De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

Leeftijd GEZONDHEID EN ZORG Figuur 1. De leeftijd van de moeder bij een eerste bevalling (gemiddelde), 8 EU-landen, 1970,1995 en 2008*. 30,5 30,0 29,5 29,0 28,5 28,0 27,5 27,0 26,5 26,0 25,5 25,0 24,5 24,0 23,5 1970 1995 2008 België Portugal Denemarken Frankrijk Nederland Spanje Duitsland Verenigd Koninkrijk * 2008 verwijst voor België, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk naar gegevens uit 2006. Bron: www.oecd.org/els/social/family/database De stijging van de gemiddelde leeftijd van de moeder bij een eerste bevalling wordt waargenomen in alle in figuur 1 opgenomen landen. De sterkste stijging over een periode van ruim 25 jaar (1970-1995) is op te merken in Nederland, Denemarken en Frankrijk. In de periode 1995-2008 wordt het grootste zwangerschapsuitstel teruggevonden in Duitsland en Portugal. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen bij de eerste bevalling die rond de 30 jaar ligt, en die nog steeds in stijgende lijn gaat, is een reden tot bezorgdheid. Hoe ouder de vrouw met zwangerschapswens, hoe vaker geassisteerde bevruchting noodzakelijk is, hoe hoger de kans op complicaties tijdens de zwangerschap en hoe vaker medisch ingrijpen plaatsvindt. Dit leidt onvermijdelijk tot een hoger aantal geboorten van baby’s met problemen: prematuur, te laag geboortegewicht en meer kinderen met aangeboren afwijkingen (http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Cijfers-over-geboorte-en-bevalling). We gaan eerst dieper in op de gevolgen van de stijgende maternele leeftijd voor de zwangerschap en bevalling, vervolgens op die voor de baby. 1 bevalling op de 18 in Vlaanderen is het resultaat van medisch begeleide bevruchting, wat opmerkelijk is. Dit cijfer (2009) stagneert tegenover 2008, maar blijft hoog. De technieken die hierbij gebruikt worden, leiden onvermijdelijk tot een hoger aantal meerlingen. Met 1.209 tweelingen (1,8%) hebben we in Vlaanderen in 2009 – op 2008 na – het hoogste absolute aantal sinds 1987. De meeste tweelingen ontstaan nog steeds spontaan, maar de medisch begeleide bevruchting zorgt voor 40 % van de tweelingen (SPE, 2010). Het aantal inducties van de baring vertoont een dalende trend, reeds ingezet in 2001. Toen beviel 30,7% van de Vlaamse zwangere vrouwen na het kunstmatig op gang brengen van de baring. In 2009 beviel 24,2% na inductie. Ook het aantal geboorten via keizersnede blijft dalen. 167

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 In 2009 beviel 19,1% (- 0,4% ten overstaan van 2008) via keizersnede. 2 op de 3 vrouwen maken momenteel gebruik van epidurale verdoving tijdens de bevalling. Wat zijn de gevolgen voor de baby’s In Vlaanderen werd in 2000 zowel als in 2009 6,8% van de baby’s geboren met een gewicht van minder dan 2.500 gram. In het voorbije decennium bleef het percentage baby’s van minder dan 1.500 gram constant op 1,1% . Het percentage te vroeg (preterm) geboren baby’s (< 37 weken) bedroeg zowel in 2000 als in 2009 7,3%. Zowel het aantal baby’s met een laag geboortegewicht, als het aantal te vroeg geboren kinderen (prematuriteit) is sinds 2000 quasi ongewijzigd (SPE, 2010). In Vlaanderen wordt 1 baby op de 125 geboren met een ernstige afwijking. De wijdverspreide prenatale opsporing en interventie via abortus in geval van een gevonden afwijking, zorgt voor een daling van het aantal baby’s met Down syndroom. In 2009 waren het er slechts 41, terwijl zonder een prenatale opsporing men een 100-tal gevallen kon verwachten. Steeds meer baby’s in Vlaanderen krijgen borstvoeding als startvoeding. In 2009 bedroeg dit 66,7% van alle pasgeboren kinderen, terwijl dat het jaar voordien 64,9% was (SVR, 2010). Deze toename kan vastgesteld worden ongeacht de leeftijd van de moeder (Kind en Gezin, z.j.). Figuur 2. Percentage kinderen dat ooit borstvoeding kreeg en percentage kinderen dat op drie maanden en op vier à zes maanden nog borstvoeding krijgt, Vlaanderen en 7 EU-landen 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Ooit borstvoeding Op drie maanden Op vier à zes maanden Duurtijd van de borstvoeding Vlaanderen (2009) Denemarken (2007) Duitsland (2003) Frankrijk (2003) Nederland (2006-08) Portugal (2006) Spanje (2003) Verenigd Koninkrijk (2003) Bron: Kind en Gezin, 2009. in % Wanneer Vlaanderen in een Europees perspectief geplaatst wordt, valt op te merken dat kinderen in de buurlanden, met uitzondering van Frankrijk, vaker borstvoeding krijgen. Determinanten voor het geven van borstvoeding moeten op verschillende niveaus gezocht worden. Zo kunnen de levensstijl van de moeder en ruimer van het gezin/de familie, het geboortegewicht en de gezondheid van de baby mee bepalen of er al dan niet gekozen wordt voor borstvoeding. Een volgend niveau is het gezondheidssysteem, de kwaliteit van de professionele ondersteuning bij het geven van borstvoeding kan bijvoorbeeld bepalend zijn. Ook maatregelen op vlak van volksgezondheid kunnen een effect hebben zoals een financiële tegemoetkoming bij het geven van borstvoeding. Tenslotte kunnen ook culturele en sociale maatregelen aangewezen worden als determinanten zoals bijvoorbeeld de mate waarin het aanvaard wordt om een kind in het openbaar borstvoeding te geven (EU Project on Promotion of Breastfeeding in Europe, 2004). 168

