aandoeningen durven overschrijden. Er is nood aan een integrale aanpak die verder kijkt dan de traditionele biomedische variabelen zoals bloeddruk en HbA1c 7 en die focust op globale, patiëntgerichte uitkomsten zoals functionele toestand, sociale participatie en levenskwaliteit. Er is binnen deze belangrijke uitdaging duidelijk nood aan een paradigmashift in de zorg waarbij interventies minder probleemgestuurd en meer doelgestuurd worden (Mold e.a., 1991). De doelstellingen worden mee geformuleerd door de patiënt als individu. Enkel op die manier kan het aanbod in de (gezondheids)zorg efficiënt gedifferentieerd worden naargelang specifieke noden en kunnen beperkte middelen in zorg efficiënt worden besteed. 2.4. Ongevallen en valincidenten De meest voorkomende ongevallen en valincidenten in en om het huis zijn sterk leeftijdsafhankelijk (http://www.zorg-en-gezondheid.be/Gezond-leven-en-milieu/Ongevallen-in-deprivésfeer/Ongevallen-bij-kinderen-en-jongeren/). Vandaar dat we ook hier een onderscheid maken tussen de kinderen en jongeren, en de ouderen. 185
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 Kinderen en jongeren In 2008 waren in het Vlaamse Gewest 37 kinderen tussen 1 en 15 jaar het slachtoffer van een dodelijk ongeval. Dit is een daling ten opzichte van 2007 waarin 42 kinderen stierven, maar een stijging ten opzichte van 2006 waarin 26 kinderen stierven (Kind en Gezin, z.j.). Twee derde van deze kinderen stierven na een verkeersongeval (cijfers 2008), zij waren in de meeste gevallen voetganger. Naast verkeersongevallen blijken verdrinking of onderdompeling en onopzettelijke vergiftiging ook nog twee belangrijke doodsoorzaken (Kind en Gezin, z.j.). Wanneer de Europese vergelijking gemaakt wordt, kan opgemerkt worden dat het Vlaamse Gewest met gemiddeld 6,7 sterfgevallen per 100.000 kinderen (0-15 jaar; cijfers 2007) hoog scoort. Enkel in Griekenland stierven er in 2007 meer kinderen door een ongeval, namelijk 7,9 per 100.000. Verder telde Nederland in 2007 3,9 sterfgevallen per 100.000 kinderen, Italië 4,4 en het Verenigd Koninkrijk 4,2 (Kind en Gezin, z.j.). De levensstandaard heeft een invloed op de prevalentie van ongevallen. Wereldwijd is de prevalentie – op enkele uitzonderingen na – omgekeerd evenredig met de levensstandaard van het land (zie tabel 5). In Europa is dit ook zo (WHO, 2008a). Tabel 5. Prevalentie van ongevallen per 100.000 kinderen in Europa*, 2004 Landen met hoog inkomen Landen met laag inkomen Verkeersongevallen 5,2 8,3 Verdrinking 0,6 4,0 Verbranding 0,2 1,1 Valincidenten 0,3 1,0 Vergiftiging 0,2 2,0 * Regio Europa gedefinieerd door de WHO (in totaal 53 landen). Bron: WHO, 2008a. In Vlaanderen zet de omgekeerd evenredige trend zich verder. Vlaanderen doet het voornamelijk slecht op het vlak van verkeersongevallen. Eén van de verkeersveiligheidsindicatoren betreft het aantal voertuigen. In de landen met een hoog inkomen blijft het aantal voertuigen toenemen. In Vlaanderen is het aantal personenwagens tussen 1990 en 2006 toegenomen met meer dan 30%, het aantal vrachtwagens is net niet verdubbeld in die periode (Lammar, 2006). Lang niet alle ongevallen kennen een dodelijke afloop; bij kinderen tussen 0 en 4 jaar zijn de vaakst voorkomende ongevallen zonder de dood tot gevolg valongevallen, ongevallen waarbij het kind zich snijdt of stoot en ongevallen waarbij het kind gekneld of beklemd geraakt. Ouderen Omdat de oudere persoon progressief geconfronteerd wordt met multiple beperkingen en dus een verslechtering van de functionele toestand, is hij steeds meer aangewezen op zijn directe leefomgeving en dus wordt de thuisomgeving erg belangrijk (Myncke & Vandekerckhove, 2007). De afname van de functionaliteit is één van de oorzaken van een toename van het aantal valincidenten, terwijl de gevolgen van de valincidenten op zich een afname van de functionaliteit tot gevolg hebben. De valproblematiek is dan ook een complexe problematiek (Milisen e.a., 2010). 186
