De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

INKOMEN EN ARMOEDE 2.3.2. Omvang van de armoede volgens de Vlaamse en Belgische armoederisicodrempel Wanneer we het armoederisico in België vergelijken met de Europese kopgroeplanden, scoort België relatief slecht (figuur 6). Met 15,3% is het armoederisico het grootst in Duitsland, daarna komt België met een armoederisico van 14,7%. In Nederland is het armoederisico het laagst (10,6%). Wanneer we Vlaanderen met een Belgische armoederisicodrempel bekijken, heeft Vlaanderen het laagste armoederisico in vergelijking met de kopgroeplanden (10,0%). Bij het hanteren van een Vlaamse armoederisicodrempel, is de situatie echter niet zo rooskleurig en bekleedt Vlaanderen met een armoederisico van 12,8% slechts een gemiddelde positie binnen de kopgroep. Figuur 6. 18 16 Armoederisico (in %) 14 12 10 8 6 4 2 0 Armoederisico (in %) en armoederisicodrempel (in euro**** per maand), kopgroeplanden en Vlaanderen, 2007* 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0 Armoederisicodrempel (in euro) Duitsland Denemarken Nederland België Frankrijk Armoederisico * Voor Frankrijk: 2006. ** Vlaanderen_VLA is het Vlaamse Gewest met een Vlaamse armoederisicodrempel. *** Vlaanderen_BE is het Vlaamse Gewest met een Belgische armoederisicodrempel. **** Zonder koopkrachtaanpassing. Bron: EU-SILC 2008, Frankrijk: EU-SILC 2007, eigen berekeningen. Oostenrijk Finland Zweden Armoederisicodrempel Luxemburg Vlaanderen_VLA** Vlaanderen_BE*** 2.3.3. Structuur van de armoede volgens Vlaamse en Belgische normen Wanneer we het armoederisico uitsplitsen naar geslacht, vinden we dat vrouwen een hoger armoederisico laten optekenen dan mannen (Figuur 7). Dit verschil (2,3 procentpunt) is het grootst in België (respectievelijk 15,8% en 13,6%). Ook in Vlaanderen is dit verschil relatief groot bij het gebruik van een Belgische armoederisicodrempel (2,1 procentpunt), en zelfs het grootst bij gebruik van een Vlaamse armoederisicodrempel (2,7 procentpunt). Internationale literatuur verklaart dit armoedeverschil tussen mannen en vrouwen aan de hand van een aantal structurele factoren die gelden in de meeste Europese landen (Brady & Kall, 2008). Zo hebben vrouwen een relatief slechtere arbeidsmarktpositie en zijn er meer alleenstaande moeders dan vaders. Vrouwen hebben met andere woorden in het algemeen minder inkomen en dragen met dit beperkter inkomen meer kosten. Een andere reden is dat vrouwen een hogere levensverwachting hebben. Vrouwen zijn daardoor sterk oververtegenwoordigd bij de gepensioneerden die doorgaans over een laag inkomen beschikken. 141

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 Figuur 7. Armoederisico (in %) naar geslacht, kopgroeplanden en Vlaanderen, 2007* in % 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Duitsland Denemarken Nederland België * Voor Frankrijk: 2006. ** Vlaanderen_VLA is het Vlaamse Gewest met een Vlaamse armoederisicodrempel. *** Vlaanderen_BE is het Vlaamse Gewest met een Belgische armoederisicodrempel. Bron: EU-SILC 2008, Frankrijk: EU-SILC 2007, eigen berekeningen. Man Frankrijk Oostenrijk Vrouw Finland Zweden Luxemburg Vlaanderen_VLA** Vlaanderen_BE*** Figuur 8 geeft aan dat scholingsgraad een belangrijke determinant is van het armoederisico in alle kopgroeplanden. De opdeling tussen laag-, midden- en hooggeschoolden is gebaseerd op het hoogst behaalde diploma, respectievelijk tweedegraads secundair, derdegraads secundair onderwijs of hoger onderwijs. Wat het armoederisico voor hooggeschoolden (5,6%) betreft, behoort België bij de koplopers in Europa. Vlaanderen is hier zelfs de absolute koploper in positieve zin, zowel bekeken met een Belgische als met een Vlaamse armoederisicodrempel. In Duitsland is dit het hoogst met 9,4%. Hoewel armoede voor hooggeschoolden dus een gering probleem lijkt te zijn, bestaat er een grote discrepantie met laaggeschoolden. In de kopgroep is het verschil in armoederisico tussen laaggeschoolden en hooggeschoolden het grootst in België (17,0 procentpunt). Voor Vlaanderen is dit verschil, gemeten met een Vlaamse armoederisicodrempel, zelfs nog groter (17,5 procentpunt). Wanneer we een Belgische armoederisicodrempel hanteren is het verschil in armoede tussen laag en hooggeschoolden in Vlaanderen minder groot (13,3 procentpunt). Om de relatie tussen leeftijd en armoederisico na te gaan, maken we een opdeling in vijf relevante categorieën, namelijk ‘kinderen’ (0-15), ‘jongeren’ (16-24), ‘volwassenen’ (25-54), ‘oudere actieven’ (55-64) en ‘gepensioneerden’ (65+). Deze indeling laat toe de periode waarin volwassenen voornamelijk actief zijn (25-54) te vergelijken met andere leeftijdsgroepen. Om de interpretatie te vereenvoudigen geven we twee figuren (9 en 10) weer. In beide figuren staat het armoederisico voor volwassenen, vergeleken met kinder- en jongerenarmoede enerzijds en met het armoederisico bij oudere actieven en gepensioneerden anderzijds. Binnen de EU kopgroep bevindt België (10,6%) zich in de middenmoot wat betreft armoede bij volwassenen. Voor Vlaanderen is het armoederisico het laagst, onafhankelijk van de gebruikte armoederisicodrempel. Wat opvalt in figuur 9 is het hoge armoederisico voor jongeren in vergelijking met kinderen en mensen op actieve leeftijd in Denemarken, Finland en Zweden. Een mogelijke verklaring is dat jongeren in deze landen reeds vroeg op eigen benen (moeten) staan (Lohmann & Marx, 2008). In België en Vlaanderen is er niet veel verschil in het armoederisico tussen kinderen en 142