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />

In 2009 <strong>be</strong>viel 19,1% (- 0,4% ten overstaan <strong>van</strong> 2008) via keizersnede. 2 op de 3 vrouwen<br />

maken momenteel gebruik <strong>van</strong> epidurale verdoving tijdens de <strong>be</strong>valling.<br />

Wat zijn de gevolgen voor de baby’s In <strong>Vlaanderen</strong> werd in 2000 zowel als in 2009 6,8% <strong>van</strong><br />

de baby’s geboren met een gewicht <strong>van</strong> minder dan 2.500 gram. In het voorbije decennium<br />

bleef het percentage baby’s <strong>van</strong> minder dan 1.500 gram constant op 1,1% . Het percentage te<br />

vroeg (preterm) geboren baby’s (< 37 weken) <strong>be</strong>droeg zowel in 2000 als in 2009 7,3%. Zowel<br />

het aantal baby’s met een laag geboortegewicht, als het aantal te vroeg geboren kinderen (prematuriteit)<br />

is sinds 2000 quasi ongewijzigd (SPE, 2010).<br />

In <strong>Vlaanderen</strong> wordt 1 baby op de 125 geboren met een ernstige afwijking. <strong>De</strong> wijdverspreide<br />

prenatale opsporing en interventie via abortus in geval <strong>van</strong> een gevonden afwijking, zorgt voor<br />

een daling <strong>van</strong> het aantal baby’s met Down syndroom. In 2009 waren het er slechts 41, terwijl<br />

zonder een prenatale opsporing men een 100-tal gevallen kon verwachten.<br />

Steeds meer baby’s in <strong>Vlaanderen</strong> krijgen borstvoeding als startvoeding. In 2009 <strong>be</strong>droeg dit<br />

66,7% <strong>van</strong> alle pasgeboren kinderen, terwijl dat het jaar voordien 64,9% was (SVR, 2010).<br />

<strong>De</strong>ze toename kan vastgesteld worden ongeacht de leeftijd <strong>van</strong> de moeder (Kind en Gezin, z.j.).<br />

Figuur 2.<br />

Percentage kinderen dat ooit borstvoeding kreeg en percentage kinderen dat op drie maanden<br />

en op vier à zes maanden nog borstvoeding krijgt, <strong>Vlaanderen</strong> en 7 EU-landen<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Ooit borstvoeding Op drie maanden Op vier à zes maanden<br />

Duurtijd <strong>van</strong> de borstvoeding<br />

<strong>Vlaanderen</strong> (2009) <strong>De</strong>nemarken (2007) Duitsland (2003) Frankrijk (2003)<br />

Nederland (2006-08) Portugal (2006) Spanje (2003) Verenigd Koninkrijk (2003)<br />

Bron: Kind en Gezin, 2009.<br />

in %<br />

Wanneer <strong>Vlaanderen</strong> in een Europees perspectief geplaatst wordt, valt op te merken dat kinderen<br />

in de buurlanden, met uitzondering <strong>van</strong> Frankrijk, vaker borstvoeding krijgen. <strong>De</strong>terminanten<br />

voor het geven <strong>van</strong> borstvoeding moeten op verschillende niveaus gezocht worden. Zo kunnen<br />

de levensstijl <strong>van</strong> de moeder en ruimer <strong>van</strong> het gezin/de familie, het geboortegewicht en de<br />

gezondheid <strong>van</strong> de baby mee <strong>be</strong>palen of er al dan niet gekozen wordt voor borstvoeding. Een<br />

volgend niveau is het gezondheidssysteem, de kwaliteit <strong>van</strong> de professionele ondersteuning bij<br />

het geven <strong>van</strong> borstvoeding kan bijvoor<strong>be</strong>eld <strong>be</strong>palend zijn. Ook maatregelen op vlak <strong>van</strong><br />

volksgezondheid kunnen een effect heb<strong>be</strong>n zoals een financiële tegemoetkoming bij het geven<br />

<strong>van</strong> borstvoeding. Tenslotte kunnen ook culturele en sociale maatregelen aangewezen worden<br />

als determinanten zoals bijvoor<strong>be</strong>eld de mate waarin het aanvaard wordt om een kind in het<br />

openbaar borstvoeding te geven (EU Project on Promotion of Breastfeeding in Europe, 2004).<br />

168

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!