- Page 136 and 137: INKOMEN EN ARMOEDE (Cantillon e.a.,
- Page 138 and 139: INKOMEN EN ARMOEDE Wij meten de mat
- Page 140 and 141: INKOMEN EN ARMOEDE Een volgende ind
- Page 142 and 143: INKOMEN EN ARMOEDE 2.3.2. Omvang va
- Page 144 and 145: INKOMEN EN ARMOEDE jongeren. Voor b
- Page 146 and 147: INKOMEN EN ARMOEDE in het land waar
- Page 148 and 149: INKOMEN EN ARMOEDE 2.4. Tussentijds
- Page 150 and 151: INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 14. Armoe
- Page 152 and 153: in % INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 17.
- Page 154 and 155: INKOMEN EN ARMOEDE is hierbij een b
- Page 156 and 157: INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 22. Armoe
- Page 158 and 159: INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 24. Samen
- Page 160 and 161: INKOMEN EN ARMOEDE Gegeven dat stim
- Page 162 and 163: INKOMEN EN ARMOEDE Vlaanderen heeft
- Page 164: INKOMEN EN ARMOEDE Uunk, W., Kalmij
- Page 167 and 168: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 169 and 170: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 171 and 172: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 L
- Page 173 and 174: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 175 and 176: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 t
- Page 177 and 178: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 179 and 180: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 181 and 182: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 b
- Page 183 and 184: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 185: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 H
- Page 189 and 190: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 v
- Page 191 and 192: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 O
- Page 193 and 194: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 D
- Page 195 and 196: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 3
- Page 197 and 198: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 199 and 200: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 b
- Page 201 and 202: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 O
- Page 203 and 204: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 4
- Page 205 and 206: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 5
- Page 207 and 208: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 t
- Page 209 and 210: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 211 and 212: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 B
- Page 213 and 214: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 215 and 216: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 M
- Page 217 and 218: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 W
- Page 219 and 220: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 c
- Page 221 and 222: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 223 and 224: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 225 and 226: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 D
- Page 227 and 228: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 229 and 230: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 d
- Page 231 and 232: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 233 and 234: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 235 and 236: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 g
GEZONDHEID EN ZORG<br />
Met de vergrijzing <strong>van</strong> de <strong>be</strong>volking zullen we ontegensprekelijk instaan voor een groeiende<br />
groep patiënten met multimorbiditeit (zie figuur 8). Brengt de vergrijzing en de toename <strong>van</strong><br />
multimorbiditeit ons enkel en alleen een groeiende groep patiënten met hoge, complexe<br />
zorgnood en afhankelijkheid of gaat de toename <strong>van</strong> de levensverwachting en de vooruitgang<br />
