De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

CONTEXT landen kunnen worden gezien als zogenaamde ‘Bismarck’-landen waar het recht op sociale bescherming sterk samenhangt met eerder gepresteerde arbeid. Het is wel zo dat over de jaren heen het verschil tussen de landen afneemt (Petrasova, 2008). In landen met traditioneel een hoog aandeel inkomsten uit sociale bijdragen is het aandeel uit de algemene middelen toegenomen. In landen met veel inkomsten uit algemene bijdragen is het belang van de inkomsten uit sociale bijdragen gestegen. 1.2.2. Typologieën van welvaartsstaten De sociale beschermingssystemen in de Europese landen vertonen overeenkomsten en verschilpunten. Verschillende auteurs hebben daarom geprobeerd om die systemen te ordenen in clusters. Ongetwijfeld één van de meest gehanteerde typologieën van welvaartsstaten is die van Esping-Andersen (1990). Hij keek verder dan de omvang en de aard van de sociale uitgaven van elk land en focuste op de visie achter de organisatie en de werking van het sociale systeem. Hij analyseerde het sociale beleid in 18 Europese en niet-Europese landen en ging telkens na in hoeverre er sprake was van ‘decommodificatie’ en ‘sociale stratificatie’ en wat de rol was van de vrije markt, de overheid en het gezin in de productie van welvaart. Decommodificatie slaat op de mate waarin individuen een aanvaardbare levensstandaard kunnen onderhouden onafhankelijk van hun prestaties op de markt. Daarnaast geeft de welvaartsstaat in zekere mate vorm aan de sociale stratificatie (de sociale gelaagdheid en de ermee verbonden ongelijkheden) van een samenleving. Ze versterkt, repliceert of verzwakt de sociale stratificatie veroorzaakt door de vrije markt en brengt nieuwe, aan de welvaartsstaat eigen vormen van stratificatie tot stand. Een derde punt waarop welvaartsstaten zich van elkaar onderscheiden, is de taakverdeling inzake welvaartscreatie en sociale bescherming tussen de drie grote maatschappelijke instituties: het gezin, de vrije markt en de overheid. Op basis van deze drie aspecten maakt Esping-Andersen een onderscheid tussen ‘liberale’, ‘sociaaldemocratische’ en ‘conservatieve’ welvaartsregimes. In liberale welvaartsregimes wordt de nadruk gelegd op de werking van de markt zowel op economisch als op sociaal vlak. De mate van decommodificatie is er laag. De welvaartsstaat is zwak ontwikkeld en komt pas tussen als de arbeidsmarkt, de private verzekeringsmarkt en het gezin tekortschieten. Bovendien zijn de door de welvaartsstaat verstrekte voordelen bescheiden en steeds minder voordelig dan wat er door de markt verstrekt wordt. Doordat de toekenning van sociale voordelen sterk afhankelijk is van middelentoetsing, wordt de sociale stratificatie die tot stand komt door de werking van de markt bestendigd. Sociale bescherming wordt vooral verstrekt via de markt. Private verzekeringen die niet voor iedereen toegankelijk zijn, spelen hierbij een belangrijke rol. Dit leidt tot een aanzienlijke mate van sociale ongelijkheid tussen de welvarende gebruikers van de private welvaartsvoorzieningen en de minder gegoede groepen die van de publieke voorzieningen afhankelijk zijn. Als typevoorbeeld van een dergelijk liberaal welvaartsregime verwijst Esping-Andersen in Europa naar het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Sociaaldemocratische welvaartsregimes kenmerken zich door een doorgedreven mate van decommodoficatie. De welvaartsstaat is gebaseerd op universele, nationale solidariteit (voorzieningen gefinancierd via belastingen in plaats van bijdragen) en op met het burgerschap verbonden sociale rechten (onafhankelijk van de individuele band met de arbeidsmarkt). De 13