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />

Figuur 7. Armoederisico (in %) naar geslacht, kopgroeplanden en <strong>Vlaanderen</strong>, 2007*<br />

in %<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Duitsland<br />

<strong>De</strong>nemarken<br />

Nederland<br />

België<br />

* Voor Frankrijk: 2006.<br />

** <strong>Vlaanderen</strong>_VLA is het Vlaamse Gewest met een Vlaamse armoederisicodrempel.<br />

*** <strong>Vlaanderen</strong>_BE is het Vlaamse Gewest met een Belgische armoederisicodrempel.<br />

Bron: EU-SILC 2008, Frankrijk: EU-SILC 2007, eigen <strong>be</strong>rekeningen.<br />

Man<br />

Frankrijk<br />

Oostenrijk<br />

Vrouw<br />

Finland<br />

Zweden<br />

Luxemburg<br />

<strong>Vlaanderen</strong>_VLA**<br />

<strong>Vlaanderen</strong>_BE***<br />

Figuur 8 geeft aan dat scholingsgraad een <strong>be</strong>langrijke determinant is <strong>van</strong> het armoederisico in<br />

alle kopgroeplanden. <strong>De</strong> opdeling tussen laag-, midden- en hooggeschoolden is gebaseerd op<br />

het hoogst <strong>be</strong>haalde diploma, respectievelijk tweedegraads secundair, derdegraads secundair<br />

onderwijs of hoger onderwijs. Wat het armoederisico voor hooggeschoolden (5,6%) <strong>be</strong>treft,<br />

<strong>be</strong>hoort België bij de koplopers in Europa. <strong>Vlaanderen</strong> is hier zelfs de absolute koploper in positieve<br />

zin, zowel <strong>be</strong>keken met een Belgische als met een Vlaamse armoederisicodrempel. In<br />

Duitsland is dit het hoogst met 9,4%. Hoewel armoede voor hooggeschoolden dus een gering<br />

probleem lijkt te zijn, <strong>be</strong>staat er een grote discrepantie met laaggeschoolden. In de kopgroep is<br />

het verschil in armoederisico tussen laaggeschoolden en hooggeschoolden het grootst in België<br />

(17,0 procentpunt). Voor <strong>Vlaanderen</strong> is dit verschil, gemeten met een Vlaamse armoederisicodrempel,<br />

zelfs nog groter (17,5 procentpunt). Wanneer we een Belgische armoederisicodrempel<br />

hanteren is het verschil in armoede tussen laag en hooggeschoolden in <strong>Vlaanderen</strong> minder groot<br />

(13,3 procentpunt).<br />

Om de relatie tussen leeftijd en armoederisico na te gaan, maken we een opdeling in vijf rele<strong>van</strong>te<br />

categorieën, namelijk ‘kinderen’ (0-15), ‘jongeren’ (16-24), ‘volwassenen’ (25-54),<br />

‘oudere actieven’ (55-64) en ‘gepensioneerden’ (65+). <strong>De</strong>ze indeling laat toe de periode waarin<br />

volwassenen voornamelijk actief zijn (25-54) te vergelijken met andere leeftijdsgroepen. Om de<br />

interpretatie te vereenvoudigen geven we twee figuren (9 en 10) weer. In <strong>be</strong>ide figuren staat het<br />

armoederisico voor volwassenen, vergeleken met kinder- en jongerenarmoede enerzijds en met<br />

het armoederisico bij oudere actieven en gepensioneerden anderzijds. Binnen de EU kopgroep<br />

<strong>be</strong>vindt België (10,6%) zich in de middenmoot wat <strong>be</strong>treft armoede bij volwassenen. Voor<br />

<strong>Vlaanderen</strong> is het armoederisico het laagst, onafhankelijk <strong>van</strong> de gebruikte armoederisicodrempel.<br />

Wat opvalt in figuur 9 is het hoge armoederisico voor jongeren in vergelijking met kinderen<br />

en mensen op actieve leeftijd in <strong>De</strong>nemarken, Finland en Zweden. Een mogelijke verklaring is<br />

dat jongeren in deze landen reeds vroeg op eigen <strong>be</strong>nen (moeten) staan (Lohmann & Marx,<br />

2008). In België en <strong>Vlaanderen</strong> is er niet veel verschil in het armoederisico tussen kinderen en<br />

142

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!