<strong>van</strong> de geneeskunde ook gepaard met langer gezond en onafhankelijk leven Verschillende<br />
studies suggereren dat functie<strong>be</strong>perkingen in het algemeen dalen maar het blijft onduidelijk of<br />
deze vooruitgang geldt voor alle gezondheidsproblemen en patiëntengroepen (Freedman e.a.,<br />
2002).<br />
<strong>De</strong> kennis rond klinische zorg en gezondheidszorgorganisatie heeft zich de laatste decennia<br />
voornamelijk ontwikkeld binnen een probleemgestuurd model. Er zijn richtlijnen en aan<strong>be</strong>velingen,<br />
gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, voorhanden en die heb<strong>be</strong>n de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> de zorg aanzienlijk ver<strong>be</strong>terd. Wanneer men echter bij patiënten met multimorbiditeit zorg<br />
herleidt tot een som <strong>van</strong> ziektespecifieke aan<strong>be</strong>velingen, wordt de zorg voor de patiënt versnipperd<br />
en gefragmenteerd met tegenstrijdige <strong>be</strong>handelingen en polyfarmacie tot gevolg (Boyd<br />
e.a., 2005). Eén <strong>van</strong> de grootste gevaren hierbij is dat men voorbijgaat aan de individuele<br />
voorkeuren, noden en aspiraties <strong>van</strong> de patiënt (Ritchie, 2007). In de dagdagelijkse praktijk<br />
vraagt de zorg voor patiënten met multimorbiditeit dat aan<strong>be</strong>velingen en richtlijnen geoperationaliseerd<br />
worden binnen de context <strong>van</strong> de individuele patiënt: comorbiditeit, patiëntenvoorkeuren,<br />
functionele toestand, levenskwaliteit, levensverwachting en omgevingsfactoren<br />
spelen hier een <strong>be</strong>langrijke rol en zullen ertoe leiden dat er (nu en dan) wordt afgeweken <strong>van</strong><br />
wat de ‘medische evidentie’ voorschrijft.<br />
Zorgmanagement bij patiënten met verschillende chronische aandoeningen is ontegensprekelijk<br />
één <strong>van</strong> de <strong>be</strong>langrijkste uitdagingen binnen de gezondheidszorg voor de komende jaren. Er is<br />
echter nood aan de ontwikkeling <strong>van</strong> specifieke kwaliteitsindicatoren voor patiënten met multimorbiditeit<br />
(Boyd e.a., 2005). Om de uitdaging <strong>van</strong> multimorbiditeit efficiënt aan te gaan,<br />
moeten we meer inzicht krijgen in de impact <strong>van</strong> het probleem op het niveau <strong>van</strong> de individuele<br />
patiënt om zo strategieën in klinische zorg en binnen de gezondheidszorgorganisatie aan te<br />
passen aan de noden in het veld. We moeten hierbij de grenzen <strong>van</strong> de individuele aandoeningen<br />
durven overschrijden. Er is nood aan een integrale aanpak die verder kijkt dan de traditionele<br />
biomedische varia<strong>be</strong>len zoals bloeddruk en HbA1c 7 en die focust op globale, patiëntgerichte<br />
uitkomsten zoals functionele toestand, sociale participatie en levenskwaliteit. Er is<br />
binnen deze <strong>be</strong>langrijke uitdaging duidelijk nood aan een paradigmashift in de zorg waarbij<br />
interventies minder probleemgestuurd en meer doelgestuurd worden (Mold e.a., 1991). <strong>De</strong><br />
doelstellingen worden mee geformuleerd door de patiënt als individu. Enkel op die manier kan<br />
het aanbod in de (gezondheids)zorg efficiënt gedifferentieerd worden naargelang specifieke<br />
noden en kunnen <strong>be</strong>perkte middelen in zorg efficiënt worden <strong>be</strong>steed.<br />
2.4. Ongevallen en valincidenten<br />
<strong>De</strong> meest voorkomende ongevallen en valincidenten in en om het huis zijn sterk leeftijdsafhankelijk<br />
(http://www.zorg-en-gezondheid.<strong>be</strong>/Gezond-leven-en-milieu/Ongevallen-in-deprivésfeer/Ongevallen-bij-kinderen-en-jongeren/).<br />
Vandaar dat we ook hier een onderscheid<br />
maken tussen de kinderen en jongeren, en de ouderen.<br />
185