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 universele solidariteit draagt sterk bij tot gelijkheid. Als Europese voorbeelden verwijst Esping- Andersen naar Zweden, Noorwegen, Finland en Denemarken. Het derde type welvaartsregimes zijn de conservatieve of ‘corporatistische’ regimes. Zij vertonen een middelmatige graad van decommodificatie. Het gaat echter niet over met burgerschap verbonden rechten, maar om sociale rechten verbonden aan voorafgaandelijke en voldoende deelname aan de arbeidsmarkt (niet gefinancierd door belastingen maar door individuele bijdragen). Het zorgt er voor dat de bestaande sociale stratificatie sterk wordt bestendigd. Inzake de strijd tegen ongelijkheid scoort dit type tussen de twee andere types in. Typevoorbeeld is Duitsland, maar ook landen als Oostenrijk, België, Frankrijk, Italië en Nederland vertonen heel wat kenmerken van dit welvaartsregime. Ondanks het feit dat het werk van Esping-Andersen algemeen als een mijlpaal aanzien wordt, kreeg zijn typologie toch ook kritiek en werden tal van alternatieven geformuleerd. Eén van de belangrijkste kritieken heeft betrekking op de afwezigheid van een afdoende classificatie van de Zuid-Europese (behalve Italië) en Oost-Europese landen (Arts & Gelissen, 2002; Schubert e.a., 2009). Recentelijk wordt ook meer de nadruk gelegd op de bestaande diversiteit van de verschillende bestaande Europese welvaartssystemen. Bazant & Schubert (2009) slaagden er in een uitgebreide vergelijkende studie van de welvaartssystemen van de 27 EU-landen niet in om één van de bestaande typologieën bevestigd te krijgen of duidelijke nieuwe clusters naar voor te schuiven. Het illustreert de eigenheid van elk individueel welvaartssysteem. 2. De macro-economische context De economische welvaart van een gebied wordt meestal gemeten op basis van het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner en de componenten ervan. In wat volgt, wordt daarom eerst ingegaan op deze elementen. Vervolgens wordt de economische groei belicht. De inflatie en de werkgelegenheid zijn andere belangrijke macro-economische variabelen. De laatste paragraaf handelt over de evolutie van de uitvoer en de Vlaamse marktaandelen. Telkens wordt gewerkt met zo recent mogelijk cijfermateriaal, soms met ramingen. 2.1. Economische welvaart Vlaanderen heeft een relatief hoog bbp per inwoner (figuur 3). Het Vlaamse bbp per inwoner wordt voor 2010 geraamd op 28.300 euro koopkrachtpariteiten (kkp). Dat is boven het EU27- gemiddelde (24.400 euro kkp) maar lager dan het gemiddelde in de ‘oude’ EU15 (29.400 euro kkp). Deze waarde is goed voor een negende plaats in de lijst van EU27-landen. Luxemburg is de absolute topper (59.400 euro kkp), dankzij zijn rol als financieel en Europees administratief centrum. Een aantal Scandinavische lidstaten, Ierland, Nederland, Oostenrijk en Duitsland scoren eveneens hoger. Het geraamde Belgische bbp is met 28.500 euro kkp iets hoger dan het Vlaamse. Dat heeft te maken met de rol van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: hoofdstedelijke gebieden zijn generatoren van welvaart vanwege de concentratie van hoofdzetels van firma’s en administraties. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is een klein gebied in tegenstelling tot bijvoorbeeld Île-de-France, Greater London of Lazio Roma. Dit betekent dat het woon-werkverkeer zich in 14

CONTEXT<br />

landen kunnen worden gezien als zogenaamde ‘Bismarck’-landen waar het recht op sociale<br />

<strong>be</strong>scherming sterk samenhangt met eerder gepresteerde ar<strong>be</strong>id. Het is wel zo dat over de jaren<br />

heen het verschil tussen de landen afneemt (Petrasova, 2008). In landen met traditioneel een<br />

hoog aandeel inkomsten uit sociale bijdragen is het aandeel uit de algemene middelen toegenomen.<br />

In landen met veel inkomsten uit algemene bijdragen is het <strong>be</strong>lang <strong>van</strong> de inkomsten<br />

uit sociale bijdragen gestegen.<br />

1.2.2. Typologieën <strong>van</strong> welvaartsstaten<br />

<strong>De</strong> sociale <strong>be</strong>schermingssystemen in de Europese landen vertonen overeenkomsten en verschilpunten.<br />

Verschillende auteurs heb<strong>be</strong>n daarom gepro<strong>be</strong>erd om die systemen te ordenen in clusters.<br />

Ongetwijfeld één <strong>van</strong> de meest gehanteerde typologieën <strong>van</strong> welvaartsstaten is die <strong>van</strong><br />

Esping-Andersen (1990). Hij keek verder dan de om<strong>van</strong>g en de aard <strong>van</strong> de sociale uitgaven <strong>van</strong><br />

elk land en focuste op de visie achter de organisatie en de werking <strong>van</strong> het sociale systeem. Hij<br />

analyseerde het sociale <strong>be</strong>leid in 18 Europese en niet-Europese landen en ging telkens na in<br />

hoeverre er sprake was <strong>van</strong> ‘decommodificatie’ en ‘sociale stratificatie’ en wat de rol was <strong>van</strong><br />

de vrije markt, de overheid en het gezin in de productie <strong>van</strong> welvaart. <strong>De</strong>commodificatie slaat<br />

op de mate waarin individuen een aanvaardbare levensstandaard kunnen onderhouden onafhankelijk<br />

<strong>van</strong> hun prestaties op de markt. Daarnaast geeft de welvaartsstaat in zekere mate vorm<br />

aan de sociale stratificatie (de sociale gelaagdheid en de ermee verbonden ongelijkheden) <strong>van</strong><br />

een samenleving. Ze versterkt, repliceert of verzwakt de sociale stratificatie veroorzaakt door<br />

de vrije markt en brengt nieuwe, aan de welvaartsstaat eigen vormen <strong>van</strong> stratificatie tot stand.<br />

Een derde punt waarop welvaartsstaten zich <strong>van</strong> elkaar onderscheiden, is de taakverdeling<br />

inzake welvaartscreatie en sociale <strong>be</strong>scherming tussen de drie grote maatschappelijke instituties:<br />

het gezin, de vrije markt en de overheid.<br />

Op basis <strong>van</strong> deze drie aspecten maakt Esping-Andersen een onderscheid tussen ‘li<strong>be</strong>rale’,<br />

‘sociaaldemocratische’ en ‘conservatieve’ welvaartsregimes.<br />

In li<strong>be</strong>rale welvaartsregimes wordt de nadruk gelegd op de werking <strong>van</strong> de markt zowel op<br />

economisch als op sociaal vlak. <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> decommodificatie is er laag. <strong>De</strong> welvaartsstaat is<br />

zwak ontwikkeld en komt pas tussen als de ar<strong>be</strong>idsmarkt, de private verzekeringsmarkt en het<br />

gezin tekortschieten. Bovendien zijn de door de welvaartsstaat verstrekte voordelen <strong>be</strong>scheiden<br />

en steeds minder voordelig dan wat er door de markt verstrekt wordt. Doordat de toekenning<br />

<strong>van</strong> sociale voordelen sterk afhankelijk is <strong>van</strong> middelentoetsing, wordt de sociale stratificatie<br />

die tot stand komt door de werking <strong>van</strong> de markt <strong>be</strong>stendigd. <strong>Sociale</strong> <strong>be</strong>scherming wordt vooral<br />

verstrekt via de markt. Private verzekeringen die niet voor iedereen toegankelijk zijn, spelen<br />

hierbij een <strong>be</strong>langrijke rol. Dit leidt tot een aanzienlijke mate <strong>van</strong> sociale ongelijkheid tussen de<br />

welvarende gebruikers <strong>van</strong> de private welvaartsvoorzieningen en de minder gegoede groepen<br />

die <strong>van</strong> de publieke voorzieningen afhankelijk zijn. Als typevoor<strong>be</strong>eld <strong>van</strong> een dergelijk li<strong>be</strong>raal<br />

welvaartsregime verwijst Esping-Andersen in Europa naar het Verenigd Koninkrijk en<br />

Ierland.<br />

Sociaaldemocratische welvaartsregimes kenmerken zich door een doorgedreven mate <strong>van</strong> decommodoficatie.<br />

<strong>De</strong> welvaartsstaat is gebaseerd op universele, nationale solidariteit<br />

(voorzieningen gefinancierd via <strong>be</strong>lastingen in plaats <strong>van</strong> bijdragen) en op met het burgerschap<br />

verbonden sociale rechten (onafhankelijk <strong>van</strong> de individuele band met de ar<strong>be</strong>idsmarkt). <strong>De</strong><br />

13

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!